Organisatie | Werkzaak Rivierenland |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregels terugvordering, invordering en kwijtschelding Participatiewet, IOAW en IOAZ Werkzaak Rivierenland 2024 |
Citeertitel | Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, IOAW en IOAZ Werkzaak Rivierenland |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, IOAW en IOAZ Werkzaak Rivierenland.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-06-2024 | nieuwe regeling | 14-05-2024 |
Werkzaak Rivierenland voert de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte oudere werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) uit. Uitgangspunt van deze wetten is dat teveel verstrekte bijstand wordt teruggevorderd en dat debiteuren de teruggevorderde bijstand volledig terugbetalen.
De wet geeft ons bij de terug- en invordering van bijstand op diverse punten beleidsruimte en bevoegdheden om in een concrete situatie een evenwichtig besluit te nemen over de terug- en invordering van bijstand. In deze beleidsregels geven we invulling aan die beleidsruimte en bepalen we hoe we onze bevoegdheden willen gebruiken. Daarbij houden we de focus op perspectief voor de debiteur, zodat deze kan (blijven) meedoen in de samenleving en uitzicht heeft op een schuldenvrije toekomst.
Toepassingsbereik en wettelijk kader
Deze beleidsregels hebben betrekking hebben op de bijstandsuitkering voor levensonderhoud en de studietoeslag, die Werkzaak verstrekt op grond van de Participatiewet (Pw), en op de bijstand voor levensonderhoud die Werkzaak verstrekt op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte oudere werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).
Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op de bijstand voor levensonderhoud en bedrijfskapitaal die Werkzaak verstrekt op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) en op de bijstand die Werkzaak heeft verstrekt op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo).
Artikel 5. Matiging van het terugvorderingsbedrag
Als een vordering is ontstaan door schending van de inlichtingenplicht, dan matigen wij de vordering, als het de debiteur gelet op alle aanwezige omstandigheden niet kan worden verweten dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Dat is in ieder geval zo als een bewindvoerder heeft nagelaten de nodige inlichtingen te verstrekken. Dat is ook zo als de debiteur vanwege zijn psychische, mentale of cognitieve toestand niet goed in staat was aan de inlichtingenplicht te voldoen.
Hoofdstuk 3. Invordering (het aflossen van de vordering)
Artikel 9. Aflossing door verrekening met lopende uitkering
Als de debiteur nog bijstand van ons ontvangt, dan verrekenen wij de vordering met de bijstand op grond van artikel 60 lid 3 en 4 Pw, artikel 28 lid 2 en 3 IOAW en artikel 28 lid 2 en 3 IOAZ. Dit betekent dat wij maandelijks een bedrag op de uitkering inhouden waarmee de vordering wordt afgelost. Wij stellen het aflossingsbedrag vast op het voor beslag vatbare bedrag conform het bepaalde in artikel 475 van het Wetboek van Rechtsvordering. In beginsel komt dit overeen met 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan op verzoek van de debiteur een flexibele betalingsregeling worden getroffen als de vordering daarmee binnen een periode van 36 maanden vanaf het moment van vaststelling van de vordering in zijn geheel wordt afgelost. Denk aan afspraken over een andere ingangsdatum, een hoger of lager aflossingsbedrag of aflossen door spaargeld of verdiensten uit vakantiewerk in te zetten.
Artikel 11. Betalingsregeling bij debiteur zonder bijstand
Uitgangspunt van de betalingsregeling is dat de debiteur maandelijks 5% van zijn netto inkomen inclusief vakantietoeslag gebruikt om de vordering af te lossen (aflossingsbedrag). Op gemotiveerd verzoek van debiteur berekenen wij het voor beslag vatbare bedrag conform artikel 475 van het Wetboek van Rechtsvordering en stellen we het aflossingsbedrag daarop vast.
In afwijking van lid 2 kan op verzoek van de debiteur een flexibele betalingsregeling worden getroffen als de vordering daarmee binnen een periode van 36 maanden vanaf het moment van vaststelling van de vordering in zijn geheel wordt afgelost. Denk aan afspraken over een andere ingangsdatum, een lager aflossingsbedrag, variabele aflosbedragen en aflossen door spaargeld of verdiensten uit vakantiewerk in te zetten.
Naast het bepaalde in lid 2 en 3 geldt bij een vordering die is ontstaan door schending van de inlichtingenplicht of wegens naderhand verkregen middelen een extra voorwaarde voor de betalingsregeling: als de debiteur de beschikking heeft of krijgt over liquide middelen, dan kunnen wij bepalen dat hij een redelijk percentage van die middelen aanwendt om de vordering af te lossen.
Hoofdstuk 4. Kwijtschelding (afzien van (verdere) invordering)
Artikel 12. Kwijtschelding (geen schending inlichtingenplicht)
Bij de toepassing van het bepaalde in lid 1 onder c worden perioden waarin de debiteur niet aan zijn aflosverplichting heeft voldaan wegens verblijf in detentie of verblijf in het buitenland, niet meegeteld bij het bepalen van de 36-maandentermijn. Hetzelfde geldt voor de debiteur die in de BRP geregistreerd is als ‘vertrokken onbekend waarheen (VOW)’ en van wie geen woon- of verblijfplaats bekend is.
Artikel 13. Kwijtschelding (schending inlichtingenplicht)
Als de vordering is ontstaan door schending van de inlichtingenplicht, dan verlenen wij ambtshalve kwijtschelding van (het restant van de) vordering in de volgende situaties:
de debiteur heeft sinds de vaststelling van de vordering niet ten minste 120 maanden aan of ten behoeve van ons op de vordering afgelost conform de aflosverplichting, maar heeft het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten alsnog betaald; of
Wij kunnen op verzoek kwijtschelding verlenen van (het restant van de) vordering, als de debiteur sinds de vaststelling van de vordering ten minste 60 maanden aan of ten behoeve van ons heeft afgelost en daarna een bedrag gelijk aan ten minste 50% van de (restant)vordering in een keer heeft afgelost.
Bij de toepassing van het bepaalde in lid 1 onder c worden perioden waarin de debiteur niet aan zijn aflosverplichting heeft voldaan wegens verblijf in detentie of verblijf in het buitenland, niet meegeteld bij het bepalen van de 120-maandentermijn. Hetzelfde geldt voor de debiteur die in de BRP geregistreerd is als ‘vertrokken onbekend waarheen (VOW)’ en van wie geen woon- of verblijfplaats bekend is.
Artikel 14. Kwijtschelding van kruimelbedragen bij beëindiging
Bij beëindiging van het recht op bijstand schelden wij het totaal aan restantvorderingen ambtshalve kwijt, als het openstaande bedrag na verrekening met de gereserveerde vakantietoeslag € 250,= of minder is.