Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wierden

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wierden 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWierden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wierden 2024
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wierden 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wierden 2024
Externe bijlageToelichting op de Verodening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-2024nieuwe regeling

14-05-2024

gmb-2024-245122

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wierden 2024

 

De raad van de gemeente Wierden,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 maart 2024 (NOTA-24-13854);

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4 lid 1, 2, 3 en 6, 2.1.5 lid 1, 2.1.6, 2.3.6 lid 4 en 2.6.6 lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

overwegende dat het noodzakelijk is om inwoners te ondersteunen als zij dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociaal netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

overwegende dat het noodzakelijk is om inwoners met psychische of psychosociale problemen en inwoners die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van het sociaal netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;

overwegende dat het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de invulling van de plicht tot ondersteuning;

besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wierden 2024.

 

HOOFDSTUK 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die:

      • niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

      • daadwerkelijk beschikbaar is;

      • een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en;

      • financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau;

    • b.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de wet;

    • c.

      besluit: het geldende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wierden;

    • d.

      bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4 lid 1 van de wet;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden;

    • f.

      hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft.

    • g.

      hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de wet;

    • h.

      ingezetene: cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente Wierden. Daar waar in de wet de term cliënt wordt gehanteerd, hanteert de gemeente Wierden de term inwoner.

    • i.

      melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de wet;

    • j.

      ondersteuningsplan: weergave van de uitkomsten van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 5 van de verordening;

    • k.

      onverwijld: zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 3 werkdagen.

    • l.

      persoonlijk plan: plan waarin de inwoner de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

    • m.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

    • n.

      uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

    • o.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het uitvoeringsbesluit en de Algemene wet bestuursrecht.

 

HOOFDSTUK 2. MELDING EN ONDERZOEK

 

Artikel 2. Melding

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een inwoner bij het college worden gedaan en is vormvrij.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

 

Artikel 3. Persoonlijk plan

  • 1.

    Het college informeert de inwoner over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

  • 2.

    Het college betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 5

  •  

Artikel 4. Informatie en identificatie

 

  • 1.

    De inwoner dan wel diens vertegenwoordiger verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2.

    Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 5, stelt het college de identiteit van de inwoner vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

 

Artikel 5. Onderzoek

 

  • 1.

    Een gesprek maakt deel van uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de inwoner, dan wel zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig zijn familie.

  • 2.

    De factoren, genoemd in artikel 2.3.2 lid 4 van de wet maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek als bedoeld in lid 1.

  • 3.

    Tijdens het gesprek wordt aan de inwoner dan wel diens vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een pgb en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 4.

    Het college wijst de inwoner dan wel zijn vertegenwoordiger op de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 7 in te dienen.

  • 5.

    Het college en de inwoner dan wel diens vertegenwoordiger leggen de factoren genoemd in lid 2 vast in het ondersteuningsplan.

  • 6.

    Het college verstrekt de inwoner dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke versie van het ondersteuningsplan.

  • 7.

    Binnen twee weken na verzending van het ondersteuningsplan kan de inwoner opmerkingen indienen. Na twee weken is het ondersteuningsplan, met eventuele opmerkingen van de inwoner, vastgesteld.

  • 8.

    Als de inwoner in aanmerking wil komen voor een maatwerkvoorziening, wordt dit opgenomen in het ondersteuningsplan.

  •  

Artikel 6. Advisering

 

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een melding of aanvraag is ingediend en/of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      aanvullende informatie nodig is om de hulpvraag te kunnen beoordelen;

    • b.

      het college dat overigens gewenst vindt.

 

HOOFDSTUK 3. MAATWERKVOORZIENING

 

Artikel 7. Aanvraag

 

  • 1.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt door of namens een inwoner schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na ontvangst van de melding.

  • 3.

    Een ondertekend ondersteuningsplan kan worden beschouwd als aanvraag.

  • 4.

    De inwoner die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, verstrekt aan het college desgevraagd terstond een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

 

Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening

 

  • 1.

    Het college neemt het ondersteuningsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de maatwerkvoorzieningen die op grond van artikel 2.3.5 lid 3 en lid 4 van de wet beschikbaar zijn.

 

Artikel 9. Voorwaarden en weigeringsgronden

 

  • 1.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst compenserende voorziening.

  • 2.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      als deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;

    • b.

      voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • c.

      voor zover de inwoner op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;

    • d.

      voor zover de inwoner met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;

    • e.

      indien de voorziening voor een persoon als de inwoner algemeen gebruikelijk is;

    • f.

      als de inwoner een indicatie heeft voor zorg met verblijf op grond van de Wet langdurige zorg of er redenen zijn om aan te nemen dat de inwoner daarvoor in aanmerking komt, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit hierover, tenzij artikel 8.6a van de wet van toepassing is;

    • g.

      indien het een voorziening betreft die de inwoner vóór de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, of waarmee is begonnen met de werkzaamheden voor realisatie, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de inwoner dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

    • h.

      indien het een voorziening betreft die de inwoner na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, of waarmee is begonnen met de werkzaamheden voor realisatie, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend;

    • i.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan inwoner al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen of de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten; Weggehaald oude sub h: indien de inwoner tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond.

    • j.

      als de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de inwoner rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan.

  • 3.

    Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt als:

    • a.

      deze niet langdurig noodzakelijk is, uitgezonderd huishoudelijke ondersteuning, ondersteuningsbehoefte 1 (praktische ondersteuning) en ondersteuningsbehoefte 2 (ondersteuning bij het voeren van de regie over en uitvoering van dagelijkse handelingen en vaardigheden);

    • b.

      de inwoner geen ingezetene is van de gemeente Wierden;

  • 4.

    Geen maatwerkvoorziening, zijnde een woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • b.

      als de inwoner zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • c.

      ten behoeve van woonruimten die niet geschikt zijn voor permanente bewoning Er kan dan wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;

    • d.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur voor de gemeenschappelijke ruimte. Als deze weigeringsgrond van toepassing is, kan er wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;

    • e.

      indien de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden;

    • f.

      indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    • g.

      indien de inwoner niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • h.

      indien de inwoner verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

  • 5.

    Een vervoersvoorziening wordt enkel verstrekt, indien een inwoner niet in staat is het openbaar vervoer te bereiken en hiervan gebruik te maken. Bij de te verstrekken voorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving met een omvang van maximaal 2000 kilometer op jaarbasis.

  • 6.

    Het college verstrekt de voorzieningen opvang en beschermd wonen overeenkomstig het daartoe vastgesteld beleid van de centrumgemeente Almelo, de vigerende verordening maatschappelijke ondersteuning en de daarop gebaseerde nadere regels en/of beleidsregels maatschappelijke ondersteuning van deze centrumgemeente.

  •  

Artikel 10. Inhoud beschikking

 

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

    • c.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      aan welk resultaat het pgb kan worden besteed;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      de hoogte van het pgb en hoe dit tot stand is gekomen;

    • d.

      de duur van de verstrekking waarop het pgb ziet;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

    • f.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

  •  

Artikel 11. Regels voor een pgb

 

  • 1.

    Als een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, toetst het college of voldaan wordt aan de in artikel 2.3.6 lid 2 van de wet opgenomen voorwaarden. De inwoner dient daartoe een budgetplan in. In het budgetplan is in elk geval opgenomen:

    • a.

      hoe de inwoner zelf of met hulp van iemand uit het sociale netwerk of zijn vertegenwoordiger de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze gaat uitvoeren;

    • b.

      wat de motivatie is om de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb te ontvangen;

    • c.

      welke voorziening de inwoner met het pgb zou willen inkopen;

    • d.

      op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd en duidelijk is dat de voorziening geschikt is voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt;

    • e.

      de kosten van de voorziening, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 2.

    De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • c.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • e.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

  • 3.

    Het pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.

  • 4.

    Een pgb dient door de inwoner binnen drie maanden na toekenning te worden aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 5.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als duidelijk is dat de inwoner het pgb in die periode anders ten onrechte zal ontvangen.

 

Artikel 12. Onderscheid formele en informele hulp bij pgb

 

  • 1.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.

  • 2.

    Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van personen uit het sociaal netwerk van de inwoner:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.

  • 3.

    Informele hulp is:

    • a.

      hulp die geboden wordt door personen, al dan niet uit het sociaal netwerk, die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2;

    • b.

      hulp die wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2, maar tot het sociaal netwerk van inwoner horen.

 

Artikel 13. Hoogte pgb

 

  • 1.

    De hoogte van een pgb voor een zaak wordt maximaal vastgesteld op:

    • a.

      Het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten;

    • b.

      Het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte indien de gemeente voor de betreffende zaak geen overeenkomst heeft gesloten;

    • c.

      De berekening van de in lid 1 onder a. en lid 1 onder b. genoemde bedragen vindt plaats overeenkomstig bijlage 1.

  • 2.

    De hoogte van het pgb voor vervoer is gelijk aan de netto kilometerprijs die de gemeente betaalt voor de Regiotaxi, verminderd met de ritbijdrage en vermenigvuldigd met het aantal benodigde kilometers. Dit tenzij op basis van het door inwoner ingediende budgetplan passende en toereikende ondersteuning voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 4.

    Hierbij geldt het uitgangspunt dat 2000 kilometer op jaarbasis binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen worden gereisd. De inwoner betaalt een ritbijdrage op basis van de openbaar vervoer prijs per kilometer. De inwoner betaalt daarom geen bijdrage in de kosten aan het CAK.

  • 3.

    De hoogte van het pgb voor formele hulp is gelijk aan het tarief voor gecontracteerde ondersteuning in natura, tenzij op basis van het door inwoner ingediende budgetplan passende en toereikende ondersteuning voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 4.

    De hoogte van het pgb voor informele hulp is gelijk aan de hoogste periodiek voor de benodigde hulp in de desbetreffende CAO, vermeerderd met de vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren.

  • 5.

    Indien het op basis van lid 1, lid 2 en lid 3 vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen voorziening te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij ten minste één aanbieder kan worden ingekocht.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

 

Artikel 14. Financiële tegemoetkoming

 

  • 1.

    De financiële tegemoetkoming is een vooraf bepaald vast geldbedrag bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die een inwoner maakt om een maatwerkvoorziening aan te schaffen of ondersteuning te organiseren.

  • 2.

    Een inwoner komt in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming als dit een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie en het om één van de volgende voorzieningen gaat:

    • a.

      de kosten voor verhuizen en herinrichting;

    • b.

      de kosten voor aanschaf, onderhoud en reparatie van een elektrische fiets voor een inwoner jonger dan 16 jaar;

    • c.

      de kosten voor aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportvoorziening.

  • 3.

    Een financiële tegemoetkoming heeft de volgende kenmerken:

    • a.

      een financiële tegemoetkoming is een vast geldbedrag; en

    • b.

      een financiële tegemoetkoming hoeft niet volledig kostendekkend te zijn; en

    • c.

      een financiële tegemoetkoming wordt niet verstrekt via de SVB; en

    • d.

      bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming hoeft de inwoner in de gemeente Wierden geen bijdrage in de kosten te betalen; en

    • e.

      de inwoner kiest zelf een aanbieder of leverancier en maakt zelf afspraken over de invulling van de te leveren ondersteuning dan wel voorziening.

  • 4.

    De hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt per voorziening vooraf vastgesteld. Het college legt de hoogte vast in het besluit.

 

HOOFDSTUK 4: BESTRIJDING MISBRUIK, CONTROLE EN VERREKENING

 

Artikel 15. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik van een maatwerkvoorziening

 

  • 1.

    Het college informeert inwoners op een begrijpelijke manier over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, of:

    • a.

      de inwoner nog op de maatwerkvoorziening is aangewezen;

    • b.

      de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb nog toereikend is;

    • c.

      de inwoner nog voldoet aan de voorwaarden van de maatwerkvoorziening of het pgb;

    • d.

      de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels op met betrekking tot deze controle.

 

Artikel 16. Verrekening

 

Het college kan een terug te vorderen bedrag verrekenen met betalingen op grond van de wet, die nog uitgekeerd moeten worden.

 

HOOFDSTUK 5. WAARDERING MANTELZORGERS

 

Artikel 17. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Het college organiseert jaarlijks diverse activiteiten als blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoners in de gemeente.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze van waardering van mantelzorgers.

 

HOOFDSTUK 6. BIJDRAGE IN DE KOSTEN

 

Artikel 18. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

 

  • 1.

    Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd:

    • a.

      voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning;

    • b.

      voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een pgb, met uitzondering van Regiotaxi;

    • c.

      aanpassingen in gemeenschappelijke ruimtes, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De inwoner die gebruik maakt van de maatwerkvoorziening Regiotaxi wordt in plaats van een eigen bijdrage (als onder b) een ritbijdrage in rekening gebracht ter hoogte van de kosten van het openbaar vervoer.

  • 3.

    De bedragen en percentages die gelden voor de bijdrage voor de maatwerkvoorziening in natura of het pgb zijn gelijk aan de bedragen en percentages in het uitvoeringsbesluit.

  • 4.

    De hoogte van de bijdrage overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 5.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura of een pgb is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening of het pgb zelf maakt.

 

HOOFDSTUK 7. KWALITEIT EN VEILIGHEID

 

Artikel 19. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

 

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de inwoner;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      inzet van de juiste deskundigheid;

    • d.

      ervoor te zorgen dat de kwaliteit van voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de van toepassing zijnde erkende keurmerken voor de betreffende sector;

    • e.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Als er sprake is van een pgb voor informele hulp gelden er, gelet op de veiligheid en de doeltreffendheid van de voorziening, de volgende eisen:

    • a.

      de hulpverlener moet een verklaring omtrent goed gedrag (VOG) kunnen overleggen;

    • b.

      de hulpverlener kan de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en kan aangeven wanneer formele hulp nodig is;

    • c.

      de hulpverlener heeft aangegeven dat de zorg aan de inwoner voor hem niet tot overbelasting leidt.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 4.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliënt- ervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

  •  

Artikel 20. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

 

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

    • i.

      een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

    • ii.

      de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in lid 1, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3 lid 2 onderdeel c van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5 lid 2 van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van loon binnen een overeenkomst;

    • f.

      kosten als gevolg van gemeentelijke eisen, zoals rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

    • i.

      aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

    • ii.

      instructie over het gebruik van de voorziening;

    • iii.

      onderhoud van de voorziening, en

    • iv.

      verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

  •  

Artikel 21. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

 

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

 

HOOFDSTUK 8. KLACHTEN, MEDEZEGGENSCHAP EN INSPRAAK

 

Artikel 22. Klachtregeling

 

  • 1.

    De interne klachtenregeling ‘Klacht over medewerker gemeente’ is van toepassing op de afhandeling van klachten van inwoners, die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van inwoners ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op naleving van de klachtregeling van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en cliënt-ervaringsonderzoeken.

 

Artikel 23. Medezeggenschap bij aanbieders

 

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van inwoners over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliënt-ervaringsonderzoek.

 

Artikel 24. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval inwoners of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van lid 2.

 

HOOFDSTUK 9. SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 25. Evaluatie

 

Het college evalueert jaarlijks het beleid.

 

 

Artikel 26. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de inwoner afwijken van de bepalingen van deze verordening als door toepassing ervan de inwoner duidelijk onrecht wordt gedaan.

  •  

Artikel 27. Intrekking Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wierden 2019 en overgangsrecht

 

  • 1.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wierden 2019 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wierden 2019 of een oudere regeling, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wierden 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze nieuwe verordening, worden afgehandeld krachtens deze nieuwe verordening.

 

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel

 

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wierden 2024.