Organisatie | Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening |
Citeertitel | Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening |
Vastgesteld door | gedelegeerde functionaris |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Wet sociale werkvoorziening Wsw persoonsgebonden budget begeleid werken gemeenschappelijke regeling Werkvoorzieningsschap Nijmegen e.o. WNO <BREED> |
Deze verordening is op 26 juni 2008 vastgesteld door het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Nijmegen e.o. (Breed). De gemeenteraad van Nijmegen heeft de zienswijze over deze verordening bij besluit van 4 juni 2008 aanvaard.
Wet sociale werkvoorziening, artikel 7, lid 10
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2008 | Onbekend | 26-06-2008 Gemeenteblad 2009/057 | Onbekend |
Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Nijmegen e.o.;
gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Nijmegen e.o.;
gelet op artikel 7, tiende lid, van de Wet sociale werkvoorziening;
overwegende dat het Algemeen Bestuur bij verordening nadere regels dient vast te stellen met betrekking tot het beschikbaar stellen van Persoonsgebonden budgetten begeleid werken.
besluit vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING PERSOONSGEBONDEN BUDGET BEGELEID WERKEN WET SOCIALE WERKVOORZIENING
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
persoonsgebonden budget begeleid werken: het geheel van periodieke subsidie en vergoedingen dat ten behoeve van de Wsw-geïndiceerde ter beschikking wordt gesteld aan werkgever en een begeleidingsorganisatie teneinde de Wsw-geïndiceerde werkzaamheden te laten verrichten onder aangepaste omstandigheden;
Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten
Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk persoonsgebonden budget begeleid werken dat ter beschikking wordt gesteld voor het daarop volgende kalenderjaar.
Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate arbeidsplaats
Het Dagelijks Bestuur stelt ten behoeve van iedere Wsw-geïndiceerde die daar overeenkomstig artikel 7 tweede lid recht op heeft, op aanvraag van de Wsw-geïndiceerde een persoonsgebonden budget begeleid werken ter beschikking van werkgever en begeleidingorganisatie, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de Wsw-geïndiceerde adequaat wordt ingevuld en het bedrag van de subsidie en de vergoeding omgerekend op jaarbasis niet meer bedraagt dan het in artikel 7, tweede lid van de wet bedoelde bedrag.
Artikel 6 De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie
Indien de Wsw-geïndiceerde overeenkomstig artikel 7 lid 4 van de wet verzocht heeft om ondersteuning van een begeleidingsorganisatie bij het zoeken van een begeleid werkenplaats, komen de kosten van een begeleidingsorganisatie in verband hiermee alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het totstandkomen van een arbeidsovereenkomst;
Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpasing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht
Het Dagelijks Bestuur kan een vergoeding verstrekken in de vorm van een eenmalige subsidie, voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen;
Artikel 10 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie
Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:
Artikel 12 Verrekening met de voorschotten
De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen acht weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.
Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever
De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het Dagelijks Bestuur van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.
Het Dagelijks Bestuur kan nadere regels stellen omtrent het beschikbaar stellen van het persoonsgebonden budget.
Het Dagelijks Bestuur kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
De Wet sociale Werkvoorziening (Wsw), geldend vanaf 1 januari 2008, bepaalt dat gemeenten de verplichting hebben in een verordering regels vast te stellen voor het toekennen van zogenaamde Persoonsgebonden budgetten. Daarbij gaat het om regels over de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld, over de hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten, over vergoeding voor de werkplekaanpassingen en over de voorwaarden waaronder de gemeente een door de Wsw-geïndiceerde zelf aangewezen begeleidingsorganisatie inschakelt. De gemeenteraden dienen hiertoe regels vast te stellen.
De regiogemeenten Nijmegen, Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Ubbergen, West Maas en Waal en Wijchen hebben hun bevoegdheden in het kader van de Wsw overgedragen aan het Werkvoorzieningschap Nijmegen e.o (Breed). Dat heeft tot gevolg dat het Algemeen Bestuur van het Werkvoorzieningschap bevoegd is deze regels vast te stellen. Het Algemeen Bestuur heeft, nadat de gemeenteraden van de aangesloten gemeenten om hun zienswijze is gevraagd, deze verordening vastgesteld.
Het bijzondere aan dit Persoonsgebonden budget (PGB) is dat het bestemd is voor de Wsw-geïndiceerde, maar dat het budget uitgekeerd wordt aan de werkgever die de Wsw-geïndiceerde aangepaste arbeid biedt en aan de begeleidingsorganisatie die de Wsw-geïndiceerde helpt bij het verkrijgen en het behouden van deze arbeid.
De volgende Wsw-geïndiceerden komen in aanmerking voor een PGB: alle geïndiceerden met een dienstverband bij Breed (dus ook de gedetacheerde werknemers) en de Wsw-geïndiceerden die feitelijk aan de beurt zijn voor plaatsing vanaf de wachtlijst (conform het fifo-principe).
Het PGB wordt door de Wsw-geïndiceerde samen met de begeleidingsorganisatie en de werkgever aangevraagd. Er worden eisen gesteld aan de werkgever en aan de begeleidingsorganisatie. Als niet aan de vereisten wordt voldaan, dan wordt het PGB afgewezen.
Hieronder volgt een artikelgewijze toelichting van de verordening. Alleen de artikelen die daadwerkelijk toelichting behoeven, worden toegelicht.
In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is derhalve overbodig.
Het Algemeen Bestuur bepaalt jaarlijks voor 31 december welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een Wsw-geïndiceerde met zich meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:
De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden met de mate van arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert het bedrag op dat het Algemeen Bestuur in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB.
Het PGB bestaat uit een subsidie voor loonkosten, een vergoeding voor begeleidingskosten en een eventuele subsidie voor werkplekaanpassing. Het PGB is ten behoeve van de Wsw-geïndiceerde maar wordt uitgekeerd aan de werkgever en de begeleidingsorganisatie. Alleen de Wsw-geïndiceerde die volgens de wachtlijstregels aan de beurt is voor plaatsing, komt voor een PGB in aanmerking. Indien de Wsw-geïndiceerde nog niet aan de beurt is, wordt de aanvraag afgewezen.
Het Dagelijks Bestuur zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee zijn er door het Algemeen Bestuur eisen gesteld aan de werkgever, de door hem aangeboden werkplek en aan de begeleidingsorganisatie. Wat betreft de werkplek is onder andere bepaald dat het dienstverband voor de duur van minimaal 6 maanden moet worden aangegaan. Bij het stellen van (kwaliteits)eisen aan begeleidingsorganisaties, is rekening gehouden met de vrije keuze van de Wsw-geïndiceerde alsmede met het feit dat de begeleidingorganisatie een bepaalde kwaliteit moet bieden.
In lid 1 van dit artikel is tevens bepaald dat het totale PGB niet hoger kan zijn dat het bedrag dat het Rijk per geïndiceerde aan subsidie verleent minus de uitvoeringskosten zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening. Indien het bedrag dat aangevraagd wordt voor de loonkosten, de kosten voor werkplekaanpassing en de begeleidingskosten hierboven uitkomt, wordt de subsidie afgewezen.
Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. Inde praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie in onderling overleg worden bepaald. Daarbij wordt in veel gevallen overigens gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.
Het verstrekken van subsidies aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het verstrekken van loonkostensubsidies aan werkgevers die Wsw-geïndiceerden in dienst hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese verordening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat daaraan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt.
De productiviteit van een Wsw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden. Ook de begeleidingsorganisatie kan aanleiding zien om een herziening aan te vragen. Zij hebben immers niet hetzelfde belang als de werkgever en stellen meer het belang van de geïndiceerde voorop.
Ook ambtshalve kan het Dagelijks Bestuur, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijdse) aanpassing van de subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie. Zolang de productiviteit c.q. verdiencapaciteit van de Wsw-geïndiceerde niet voldoet aan standaardnorm bij de werkgever, kan subsidie worden verleend. Echter gezien het feit dat bekend is dat de productiviteit/verdiencapaciteit na verloop van tijd kan toenemen, is in dit artikel vastgelegd dat de loonkostensubsidie jaarlijks opnieuw moet worden beoordeeld.
Omdat de vergoedingen aan begeleidingsorganisaties op basis van een overeenkomst plaatsvinden en in feite de uitkomst is van overleg hierover, is hierover niets naders in de verordening opgenomen. Het Dagelijks Bestuur kan verdere voorwaarden opnemen in eigen richtlijnen of hierover onderhandelen. In ieder geval is in het tweede lid van dit artikel opgenomen dat het aantal uren begeleiding maximaal 15% van het aantal te werken uren mag zijn. Op basis van ervaringsgegevens blijkt dat de omvang van het aantal uren aan begeleiding in de tijd kan variëren, afhankelijk van de behoefte hieraan en de aard van de handicap. Partijen (het Dagelijks Bestuur, Wsw-geïndiceerde en begeleidingsorganisatie) moeten het hier uiteraard wel over eens zijn en van tevoren met elkaar afspreken dat periodieke evaluaties over aanpassingen in de omvang van het aantal begeleidingsuren plaats vinden. In ieder geval dient er elke 12 maanden geëvalueerd te worden. Dit gezien de verwachting dat de Wsw-geïndiceerde in de loop der tijd minder begeleiding nodig heeft. Op die manier kan maatwerk in de begeleiding worden geleverd.
In het tweede lid is opgenomen het zoeken naar een werkplek pas te honoreren als dit ook daadwerkelijk leidt tot een arbeidsovereenkomst (no cure, no pay). Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een SW-geïndiceerde zelf met een werkgever aankomt. In de praktijk komt het echter voor dat de begeleidingsorganisatie, c.q. het reïntegratiebedrijf, eerst een werkplek moet gaan zoeken, omdat die op voorhand niet beschikbaar is. Art. 7 lid 4 van de wet geeft dit ook aan. Lukt het zoeken van een werkplek niet, of niet tijdig, en er zou toch voor die dienst moeten worden betaald, dan kan dit vanuit financieel oogpunt ongewenst zijn. Vandaar de no cure, no pay bepaling in lid 2.
De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het Dagelijks Bestuur aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw). Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.
Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding voor de werkplekaanpassingen kan worden verstrekt. Het gaat hierbij niet persé om aanpassingen van bouwkundige aard maar ook om (aangepaste) apparatuur die een Wsw-geïndiceerde ook kan gebruiken bij een andere werkgever.
Het derde lid stelt een minimale duur aan het dienstverband dat de werkgever met de betrokken Wsw-geïndiceerde moet aangaan alvorens tot investeringen wordt overgegaan, namelijk 6 maanden.
Het Dagelijks Bestuur kan een maximum stellen aan de hoogte van de werplekaanpassingen. Als de kosten van de werkplekaanpassing dit maximum overschrijden, wordt het PGB afgewezen. Het vijfde lid bepaalt dat het Dagelijks Bestuur de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.
De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.
Op basis van de aanvraag beslist het Dagelijks Bestuur vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking, en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.
Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Nijmegen e.o. op 26 juni 2008,