Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Beleidsregels minimavoorzieningen Den Haag 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels minimavoorzieningen Den Haag 2024
CiteertitelBeleidsregels minimavoorzieningen Den Haag 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregels minimavoorzieningen Den Haag 2024

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 35 van de Participatiewet
  3. Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-06-2024nieuwe regeling

28-05-2024

gmb-2024-239090

RIS318940 SZW/10738358

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels minimavoorzieningen Den Haag 2024

Toelichting

 

Het college regelt in deze beleidsregels op welke wijze het college omgaat met minimavoorzieningen ten behoeve van de inwoners van Den Haag. Het gaat hierbij om de beleidsregels voor a. de Ooievaarspas b, gratis OV voor AOW’ers, de Haagse Zorgverzekering en de Tegemoetkoming voor Chronisch Zieken en Gehandicapten. Deze bevoegdheid is gebaseerd op respectievelijk artikel 108 Gemeentewet, artikel 35 Participatiewet en artikel 2.5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018. Wat betreft de Ooievaarspas is ook de maximale vergoeding bij contributies verhoogd van €330 naar €450. Deze behoren niet in de beleidsregels minimavoorzieningen, maar vallen onder de algemene voorwaarden van de Ooievaarspas waarin staat opgenomen welke vergoedingsafspraken met aangesloten partners worden gemaakt.

 

Besluitvorming

 

Artikel I

De beleidsregels minimavoorzieningen Den Haag 2024 worden als volgt vastgesteld:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

- aanvrager:

aanvrager van 18 jaar of ouder zoals bedoeld in artikel 4 van de Participatiewet, die in de Basisregistratie Personen (BRP) is ingeschreven in de gemeente Den Haag; volwassen inwonende kinderen doen individueel een aanvraag voor een minimavoorziening

- college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

- minimavoorzieningen:

alle in deze beleidsregels vastgelegde gemeentelijke voorzieningen, waarvoor Haagse inwoners met een inkomen onder een in deze beleidsregels vastgestelde inkomensgrens en vermogensgrens in aanmerking komen, met uitzondering van de individuele bijzondere bijstand en individuele inkomenstoeslag;

- pashouder:

de natuurlijk persoon in het bezit van een geldige Ooievaarspas;

- student:

de aanvrager die een toelage ingevolge de Wet studiefinanciering 2000 ontvangt.

 

Artikel 1.2 Reikwijdte beleidsregels

Deze beleidsregels zijn van toepassing op belanghebbenden die hun woonplaats in Den Haag hebben blijkend uit de inschrijving in de basisregistratie.

 

Artikel 1.3 Doel van de beleidsregels

Het doel van deze beleidsregels is de participatie en de gezondheid van de Haagse burgers met een laag inkomen te bevorderen.

 

Hoofdstuk 2 Inkomens- en vermogensbepaling minimavoorzieningen

 

Artikel 2.1 Inkomstenbepaling voor minimavoorzieningen

  • 1.

    Het gebruikte inkomensbegrip voor het recht op minimavoorzieningen is het inkomen exclusief vakantietoeslag zoals bedoeld in artikelen 31, 32 en 33 van de Participatiewet.

  • 2.

    Voor de aanvrager die aan een traject van schuldbemiddeling of schuldsanering deelneemt via een erkend schuldhulpverlener geldt, dat voor het recht op minimavoorzieningen het inkomen gedurende het traject gelijkgesteld wordt met het wettelijk sociaal minimum.

  • 3.

    Indien aanvrager, bijvoorbeeld door beslag, redelijkerwijs niet kan beschikken over (een gedeelte van) zijn inkomen, dan wordt dit deel van het inkomen niet in aanmerking genomen bij het bepalen of iemand recht heeft op een minimavoorziening.

 

Artikel 2.2 Vermogensbepaling voor minimavoorzieningen

  • 1.

    Een aanvrager heeft recht op een minimavoorziening als het vermogen niet meer is dan het vermogen zoals vastgesteld in artikel 34 van de Participatiewet en tevens wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3.1 lid 1 tot en met 4.

  • 2.

    In afwijking van artikel 34 van de Participatiewet worden de volgende vermogensbestanddelen buiten beschouwing gelaten:

    a. de waarde van een woning in eigen bezit, zoals bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Participatiewet, voor zover en zolang dit het hoofdverblijf van de aanvrager betreft;

    b één motorvoertuig waarvan het kenteken op naam staat van de aanvrager. Wanneer er meerdere voertuigen op naam van de aanvrager staan, geldt de volledige dagwaarde vanaf het tweede voertuig mee voor het vermogen. Het voertuig met de laagste dagwaarde, zoals vermeld op de site van de ANWB, wordt aangemerkt als het eerste voertuig. Hiervan kan worden afgeweken indien het tweede voertuig noodzakelijk is voor het uitvoeren van werk of mantelzorg;

    c. het vermogen in de boedelrekening in geval van een wettelijk of minnelijke schuldsaneringsregeling;

  • 3.

    Schulden worden als negatief vermogen aangemerkt en in mindering gebracht op het positieve vermogen als ze aantoonbaar en opeisbaar zijn en er een feitelijke verplichting tot terugbetaling bestaat.

 

Artikel 2.3 Uitsluitingen recht op minimavoorzieningen

  • 1.

    Een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 10 van de Vreemdelingenwet, kan geen aanspraak maken op toekenning van minimavoorzieningen. Hiervan kan worden afgeweken indien de aanspraak betrekking heeft op het onderwijs voor een minderjarige.

  • 2.

    Studenten kunnen geen aanspraak maken op toekenning van minimavoorzieningen, tenzij er sprake is van het bepaalde in artikel 3.1 lid 5.

 

Hoofdstuk 3 Minimavoorzieningen

 

Artikel 3.1 Ooievaarspas

  • 1.

    De aanvrager tot de AOW-gerechtigde leeftijd heeft recht op een Ooievaarspas, als deze een inkomen heeft dat niet hoger is dan 150% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en het vermogen lager is dan het vermogen zoals bepaald in artikel 2.2.

  • 2.

    De aanvrager heeft recht op een Ooievaarspas vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd als deze een inkomen heeft dat niet hoger is dan 150% van de van toepassing zijnde AOW-uitkering en het vermogen lager is dan het vermogen zoals bepaald in artikel 2.2.

  • 3.

    De pashouder behoudt recht op een Ooievaarspas voor het kalenderjaar dat volgt op het jaar dat de pashouder niet langer voldoet aan de dan van toepassing zijnde inkomens- en vermogensgrens.

  • 4.

    De Ooievaarspas wordt ambtshalve verstrekt aan inwoners met een uitkering voor algemene bijstand zoals bedoeld in artikel 19 van de Participatiewet en aan inwoners die deelnemen aan een minnelijk schuldhulptraject.

  • 5.

    Studenten kunnen aanspraak maken op de Ooievaarspas indien zij inwonende kinderen tot 18 jaar hebben.

 

Artikel 3.2 Gratis OV voor AOW’ers

Een pashouder heeft vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd recht op het gratis reizen met de HTM. De pashouder ontvangt na vaststelling van het recht een bericht dat het gratis reisproduct geladen kan worden op de eigen OV-kaart.

 

Artikel 3.3 Haagse Zorgverzekering

  • 1.

    De aanvrager tot de AOW-gerechtigde leeftijd heeft het recht op deelname aan de Haagse Zorgverzekering, als deze een inkomen heeft dat niet hoger is dan 150% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 2.

    De aanvrager heeft recht op deelname aan de Haagse Zorgverzekering vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd als deze een inkomen heeft dat niet hoger is dan 150% van de van toepassing zijnde AOW-uitkering.

  • 3.

    De aanvrager heeft recht op deelname aan de Haagse Zorgverzekering als het vermogen lager is dan het vermogen zoals opgenomen in artikel 2.2.

  • 4.

    De aanvrager heeft met een inkomen tot 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm of AOW-uitkering recht op een gemeentelijk bijdrage zoals bedoeld in artikel 35, derde lid, van de Participatiewet.

 

Artikel 3.4 Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

  • 1.

    Een aanvrager heeft recht op een Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, zoals omschreven in artikel 2.5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018, indien:

    a. de aanvrager een aantoonbaar chronische ziekte of handicap heeft;

    b. de aanvrager niet ouder is dan de AOW-gerechtigde leeftijd en het inkomen niet hoger is dan 150% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    c. de aanvrager ouder is dan de AOW-gerechtigde leeftijd en het inkomen niet hoger is dan 150% van de van toepassing zijnde AOW-uitkering;

    d. het vermogen van de aanvrager lager is dan het vermogen zoals opgenomen in artikel 2.2 en voldoet aan de inkomenseis van 150% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid onder a is er sprake van recht op een tegemoetkoming voor chronische zieken en gehandicapten als de aanvrager:

    a. een uitkering ontvangt op basis van arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA, WAJONG, of WAO;

    b. een indicatie heeft voor een persoonsgebonden budget vanuit de Zorgverzekeringswet;

    c. een indicatie heeft vanuit de Wet Langdurige Zorg;

    d. een indicatie heeft vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning;

    e. tweemaal kinderbijslag van de SVB ontvangt vanwege een thuiswonend gehandicapt kind; of

    f. over een door de gemeente Den Haag afgegeven parkeervergunning voor gehandicapten beschikt.

 

Hoofdstuk 4 Aanvraag en afwijzing

 

Artikel 4.1 Aanvraagprocedure

  • 1.

    Een minimavoorziening wordt maximaal éénmaal per kalenderjaar toegekend.

  • 2.

    Een aanvraag voor een minimavoorziening op basis van deze beleidsregels wordt uiterlijk op 31 december van het lopende kalenderjaar ingediend voor het recht in het dan lopende kalenderjaar.

  • 3.

    Het aanvragen van een minimavoorziening kan zowel digitaal via de gemeentelijke website als schriftelijk worden gedaan middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

 

Artikel 4.2 Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing ervan, gelet op het belang van belanghebbenden, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 4.3 Verstrekken van de voorziening

Het college kan een voorziening in natura en of in geld verstrekken.

 

Artikel 4.4 Terugvordering

Verstrekkingen die naar het oordeel van het college ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn uitgekeerd kunnen van de aanvrager worden teruggevorderd.

 

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

 

Artikel 5.1 Overgangsrecht

De Beleidsregels minimavoorzieningen Den Haag 2024 zijn van toepassing op alle lopende aanvragen, bezwaar- en beroepschriften waarop nog niet is beslist op de dag van inwerkingtreding van deze beleidsregels en die zijn ingediend of waarop is beslist op basis van de Beleidsregels minimavoorzieningen en bijzondere bijstand Den Haag 2015.

 

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze beleidsregels wordt aangehaald als: Beleidsregels minimavoorziening Den Haag 2024.

 

Artikel II

De beleidsregels minimavoorzieningen en bijzondere bijstand Den Haag 2015 worden als volgt gewijzigd:

  • A

    de artikelen 1 tot en met 12 worden ingetrokken.

 

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

 

Den Haag, 28 mei 2024

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen