Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Purmerend

Vaststellen verordening individuele inkomenstoeslag Purmerend 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePurmerend
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVaststellen verordening individuele inkomenstoeslag Purmerend 2024
CiteertitelVerordening individuele inkomenstoeslag Purmerend 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening individuele inkomenstoeslag Purmerend 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 8, eerste lid, van de Participatiewet
  2. artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-06-202401-01-2024nieuwe regeling

25-04-2024

gmb-2024-240568

1595688

Tekst van de regeling

Intitulé

Vaststellen verordening individuele inkomenstoeslag Purmerend 2024

De raad van de gemeente Purmerend,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 maart 2024,

 

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

 

B E S L U I T:

 

De verordening individuele inkomenstoeslag Purmerend 2024 vast te stellen met dien verstande dat aan artikel 2 een extra lid wordt toegevoegd waardoor de leden 2 t/m 4 vernummeren in 3 t/m 5:

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de wet, en de algemene bijstand;

  • b.

    norm: gehuwdennorm inclusief vakantietoeslag zoals genoemd in artikel 21 onderdeel b1 van de wet op 1 januari van het betreffende jaar;

  • c.

    peildatum: de datum waarop de aanvraag van de individuele inkomenstoeslag is ontvangen;

  • d.

    referteperiode: periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • e.

    wet: de Participatiewet;

Artikel 2. Indienen verzoek

  • 1.

    Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Na een referteperiode van 36 maanden wordt, bij ongewijzigde omstandigheden in de persoonlijke situatie, een aanvraagformulier voor een individuele inkomenstoeslag toegezonden aan belanghebbende. Indien mogelijk en wenselijk gaat dit samen met een persoonlijk gesprek.

  • 3.

    Na een toegekende individuele inkomenstoeslag wordt, bij ongewijzigde omstandigheden in de persoonlijke situatie, jaarlijks een nieuw aanvraagformulier toegezonden aan belanghebbende.

  • 4.

    Wanneer de belanghebbende geen aanvraagformulier heeft ontvangen en van mening is nog steeds te voldoen aan de voorwaarden, kan hij/zij zelf een aanvraagformulier aan te vragen.

  • 5.

    Wordt het aanvraagformulier binnen 18 maanden na de vorige aanvraag ingediend, dan wordt de aanvraag beschouwd als tijdig (na twaalf maanden vorige aanvraag) te zijn ingediend.

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

Een persoon heeft langdurig een laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet als gedurende de referteperiode het inkomen van belanghebbende niet hoger is dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm verhoogd met 10% van de norm zoals genoemd in artikel 1, onderdeel b.

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    De individuele inkomenstoeslag wordt in hele euro’s naar boven afgerond en bedraagt per kalenderjaar:

    • a.

      voor een alleenstaande: 27% van de norm, zoals genoemd in artikel 1 onderdeel b;

    • b.

      voor een alleenstaande ouder: 35% van de norm, zoals genoemd in artikel 1 onderdeel b;

    • c.

      voor gehuwden: 39% van de norm, zoals genoemd in artikel 1 onderdeel b.

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de wet, komt de rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem/haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

Artikel 5. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere individuele gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt

Artikel 6. Inwerkingtreding en intrekking oude verordening

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

  • 2.

    De “Verordening individuele inkomenstoeslag Purmerend 2015” wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag Purmerend 2024.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 april 2024

De griffier,

R.J.C. van der Laan

De voorzitter,

E. van Selm

Toelichting

Algemeen

De individuele inkomenstoeslag is bedoeld voor personen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder dat zij zicht hebben op verbetering van dat inkomen. Dat laatste onderdeel betekent dat er individueel getoetst moet worden of iemand in aanmerking kan komen voor een individuele inkomenstoeslag.

 

Vast te leggen regels in verordening

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden.

 

Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet hoeft het criterium “geen uitzicht op inkomensverbetering” niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon.

In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:

  • -

    de krachten en bekwaamheden van de persoon, en

  • -

    de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Wijziging leefvorm

De hoogte van de individuele inkomenstoeslag hangt af van de leefvorm. De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.

 

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

 

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

 

Inkomen

Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand, voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag, ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen.

 

Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een

individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag.

 

Norm

Voor de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt uitgegaan van een percentage van de gehuwdennorm (artikel 21 onderdeel b van de wet) geldend op 1 januari van het betreffende jaar. De hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt jaarlijks automatisch aangepast.

 

Peildatum

Peildatum is de datum waarop het verzoek om een individuele inkomenstoeslag wordt ontvangen. Vanaf de peildatum wordt beoordeeld of de belanghebbende langdurig een laag inkomen heeft (aan de referteperiode voldoet), geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet en, gelet op de omstandigheden van die belanghebbende, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft.

 

Referteperiode

Onder referteperiode wordt verstaan een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder ‘Langdurig’.

 

110% van de toepasselijke norm

De op de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt verhoogd met 10% van het normbedrag (exclusief vakantietoeslag), zoals genoemd in artikel 21 onderdeel b van de PW2 . Hiermee wordt aangesloten aan de berekeningssystematiek van de bijzondere bijstand en de minimaregelingen (MeerDoen).

 

Artikel 2. Indienen verzoek

Lid 1

Artikel 2 van deze verordening bepaalt dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb.

Lid 2

De individuele inkomenstoeslag mag 1 keer in de 12 maanden worden verstrekt. De volgende aanvraag kan dus pas na 12 maanden worden ingediend. Dit wordt weleens vergeten en dan wordt pas op een veel later moment een aanvraag ingediend. Deze aanvraagdatum is weer bepalend voor de volgende wachttijd van 12 maanden. Om er voor te zorgen dat er zo weinig mogelijk tijdsverlies optreedt voor de belanghebbende zal de gemeente proactief na 12 maanden een aanvraagformulier toesturen aan belanghebbende. Hiermee wordt de belanghebbende tijdig herinnerd om de aanvraag in te dienen.

Lid 3

Belanghebbenden waarvan de persoonlijke situatie is gewijzigd zullen mogelijk niet automatisch een aanvraagformulier ontvangen. Dit kan zijn door verhuizing, verandering van gezinssamenstelling en soms door wijziging in inkomsten/vermogen. Belanghebbende is dan zelf verantwoordelijk om een aanvraag in te dienen.

 

Lid 4

Wordt een aanvraag binnen 18 maanden na de vorige aanvraag ingediend, dan is de aanvraag tijdig ingediend. Hiermee wordt het betaalritme van 12 maanden zoveel mogelijk in stand gehouden.

Het gaat hier om een kwetsbare doelgroep. Normaal gesproken is de aanvraagdatum leidend voor de betaling en na 12 maanden na deze aanvraag kan dan opnieuw een aanvraag worden ingediend. Dient belanghebbende pas na 17 maanden een nieuwe aanvraag, gaat de nieuwe periode van 12 maanden vanaf dat moment in. Hiermee loopt belanghebbende een vertraging van 5 maanden betaling op. Door toevoeging van lid 4 in deze verordening wordt deze vertraging zoveel mogelijk voorkomen.

 

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

In artikel 3 zijn de voorwaarden opgenomen waaraan men moet voldoen om voor een individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Uitgangspunt is 110% van de toepasselijke norm.

 

Langdurig

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1, onderdeel d van deze verordening en bedraagt 36 maanden.

 

Laag inkomen

Een inkomen is laag, als het niet hoger is dan de toepasselijke bijstandsnorm + 10% van de gehuwdennorm. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar de aard van de inkomsten. De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan 105% zal niet al te rigide mogen worden beoordeeld. Daarom is hier gekozen voor een ruimere uitleg van laag inkomen.

 

Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd.3 Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 10,- of meer te boven, dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan toekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten.4

 

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

In dit artikel is de hoogte van de toeslag geregeld. In deze verordening wordt uitgegaan van een percentage van de gehuwdennorm (100% minimumloon). Dit is de bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. Door te werken met een percentage en 1 keer per jaar per 1 januari aan te passen stijgt de individuele inkomenstoeslag jaarlijks mee met de norm wijzigingen en hoeft de verordening niet jaarlijks te worden aangepst.

Per 1 januari 2024 bedraagt de gehuwdennorm inclusief vakantietoeslag € 1.834,04.

De individuele inkomenstoeslag bedraagt voor:

  • -

    een alleenstaande € 496,-

  • -

    een alleenstaande ouder € 642,-

  • -

    gehuwden/samenwonenden € 716,-

Gehuwden

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem/haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.

 

Artikel 5 t/m 7

Spreekt voor zich.


1

Norm echtpaar inclusief vakantietoeslag; januari 2024 (€ 1.834,04)

2

De toepasselijke bijstandsnorm verschilt afhankelijk van de woonsituatie. Iemand kan bijvoorbeeld alleenstaande, gehuwd, kostendeler ets zijn. De toepasselijke bijstandsnorm wordt verhoogd met een vast component van 10% van de op dat moment geldende echtparennorm (€ 1.834,04) = € 183,40 (1 januari 2024).

3

CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141 WWB, ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532.

4

CRvB 27-03-2012, nr. 10/2488 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en CRvB 31-07-2012, nr. 12/1825 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BX7178