Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Urk

Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2024 gemeente Urk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUrk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel toepassing Wet Bibob 2024 gemeente Urk
CiteertitelBeleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Urk 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.

Deze regeling vervangt de Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2022 gemeente Urk.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 3 van de Drank- en Horecawet
  4. artikel 27 van de Alcoholwet
  5. artikel 30a van de Alcoholwet
  6. artikel 31 van de Drank- en Horecawet
  7. artikel 30b van de Wet op de kansspelen
  8. artikel 30e van de Wet op de kansspelen
  9. Algemene Plaatselijke Verordening Urk 2018
  10. artikel 4.19b van de Omgevingswet
  11. artikel 5.31 van de Omgevingswet
  12. artikel 5.40, eerste lid, van de Omgevingswet
  13. Huisvestingswet 2014
  14. Jeugdwet
  15. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  16. Aanbestedingswet 2012
  17. Algemene subsidieverordening gemeente Urk 2021
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-06-2024nieuwe regeling

14-05-2024

gmb-2024-239207

018458742

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2024 gemeente Urk

Het doel van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) is het voorkomen dat overheidsinstanties ongewild strafbare activiteiten faciliteren en/of dat onrechtmatig verkregen voordeel wordt gebruikt. Dit gebeurt door een Bibob-onderzoek uit te voeren naar de integriteit van de betrokkene en diens omgeving. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kunnen bijvoorbeeld vergunningen of subsidies worden geweigerd of ingetrokken, of kunnen hier extra voorwaarden aan gesteld worden. Ook kan de gemeente besluiten geen opdracht te verlenen aan een partij of geen vastgoedtransactie aan te gaan of deze af te breken.

 

Het college van burgemeester en wethouders van Urk en de burgemeester van Urk, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

 

Overwegende, dat:

  • gemeente Urk alleen zaken wil doen met integere partijen;

  • de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur een instrument is om te beoordelen of partijen waar de gemeente een relatie mee aangaat, integer zijn;

  • het doel van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is het voorkomen dat de gemeente strafbare activiteiten faciliteert en/of dat onrechtmatig verkregen voordeel wordt gebruikt;

  • de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

  • de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur per 1 oktober 2022 op belangrijke onderdelen gewijzigd is;

  • deze wijzigingen een uitbreiding betreffen van de reikwijdte van de Wet op het gebied van vastgoedtransacties, overheidsopdrachten en omgevingsvergunning, maar ook een verruiming geven van bevoegdheden in informatiedeling;

  • deze wijzigingen verwerkt zijn in onderhavige beleidsregel;

Gelet op:

het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Alcoholwet,

de artikelen 30b en 30e van de Wet op de kansspelen en artikel 2.40 Algemene Plaatselijke Verordening (kansspelautomaten),

artikel 2.39 van de Algemene Plaatselijke Verordening (speelautomatenhallen),

artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning),

de artikelen 2.24 en 2.25 van de Algemene Plaatselijke Verordening (evenementen),

artikel 3.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (seksinrichtingen),

de artikelen 2.1, 2.17, 2.19, 2.20 en 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,

de Subsidieverordening

de artikelen 4.19b, 5.31 en 5.40 lid 1 sub b van de Omgevingswet

de Huisvestingswet

de Verordening fysieke leefomgeving Urk (m.b.t. de gemeentelijke vergunningen)

de Jeugdwet

de Wet maatschappelijke ondersteuning

de Aanbestedingswet 2012

het Burgerlijk Wetboek

 

besluiten vast te stellen:

 

de Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Urk

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de politie, een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf dan wel een ander openbaar lichaam als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet of een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen rechtspersoon met een overheidstaak.

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Urk alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen.

    • c.

      beschikking: een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing.

    • d.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidie-ontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie en de beoogd verkrijger van de erfpacht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling “vastgoedtransactie”.

    • e.

      Bibob-onderzoek: een onderzoek uitgevoerd krachtens de wet Bibob, waarbij door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Landelijk Bureau Bibob aan te vragen.

    • f.

      Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 7a, vijfde lid van de Wet Bibob.

    • g.

      eigen ambtelijke informatie: informatie die binnen de gemeentelijke organisatie aanwezig is en die de gemeente in het kader van het eigen onderzoek kan gebruiken en/of informatie waarover de gemeente op verzoek kan beschikken;

    • h.

      overheidsopdracht: overheidsopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012.

    • i.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruikrecht;

      • 4.

        de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren;

      • 5.

        toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek of opstal als bedoeld in artikel 104, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

        of

      • 6.

        toestemming voor het vervreemden van een recht op eigendom, of voor het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht, ten aanzien van een registergoed dat de rechtspersoon met een overheidstaak heeft vervreemd onder de voorwaarde dat de verkrijger en zijn rechtsopvolgers verplicht zijn voor handelingen als hiervoor vermeld toestemming te vragen aan voornoemde personen.

    • j.

      Landelijk Bureau Bibob. Er is een Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (artikel 8 Wet Bibob), hierna: het Bureau. Het Bureau heeft tot taak aan bestuursorganen op verzoek advies uit te brengen over de mate van gevaar. Het Bureau verricht hiertoe zelfstandig onderzoek (artikelen 8 en 9 van de Wet Bibob).

    • k.

      RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum.

Artikel 1.2 Toepassing beleidsregel

Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van de Wet Bibob door de rechtspersoon zijnde de gemeente Urk en diens bestuursorganen. De beleidsregel laat dus onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming wordt betrokken.

Artikel 1.3 Uitvoering Bibob-onderzoek in afwijking van beleidsregel

Deze beleidsregel laat onverlet dat in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een onderzoek in het kader van de Wet Bibob kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 2 Beschikkingen

Artikel 2.1 Vergunningen horeca, speelautomaten, openbare inrichting, seksinrichting en door de burgemeester aangewezen vergunningsplichtige bedrijven

  • 1.

    Uitvoering van het Bibob-onderzoek vindt plaats bij elke aanvraag voor een vergunning als bedoeld in:

    • artikel 3 Alcoholwet (alcoholvergunning).

    • artikel 30b van de Wet op de kansspelen (speelautomatenvergunning).

    • artikel 2.28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning) m.u.v. het (jeugd) honk

    • artikel 2.40a van de Algemene Plaatselijke Verordening (ondermijningsartikel).

    • artikel 3.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning

    • seksinrichting, escortbedrijf).

    • artikel 2.39 van de Algemene Plaatselijke Verordening (speelautomatenhal).

    • Vergunningen voor verhuur van reguliere woonruimten in een aangewezen gebied of verhuur van verblijfsruimten aan arbeidsmigranten zoals bedoeld in artikel 5, lid 1 van de Wet goed verhuurderschap, onderdeel a of b.

  • 2.

    Bij elke wijziging van een vergunning genoemd in het eerste lid vindt een Bibob-onderzoek plaats:

    • a.

      indien er sprake is van nieuwe vestiging van een inrichting of bedrijf en/of

    • b.

      indien er sprake is van een overname of wijziging van een exploitant en/of

    • c.

      indien er op grond van:

      • eigen ambtelijke informatie, en/of

      • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

      • situaties als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, en/of

      • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

      • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

      • overige signalen

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zal het bestuursorgaan ten aanzien van paracommerciële instellingen uitsluitend een Bibob-onderzoek starten, indien er op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • situaties als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • overige signalen

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zal het bestuursorgaan na een aanvraag van een exploitatievergunning voor een (jeugd)honk uitsluitend een Bibob-onderzoek starten, indien er op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • situaties als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • overige signalen

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zal het bestuursorgaan na aanvraag van een exploitatievergunning voor een openbare inrichting die reeds gevestigd was voor 1 mei 2021 binnen de gemeente Urk uitsluitend een bibob-onderzoek starten wanneer er op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • situaties als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • overige signalen

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zal het bestuursorgaan na aanvraag van een vergunningen voor verhuur van reguliere woonruimten uitsluitend een Bibob-onderzoek starten, indien er op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • situaties als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • overige signalen

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 2.2 Evenementen

In geval van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.25 van de APV (evenementen-vergunning), zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

  • eigen ambtelijke informatie, en/of

  • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

  • situaties als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, en/of

  • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 2.3 Omgevingsvergunning bouwactiviteit, omgevingsplanactiviteit en milieubelastende activiteit en wijziging omgevingsplan

Het bestuursorgaan verricht in beginsel een Bibob-onderzoek voor een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit, milieuactiviteit en/of een omgevingsplanactiviteit, dan wel bij een aanvraag tot wijziging van het omgevingsplan, indien op grond van:

  • eigen ambtelijke informatie, en/of

  • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

  • situaties als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, en/of

  • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 2.4 (Overige) vergunningen als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob en vergunningen op grond van de Huisvestingswet

In geval van een aanvraag voor een vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob (een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor inrichting of bedrijf) anders dan de situaties bedoeld in artikel 2.1, eerste lid van deze beleidsregel, en in geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 21 en 22 van de Huisvestingswet, zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:

  • eigen ambtelijke informatie, en/of

  • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

  • situaties als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, en/of

  • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 2.5 Subsidies

In geval van een aanvraag voor (het vaststellen van) een subsidie of bij een reeds verleende (of vastgestelde) subsidie zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

  • eigen ambtelijke informatie, en/of

  • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

  • situaties als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, en/of

  • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

  • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

  • overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 2.6 Verleende beschikking

  • 1.

    In geval van een reeds verleende beschikking zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • situaties als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • de gemeente krijgt een melding dat de persoon die de vergunning heeft gekregen de vergunning op naam van iemand anders wil zetten (wijziging aanvrager of vergunninghouder zoals bedoeld in artikel 5.37 van de Omgevingswet) en/of

    • overige signalen

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien sprake is van het wijzigen van de tenaamstelling bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.25 Wabo.

Hoofdstuk 3 privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Vastgoedtransacties screening vooraf

  • 1.

    De gemeente zal een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie indien op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • situaties als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • overige signalen

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, start de gemeente een Bibob-onderzoek alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft, zal worden gebruikt in één van de volgende sectoren:

    • horecabedrijven;

    • seks- en escortbedrijven;

    • inrichtingen waarin middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet te koop worden aangeboden (coffeeshops);

    • openbare inrichtingen ingevolge artikel 2:27 van de Algemene plaatselijke verordening Urk;

    • inrichtingen waarin psychoactieve substanties (waaronder niet traditionele genotsmiddelen op natuurlijke basis) te koop worden aangeboden (smartshops);

    • Inrichtingen waarin artikelen en hulpmiddelen voor het gebruik van drugs te koop worden aangeboden (headshops);

    • shishalounges;

    • speelautomatenhallen;

    • fitnesscentra;

    • wellnessbranche (massage- en beautysalons, nagel- en zonnebankstudio’s);

    • autobranche (autohandel, garages, lease- en verhuurbedrijven en autodemontage);

    • belwinkels;

    • woonruimte voor arbeidsmigranten;

    • woonwagenterreinen;

    • religieuze instellingen;

    • afvalverwerkingsbedrijven.

  • 3.

    De gemeente kan verder een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien:

    • a.

      de vastgoedtransactie gekenmerkt wordt door een hoge mate van financiële complexiteit.

    • b.

      de transactie betrekking heeft op een beeldbepalende onroerende zaak of op een onroerende zaak die naar het oordeel van de gemeente symbolische waarde heeft.

    • c.

      de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft gelegen is in een door de burgemeester op grond van artikel 2.40a van de Algemene Plaatselijke Verordening Urk vastgesteld aandachtsgebied.

    • d.

      er sprake is van een hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur.

    • e.

      er sprake is van aanzienlijk (financieel) risico voor de gemeente

Artikel 3.2 Vastgoedtransacties screening achteraf

  • 1.

    De gemeente zal, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, een Bibob-onderzoek starten, indien in de overeenkomst een Bibob-beëindigingclausule als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob is opgenomen én indien op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • situaties als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • overige signalen

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de gemeente, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, periodiek een Bibob-onderzoek uitvoeren op momenten zoals in de overeenkomst bepaald.

Artikel 3.3 Overheidsopdrachten

  • 1.

    In geval van een overheidsopdracht die onder het bereik van de Wet Bibob

    • valt, zal de gemeente een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

    • eigen ambtelijke informatie, en/of

    • informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

    • situaties als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, en/of

    • informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

    • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

    • overige signalen

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Het eerste lid is zowel van toepassing op de contractpartij als op de onderaannemer.

Hoofdstuk 4 Gevolgen van de Bibob-procedure bij beschikkingen

Artikel 4.1 Gevolgen van gebrekkige informatievoorziening door betrokkene

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt een aanvraag voor een beschikking buiten behandeling, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 2.

    Het bestuursorgaan trekt een verleende beschikking in op basis van artikel 4, eerste lid, van de Wet Bibob, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan de weigering van de betrokkene om een formulier als bedoeld in artikel 7a, vijfde lid Wet Bibob, volledig in te vullen, aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob (volgt uit artikel 4 eerste lid Wet Bibob). Het bestuursorgaan kan de weigering van de betrokkene om aanvullende gegevens te verschaffen aan het Bureau aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob (volgt uit artikel 4 tweede lid Wet Bibob).

Artikel 4.2 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanvragen (tot wijziging) van een beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal overgaan tot weigering van een aanvraag om (wijziging van) een beschikking of tot intrekking van een reeds afgegeven beschikking, indien uit het Bibob-onderzoek of uit advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet Bibob, dan wel een situatie zich voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de Wet Bibob.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de weigering van de betrokkene om een formulier als bedoeld in artikel 7a, vijfde lid Wet Bibob, volledig in te vullen, aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob (volgt uit artikel vier eerste lid Wet Bibob). Het bestuursorgaan kan de weigering van de betrokkene om aanvullende gegevens te verschaffen, aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob (volgt uit artikel 4 tweede lid Wet Bibob).

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan bij een mindere mate van gevaar of bij een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de Wet Bibob voorschriften aan een beschikking verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

  • 4.

    Het verstrekkende bestuursorgaan of de verstrekkende rechtspersoon met een overheidstaak, kan een advies van het Bureau gedurende vijf jaar gebruiken in verband met een andere beslissing.

Artikel 4.3 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde

  • 1.

    Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan het bestuursorgaan de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende vijf jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar.

  • 2.

    Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.

Hoofdstuk 5 Gevolgen van de Bibob-procedure bij privaatrechtelijke transacties

Artikel 5.1 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties

  • 1.

    De gemeente kan overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het Bibob-onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat één van de onderstaande situaties zich voordoet:

    • a.

      er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • b.

      er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

    • c.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

    • d.

      er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

    • e.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a, tweede lid en artikel 7a, derde lid Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • f.

      betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 4 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

    • g.

      indien er sprake is van het niet verschaffen van de gevraagde gegevens en bescheiden, dan wel het nalaten van de gestelde vragen te beantwoorden zoals onder e. en f. is gesteld, kan dit een ernstig gevaar opleveren zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob.

  • 2.

    In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.

Artikel 5.2 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde

  • 1.

    Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan de gemeente de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende vijf jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar met betrekking tot de vastgoedtransactie.

  • 2.

    Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van de gemeente voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.

Artikel 5.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanbestedingen

  • 1.

    In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht kan de informatie uit het Bibob onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

  • 2.

    Bij overeenkomsten als bedoeld in de Jeugdwet en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 kan de informatie uit het Bibob-onderzoek aanleiding zijn om de overeenkomst niet aan te gaan, dan wel te ontbinden.

  • 3.

    De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

  • 4.

    De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het Bureau gestelde vragen, dan wel niet of niet volledig verstrekken van door de het Bureau verzochte gegevens.

Hoofdstuk 6 Informatiedeling

Artikel 6.1 Delen van informatie

  • 1.

    Indien sprake is van een zelfstandige gevaarbeoordeling of sprake is van een vermoeden dat de betrokkene(n) zich terugtrekt vanwege het toepassen van de Wet zal de gemeente hiervan melding maken zoals bedoeld in artikel 7a, lid 7 en lid 8 van de Wet.

  • 2.

    De gemeente zal indien hier aanleiding toe is, gebruik maken van haar tipbevoegdheid als bedoeld in artikel 26 van de Wet.

  • 3.

    De gemeente zal op verzoek de informatie, verkregen op grond van de Wet, verstrekken aan andere gemeenten en/of rechtspersonen met een overheidstaak zoals bedoeld en onder voorwaarden als genoemd in artikel 28, lid 2, onder m, van de Wet.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Intrekking

De ‘Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2022 gemeente Urk’ wordt ingetrokken met ingang van het moment waarop deze Beleidsregel in werking treedt.

Artikel 7.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 7.3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Urk 2024.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Urk gehouden op 14 mei 2024,

De burgemeester,

Joh. C. Westmaas

De gemeentesecretaris,

C.J.M. Swart

De burgemeester,

Joh. C. Westmaas