Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Losser

Regeling kinderopvang via sociaal medische indicatie gemeente Losser

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLosser
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling kinderopvang via sociaal medische indicatie gemeente Losser
CiteertitelRegeling kinderopvang via een Sociaal Medische Indicatie gemeente Losser
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Regeling tegemoetkoming sociaal-medische kinderopvang gemeente Losser.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet kinderopvang
  2. artikel 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 31 van de Participatiewet
  4. artikel 32 van de Wet werk en bijstand
  5. artikel 34 van de Participatiewet
  6. artikel 35 van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-06-2024nieuwe regeling

21-05-2024

gmb-2024-245801

23Z00701 / 24.0003405

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling kinderopvang via sociaal medische indicatie gemeente Losser

Het college van burgemeester en wethouders van Losser;

 

gelet op de bepalingen in de Wet kinderopvang (Wko); artikel 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 31, 32, 34 en 35 van de Participatiewet;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de regeling kinderopvang via sociaal medische indicatie gemeente Losser

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Doel van deze regeling

Deze regeling heeft als doel te voorzien in een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociale- en/of medische indicatie.

Artikel 2. Betekenis van de begrippen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      BSO: buitenschoolse opvang;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Losser;

    • c.

      voorliggende voorziening: alvorens er een recht bestaat op deze regeling, er een recht is op een andere regeling;

    • d.

      de wet: de Wet Kinderopvang (Wko);

    • e.

      gemeente: de gemeente Losser;

    • f.

      kind: het desbetreffende kind of kinderen;

    • g.

      kinderopvangorganisatie: een voorziening van kinderopvang zoals een BSO, een kinderdagverblijf of een gastouderbureau welke in het landelijk register is opgenomen;

    • h.

      kinderopvang: de opvang van kinderen in een landelijk geregistreerde kinderopvang die woonachtig zijn in de gemeente Losser volgens de Basisregistratie Personen (BRP);

    • i.

      LRK: Landelijk Register Kinderopvang;

    • j.

      Ouder of ouders: de ouder(s) of de wettelijke verzorger(s) van het kind;

    • k.

      professional: een onafhankelijke specialist, jeugdarts of jeugdverpleegkundige van het consultatiebureau, huisarts of een consulent van de gemeente;

    • l.

      SMI: Sociaal Medische Indicatie;

    • m.

      VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie;

    • n.

      Consulent.

  • 1.

    Voor zover niet anders is bepaald hebben begrippen in deze beleidsregel dezelfde betekenis als in de Wko of de Participatiewet.

Hoofdstuk 2: Doelgroep van deze beleidsregel

Artikel 3. Doelgroep

Deze beleidsregel is van toepassing op een ouder/verzorger:

  • a.

    die volgens de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens woonachtig is in de gemeente Losser en;

  • b.

    die geen gebruik kan maken van opvang door de op een ander adres wonende andere ouder/verzorger, een meerderjarige huisgenoot, iemand uit het sociale netwerk of van een voorliggende voorziening die passend en toereikend is;

  • c.

    die niet reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen waarvan;

  • d.

    het betreffende kind of de betrokken ouder tot de categorie personen behoort met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en waarvoor is komen vast te staan dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken.

Hoofdstuk 3: Aanvraagproces en voorwaarden

Artikel 4. Aanvraag van een tegemoetkoming op basis van een Sociaal Medische Indicatie

  • 1.

    Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociale en/of medische indicatie dient door de ouder(s) te worden ingediend bij het college.

  • 2.

    Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat tenminste:

    • a.

      de NAW gegevens van de aanvragende ouder(s)/verzorger(s);

    • b.

      de naam, achternaam, geslacht en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • c.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

Artikel 5. Voorwaarden om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen

Om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het betreffende kind of de betrokken ouder behoort tot de categorie personen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking en/of verslavingsproblemen en het staat vast dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maakt, of;

  • b.

    het betreffende kind groeit op in een (chronische) onveilige thuisomgeving, waarbij het essentieel is om het welbevinden van het kind te verhogen door het kind meer tijd te laten doorbrengen buiten het gezin, in een veilige, gewone, ontspannen en pedagogisch verantwoorde omgeving, zodat de kans op een gedwongen kader of uithuisplaatsing en psychische problemen van het kind op latere leeftijd verkleind worden, of;

  • c.

    er is vastgesteld dat er sprake is van een crisissituatie waardoor de ouder tijdelijk niet in staat is om de verzorging of betaling van kinderopvang op zich te nemen, of;

  • d.

    de noodzaak voor kinderopvang op basis van een SMI blijkt uit overlegging van een (medisch) advies door het consultatiebureau (jeugdarts of jeugdverpleegkundige) of een consulent van de gemeente.

Hoofdstuk 4: Toekenning en voorwaarde van de tegemoetkoming

Artikel 6. Aanspraak op tegemoetkoming

  • 1.

    De ouder of ouders maakt/maken aanspraak op een tegemoetkoming in de te betalen kosten van kinderopvang als:

    • a.

      de noodzaak voor kinderopvang blijkt op grond van het advies van het consultatiebureau (jeugdarts of jeugdverpleegkundige) of op grond van een advies van de consulent van de gemeente, inclusief het noodzakelijke aantal opvanguren per dag en week en de verwachte noodzakelijke duur van de tegemoetkoming;

    • b.

      dit advies vergezeld gaat van een (hulpverlenings)plan waarin de aanpak van het onderliggende probleem wordt beschreven en;

    • c.

      ouder(s) dit hulpverleningsplan onderschrijven;

    • d.

      de kinderopvang wordt verzorgd door een in het LRK geregistreerde kinderopvangorganisatie.

  • 2.

    Het college kan ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid advies vragen bij een adviesorgaan of onafhankelijke derden.

  • 3.

    Het college weigert een tegemoetkoming als de ouders aanspraak kunnen maken op een passende voorliggende voorziening zoals opvang via het eigen sociale netwerk, de Zorgverzekeringswet, de Wet kinderopvang.

Artikel 7. Omvang van de tegemoetkoming

  • 1.

    Het college verleent een tegemoetkoming voor het aantal uren opvang dat door het consultatiebureau (jeugdarts of jeugdverpleegkundige) of de consulent van de gemeente noodzakelijk wordt geacht.

  • 2.

    Ouders doen al het mogelijke om het aantal uren noodzakelijke opvang zo laag mogelijk te laten zijn.

Artikel 8. Duur van de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt toegekend voor de duur van maximaal 12 maanden per jaar en kan, na een nieuwe aanvraag, worden verlengd.

  • 2.

    Indien blijkt dat een verlenging van de tegemoetkoming noodzakelijk is, kan vanaf 6 maand voor afloop van de indicatie een aanvullende indicatie worden afgegeven.

  • 3.

    Kinderopvang via een SMI is bedoeld als een tijdelijke oplossing en daarmee niet structureel van aard. Ouders doen dan ook al het mogelijke om de periode waarin opvang noodzakelijk is, zo kort mogelijk te laten zijn.

Artikel 9. Hoogte en omvang van de tegemoetkoming

Een SMI indicatie wordt voor maximaal 52 weken per kalenderjaar afgegeven, waarbij gerekend wordt met het uurtarief van de desbetreffende kinderopvang voor maximaal 230 uur opvang per maand.

Artikel 10. Voorwaarde medewerking aan (hulpverlenings)plan

  • 1.

    In ruil voor het gebruik van de kindplek moet de ouder (of de ouders) het hulpverlenersplan dat zij samen met de consulent hebben opgesteld onderschrijven.

  • 2.

    De ouder dient gedurende de periode van plaatsing van het kind actief mee te werken aan het (hulpverlenings)plan.

  • 3.

    Indien de ouder niet actief meewerkt of niet aan de afspraken gemaakt in het plan kan voldoen in verband met bijzondere omstandigheden, dan treedt hij in overleg met de betrokken consulent om afspraken te maken op welke termijn, in welke opbouw of op welke manier wel aan de gemaakte afspraken kan worden voldaan.

  • 4.

    Indien de ouder zich onvoldoende inzet om het onderliggende probleem te verhelpen en/of te verminderen, dan kan de tegemoetkoming op basis van deze regeling stopgezet worden.

Artikel 11. Intrekking en wijziging

Het college kan een indicatie, genomen op grond van deze beleidsregels, geheel of gedeeltelijk intrekken of ten nadele van een ouder/verzorger wijzigen als:

  • a.

    niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden of verplichtingen zoals opgenomen in deze beleidsregels;

  • b.

    gebleken is dat gegevens op grond waarvan beschikt is zodanig onjuist waren, dat waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • c.

    relevante wijzigingen niet onmiddellijk bij het college zijn gemeld;

  • d.

    de indicatie ten onrechte is verstrekt en de ouder/verzorger dit wist of redelijkerwijs heeft kunnen weten.

Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

Artikel 12. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als Regeling kinderopvang via een Sociaal Medische Indicatie gemeente Losser.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 3.

    De Regeling kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie, vastgesteld op 28 juni 2011, wordt ingetrokken.

  • 4.

    De Regeling blijft van toepassing op beschikkingen die op grond van deze regeling zijn afgegeven, tenzij de Regeling kinderopvang via een sociaal medische indicatie voor betrokken leidt tot een positievere uitkomst in omvang, duur of hoogte.

Losser, 21 mei 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Losser,

secretaris,

drs. J. van Dam

burgemeester,

G.J. Kok MDR

Artikelsgewijze toelichting

 

Inleiding

 

Deze regels voor een kinderopvang met een sociaal medische indicatie biedt ouders financiële mogelijkheden om tijdelijk kinderopvang mogelijk te maken. Er zijn namelijk ouders die geen gebruik kunnen maken van kinderopvangtoeslag, terwijl dat wel (zeer) wenselijk is. Dit zijn (alleenstaande) ouders die, geen of maar beperkt recht hebben op kinderopvangtoeslag maar voor wie kinderopvang als gevolg van sociaal-medische redenen wel wenselijk is. Bijvoorbeeld als één van de ouders werkt, terwijl de andere ouder om sociale- of gezondheidsproblemen tijdelijk niet voor de kinderen kan zorgen. Voor ze kinderen is opvang via een sociaal medische indicatie mogelijk. Op die manier kan toegewerkt worden naar een structurele oplossing voor de gezinssituatie.

 

Het kan ook voorkomen dat het welbevinden en opgroeisituatie van het kind gevaar loopt door allerlei omstandigheden. Bij deze situaties is het belangrijk dat het kind meer tijd buitenshuis doorbrengt, in een veilige, gewone, pedagogisch verantwoorde en ontspannen omgeving.

 

De gemeente Losser biedt deze regeling al langer aan, maar de huidige regeling is aan vernieuwing toe. Deze vernieuwde regeling maakt het mogelijk dat ouders in plaats van het betalen van een eigen bijdrage samen met de consulent een hulpverleningplan maken en dit onderschrijven. Het doel van deze regeling is dat zowel de ouders als kinderen ondersteund kunnen worden. Het kind bijvoorbeeld om een dreigende ontwikkelingsachterstand te voorkomen. De ouder om bijvoorbeeld tijdelijk ontlast te worden of te werken aan persoonlijke problematieken.

 

Artikel 1. Doel van deze beleidsregel

Voor dit artikel is geen nadere uitleg nodig.

 

Artikel 2. Betekenis van de begrippen

Voor dit artikel is geen nadere uitleg nodig.

 

Artikel 3. Doelgroep

Lid a t/m d

 

Lid a t/m d legt zich toe op de situatie dat de sociaal-medische indicatie wordt verleend op basis van de in de ouder gelegen factoren. Bij de ouder kan onder andere mogelijk sprake zijn van overbelasting of gedeeltelijke onmacht door een lichamelijke, (licht) verstandelijke of psychische beperking en/of verslavingsproblematiek waarbij al maximale hulp is of wordt ingezet. Hulp kan dan bijvoorbeeld worden verkregen vanuit de Geestelijke gezondheidzorg (GGZ) en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De kinderopvang SMI kan bijvoorbeeld worden ingezet tijdens het opstarten van het hulpverleningstraject, dan wel als blijkt dat de geboden hulpverlening (nog) niet voldoende is.

 

Lid e t/m f

Lid e t/m f legt zich toe op de situatie dat de sociaal-medische indicatie wordt verleend op basis van kindfactoren. De kinderopvang is nodig voor een veilige, goede en gezonde ontwikkeling van het kind. Bij het indiceren vanuit het kind gezien, dient allereerst de medische en sociale situatie in kaart te zijn gebracht door de consulent. Vanuit die situatie kan aanvullende kinderdagopvang een deel van de oplossing van de verzorgingsproblematiek zijn. Ook kan in pedagogische noodsituaties kinderopvang een aanvullende plaats hebben.

 

Artikel 4. Aanvraag van een tegemoetkoming op basis van een Sociaal Medische Indicatie

Voor dit artikel is geen nadere uitleg nodig.

 

Artikel 5. Voorwaarden om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen

De doelgroep die voor deze regeling in aanmerking komen zijn gezinnen waarvan de ouders (tijdelijk) geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en waarbij is vastgesteld dat er sprake is van een sociaal-medische beperking bij de ouder zelf of het kind. Eén of meerdere van deze beperkingen maken het noodzakelijk dat kinderopvang nodig is, omdat de ouder bijvoorbeeld niet voor het kind kan zorgen of omdat anders de ontwikkeling van kind gevaar loopt.

 

De ouder en/of partner die niet werkt/werken of waarvan één van de ouders niet werkt, kunnen geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Als er sprake is van sociaal-medische problematiek binnen het gezin is het soms toch noodzakelijk om het kind te laten deelnemen aan de kinderopvang. De leeftijd van het kind ligt meestal tussen jonger dan één jaar en de middelbare schoolleeftijd.

 

Artikel 6. Aanspraak op tegemoetkoming

Lid 1 sub a

De noodzaak voor een SMI dient gebaseerd te zijn op een advies van het consultatiebureau (jeugdarts of jeugdverpleegkundige). Het advies tot noodzaak van een SMI kan ook afgegeven worden door een, consulent van de gemeente Losser.

 

Lid 3

De tegemoetkoming is bedoeld als een vangnet. Als de informele kinderopvang (opvang door buurt, familie, mantelzorger etc.) of andere voorliggende voorzieningen uitkomst kunnen bieden voor de opvangvraag, dan moet daarvan gebruik worden gemaakt.

 

Wel zal altijd getoetst moeten worden of de voorliggende voorziening toereikend en passend is gelet op het doel waar deze voor bestemd is. In sommige situaties kan de tegemoetkoming voor de kinderopvang ingezet worden ter aanvulling op de voorliggende voorziening.

 

Onder een voorliggende voorziening verstaan we in de gemeente Losser:

  • a.

    Opvangmogelijkheden via het eigen sociale netwerk;

  • b.

    Opvang via de Zorgverzekeringswet;

  • c.

    Opvang via de Wet kinderopvang;

 

Ad A. Het eigen sociale netwerk zien wij als een voorliggende voorziening op de kinderopvang. Het sociale netwerk is een groep mensen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt. Daarbij horen mantelzorgers, net als (andere) familieleden, vrienden, buren en collega’s. Bij de aanvraag wordt besproken of de ouder een beroep kan doen op ondersteuning vanuit het sociale netwerk en in welke mate hiervan sprake kan zijn.

 

Ad B. Vanuit de aanvullende verzekering kan de zorgverzekeraar een vergoeding verstrekken voor de kinderopvang. Dit kan per verzekeraar verschillen. Bijvoorbeeld wanneer de ouder, partner of een ander kind binnen het gezin wordt opgenomen in het ziekenhuis. Mogelijk kan er ook aanspraak worden gemaakt op vergoeding van onder andere speltherapie of psychosociale therapie die bijdragen aan het verbeteren van de gezinssituatie.

 

Ad C. Indien de (vergoeding van de) opvang vanuit de Wet kinderopvang kan worden ingezet, gaat dit boven de SMI-regeling. Hiervoor gelden andere criteria en spelregels. De ouder kan dan in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Deze toeslag dekt niet alle kosten voor de kinderopvang. Er resteert een eigen bijdrage.

 

Artikel 7. Omvang van de tegemoetkoming

De omvang van de tegemoetkoming wordt door de indicatiesteller/consulent bij de gemeente of GGD/jeugdarts vastgesteld. Het betreft maatwerk: de consulent van de gemeente maakt hier, in overleg met de ouders, een afweging die passend is voor iedere afzonderlijke situatie en aansluit op de behoeften van het kind/ouders.

 

Artikel 8. Duur van de tegemoetkoming

Kinderopvang via een SMI is bedoeld als een tijdelijke oplossing en daarmee niet structureel van aard. Met de inzet van een SMI wordt er gewerkt aan een oplossing voor de langere termijn voor de desbetreffende ouders en/of het kind.

 

Artikel 9. Hoogte van de tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming betreft de feitelijke kosten die in rekening worden gebracht door de kinderopvang. Dit kan per kinderopvang verschillend zijn, aangezien zij verschillende uurtarieven hanteren. We vergoeden alleen het uurtarief dat in rekening wordt gebracht door de kinderopvang. Indien het uurtarief van de kinderopvang goedkoper is dan het maximum uurtarief van de Belastingdienst, vergoeden we het uurtarief dat in rekening wordt gebracht door de kinderopvang.

 

De hoogte van het maximum uurtarief is afhankelijk van het soort kinderopvang (bijvoorbeeld een Kinderdagopvang of BSO). We vergoeden alleen de kinderopvang van een in het LRK geregistreerde kinderopvangorganisatie.

 

De tegemoetkoming kan worden ingetrokken als een ouder na meerdere waarschuwingen ondubbelzinnig geen medewerking verleent aan de verbetering en/of vermindering van zijn of haar situatie.

 

Artikel 11. Intrekking en wijziging

Voor dit artikel is geen nadere uitleg nodig.

 

Artikel 12. Onvoorziene omstandigheden

Voor dit artikel is geen nadere uitleg nodig.

 

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

Voor dit artikel is geen nadere uitleg nodig.