Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amersfoort

Verordening maatschappelijke ondersteuning Amersfoort

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmersfoort
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning Amersfoort
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning Amersfoort
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. artikel 2.1.4a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. artikel 2.1.4b, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  4. artikel 2.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  5. artikel 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. artikel 2.3.6, vierde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. artikel 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2024nieuwe regeling

28-06-2024

gmb-2024-238990

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Amersfoort

De raad van de gemeente Amersfoort,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 maart 2024;

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4a, 2.1.4b lid 2, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 lid 4 en 2.6.6 lid 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

gelet op het Beleidskader Amersfoort Inclusieve Stad 2021-2026;

 

overwegende dat:

  • -

    burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

  • -

    van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

  • -

    burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

  • -

    het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het Beleidskader Amersfoort Inclusieve Stad 2021-2026;

  • -

    de principes uit het Beleidskader Amersfoort Inclusieve Stad 2021-2026 leidend zijn;

besluit vast te stellen de:

 

Verordening maatschappelijke ondersteuning Amersfoort

 

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking, daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau;

    • b.

      beperking: aan de persoon verbonden factoren die er toe leiden dat deze niet (volledig) in staat is tot zelfredzaamheid en/of participatie;

    • c.

      budgetplan: een plan opgesteld door of namens de cliënt waaruit blijkt dat de besteding van het pgb voldoet aan de voorwaarden van de wet en/of deze verordening;

    • d.

      college: het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort;

    • e.

      dagactiviteit: dagbesteding in groepsverband als structurele tijdsbesteding met een doel dat gericht is op zelfredzaamheid en participatie van de cliënt dan wel op het ontlasten van de mantelzorger;

    • f.

      financieel besluit: een door het college vastgestelde regeling waar op grond van deze verordening nadere regels en bedragen zijn gesteld;

    • g.

      hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft;

    • h.

      huisgenoot: de persoon met wie de cliënt een gezamenlijk huishouden voert;

    • i.

      huishoudelijke hulp: het in overwegende mate overnemen van activiteiten het ondersteunen bij of overnemen van door het wijkteam vastgestelde Huishoudelijke taken op het gebied van het verzorgen van het huishouden van de cliënt dan wel van de leefeenheid waartoe de cliënt behoort voor zover de huisgenoten naar oordeel van het college geen gebruikelijke hulp kunnen bieden. Daaronder kan ook het aanleren van deze activiteiten vallen;

    • j.

      ingezetene: cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente Amersfoort;

    • k.

      melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college;

    • l.

      nadere regels: een door het college vastgestelde regeling, waar op grond van deze verordening nadere regels zijn gesteld;

    • m.

      normale gebruik van de woning: het kunnen uitvoeren van de elementaire woonfuncties gericht op zelfredzaamheid;

    • n.

      ondersteuningsplan: het door de cliënt, in overleg met de aanbieder op te stellen plan over de ondersteuningstaken die worden geleverd voor het realiseren van het resultaat zoals opgenomen in het onderzoeksverslag;

    • o.

      onderzoeksverslag: een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 8 van de wet;

    • p.

      persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning volgens cliënt noodzakelijk is;

    • q.

      pgb: persoonsgebonden budget;

    • r.

      respijtverblijf: kortdurend verblijf als bedoeld in de wet;

    • s.

      spoedeisend geval: een (onvoorziene) situatie die geen uitstel verdraagt, daaronder begrepen de gevallen waarin met spoed opvang noodzakelijk is, eventueel met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld;

    • t.

      uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

    • u.

      vervoersvoorziening: een voorziening, al dan niet gemotoriseerd, waarmee de cliënt zich in zijn leefomgeving kan verplaatsen;

    • v.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • w.

      woning: een tot bewoning bestemd gebouw dat bestemd is voor permanente bewoning door één particulier huishouden;

    • x.

      woonvoorziening: een woningaanpassing of hulpmiddel gericht op het normale gebruik van de woning.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de daarop gebaseerde lagere regelgeving en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2: Procedure

Artikel 2. Melding

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens de cliënt vormvrij bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Ook een cliënt die nog geen ingezetene is kan een melding doen, als duidelijk is dat de cliënt binnen drie maanden hoofdverblijf heeft in de gemeente Amersfoort.

  • 3.

    Het college bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk of per e-mail. Daarbij wijst het college op de mogelijkheid om gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning en tot het indienen van een persoonlijk plan.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen treft het college na de melding zo spoedig mogelijk een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3. Onderzoek

  • 1.

    Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt of zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig andere personen.

  • 2.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, zijn rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt indien nodig om toestemming voor het verwerken of het uitwisselen van zijn persoonsgegevens.

  • 3.

    De aspecten genoemd in artikel 2.3.2 lid 4 van de wet, maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek. Daarnaast wordt het eventuele persoonlijk plan betrokken bij het onderzoek.

Artikel 4. Onderzoeksverslag

  • 1.

    Het college stelt na het onderzoek een onderzoeksverslag op waarbij rekening wordt gehouden met het eventuele persoonlijk plan en verstrekt dit aan de cliënt.

  • 2.

    Het college beschrijft in het onderzoeksverslag zo nodig ook de behoefte aan ondersteuning van de mantelzorger.

  • 3.

    Opmerkingen of aanvullingen van de cliënt op het onderzoeksverslag kunnen aan het dossier worden toegevoegd.

Artikel 5. De aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de procedure voor de aanvraag van een maatwerkvoorziening.

Artikel 6. Advisering

  • 1.

    Het college kan een deskundige om advies vragen als dit nodig is voor het onderzoek of de beoordeling van de aanvraag.

  • 2.

    Het college is bevoegd om de cliënt, of in geval van gebruikelijke hulp zijn huisgenoten, uit te nodigen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip voor een onderzoek door een of meer daartoe aangewezen deskundigen.

  • 3.

    De cliënt dan wel zijn huisgenoot verleent medewerking aan het onderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid voor zover die redelijkerwijs kan worden gevergd.

Artikel 7. Inhoud besluit

  • 1.

    In het besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening staat in ieder geval of deze als voorziening in natura, als financiële tegemoetkoming of als pgb wordt verstrekt. Het besluit is mede gebaseerd op het onderzoeksverslag. Het eventueel opgestelde ondersteuningsplan voor huishoudelijke hulp maakt integraal onderdeel uit van het besluit.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de maatwerkvoorziening wordt verstrekt;

    • d.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      aan welk doel het pgb moet worden besteed;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      de ingangsdatum en de duur van de verstrekking;

    • e.

      hoe de besteding van het pgb verantwoord moet worden en;

    • f.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

Hoofdstuk 3: Beoordeling

Artikel 8. Algemene criteria maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in zijn zelfredzaamheid of participatie, als de cliënt de beperkingen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:

    • a.

      eigen kracht; en/of

    • b.

      gebruikelijke hulp; en/of

    • c.

      mantelzorg; en/of

    • d.

      hulp van andere personen uit het sociale netwerk; en/of

    • e.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen; en/of

    • f.

      algemene voorzieningen.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt voldoende en op aanvaardbare wijze in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid en participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 3.

    Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en een cliënt die vanwege huiselijk geweld of om een andere reden de thuissituatie heeft verlaten, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, als de cliënt de problemen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:

    • a.

      eigen kracht; en/of

    • b.

      gebruikelijke hulp; en/of

    • c.

      mantelzorg; en/of

    • d.

      hulp van andere personen uit het sociale netwerk; en/of

    • e.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen; en/of

    • f.

      algemene voorzieningen.

  • 4.

    De maatwerkvoorziening als bedoeld in het derde lid levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt voldoende en op aanvaardbare wijze in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over de maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen die op grond van dit artikel beschikbaar zijn.

Artikel 9. Voorwaarden en weigeringsgronden maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst passende voorziening.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt als deze gezien de beperkingen van de cliënt, veilig voor hemzelf en zijn omgeving is, geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en niet anti-revaliderend werkt.

  • 3.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      als de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

    • b.

      als de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en vóór de datum van het besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    • c.

      als de gevraagde voorziening al eerder aan de cliënt is verstrekt op grond van enige wettelijke bepaling en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet verstreken is, tenzij de voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen of de cliënt de restwaarde van de voorziening die verloren is gegaan geheel of gedeeltelijk vergoedt;

    • d.

      als deze niet hoofzakelijk op het individu is gericht;

    • e.

      als de voorziening niet noodzakelijk was geweest als de cliënt rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan.

  • 4.

    Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt als:

    • a.

      deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij het gaat om hulp bij het huishouden of begeleiding;

    • b.

      de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Amersfoort.

  • 5.

    Bij het verstrekken van hulp bij het huishouden wordt alleen rekening gehouden met ruimten die gericht zijn op het normale gebruik van de woning.

  • 6.

    Respijtverblijf wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      dit noodzakelijk is om de mantelzorger te ontlasten; en

    • b.

      de cliënt permanent toezicht of 24 uurs ondersteuning in de nabijheid nodig heeft, niet zijnde het bieden van geneeskundige zorg.

  • 7.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt alleen rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving met een maximum van 2.000 kilometer per jaar.

  • 8.

    Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      als deze niet noodzakelijk is om beperkingen in het normale gebruik van de woning te compenseren;

    • b.

      als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • c.

      als de cliënt zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening moet worden getroffen;

    • d.

      ten behoeve van woonruimten die niet geschikt zijn voor permanente bewoning. Het college kan dan wel een financiële tegemoetkoming voor de kosten voor verhuizen en herinrichting verstrekken;

    • e.

      als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor de verhuizing is;

    • f.

      als de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is gegeven door het college;

    • g.

      als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.

  • 9.

    Geen tegemoetkoming in de kosten voor verhuizen en herinrichting wordt verstrekt als:

    • a.

      de cliënt voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • b.

      de cliënt verhuist naar een Wlz-instelling.

  • 10.

    In afwijking van artikel 2.3.5 lid 6 van de wet kan het college een woonvoorziening gericht op het bezoekbaar maken van een woning verstrekken, als:

    • a.

      de cliënt met een Wlz-indicatie zijn hoofdverblijf heeft in een instelling in de gemeente Amersfoort; en

    • b.

      er nog geen andere woning bezoekbaar is of zal worden gemaakt; en

    • c.

      het bezoekbaar maken van een woning noodzakelijk is voor de aanvaardbare participatie van de cliënt.

  • 11.

    Onder het bezoekbaar maken van de woning als bedoeld in het tiende lid wordt uitsluitend verstaan het bereikbaar maken van de woonruimte, de woonkamer en het toilet.

  • 12.

    Beschermd wonen wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      een beschermde woonomgeving noodzakelijk is voor cliënt door psychische of psychosociale problemen;

    • b.

      24 uurs (maatschappelijke) opvang of de ambulante maatwerkvoorziening(en) begeleiding, dagactiviteit eventueel gecombineerd met respijtverblijf geen passende oplossing bieden;

    • c.

      dit (mede) gericht is op het in staat stellen van de cliënt om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 13.

    De beschermde woonomgeving als bedoeld in het twaalfde lid gaat gepaard met verblijf in een accommodatie van een instelling waar het toezicht en de aangewezen ondersteuning wordt geboden. Onder toezicht wordt in beginsel 24 uurs permanent toezicht (wakend of slapend) verstaan, tenzij uit het onderzoek blijkt dat beschikbaarheid en/of bereikbaarheid van de aanbieder voldoet om verwaarlozing, maatschappelijke overlast of gevaar voor de cliënt of anderen te voorkomen.

  • 14.

    Maatschappelijke opvang wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      cliënt de thuissituatie heeft verlaten; en

    • b.

      zich niet op eigen kracht staande kan houden in de samenleving en het niet alleen gaat om een huisvestingsprobleem.

Hoofdstuk 4. Financiële tegemoetkoming

Artikel 10. Criteria, voorwaarden en hoogte financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming voor de kosten voor verhuizen en herinrichting als dit een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie. Het college legt de hoogte rvan de tegemoetkoming vast in het financieel besluit.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen op grond van dit artikel.

Hoofdstuk 5. Persoonsgebonden budget

Artikel 11. Regels voor een pgb

  • 1.

    Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen met een pgb, dient hij een budgetplan in. Het college kan een format voor dit budgetplan vaststellen. Het college toetst of voldaan wordt aan de in artikel 2.3.6. lid 2 van de wet opgenomen voorwaarden.

  • 2.

    De budgethouder is verplicht om gebruik te maken van de op zijn situatie van toepassing zijnde modelovereenkomst van de SVB.

  • 3.

    Het pgb mag niet worden besteed aan:

    • a.

      kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • b.

      kosten voor het voeren van een pgb-administratie;

    • c.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • d.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

  • 2.

    Het pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.

  • 3.

    Het college kan de SVB gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als duidelijk is dat de cliënt het pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen over de aan het pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 12. Hoogte pgb

  • 1.

    De hoogte van het pgb voor een hulpmiddel of woningaanpassing wordt maximaal vastgesteld op:

    • a.

      het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering; of

    • b.

      het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte als de gemeente voor de betreffende zaak geen overeenkomst heeft gesloten.

  • 2.

    De hoogte van het pgb voor het gebruik van individueel (rolstoel)taxivervoer wordt vastgesteld op bedragen op jaarbasis, waarbij het uitgangspunt geldt dat 2000 kilometer per jaar binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen worden gereisd. Het college kan op het jaarbedrag een korting toepassen als sprake is van:

    • a.

      verblijf in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg;

    • b.

      een samenvallende vervoersbehoefte;

    • c.

      een beperkte (zelfstandige) vervoersbehoefte;

    • d.

      andere aanwezige vervoersvoorzieningen of vervoersmogelijkheden.

  • 3.

    De uitbetaling van een pgb voor (rolstoel)taxivervoer vindt plaats op basis van trekkingsrecht met een maximum van 20 km per enkele rit.

  • 4.

    Het tarief voor dienstverlening bedraagt 90% van het tarief voor gecontracteerde ondersteuning in natura, als het gaat om personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de uit het pgb te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.

  • 5.

    Het tarief voor dienstverlening bedraagt 75% van het tarief voor gecontracteerde ondersteuning in natura, als het gaat om personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de uit het pgb te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.

  • 6.

    Het tarief voor dienstverlening bedraagt 50% van het tarief voor gecontracteerde ondersteuning in natura met als ondergrens (bij het bestaan van een dienstbetrekking) de hoogste periodiek voor de benodigde hulp in de desbetreffende CAO, vermeerderd met de vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren als het gaat om hulp uit het sociaal netwerk.

  • 7.

    Het tarief uit het vorige lid is ook van toepassing op personen die niet tot het sociale netwerk behoren, maar die ook niet behoren tot de personen zoals bedoeld in het vierde of vijfde lid.

  • 8.

    Als op basis van het budgetplan een passende en toereikende voorziening voor een lager tarief kan worden ingekocht, wordt het tarief hierop aangepast.

  • 9.

    De hoogte van het pgb voor beschermd wonen wordt vastgesteld op basis van het voor de cliënt van toepassing zijnde zorgarrangement.

  • 10.

    Het college stelt de hoogte van de tarieven vast in het financieel besluit.

Hoofdstuk 6. Bijdrage in de kosten

Artikel 13. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of een pgb zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor de volgende maatwerkvoorzieningen:

    • a.

      rolstoelen, waaronder een sportrolstoel;

    • b.

      een maatwerkvoorziening voor kinderen tot 18 jaar;

    • c.

      begeleiding in geval de cliënt gebruik maakt van de opvang;

    • d.

      het gebruik van individueel (rolstoel)taxivervoer.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd door:

    • a.

      de ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die een bijdrageplichtig inkomen heeft van minder dan 150% van het sociaal minimum;

    • b.

      de ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die een bijdrageplichtig inkomen heeft van minder dan 150% van het sociaal minimum;

    • c.

      de gehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die een gezamenlijk bijdrageplichtig inkomen heeft van minder dan 150% van het sociaal minimum;

    • d.

      de gehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, waarvan ten minste een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt.

Artikel 14. Hoogte bijdrage in de kosten

  • 1.

    De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb, zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste het bedrag genoemd in artikel 2.1.4a, vierde lid van de wet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is de cliënt voor het gebruik van de Regiotaxi een ritbijdrage verschuldigd van € 1,10 per zone.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid wordt de bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang vastgesteld conform het uitvoeringsbesluit. Voor opvang kan het college nadere regels stellen over de manier waarop de bijdrage in de kosten wordt verminderd met een bedrag voor persoonlijke uitgaven met inachtneming van het uitvoeringsbesluit.

  • 4.

    De hoogte van de bijdrage overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 5.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.

  • 6.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

Hoofdstuk 7. Tegemoetkoming meerkosten

Artikel 15. Sportvoorziening

  • 1.

    Het college kan op aanvraag van een inwoner met een lichamelijke beperking, een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, die niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, een tegemoetkoming verlenen voor de aanschaf van een sportvoorziening.

  • 2.

    Het college verstrekt deze tegemoetkoming alleen als geen aanspraak bestaat op grond van een andere regeling om in deze kosten te voorzien.

  • 3.

    De tegemoetkoming wordt slechts één keer per drie jaar verleend.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de tegemoetkoming wordt verstrekt.

  • 5.

    Het college stelt de hoogte van de tegemoetkoming vast in het financieel besluit.

Hoofdstuk 8. Herziening, intrekking en terugvordering

Artikel 16. Herziening of intrekking

Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing herzien of intrekken als blijkt dat de cliënt niet of onvoldoende heeft voldaan aan de verplichtingen genoemd in de wet of die bij of krachtens deze verordening van toepassing zijn, waaronder inbegrepen het niet nakomen van de verplichtingen die rechtstreeks voortvloeien uit de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst.

Artikel 17. Terugvordering en verrekenen

Het college kan een terug te vorderen bedrag als bedoeld in artikel 2.4.1 van de wet verrekenen met betalingen op grond van de wet, die nog uitgekeerd moeten worden.

Hoofdstuk 9. Overige bepalingen

Artikel 18. Jaarlijkse blijk waardering mantelzorgers

  • 1.

    Het college draagt jaarlijks zorg voor een blijk van waardering voor mantelzorgers in de vorm van een geldbedrag als mantelzorg wordt verleend aan een cliënt die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Amersfoort.

  • 2.

    De jaarlijkse blijk van waardering wordt op aanvraag verleend.

Artikel 19. Regeling voor klachtenafhandeling aanbieders

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 20. Regeling voor medezeggenschap aanbieders

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van maatwerkvoorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 21. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen door:

    • a.

      voorzieningen af te stemmen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      voorzieningen af te stemmen op andere vormen van hulp en ondersteuning of zorg;

    • c.

      inzet van de juiste deskundigheid;

    • d.

      ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de van toepassing zijnde erkende keurmerken voor de betreffende sector;

    • e.

      er bij het leveren van voorzieningen op toe te zien dat beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, waaronder eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten.

  • 3.

    Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 22. Prijs kwaliteitsverhouding

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      conform de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3 lid 2 onderdeel c van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5 lid 2 van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van loon binnen een overeenkomst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van gemeentelijke eisen, zoals rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • g.

      kosten van de beroepskracht;

    • h.

      redelijke overheadkosten;

    • i.

      kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • j.

      reis- en opleidingskosten;

    • k.

      indexatie van loon binnen een overeenkomst;

    • l.

      overige kosten als gevolg van gemeentelijke eisen, zoals rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 5.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

      • i.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii.

        onderhoud van de voorziening, en

      • iv.

        verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 23. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels over de manier waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 24. Fraudepreventie en controle

  • 1.

    Het college zet in op fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de manier waarop het college cliënten informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening (in natura of in de vorm van een pgb) zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

  • 2.

    Het college beoordeelt, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van zorg in natura en de pgb’s. Ook beoordeelt het college of de cliënt nog voldoet aan de criteria om voor een pgb in aanmerking te komen.

  • 3.

    Fraude of vermoedens van fraude worden afgehandeld volgens het geldende fraudebeleidskader.

Artikel 25. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onmiddellijk aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 2.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 26. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van hetgeen bij deze verordening is bepaald, voor zover toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 27. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2024.

  • 2.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2020 wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening in werking treedt.

Artikel 28. Overgangsrecht

  • 1.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2020, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Amersfoort 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld volgens deze verordening.

Vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van 28 mei 2024

de griffier,

de voorzitter,