Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht

Nadere regel subsidie verslavingspreventie gemeente Utrecht 2025 t/m 2026

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regel subsidie verslavingspreventie gemeente Utrecht 2025 t/m 2026
CiteertitelNadere regel subsidie Verslavingspreventie gemeente Utrecht 2025 t/m 2026
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vervangt de Nadere regel subsidie Verslavingspreventie, gepubliceerd in gemeenteblad 2023- 284041

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 156, derde lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-06-2024Nieuwe Nadere regel subsidie Verslavingspreventie

28-05-2024

gmb-2024-239580

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regel subsidie verslavingspreventie gemeente Utrecht 2025 t/m 2026

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

  • gelet op artikel 156 lid 3 Gemeentewet;

  • gelet op artikel 3 lid 2 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Utrecht;

  • gelet op het Nationaal Preventieakkoord, ondertekend op 23 november 2018;

  • gelet op de nota Volksgezondheid Utrecht 2019-2023 ‘Gezondheid voor iedereen’ en de stedelijke ambitie ‘Gezond Stedelijk Leven voor Iedereen’;

  • gelet op het Preventie- en handhavingsplan alcohol 2023-2027

  • gelet op het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) vanuit het Rijk voor activiteiten in het kader van de ambities en doelen zoals gesteld in het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) en het Hoofdlijnen Sportakkoord II, op het hoofdthema Gezondheid & Sociale Basis en het onderdeel Opgroeien in een Kansrijke Omgeving (OKO) & Vroegsignalering Alcoholproblematiek;

Besluiten de volgende Nadere regel subsidie verslavingspreventie gemeente Utrecht 2025 t/m 2026 vast te stellen:

Artikel 1 Definities

Deze nadere regel verstaat onder:

  • a.

    ervaringsdeskundigen:

  • We onderscheiden drie vormen van ervaringsdeskundigen:

    • i.

      ervaringswerkers: in de regel MBO of HBO opgeleide professionals die hun ervaring als specialisme inzetten;

    • ii.

      ervaringscoaches: mensen (w.o. vrijwilligers of stagiaires), die vanuit hun ervaring een functie vervullen tussen de professional en de cliënt;

    • iii.

      ervaringsvrijwilligers: mensen die vanuit hun eigen ervaring, activering stimuleren en de eigen veerkracht van cliënten ondersteunen;

  • b.

    burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

  • c.

    intermediairs: volwassenen die direct met de doelgroep in contact staan, zowel vrijwilligers als professionals, inclusief ervaringsdeskundigen en sleutelpersonen;

  • d.

    jeugd: jongeren tot 18 jaar en jongvolwassenen van 18 t/m 25 jaar;

  • e.

    KOPP/KOV-kinderen: kinderen (4 t/m 18 jaar) van ouders met psychische problemen (KOPP) en kinderen van ouders met een verslavingsproblemen (KOV);

  • f.

    middelengebruik: het gebruik van middelen, waarin stoffen zitten met een psychoactieve werking, dat wil zeggen een stof die de gemoedstoestand verandert, de mate van actief of ontspannen zijn verandert, of een stof die de manier van denken, waarnemen en beleven verandert, zoals alcohol, nicotine of andere drugs;

  • g.

    ongelijk investeren: de gezondheidsverschillen in de stad worden groter en daarom moet meer geïnvesteerd worden in de inwoners die dit het hardst nodig hebben;

  • h.

    positieve gezondheid: het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Positieve gezondheid kent 6 dimensies: lichaamsfuncties, mentale functies en beleving, spirituele/existentiële dimensie, kwaliteit van leven, sociaal-maatschappelijke participatie en dagelijks functioneren;

  • i.

    risicogroepen: jeugd en volwassenen die door een opeenstapeling van risicofactoren extra kwetsbaar zijn voor (problematisch) middelengebruik;

  • j.

    selectieve preventie: preventie gericht op het voorkomen dat personen met één of meerdere risicofactoren (determinanten) voor een bepaalde aandoening daadwerkelijk ziek worden;

  • k.

    setting: de fysieke en sociale omgeving waarin middelengebruik en/of gokken plaatsvindt;

  • l.

    sleutelpersoon: iemand die door actieve betrokkenheid bij het aanpakken van problemen in wijk of stad, vertrouwen binnen een gemeenschap heeft verworven en daardoor op creatieve of sociaal vernieuwende manieren mensen samen weet te brengen. Dit kan ook een ervaringsdeskundige en/of iemand uit de doelgroep zelf zijn;

  • m.

    universele preventie: preventie gericht op het bewaken, beschermen en bevorderen van een gezonde bevolking;

  • n.

    vroegsignalering: het zo vroeg mogelijk opsporen van problemen met middelengebruik en/of gokken om daar zo tijdig mogelijk op in te grijpen; 

Artikel 2 Doelen en doelgroepen

Met deze regel dragen burgemeester en wethouders bij aan het realiseren van de ambities in het Coalitieakkoord Utrecht 2022 – 2026 op het gebied van verslavingspreventie.

Doel van het verslavingspreventiebeleid is het bevorderen van positieve gezondheid. Met onze inzet streven we ernaar om gezondheidsschade te voorkomen ten gevolge van middelengebruik (alcohol, nicotine, drugs) en gokken.

Doel van deze nadere regel is het stimuleren en ondersteunen van gezond gedrag als het gaat om middelengebruik en gokken. Doelgroepen waar deze nadere regel zich op richt, zijn jongeren (t/m 25 jaar), risicogroepen en hun sociale omgeving (w.o. ouders). Deze nadere regel gaat over verslavingspreventie (universele en selectieve preventie), die moet worden onderscheiden van de nadere regel over verslavingszorg.

Dit doen we o.a. door het bieden van informatie over de gezondheidseffecten van middelengebruik en gokken. Het gaat om inzet gericht op bewustwording, motivering en gedragsverandering, om mensen in staat te stellen om tot verantwoorde keuzes te komen en om deze keuzes te ondersteunen. In aanvulling daarop is de aandacht ook gericht op mensen met beginnende problematiek om te voorkomen dat de problematiek verergert en om te stimuleren dat het gebruik verminderd wordt.

In deze nadere regel richten we ons primair op jeugd en secundair op specifieke risicogroepen. We richten ons vanuit ongelijk investeren specifiek op risicogroepen die door professionals nog onvoldoende bereikt worden. In deze nadere regel richten we ons tenslotte op jeugd met ouders met psychische problemen en kinderen van ouders met een verslavingsproblemen (KOPP/KOV). Onze inzet is erop gericht om te voorkomen dat deze doelgroep zelf mentale - of verslavingsproblematiek ontwikkelt. De subsidiabele activiteiten richten zich zowel op het kind of de jongvolwassene zelf, als ook op de ouders, waarbij oog is voor intergenerationele overdracht van problematiek.

Artikel 3 Eisen aan de subsidieaanvrager

Burgemeester en wethouders stellen de volgende eisen aan de subsidie-aanvrager:

  • a.

    De aanvrager is een rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond

Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks het subsidieplafond vast door middel van de subsidiestaat. De subsidiestaat kent subsidieplafonds voor elk van de drie activiteiten zoals beschreven in artikel 5. Bedragen zijn gebaseerd op de bedragen uit de subsidiestaat 2025. De subsidieplafonds voor 2026 zijn nu nog niet bekend en worden zodra deze bekend zijn verwerkt in de subsidiestaat 2026. De subsidie wordt beschikt op basis van een begrotingsvoorbehoud.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

De volgende activiteiten, die aansluiten op de doelen zoals genoemd in artikel 2 en die u uitvoert in de gemeente Utrecht ten behoeve van haar inwoners, komen voor subsidie in aanmerking:

  • 1.

    Verslavingspreventie basis:

    • a.

      Activiteiten op het gebied van verslavingspreventie gericht op jongeren onder de 18 jaar, jongvolwassenen (18 t/m 25 jaar), risicogroepen (dit kunnen ook volwassenen zijn) en hun sociale omgeving, waaronder:

      • i.

        Bewustwording en informatie, waaronder drugstestservice met FTIR;

      • ii.

        Individuele preventieve interventies;

      • iii.

        (Outreachend) veldwerk preventie jeugd.

    • b.

      Activiteiten op het gebied van verslavingspreventie gericht op intermediairs, waaronder:

      • i.

        Monitoring en kennisdeling van trends en risico’s op het gebied van verslavingspreventie en verslavingszorg, zowel vanuit landelijk onderzoek als lokaal opgedane ervaring;

      • ii.

        Vroegsignalering en deskundigheidsbevordering op het gebied van verslavingspreventie en verslavingszorg.

  • 2.

    Verslavingspreventie ongelijk investeren:

    • a.

      Activiteiten gericht op het toeleiden naar preventieve interventies van risicogroepen en hun omgeving (die nu nog onvoldoende bereikt worden). Waaronder:

      • i.

        Bewustwording en informatie;

      • ii.

        Aanvullende rol in het sociaal domein met kennis over verslavingen: verbinden met (in)formele preventie partners jeugd.

    • b.

      Activiteiten op het gebied van verslavingspreventie die betrekking hebben op de risicogroepen genoemd in lid 2.a. gericht op intermediairs, waaronder:

      • i.

        Monitoring en kennisdeling van trends en risico’s op het gebied van verslavingspreventie en verslavingszorg vanuit met deze activiteit opgedane ervaring;

      • ii.

        Vroegsignalering en deskundigheidsbevordering op het gebied van verslavingspreventie.

  • 3.

    Preventie KOPP/KOV-kinderen:

  • Het uitvoeren van (selectieve) preventieve interventies voor KOPP/KOV kinderen en jongvolwassenen en hun ouders, met aandacht voor intergenerationele overdracht van problematiek.

Artikel 6 Eisen aan de subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag van de subsidie wordt ingediend met e-herkenning via de subsidie wordt ingediend met e-herkenning via http://www.utrecht.nl/subsidieverslavingspreventie;

  • 2.

    Uit de aanvraag moet blijken dat wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in artikel 6, derde lid van de Algemene subsidieverordening.

  • 3.

    De subsidieaanvrager vraagt voor twee jaar een subsidie aan (2025 en 2026) waarbij beide jaren duidelijk afzonderlijk in de aanvraag zijn opgenomen.

  • 4.

    Bij de aanvraag worden de volgende documenten aangeleverd:

    • a.

      Een toelichting met activiteitenoverzicht, waarin in ieder geval het volgende is opgenomen:

      • i.

        De beoogde impact voor de doelgroep (zo concreet mogelijke onderbouwing van de gekozen interventies en wijze van monitoring van bereik en resultaat);

      • ii.

        Een beschrijving van de gehanteerde methodiek en expertise van medewerkers;

      • iii.

        Een overzicht van de activiteiten die de subsidieaanvrager gaat inzetten voor social return.

  • Voor een aanvraag die ziet op de activiteiten onder artikel 5, lid 1,‘Verslavingspreventie basisis tevens in het activiteitenoverzicht opgenomen;

    • i.

      de visie in relatie tot de doelen en uitgangspunten van deze nadere regel;

    • ii.

      de onderbouwing van de keuzes voor de activiteiten waarbij actuele kennis (wetenschappelijke kennis, aangevuld met leefwereld- en ervaringskennis) over middelengebruik en gokken in relatie tot de gebruiker en de setting betrokken is;

    • iii.

      een toelichting op het totaalpakket aan deskundigheid en diensten op het gebied van verslavingspreventie en verslavingszorg;

    • iv.

      een beschrijving van de samenhang met andere interventies die zijn gericht op een gezonde leefstijl en de onderliggende maatschappelijke problematiek van middelengebruik en gokken;

    • v.

      een beschrijving van de manier waarop wordt samengewerkt met partners in de stad en in de wijken om de beoogde effecten te realiseren.

  • Voor een aanvraag die ziet op de activiteiten onder artikel 5, lid 2, ‘Verslavingspreventie ongelijk investeren’ is tevens in het activiteitenoverzicht opgenomen;

    • i.

      de visie in relatie tot de doelen en uitgangspunten van deze nadere regel, in het bijzonder in relatie tot ongelijk investeren;

    • ii.

      de onderbouwing van de keuze voor de specifieke risicogroep, setting en wijk waarbij actuele kennis (evidence informed aangevuld met leefwereld- en ervaringskennis) over middelengebruik en gokken betrokken is;

    • iii.

      een toelichting op het totaalpakket aan deskundigheid en diensten, in het bijzonder in relatie tot verslavingspreventie;

    • iv.

      een beschrijving van de manier waarop wordt samengewerkt met partners in de wijk om de beoogde effecten te realiseren.

  • Voor een aanvraag die ziet op de activiteiten onder artikel 5, lid 3, ‘Preventie KOPP/KOV-kinderen’ is tevens in het activiteitenoverzicht opgenomen.

    • i.

      een toelichting op de keuze van de in te zetten interventies in relatie tot de aard en omvang van de Utrechtse KOPP/KOV-doelgroep;

    • ii.

      een toelichting op de deskundigheid op het gebied van interventies KOPP/KOV;

    • iii.

      een beschrijving van de manier waarop wordt samengewerkt met partners in de stad en in de wijken (en de (volwassen) GGZ partijen in het bijzonder) om de beoogde effecten te realiseren.

    • a.

      een financiële onderbouwing van de aanvraag die aansluit op het overzicht van de activiteiten. In deze onderbouwing staat per subsidie jaar per activiteit opgenomen welke personele en materiele middelen nodig zijn voor de activiteiten. Tevens is het gevraagde subsidiebedrag helder onderbouwd met daarbij een sluitende begroting met daarin alle (overige) inkomsten.

Artikel 7 Indieningstermijn subsidieaanvraag

Alle aanvragen moeten voor 1 oktober 2024 worden ingediend met e-herkenning via www.utrecht.nl/subsidieverslavingspreventie bij burgemeester en wethouders.

Artikel 8 Maximaal subsidiebedrag per aanvraag

Per subsidieplafond zoals vermeld in de subsidiestaat wordt aan één aanvrager subsidie verstrekt.

Artikel 9 Beoordeling subsidieaanvraag

  • a.

    Voor activiteiten bedoeld onder artikel 5, lid 1 ‘Verslavingspreventie basis’:

  • Alle(en) tijdig aangeleverde en volledige aanvragen worden beoordeeld op basis van een puntensysteem. Om in aanmerking te komen voor subsidie moet een aanvraag ten minste 60% scoren voor elk afzonderlijk criterium. De organisatie met de meeste punten krijgt de subsidie verleend.

  • Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag wordt getoetst aan de volgende criteria:

    • 1.

      de mate waarin de aanvraag aansluit op de doelen in artikel 2 (maximaal 30 punten);

    • 2.

      de mate waarin en de manier waarop de aanvrager eigen expertise op het gebied van verslavingspreventie en verslavingszorg en wetenschappelijke kennis, aangevuld met leefwereld- en ervaringskennis over de actuele problematiek benut bij de onderbouwing van de aanvraag (maximaal 25 punten);

    • 3.

      De hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag en de mate waarin er een realistisch verband bestaat tussen de activiteiten en de daarbij benodigde financiële middelen (maximaal 20 punten);

    • 4.

      de mate waarin de onderlinge samenhang tussen de verschillende activiteiten bijdraagt aan de gestelde doelen, d.w.z. hoe het aanbod verslavingspreventie dat de aanvrager aanbiedt (universele en selectieve preventie) samenhangt met en aansluit op de aanpak verslavingen in de brede zin, i.h.b. de verslavingszorg (maximaal 15 punten);

    • 5.

      de (mate van) samenhang van de geplande activiteiten met interventies van andere partijen, waaruit afstemming en samenwerking met formele en informele samenwerkingspartners in de gemeente Utrecht blijkt. De plek/positie in de samenwerkingsketen is helder beschreven (maximaal 10 punten).

  • b.

    Voor activiteiten bedoeld onder artikel 5.2. ‘Verslavingspreventie ongelijk investeren’:

  • Alle volledige aanvragen worden beoordeeld op basis van een puntensysteem. Om in aanmerking te komen voor subsidie moet een aanvraag ten minste 60% scoren voor elk afzonderlijk criterium. De organisatie met de meeste punten krijgt de subsidie verleend.

  • Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag wordt getoetst aan de volgende criteria:

    • 1.

      de mate waarin en de manier waarop de aanvrager actuele leefwereld- en ervaringskennis benut bij de onderbouwing van de keuze voor de specifieke doelgroep, setting en wijk en vertaalt naar evidenced informed interventies (maximaal 30 punten);

    • 2.

      de mate waarin de aanvraag aansluit op de doelen in artikel 2, in het bijzonder het verkleinen van gezondheidsverschillen (maximaal 20 punten);

    • 3.

      de mate waarin de in de aanvraag voorgestelde aanpak bijdraagt aan het doel om de gekozen doelgroep effectief te bereiken en toe te leiden (maximaal 20 punten);

    • 4.

      de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag en de mate waarin er een realistisch verband bestaat tussen de activiteiten en de daarbij benodigde financiële middelen (maximaal 20 punten);

    • 5.

      de (mate van) samenhang van de geplande activiteiten met interventies van andere partijen, waaruit afstemming en samenwerking met formele en informele samenwerkingspartners in de gemeente Utrecht blijkt. De plek/positie in de samenwerkingsketen is helder beschreven (maximaal 10 punten);

  • c.

    Voor activiteiten bedoeld onder artikel 5.3. ‘Preventie KOPP/KOV-kinderen’:

  • Alle volledige aanvragen worden beoordeeld op basis van een puntensysteem. Om in aanmerking te komen voor subsidie moet een aanvraag ten minste 60% scoren voor elk afzonderlijk criterium. De organisatie met de meeste punten krijgt de subsidie verleend.

  • Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag wordt getoetst aan de volgende criteria:

    • 1.

      de onderbouwing van de keuze van de ingezette interventies in relatie tot de aard en geschatte omvang van de Utrechtse KOPP/KOV-doelgroep (maximaal 55 punten)

    • 2.

      de (mate van) samenhang van de geplande activiteiten met andere interventies in de keten, waaruit afstemming en samenwerking met formele en informele samenwerkingspartners in de gemeente Utrecht blijkt, in het bijzonder de jeugd- en volwassenen GGZ (maximaal 25 punten);

    • 3.

      de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag en de mate waarin er een realistisch verband bestaat tussen de activiteiten en de daarbij benodigde financiële middelen (maximaal 20 punten).

Artikel 10 Beslistermijn

  • a.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen 13 weken na de uiterste indieningstermijn over de aanvraag.

  • b.

    Op basis van de in artikel 9 benoemde criteria worden de aanvragen inhoudelijk beoordeeld en moet de aanvrager ten minste 60% scoren voor elk afzonderlijk criterium;

  • c.

    De beoordeling van de aanvragen gebeurt ambtelijk. Bij onduidelijkheden in de aanvraag kan de aanvrager gevraagd worden een toelichting te geven.

Artikel 11 Verplichtingen

In aanvulling op de verplichtingen uit hoofdstuk 4 van de Asv houdt de aanvrager zich aan de volgende verplichtingen:

  • a.

    De aanvrager werkt evidenceinformedop verslavingspreventie en is op de hoogte van de actuele wetenschappelijke inzichten;

  • b.

    De geplande activiteiten met interventies zijn in afstemming en samenwerking met formele en informele samenwerkingspartners in de gemeente Utrecht. De plek/positie in de samenwerkingsketen is helder;

  • c.

    Bij “Verslavingspreventie basis” is de aanvrager verantwoordelijk voor de aanschaf (en onderhoud) van een FTIR en voor voldoende drugstestcapaciteit;

  • d.

    Bij ‘Preventie KOPP/KOV-kinderen’ wordt de “Richtlijn Kinderen van Ouders met Psychische Problemen / Verslavingsproblemen (KOPP/KOV) voor jeugdhulp en jeugdbescherming” (4e druk, 2020, of de meest actuele versie van deze richtlijn)) gehanteerd.

Artikel 12 Evaluatie

Het beleid waarvoor de subsidie (omschrijving) wordt ingezet, wordt periodiek geëvalueerd. De evaluatie kan leiden tot aanpassing van deze nadere regel.

Artikel 13 Intrekking

De Beleidsregel Verslavingspreventie gemeente Utrecht 2024, zoals vastgesteld op 20 juni 2023, wordt ingetrokken.

Artikel 14 Overgangsbepalingen

De Beleidsregel Verslavingspreventie gemeente Utrecht 2024, zoals vastgesteld op 20 juni 2023, blijft van toepassing op subsidiebesluiten die onder de werking van deze regeling zijn genomen en aanvragen die voor de intrekking van deze regeling zijn ingediend.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze nadere regel treedt in werking de dag na bekendmaking.

Artikel 16 Citeertitel

Deze nadere regel wordt aangehaald als Nadere regel subsidie Verslavingspreventie gemeente Utrecht 2025 t/m 2026.

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, in de vergadering van 28 mei 2024.

De burgemeester

Sharon A.M. Dijksma

De secretaris,

Michiel J. Ruis

Informatieve toelichting bij Nadere regel subsidie verslavingspreventie gemeente Utrecht 2025 t/m 2026

Artikelsgewijs

Artikel 2

Burgemeester en wethouders willen flexibel kunnen inspelen op een snel veranderende markt voor verslavende middelen en gokken. We willen trends en risicogroepen snel kunnen identificeren. Uitgangspunt daarbij is dat de kennisbasis van de subsidieaanvragers is gebaseerd op verschillende perspectieven zoals wetenschap, ervarings- en leefwereldkennis (van de doelgroep en de setting), maar ook kennis van partners in de zorg en sociale basis en in de wijken. Goed samenspel tussen partners die zich met andere preventieve interventies richten op dezelfde doelgroepen (bijvoorbeeld vanuit criminaliteitspreventie, sociale basis en gezondheid) en ketenpartners op het gebied van basiszorg en verslavingszorg is daarbij noodzakelijk.

 

Burgemeester en wethouders willen gezondheidsverschillen verkleinen. Dat vraagt om een aanpak waarbij middelen, gebruiker en setting in onderlinge samenhang worden bezien. We willen investeren in specifieke settings waar veel gebruikt wordt en in risicogroepen die tot nu toe minder goed bereikt worden. Daarnaast wordt zo nodig (gebiedsgericht) ingezet op innovatieve interventies.

 

Burgemeester en wethouders investeren samen met partners in de sociale infrastructuur van gemeente en regio. Een van de instrumenten om dit te doen is social return. Social return maakt het mogelijk dat investeringen die de gemeente doet naast het financiële rendement, ook een concrete sociale winst opleveren.