Organisatie | Lelystad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening Lelystad 2024 |
Citeertitel | Financiële verordening Lelystad 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Financiële verordening 2019 gemeente Lelystad.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-06-2024 | nieuwe regeling | 23-04-2024 | 24.077 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
De begrotingsmonitor geeft een prognose van het jaarrekeningresultaat over het lopende begrotingsjaar, inclusief een duiding van de bijbehorende bandbreedtes. De begrotingsmonitor heeft primair betrekking op de grotere en minst beïnvloedbare taakvelden binnen de gemeentebegroting. Gaat tweemaal per jaar (in april en september) ter informatie naar de raad.
De decembernotitie is een technisch ‘veegbesluit’ aan het einde van het lopende begrotingsjaar. Via deze weg kunnen incidentele budgetten voor besteding doorgeschoven worden naar het volgende begrotingsjaar. Daarnaast bevat de decembernotitie diverse andere technische begrotingswijzigingen, bijvoorbeeld budgetneutrale verschuivingen tussen taakvelden en budget neutrale volumewijzigingen.
De jaarstukken bestaan uit de jaarrekening- en het jaarverslag. Aan de hand van de jaarstukken legt het college beleidsmatige- en financiële verantwoording af over het voorgaande begrotingsjaar. De raad moet de jaarstukken uiterlijk 14 juli vaststellen en besluit dan tevens over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.
De kadernota wordt in het voorjaar opgesteld en bevat de financiële en inhoudelijke kaderstelling voor het aankomende begrotingsjaar en de drie daaropvolgende jaren in de meerjarenraming. Na vaststelling door de raad zijn de kaders helder en kan het college aan de slag met het opstellen van de programmabegroting.
Op basis van de financiële- en inhoudelijke kaders uit de kadernota wordt er ieder jaar een programmabegroting opgesteld. Met het vaststellen van de begroting geeft de raad het college toestemming de middelen in het komende begrotingsjaar in te zetten, teneinde de beleidsdoelen te realiseren. Dient uiterlijk 14 november van het lopende begrotingsjaar te zijn vastgesteld.
Gemeenten zijn op basis van het informatiesysteem ‘Informatie voor Derden (Iv3)’ verplicht om de begroting onder te verdelen in een verscheidenheid van verschillende taakvelden, onderverdeeld in een negental samenhangende clusters. Deze verplichte indeling maakt de vergelijkbaarheid tussen gemeenten gemakkelijker. De afnemers van deze financiële informatie zijn onder meer de financiële toezichthouder, de Europese Unie, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Wijze waarop de bestemming van het jaarrekeningresultaat wordt bepaald. In de praktijk betekent dit dat eerst – indien van toepassing - de algemene reserve wordt aangezuiverd tot het niveau dat de raad als norm heeft gesteld. Indien er daarna sprake is van een restant rekeningresultaat wordt dit toegevoegd aan een specifieke bestemmingsreserve.
Een geprognosticeerde negatieve afwijking in het lopende boekjaar wordt, voor zover de algemene reserve als gevolg hiervan onder het door de raad vastgestelde minimumnorm dreigt uit te komen, als aanvullende bezuinigingstaakstelling betrokken bij het opstellen van de programmabegroting voor het aankomende begrotingsjaar.
Artikel 7. Wijziging van de begroting tussen jaarschijven
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 12. Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
Artikel 13. Begrotingscriterium
Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording als onderdeel van de jaarstukken (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden). Deze begrotingsrechtmatigheden worden opgesomd, maar niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering, omdat de toelichting reeds is opgenomen in de financiële verantwoording.
Artikel 22. Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad jaarlijks ter informatie het werkplan aan voor het uit te voeren groot onderhoud in het aankomende begrotingsjaar, inclusief een integraal en voortschrijdend meerjarenprogramma voor de 4 jaren daarna. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair.
Artikel 24. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van integrale kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden zowel de directe- alsook de indirecte kostencomponenten betrokken.
De toerekenbare concernoverhead als bedoeld in het derde lid wordt bepaald door het aantal direct aan de uitvoering van de taak toe te rekenen productieve uren te vermenigvuldigen met een bedrijfsvoeringsopslag. De grondslag voor de toerekenbare concernoverhead bestaat uit het saldo van lasten en baten binnen het taakveld 0.4 Overhead. In dit taakveld zijn alle lasten en baten uit de gemeentebegroting samengebracht, voor zover deze betrekking hebben op de gemeentelijke overhead.
Artikel 25. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 11. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Het college draagt zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren, registergoederen en bedrijfsmiddelen jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de administratie neemt het college maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Aldus vastgesteld bij vergadering van de raad van de gemeente Lelystad, d.d. 23 april 2024
de griffier,
L.A. Wieringa
Bijlage – Afschrijvingstermijnen per activasoort – zie artikel 15