Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lelystad

Financiële verordening Lelystad 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLelystad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening Lelystad 2024
CiteertitelFinanciële verordening Lelystad 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening 2019 gemeente Lelystad.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-06-2024nieuwe regeling

23-04-2024

gmb-2024-244712

24.077

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening Lelystad 2024

De raad van de gemeente Lelystad;

 

Gelezen:

  • het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 maart 2024;

 

Gelet op:

  • artikel 212 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T

 

Vast te stellen: de “Financiële verordening Lelystad 2024”.

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Administratie

  • Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b.

    Begrotingsmonitor

  • De begrotingsmonitor geeft een prognose van het jaarrekeningresultaat over het lopende begrotingsjaar, inclusief een duiding van de bijbehorende bandbreedtes. De begrotingsmonitor heeft primair betrekking op de grotere en minst beïnvloedbare taakvelden binnen de gemeentebegroting. Gaat tweemaal per jaar (in april en september) ter informatie naar de raad.

  • c.

    Decembernotitie

  • De decembernotitie is een technisch ‘veegbesluit’ aan het einde van het lopende begrotingsjaar. Via deze weg kunnen incidentele budgetten voor besteding doorgeschoven worden naar het volgende begrotingsjaar. Daarnaast bevat de decembernotitie diverse andere technische begrotingswijzigingen, bijvoorbeeld budgetneutrale verschuivingen tussen taakvelden en budget neutrale volumewijzigingen.

  • d.

    EMU-saldo

  • Het EMU-saldo is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de Rijksoverhead en de decentrale overheden. Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze een aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland.

  • e.

    Jaarstukken

  • De jaarstukken bestaan uit de jaarrekening- en het jaarverslag. Aan de hand van de jaarstukken legt het college beleidsmatige- en financiële verantwoording af over het voorgaande begrotingsjaar. De raad moet de jaarstukken uiterlijk 14 juli vaststellen en besluit dan tevens over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • f.

    Kadernota

  • De kadernota wordt in het voorjaar opgesteld en bevat de financiële en inhoudelijke kaderstelling voor het aankomende begrotingsjaar en de drie daaropvolgende jaren in de meerjarenraming. Na vaststelling door de raad zijn de kaders helder en kan het college aan de slag met het opstellen van de programmabegroting.

  • g.

    Programmabegroting

  • Op basis van de financiële- en inhoudelijke kaders uit de kadernota wordt er ieder jaar een programmabegroting opgesteld. Met het vaststellen van de begroting geeft de raad het college toestemming de middelen in het komende begrotingsjaar in te zetten, teneinde de beleidsdoelen te realiseren. Dient uiterlijk 14 november van het lopende begrotingsjaar te zijn vastgesteld.

  • h.

    Rechtmatigheidsverantwoording

  • De rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

  • i.

    Taakvelden en clusters

  • Gemeenten zijn op basis van het informatiesysteem ‘Informatie voor Derden (Iv3)’ verplicht om de begroting onder te verdelen in een verscheidenheid van verschillende taakvelden, onderverdeeld in een negental samenhangende clusters. Deze verplichte indeling maakt de vergelijkbaarheid tussen gemeenten gemakkelijker. De afnemers van deze financiële informatie zijn onder meer de financiële toezichthouder, de Europese Unie, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • j.

    Watervalsystematiek

  • Wijze waarop de bestemming van het jaarrekeningresultaat wordt bepaald. In de praktijk betekent dit dat eerst – indien van toepassing - de algemene reserve wordt aangezuiverd tot het niveau dat de raad als norm heeft gesteld. Indien er daarna sprake is van een restant rekeningresultaat wordt dit toegevoegd aan een specifieke bestemmingsreserve.

 

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Indeling gebaseerd op taakvelden en clusters

  • 1.

    De indeling van de begroting en verantwoording wordt ingestoken aan de hand van taakvelden en clusters, overeenkomstig de geldende ‘Iv3 informatievoorschriften voor gemeenten’.

  • 2.

    De kadernota, programmabegroting, begrotingsmonitor, jaarstukken en decembernotitie worden ingericht aan de hand van deze indeling naar taakvelden en clusters.

  • 3.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen, naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken, geïnformeerd wil worden.

Artikel 3. Kadernota

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk in de laatste week van april de kadernota aan.

  • 2.

    De raad stelt de kadernota uiterlijk vast in de laatste week voorafgaande aan het zomerreces.

Artikel 4. Programmabegroting

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk in de eerste week van oktober de programmabegroting aan.

  • 2.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de baten en de lasten per taakveld. Omwille van de integraliteit kan de raad besluiten om een aantal taakvelden in samenhang te autoriseren.

  • 3.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden met het vaststellen van de programmabegroting geautoriseerd.

  • 4.

    De raad bepaalt met het vaststellen van de programmabegroting over welke taakvelden het college tussentijds moet rapporteren via de begrotingsmonitor en over welke beleidsterreinen integraal verantwoording moet worden afgelegd in de jaarstukken.

  • 5.

    De raad stelt de programmabegroting uiterlijk op 14 november vast.

Artikel 5. Begrotingsmonitor

  • 1.

    Het college biedt de raad gelijktijdig met de kadernota en de programmabegroting een begrotingsmonitor over het lopende boekjaar aan.

  • 2.

    In de begrotingsmonitor rapporteert het college over geprognosticeerde afwijkingen binnen de taakvelden / combinatie van taakvelden zoals deze bij de programmabegroting zijn bepaald, met daarbij een indruk van de bijbehorende ingeschatte bandbreedtes.

  • 3.

    Geprognosticeerde afwijkingen binnen overige taakvelden / beschikbaar gestelde investeringskredieten worden in de begrotingsmonitor gemeld:

    • a.

      voor zover ze op het moment van publicatie bekend zijn, en

    • b.

      in omvang groter zijn dan €150.000.

  • 4.

    Een geprognosticeerde negatieve afwijking in het lopende boekjaar wordt, voor zover de algemene reserve als gevolg hiervan onder het door de raad vastgestelde minimumnorm dreigt uit te komen, als aanvullende bezuinigingstaakstelling betrokken bij het opstellen van de programmabegroting voor het aankomende begrotingsjaar.

  • 5.

    De bepaling in het vorige lid sluit niet uit dat de raad het college op kan dragen tussentijdse bijsturingsmaatregelen voor te bereiden indien er een significant tekort wordt voorzien in het lopende boekjaar.

Artikel 6. Wijziging van de begroting in het lopende boekjaar

  • 1.

    De lasten en baten binnen de taakvelden worden lopende het boekjaar niet gewijzigd, behoudens de volgende uitzonderingen:

    • a.

      budgettair neutrale (volume)wijzigingen van baten en/of lasten.

    • b.

      budgettair neutrale verschuivingen van baten en/of lasten tussen de taakvelden.

  • 2.

    De onder lid 1 genoemde uitzonderingen worden, voor zover er sprake is van financieel technische wijzigingen, jaarlijks achteraf geclusterd ter vaststelling aan de raad voorgelegd in de decembernotitie.

Artikel 7. Wijziging van de begroting tussen jaarschijven

  • 1.

    Een eventueel onbenut budget in het lopende begrotingsjaar kan slechts worden overgeheveld naar een volgend begrotingsjaar indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het budget en de te leveren prestatie is incidenteel van karakter.

    • b.

      de uitvoering van de met de raad overeengekomen prestatie heeft niet (volledig) plaats kunnen vinden in het lopende boekjaar.

    • c.

      het overhevelen van budget is noodzakelijk voor het realiseren van de met de raad overeengekomen prestatie.

  • 2.

    De onder lid 1 genoemde wijzigingen worden jaarlijks ter autorisatie aan de raad voorgelegd in de decembernotitie op basis van een prognose, waarbij:

    • a.

      de budgetten die minder dan drie keer eerder voor besteding zijn doorgeschoven geclusterd ter besluitvorming worden voorgelegd.

    • b.

      de budgetten die reeds drie keer of vaker voor besteding zijn doorgeschoven van een afzonderlijke toelichting worden voorzien en als separaat besluitpunt aan de raad ter besluitvorming worden voorgelegd.

  • 3.

    De onder lid 2 geautoriseerde wijzigingen worden in de jaarrekening verwerkt op basis van de daadwerkelijke realisatiecijfers, waarbij een eventueel verschil met de geprognosticeerde bedragen zal worden toegelicht in een bijlage.

Artikel 8. Jaarstukken

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk in de laatste week van mei:

    • a.

      de jaarstukken over het afgelopen boekjaar aan,

    • b.

      alsmede de controleverklaring, en

    • c.

      het verslag van bevindingen van de accountant.

  • Indien de accountantscontrole op dat moment nog niet volledig is afgerond worden de conceptstukken beschikbaar gesteld.

  • 2.

    In de jaarstukken worden afwijkingen ten opzichte van de onder artikel 4, lid 3 geautoriseerde ramingen van de baten en lasten toegelicht indien de afwijking hoger is dan €150.000.

  • 3.

    In de jaarstukken worden afwijkingen op de oorspronkelijk beschikbaar gestelde investeringskredieten toegelicht indien de afwijking hoger is dan €150.000.

  • 4.

    De raad stelt de definitieve jaarstukken over het afgelopen boekjaar uiterlijk op 14 juli vast.

Artikel 9. Bestemming jaarrekeningresultaat

  • 1.

    De bestemming van het jaarrekeningresultaat vindt plaats via de watervalsystematiek.

  • 2.

    In de Nota reserves en voorzieningen stelt de raad nadere richtlijnen vast ten aanzien van de stappen binnen deze systematiek.

Artikel 10. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 11. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 2.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan de verantwoordingsgrens van 1% toegelicht.

Artikel 12. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 13. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 4, lid 3.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      De afwijking onder de rapporteringsgrens van €150.000 valt, zoals is bepaald in artikel 8, lid 2.

    • b.

      Er is sprake van een afwijking waarbij direct gerelateerde inkomsten de afwijking compenseren.

    • c.

      Er is sprake van een afwijking op een open-einde regeling.

    • d.

      De afwijking is gemeld is in de begrotingsmonitor.

    • e.

      De afwijking boven de rapporteringsgrens valt, zoals is bepaald in artikel 8, lid 2, maar wel is toegelicht binnen de financiële verantwoording in de jaarrekening.

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording als onderdeel van de jaarstukken (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden). Deze begrotingsrechtmatigheden worden opgesomd, maar niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering, omdat de toelichting reeds is opgenomen in de financiële verantwoording.

Artikel 14. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

  •  

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 15. Waarderen, activeren en afschrijven van vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden lineair afgeschreven volgens de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstermijnen per activasoort bij deze verordening.

  • 2.

    Het college biedt de raad één keer in de vier jaar ter vaststelling een nota waarderen, activeren en afschrijven aan.

  • 3.

    De nota waarderen, activeren en afschrijven bevat tenminste:

    • a.

      spelregels omtrent het moment van activeren.

    • b.

      spelregels omtrent het omvangscriterium.

    • c.

      spelregels omtrent het activeringsbeleid per activasoort.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad één keer in de vier jaar ter vaststelling een nota reserves en voorzieningen aan.

  • 2.

    De nota reserves en voorzieningen bevat tenminste:

    • a.

      spelregels omtrent de vorming en besteding van reserves.

    • b.

      spelregels omtrent de vorming en besteding van voorzieningen.

    • c.

      nadere richtlijnen ten aanzien van de bestemming van het jaarrekeningresultaat via de watervalsystematiek.

Artikel 17. Risicomanagement en weerstandsvermogen

  • 1.

    Het college biedt de raad één keer in de vier jaar ter vaststelling een nota risicomanagement en weerstandsvermogen aan.

  • 2.

    De nota risicomanagement en weerstandsvermogen bevat ten minste:

    • a.

      het beleid ten aanzien van risicomanagement.

    • b.

      het beleid ten aanzien van reserves en voorzieningen in relatie tot het risicomanagement en de gewenste weerstandscapaciteit.

    • c.

      de norm voor de hoogte van het weerstandsvermogen.

Artikel 18. Verbonden partijen

  • 1.

    Het college biedt de raad één keer in de vier jaar ter vaststelling een nota verbonden partijen aan.

  • 2.

    De nota verbonden partijen bevat tenminste het beleid ten aanzien van:

    • a.

      het oprichten van verbonden partijen.

    • b.

      het beheersen van verbonden partijen.

    • c.

      het evalueren van verbonden partijen.

Artikel 19. Verstrekte leningen en garantstellingen

  • 1.

    Het college biedt de raad één keer in de vier jaar ter vaststelling een nota verstrekte leningen en garantstellingen aan.

  • 2.

    De nota verstrekte leningen en garantstellingen bevat tenminste:

    • a.

      spelregels over het verstrekken van leningen en garantstellingen.

    • b.

      spelregels over het beheer van verstrekte leningen en garantstellingen.

    • c.

      spelregels over het beheersen van de risico’s verbonden aan het verstrekken van leningen en garantstellingen.

    • d.

      spelregels over de informatievoorziening ten aanzien van verstrekte leningen en garantstellingen.

Artikel 20. Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt de raad indien de actualiteit, wetgeving of koers van de gemeente daarom vraagt, ter vaststelling een nota grondbeleid aan met daarin een strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente.

  • 2.

    Het college biedt de raad indien de actualiteit, wetgeving of koers van de gemeente daarom vraagt, ter vaststelling een nota kostenverhaal aan.

  • 3.

    De nota kostenverhaal bevat tenminste:

    • a.

      spelregels ten aanzien van de terugbetaling of vergoeding van gemaakte kosten.

    • b.

      spelregels over de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan.

  • 4.

    Het college biedt de raad jaarlijks ter vaststelling - gelijktijdig met de jaarstukken - de Meerjarenprognose grondexploitaties (MPG) aan.

  • 5.

    Het college biedt de raad indien de actualiteit, wetgeving of koers van de gemeente daarom vraagt, ter vaststelling een nota grondprijzenbeleid aan met daarin de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Artikel 21. Financieringsfunctie

  • 1.

    De financieringsfunctie van de gemeente dient tot:

    • a.

      het verzekeren van duurzame toegang tot Europese Financiële markten tegen acceptabele condities.

    • b.

      het beschermen van het gemeentelijke vermogen- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s.

    • c.

      het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

    • d.

      het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido respectievelijk de limieten en richtlijnen zoals opgenomen in het Treasurystatuut.

  • 2.

    Het college is verantwoordelijk voor een eenduidige uitvoering en naleving van de regels op het gebied van de financieringsfunctie. Deze spelregels worden vastgelegd in het Treasurystatuut, dat door de raad wordt vastgesteld.

Artikel 22. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar ter vaststelling een meerjarenraming onderhoud openbare ruimte aan. Het plan geeft de benodigde onderhoudsinspanning weer over een periode van 40 jaar en bepaalt daarmee het benodigde niveau van de storting in de bijbehorende voorziening.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar ter vaststelling een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar ter vaststelling een onderhoudsplan gemeentelijke gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen.

  • 4.

    Het college biedt de raad jaarlijks ter informatie het werkplan aan voor het uit te voeren groot onderhoud in het aankomende begrotingsjaar, inclusief een integraal en voortschrijdend meerjarenprogramma voor de 4 jaren daarna. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair.

Artikel 23. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening voor oninbare vorderingen gevormd.

  • 2.

    De hoogte van deze voorziening wordt bepaald volgens de zgn. statische benadering waar wordt er gekeken naar de oninbaarheid van bijzondere individuele vorderingen. Dat betekent dat op basis van afloscapaciteit en rekening-houdend met de levensverwachting, de in- of oninbaarheid wordt bepaald.

Artikel 24. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van integrale kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden zowel de directe- alsook de indirecte kostencomponenten betrokken.

  • 2.

    Bij de bepaling van de directe kostencomponenten als bedoeld in het eerste lid worden alle direct aan de uitvoering toe te rekenen kosten betrokken, zoals personeelslasten, kapitaallasten en de lasten voor groot- en dagelijks onderhoud.

  • 3.

    Bij de bepaling van de indirecte kostencomponenten als bedoeld in het eerste lid worden de volgende indirect aan de uitvoering toe te rekenen kosten betrokken:

    • a.

      de toerekenbare BTW over de directe uitvoeringskosten.

    • b.

      de toerekenbare concernoverhead over de directe uitvoeringskosten.

    • c.

      de toerekenbare overige kosten.

  • 4.

    De toerekenbare concernoverhead als bedoeld in het derde lid wordt bepaald door het aantal direct aan de uitvoering van de taak toe te rekenen productieve uren te vermenigvuldigen met een bedrijfsvoeringsopslag. De grondslag voor de toerekenbare concernoverhead bestaat uit het saldo van lasten en baten binnen het taakveld 0.4 Overhead. In dit taakveld zijn alle lasten en baten uit de gemeentebegroting samengebracht, voor zover deze betrekking hebben op de gemeentelijke overhead.

  • 5.

    De bedrijfsvoeringsopslag als bedoeld in het vierde lid wordt jaarlijks door de raad vastgesteld in de programmabegroting.

Artikel 25. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

 

Paragraaf 5. Financiële organisatie

Artikel 26. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatorische eenheden.

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, en dergelijke.

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties.

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 27. Organisatie

Het college draagt zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de verschillende organisatorische eenheden binnen de organisatie.

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden.

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van toegekende budgetten en investeringskredieten.

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie.

  • e.

    de te maken afspraken met de organisatorische eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden.

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten.

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Artikel 28. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 11. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Het college draagt zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren, registergoederen en bedrijfsmiddelen jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de administratie neemt het college maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

 

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking een dag na de bekendmaking.

  • 2.

    Bij de inwerkingtreding van deze verordening wordt de ‘Financiële verordening 2019 gemeente Lelystad’ gelijktijdig ingetrokken.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Financiële verordening Lelystad 2024.

Aldus vastgesteld bij vergadering van de raad van de gemeente Lelystad, d.d. 23 april 2024

de griffier,

L.A. Wieringa

Bijlage – Afschrijvingstermijnen per activasoort – zie artikel 15

 

Actief

Activasoort

Afschrijvings- termijn

Soort investering

Registratie

Gronden en terreinen

Gronden

Niet afschrijven

Economisch nut

I

Erfpachtgronden

Niet afschrijven

Economisch nut

S

Woonruimten

Woningen

60 jaar¹

Economisch nut

I

Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen ²

60 jaar

Economisch nut

I

Extra lokalen

ntb‏³

Economisch nut

I

Noodlokalen

5 jaar

Economisch nut

I

Semipermanente lokalen

40 jaar

Economisch nut

I

Grond-, weg-, en waterbouwkundige werken

Vervanging riolering

80 jaar

Economisch nut

S

Druk- en vacuümriolering

30 jaar

Economisch nut

S

Mechanisch, elektrisch en pompen

15 jaar

Economisch nut

S

GRP-plan

5 jaar

Economisch nut

S

Begraafplaatsen

Urnenmuur/tuin

30 jaar

Economisch nut

I

Begraafplaatsen

30 jaar

Economisch nut

I

Wegen, straten en pleinen

Bouw en verbetering van bruggen, viaducten en tunnels

30 jaar

Maatschappelijk nut

I

Aanleg van waterwegen en waterkundige werken

30 jaar

Maatschappelijk nut

I

Aanleg en verbetering van wegen, straten, pleinen, fietspaden en voetpaden

40 jaar

Maatschappelijk nut

I

Openbare verlichting

Openbare verlichting

40 jaar

Maatschappelijk nut

I

Armaturen

20 jaar

Maatschappelijk nut

I

Verkeersregel installaties

Masten, lantaarn, kabels, verkeersborden

15 jaar

Maatschappelijk nut

I

Openbare speelvoorzieningen

Openbare speellocaties hout

15 jaar

Maatschappelijk nut

I

Openbare speellocaties metaal & kunststof

25 jaar

Maatschappelijk nut

I

Openbaar groen

Aanleg en reconstructie openbaar groen

25 jaar

Maatschappelijk nut

I

Vervoermiddelen

Bedrijfsauto

6 jaar

Economisch nut

I

Machines, apparaten en installatie

Werkstation/ thin clients

5 jaar

Economisch nut

S

Laptop

3 jaar

Economisch nut

S

Monitor

5 jaar

Economisch nut

S

Tablets

3 jaar

Economisch nut

S

Vaste Telefonie

5 jaar

Economisch nut

S

Mobiele telefonie

3 jaar

Economisch nut

S

Automatisering centraal systeem

Servers

3 jaar

Economisch nut

S

Datacenter

10 jaar

Economisch nut

S

Netwerk componenten

5 jaar

Economisch nut

S

Back-up componenten

3 jaar

Economisch nut

S

ICT

Implementatie kosten systemen (geen SaaS oplossing)

5 jaar

Economisch nut

I

Software (geen SaaS oplossing)

10 jaar

Economisch nut

I

Installaties

Technische installaties gebouwen

30 jaar

Economisch nut

I

Technische installaties parkeergarages

10 jaar

Economisch nut

I

Apparaten/ machines

Diverse apparaten en machines

5 jaar

Economisch nut

I

Overig materiële VA

Meubilair

10 jaar

Economisch nut

S

Inventaris en leermiddelen onderwijs

10 jaar

Economisch nut

S⁴

[1] Duurzame vastgoed ontwikkeling: vanuit de ambitie van de gemeente Lelystad om duurzame gebouwen voor een gebruiksperiode van ten minste 60 jaar te bouwen ( o.a. op basis van de verordeningen voorzieningen huisvesting onderwijs) is de levensduurverwachting van alle nieuwe toekomstbestendige gebouwen met aangepast naar 60 jaar.

[2] Dit betreft scholen, parkeergarages, MFA’s en andere gemeentelijke gebouwen.

[3] Conform de looptijd van het bestaand gebouw.

[4] Aangegeven is welke activa samengevoegd (S) wordt gepresenteerd per activasoort en welke individueel (I). De gronden, terreinen, woningen, bedrijfsgebouwen worden individueel als grond, terrein, woning en bedrijfsgebouw geregistreerd met een duidelijk benaming van de kadastrale locatie.