Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zutphen

Besluit van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het verlenen van bevoegdheden aan de Omgevingsdienst Achterhoek (Bevoegdhedenbesluit Omgevingsdienst Achterhoek gemeente Zutphen 2024)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZutphen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het verlenen van bevoegdheden aan de Omgevingsdienst Achterhoek (Bevoegdhedenbesluit Omgevingsdienst Achterhoek gemeente Zutphen 2024)
CiteertitelBevoegdhedenbesluit Omgevingsdienst Achterhoek gemeente Zutphen 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-06-2024Nieuw besluit

30-01-2024

gmb-2024-238723

634811

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het verlenen van bevoegdheden aan de Omgevingsdienst Achterhoek (Bevoegdhedenbesluit Omgevingsdienst Achterhoek gemeente Zutphen 2024)

 

 

Ons kenmerk: 634811

 

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Zutphen, ieder voor zover het hem toekomende bevoegdheden betreft;

 

gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen het

 

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het verlenen van bevoegdheden aan de Omgevingsdienst Achterhoek (Bevoegdhedenbesluit Omgevingsdienst Achterhoek gemeente Zutphen 2024)

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit besluit verstaat onder:

  • a.

    bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders en/ of de burgemeester van de gemeente Zutphen;

  • b.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst, bedoeld in artikel 25 van de gemeenschappelijke regeling;

  • c.

    gemeenschappelijke regeling: de Gemeenschappelijke regeling omgevingsdienst Achterhoek;

  • d.

    lijst van bevoegdheden: het als bijlage bij dit bevoegdhedenbesluit behorende overzicht, waarop het bestuursorgaan heeft aangekruist voor welke (categorieën van) van bevoegdheden mandaat, volmacht, opdracht en/ of machtiging is verleend;

  • e.

    machtiging: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan feitelijke handelingen te verrichten die niet vallen onder de definitie van mandaat als bedoeld onder f. van dit artikel of volmacht als bedoeld onder j. van dit artikel;

  • f.

    mandaat: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan besluiten als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb te nemen, alsmede de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering daarvan te verrichten;

  • g.

    Omgevingsdienst: omgevingsdienst Achterhoek;

  • h.

    ondermandaat: de rechtsfiguur dat de gemandateerde op zijn beurt mandaat verleent aan een ander;

  • i.

    plaatsvervangend directeur: degene die op grond van begroting is aangewezen om de directeur te vervangen bij diens verhindering of ontstentenis;

  • j.

    volmacht: de bevoegdheid om namens het bevoegde bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, alsmede de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding en uitvoering daarvan te verrichten.

 

Artikel 2 Schakelbepaling

  • 1.

    Wat in dit besluit is bepaald voor mandaat is van overeenkomstige toepassing op volmacht en machtiging, tenzij de aard van de desbetreffende bevoegdheid zich hiertegen verzet.

  • 2.

    Op bij afzonderlijk besluit door het bevoegde bestuursorgaan aan de directeur verleende mandaten, volmachten en machtigingen is het bepaalde in dit besluit van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 3 Gemandateerde bevoegdheden

  • 1.

    Het bestuursorgaan verleent, voor zover het bevoegd is, mandaat aan de directeur tot het uitoefenen van de (categorieën van) bevoegdheden in de lijst van bevoegdheden.

  • 2.

    In het kader van de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, is de directeur tevens bevoegd tot het verrichten van de daartoe nodige feitelijke handelingen.

  • 3.

    De directeur stemt schriftelijk in met de gemandateerde bevoegdheden.

 

Artikel 4 Ondermandaat en vervanging

  • 1.

    De directeur kan ter uitoefening van een aan hem gemandateerde bevoegdheid ondermandaat verlenen aan degenen die werkzaam zijn onder zijn verantwoordelijkheid of, als dit door het bestuursorgaan is toegestaan, aan derden. In dat laatste geval moet degene aan wie ondermandaat is verleend, alsmede degene onder wiens verantwoordelijkheid hij werkzaam is, schriftelijk met de verlening van het ondermandaat instemmen.

  • 2.

    Op het ondermandaat zijn de bepalingen van dit besluit, behalve het vorige lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In de gevallen waarin de plaatsvervangend directeur de directeur vervangt wegens verhindering of ontstentenis, beschikt deze volgens dit besluit over dezelfde bevoegdheden als de directeur.

 

Artikel 5 Voorschriften, instructies en begrenzing

  • 1.

    De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden gebeurt binnen de grenzen en met inachtneming van de ter zake voor het bestuursorgaan geldende wettelijke regelingen en beleidsregels.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de directeur algemene instructies en instructies per geval geven voor de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Als sprake is van ondermandaat, is de directeur gehouden deze instructies direct aan de betreffende ondergemandateerden door te geven, onverminderd de bevoegdheid van het bestuursorgaan dit zelf te doen.

  • 3.

    Voor zover de algemene instructies niet in dit besluit zijn opgenomen, worden deze op schrift gesteld in een afzonderlijke mandaatinstructie.

  • 4.

    Als instructies per geval worden gegeven, gebeurt dit schriftelijk en op een zodanig tijdstip dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

  • 5.

    De directeur mag enkel en alleen van het mandaat gebruik maken, als het bestuursorgaan de gemandateerde bevoegdheid in de dienstverleningsovereenkomst, als af te nemen product in het werkprogramma en/ of maat- en meerwerkopdracht heeft opgenomen.

  • 6.

    De omvang van de door het bestuursorgaan aan de directeur verleende mandaten kan ook anderszins begrensd worden dan bepaald in het vorige lid. Dit gebeurt door vermelding in het betreffende mandaat in de kolom aangeduid met ‘begrenzing’.

 

Artikel 6 Informatieverstrekking

  • 1.

    De directeur draagt er zorg voor dat het bestuursorgaan tijdig in kennis wordt gesteld van krachtens mandaat genomen besluiten, waarvan moet worden aangenomen dat kennisneming door het bestuursorgaan gewenst is. Hier is in ieder geval sprake van als:

    • a.

      de maatschappelijke, beleidsmatige, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven;

    • b.

      advies nodig is van anderen dan de Omgevingsdienst of onder hem ressorterende medewerkers, en het advies niet aansluit op het eigen standpunt van de Omgevingsdienst dan wel niet tot dezelfde uitkomsten leidt.

  • 2.

    In dat geval lichten partijen elkaar over en weer op een zodanig tijdstip in dat de inachtneming of tijdige verdaging van beslistermijnen gewaarborgd wordt.

  • 3.

    Het niet-voldoen aan de in het vorige lid genoemde verplichting doet niet af aan de rechtsgeldigheid van een krachtens mandaat genomen besluit.

  • 4.

    Inlichtingen kunnen zowel mondeling als schriftelijk worden gegeven.

 

Artikel 7 Ondertekening

  • 1.

    Bij de uitoefening van een mandaat worden uitgaande stukken als volgt ondertekend: “Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen, [naam directeur], directeur omgevingsdienst Achterhoek”.

  • 2.

    Bij uitoefening van ondermandaat worden uitgaande stukken overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid ondertekend, met dien verstande dat de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de ondergemandateerde in de plaats van de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de directeur worden geplaatst.

 

Artikel 8 Intrekking oude regeling

Alle eerder genomen besluiten waarin algemeen mandaat is verleend aan de directeur worden ingetrokken, met dien verstande dat de eerder genomen besluiten waarin algemeen mandaat is verleend van toepassing blijven op gevallen die tot de datum van inwerkingtreding als bedoeld in artikel 9 aanhangig zijn, alsmede op gevallen die ressorteren onder het overgangsrecht bij of krachtens de Omgevingswet.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

 

Artikel 10 Overgangsrecht

Besluiten door de directeur namens het college van burgemeester en wethouders en/ of de burgemeester van de gemeente Zutphen genomen blijven op basis van het (Gemeenschappelijk) Mandaatbesluit Omgevingsdienst Achterhoek, zoals vastgesteld bij besluit van 21 mei 2013, van kracht.

 

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Bevoegdhedenbesluit Omgevingsdienst Achterhoek gemeente Zutphen 2024.

 

 

 

 

Aldus besloten op 30 januari 2024.

Het college van burgemeester en wethouders,

de burgemeester, de secretaris,

de burgemeester,

Ingestemd met gemandateerde bevoegdheden

directeur Omgevingsdienst Achterhoek,

Bijlage 1: Lijst van bevoegdheden – Algemene wet bestuursrecht, Omgevingswet en overige bijzondere wetten

 

In onderstaand overzicht is met een ‘X’ in de kolom ‘Mandaat’ aangegeven welke bevoegdheden het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen heeft gemandateerd aan de directeur van de Omgevingsdienst Achterhoek, waarbij een X in de kolom Mandaat betekent dat de betreffende bevoegdheid is gemandateerd. De begrenzing voor de bevoegdheid onder nummer 5 betreft dat het instellen van incidenteel hoger beroep pas kan na afstemming met de daarvoor verantwoordelijke binnen de gemeente.

 

 

Nr.

Algemene omschrijving te mandateren bevoegdheid

Nadere toelichting

Grondslag

Mandaat

1.

Beslissen op aanvragen omgevingsvergunning, het opleggen van maatwerkvoorschriften, het opleggen van gedoogplichten, het nemen van een beschikking gelijkwaardige maatregel, het geven van advies met instemming, het nemen van een besluit bijzondere omstandigheden, en het reageren op een melding.

Ook is gemandateerd de bevoegdheid tot het doen/ nemen van eventueel benodigde procedurele handelingen en besluiten, zoals het maken van een passende beoordeling.

Hieronder moet ook onder meer het intrekken, wijzigen, reviseren of actualiseren van de betreffende besluiten worden verstaan.

Onder een besluit bijzondere omstandigheden wordt verstaan: besluiten op grond van hoofdstuk 2 en 19 van de Ow

Hoofdstuk 2, 4, 5, 10, 16, 17 en 19 Ow

X

2.

Het nemen van besluiten of het verrichten van handelingen op grond van of krachtens de Algemene wet bestuursrecht, voor zover die nodig zijn voor het uitoefenen van een bevoegdheid op grond van elders in dit bevoegdhedenbesluit gemandateerde bevoegdheden

X

3.

Het nemen van besluiten op grond van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht Ook is gemandateerd de bevoegdheid tot het doen/ nemen van eventueel benodigde procedurele handelingen en besluiten, zoals het maken van een passende beoordeling

Hieronder vallen onder andere het nemen van besluiten op:

  • Verzoeken tot handhaving onderdeel milieu

  • Verzoeken tot intrekking van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang

  • Verzoeken tot invordering van verbeurde dwangsommen

Artikel 1:3 Awb en verder

X

4.

Bestuursrechtelijke handhavingstaak:

  • a.

    het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Ow, met inbegrip van het verzamelen en registreren van gegevens die hiervoor van belang zijn. Hieronder valt ook de bevoegdheid tot het aanwijzen van toezichthouders belast met het toezicht op de naleving bij of krachtens de wetten zoals opgenomen in dit bevoegdhedenregister

  • b.

    het behandelen van klachten over de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Ow, en

  • c.

    het opleggen en ten uitvoer leggen van een bestuurlijke sanctie vanwege enig handelen of nalaten in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Ow.

Ook is gemandateerd de bevoegdheid tot het doen/ nemen van eventueel benodigde procedurele handelingen en besluiten, zoals het onderzoeken van een veiligheidsrapport.

Dit betreft zowel het toezicht op vergunningvoorschriften als toezicht op informatie- en meldingsplichten en algemene regels.

Hieronder vallen ook de besluiten inzake invordering en kostenverhaal.

Art. 125 Gemeentewet jo art. 18.1 Ow (en overige artikelen in afd. 18.1 Ow) Artikel 18.6 en 18.7 Ow en Hoofdstuk 5 Awb

X

5.

Bestuursrechtelijke procedures

  • a.

    proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals het voeren van verweer, als het besluit is genomen in mandaat door de directeur of in ondermandaat door een onder zijn verantwoordelijkheid vallende functionaris;

  • b.

    besluiten inzake verzoeken om toepassing van rechtstreeks beroep (artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht);

  • c.

    besluiten in het kader van de artikelen 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b van de Algemene wet bestuursrecht (bestuurlijke lus en tussenuitspraak);

  • d.

    het instellen van incidenteel hoger beroep.

Dit omvat in ieder geval:

  • het aanleveren van stukken aan het gemeentebestuur, de commissie bezwaarschriften, de rechtbank of Raad van State

  • het indienen van verweerschriften en het voeren van verweer;

  • het vragen van uitstel van de behandeling van een bezwaar- of beroepschrift en het verrichten van andere proceshandelingen;

  • het verlenen van een machtiging voor het voeren van het woord ter zitting, namens het college in bestuursrechtelijke procedures;

Op een verzoek om toepassing van rechtstreeks beroep kan op grond van artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet worden beslist door degene die het besluit waartegen een bezwaar zich richt in (onder)mandaat heeft genomen.

Art. 160 lid 1 onder e en f Gemeentewet en art. 5.1 lid 1 onder a Ow.

Hoofdstuk 6, 7 en 8 van de Awb

X

6.

Het nemen van een besluit op een bezwaarschrift

Hoofdstuk 6 en 7 Awb

7.

Besluiten op grond van afdeling 4.1.3. van de Algemene wet bestuursrecht (opschorten beslistermijn en besluiten over dwangsommen bij niet tijdig beslissen)

Afdeling 4.1.3 Awb

X

8.

Het registreren en verwerken van gegevens of documenten in (verplichte) registers of applicaties.

Het registreren, verwerken en/of monitoren van geluidsemissies, van verkeers- en milieudata, bodeminformatie en data met betrekking tot klimaatadaptatie.

Waaronder in ieder geval:

het Register externe veiligheidsrisico’s en het geluidregister.

o.a. § 10.8.1 Omgevingsbesluit en §11.11 besluit kwaliteit leefomgeving

X

9.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet milieubeheer

De hoofdstukken 8, 9, 10, 13, 17, 18 en 19.

X

10.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen

X

11.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Het vragen van advies op basis van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en het maken van afspraken naar aanleiding van het uitgebrachte advies.

12.

Besluiten op verzoeken om informatie, inzage, wijzigen of verwijderen persoonsgegevens

Inclusief besluiten op bezwaar, beroep en hoger beroep.

Hoofdstuk 3 AVG

13.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet open overheid

X

14.

Beslissen op een verzoek om nadeelcompensatie

Titel 4.5 Awb en afd. 15.1 Ow

15.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Wet BAG

16.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Huisvestingswet

17.

Het nemen van besluiten op grond van of krachtens de Leegstandswet

 

TOELICHTING

 

Algemeen

De Omgevingswet per 1 januari 2024 in werking getreden. Om deze reden moet het mandaatbesluit 2013 herijkt worden. Vanaf 1 januari 2024 gelden nieuwe rijks- en decentrale regels over de fysieke leefomgeving. De Omgevingswet bundelt niet alleen regels uit verschillende wetten, maar brengt ook inhoudelijke en procedurele wijzigingen aan. Bovendien vindt een decentralisatieslag plaats. In plaats van het rijk wordt de gemeenteraad onder de Omgevingswet regelgever over bepaalde onderwerpen die nu nog in rijksregels zijn vastgelegd.

 

Het mandaatbesluit 2013 met de lijst van bevoegdheden was gedetailleerd opgesteld. Dit hield in dat de Omgevingsdienst alleen mandaat heeft voor de bevoegdheden die expliciet in het register aangekruist zijn.

 

Dit bevoegdhedenbesluit met bijbehorend register is minder gedetailleerd opgesteld. Dit houdt in dat in de kruisjeslijst volledige wet- en regelgeving wordt gemandateerd en uitsluitend expliciet wordt genoemd waar geen mandaat wordt verleend.

 

Dit heeft als voordeel dat bij een wijziging van het takenpakket uitsluitend een wijziging in het werkprogramma nodig is. Daarbij worden de termijnen onder de Omgevingswet veelal korter. Een flexibeler bevoegdhedenbesluit voorkomt mogelijke overschrijding van deze termijnen, omdat er bij onduidelijkheid waar een taak belegd is, er geen extra (bevoegdheden)besluit door het college hoeft te worden genomen. Tevens beschikt iedere gemeente bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege over een set bruidsschatregels als onderdeel van het omgevingsplan. Bij de overgang van de bruidsschatregels naar eigen Omgevingsplanregels, moet steeds het bevoegdhedenbesluit door de colleges worden geactualiseerd. Een breed mandaat scheelt veel besluitvorming door de colleges, omdat niet naar specifieke regelgeving wordt verwezen.

 

Hierbij moet wel het volgende worden opgemerkt. Het werkprogramma blijft altijd leidend, wat betreft de omvang van het takenpakket van de Omgevingsdienst. Louter de grondslag voor het doen uitvoeren van de taken is gelegen in het mandaat. Een breder mandaat heeft nimmer een wijziging in het takenpakket van de Omgevingsdienst als effect. Daarbij is het uitgangspunt dat de kruisjeslijst beleidsneutraal ten opzichte van het voorgaande mandaat is overgezet.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel bevat een omschrijving van de belangrijkste begrippen die in het Bevoegdhedenbesluit worden gebruikt.

 

Begrippen bestuursorgaan en directeur

Niet de rechtspersoon zelf (bijvoorbeeld de gemeente) maar de afzonderlijke bestuursorganen (bijvoorbeeld de raad, het college of de burgemeester) zijn bevoegd tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling. Bestuursorganen kunnen alleen een gemeenschappelijke regeling treffen voor de overdracht of mandatering van hun eigen taken. Zie artikel 51 Wet gemeenschappelijke regelingen.

 

De Omgevingsdiensten in het Gelders stelsel zijn zogeheten ‘collegeregelingen’. De gemeenschappelijke regeling van elke Omgevingsdienst is getroffen door de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland. In het kader hiervan hebben deze deelnemers een aantal van hun bevoegdheden verleend aan de directeur van de omgevingsdienst. Omdat tot nu toe alleen de mandaten van alle Gelderse gemeentelijke deelnemers zijn geïnventariseerd, wordt met ‘bestuursorgaan’ het college van burgemeester en wethouders en/ of de burgemeester van de betrokken deelnemende gemeente aangeduid als mandaatgevend orgaan.

 

Begrip mandaat

In artikel 10:1 Awb wordt mandaat omschreven als de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. De bevoegdheid in mandaat wordt uitgeoefend onder verantwoordelijkheid van het oorspronkelijk bevoegde bestuursorgaan. De gemandateerde kan namens de mandaatgever besluiten nemen. Deze besluiten worden toegerekend aan het bestuursorgaan zelf. Het bestuursorgaan verliest de bevoegdheid om zelf het besluit te nemen niet en kan dit ook nog altijd doen (art. 10:7 Awb). Ook betekent dit dat bezwaar en beroep tegen een in mandaat genomen besluit wordt ingesteld tegen het bestuursorgaan zelf.

 

In dit Bevoegdhedenbesluit wordt onder mandaat tevens de bevoegdheid begrepen tot het verrichten van de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding, bekendmaking en uitvoering van een in mandaat genomen of te nemen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.

 

Begrip volmacht

Volmacht is geregeld in artikel 3:60 e.v. Burgerlijk Wetboek. De schakelbepaling van artikel 10:12 Awb zorgt ervoor dat de publiekrechtelijke vereisten die gelden voor mandaatverlening overeenkomstig gelden voor het verlenen van volmachten. Volmacht speelt een rol bij het optreden van een deelnemer als rechtspersoon naar burgerlijk recht. Volmacht betreft de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van een deelnemer bij privaatrechtelijke rechtshandelingen.

 

In dit Bevoegdhedenbesluit wordt onder volmacht tevens de bevoegdheid begrepen tot het verrichten van de noodzakelijke feitelijke handelingen in het kader van de voorbereiding en uitvoering van een in volmacht verrichte privaatrechtelijke rechtshandeling.

 

In het vervolg van deze toelichting wordt verder uitsluitend over mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over volmacht te spreken.

 

Begrip machtiging

In dit Bevoegdhedenbesluit wordt onder machtiging begrepen de bevoegdheid tot het verrichten van de feitelijke handelingen die niet onder de definitie van mandaat of volmacht vallen. Te denken valt aan het feitelijk handelen van de overheid bij de uitvoering van haar publiekrechtelijke taken zoals wegonderhoud, of een informatieve brief die niet nodig is in het kader van een besluit of een privaatrechtelijke rechtshandeling. Hiermee worden er geen beoogde rechtsgevolgen in het leven geroepen.

 

Een zodanige machtiging is volgens het Bevoegdhedenbesluit alleen mogelijk bij afzonderlijk besluit door het bevoegde bestuursorgaan bijvoorbeeld in het kader van een project (zie de schakelbepaling van artikel 2 Bevoegdhedenbesluit). De schakelbepaling van artikel 10:12 Awb zorgt ervoor dat de publiekrechtelijke vereisten die gelden voor mandaatverlening overeenkomstig gelden voor het verlenen van machtigingen.

 

In het vervolg van deze toelichting wordt verder uitsluitend over mandaat gesproken, tenzij er specifiek aanleiding is om over machtiging te spreken.

 

Artikel 2 Schakelbepaling

Het eerste lid van dit artikel vormt een weerslag van artikel 10:12 Awb voor wat betreft volmacht. Door dit lid wordt duidelijk dat het Bevoegdhedenbesluit niet slechts betrekking heeft op het publiekrechtelijk handelen van de deelnemers, maar van overeenkomstige toepassing is op het privaatrechtelijk handelen. Volmacht is de privaatrechtelijke evenknie van mandaat.

 

Het tweede lid van dit artikel maakt duidelijk dat het bevoegde bestuursorgaan bij afzonderlijk besluit een mandaat, volmacht of machtiging kan verlenen aan de Omgevingsdienst. Alsdan is dit Bevoegdhedenbesluit van overeenkomstige toepassing. Deze verlening van mandaat, volmacht of machtiging voor een bepaald geval moet schriftelijk gebeuren, nu de directeur van de Omgevingsdienst niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (artikel 10:5, tweede lid Awb).

 

Artikel 3 Gemandateerde bevoegdheden

In dit artikel wordt het verband gelegd tussen de spelregels van het Bevoegdhedenbesluit en het bijbehorende bevoegdhedenregister. Het bevoegdhedenregister is het gedeelte dat in de praktijk wordt gebruikt om te checken of de bevoegdheid aanwezig is en zo ja, of het daarmee samenhangende gebruik begrensd is (zie de laatste kolom ‘begrenzing’ van het bevoegdhedenregister). Ook naar buiten toe dient het bevoegdhedenregister als legitimatie.

 

In casu gaat het om mandaatverlening aan een niet-ondergeschikte. Met een dergelijke mandaatverlening komt de gemandateerde, de directeur van de Omgevingsdienst, eigenlijk in een gezagsverhouding met de mandaatverlener terecht. Om die reden verbindt de wet hieraan de voorwaarde dat instemming vereist is van de mandaatontvanger en in het voorkomende geval van degene onder wiens verantwoordelijkheid hij werkt (artikel 10:4 Awb). Deze instemming kan ook blijken uit de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid.

 

Artikel 4 Ondermandaat en vervanging

Een mandaatverlener kan vooraf toestaan dat ondermandaat wordt verleend. Hierop zijn dezelfde regels van toepassing als op een ‘primair’ mandaat (artikel 10:9 Awb).

 

Een besluit tot verlening van ondermandaat wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de Omgevingsdienst en treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

Het is niet nodig om (onder)mandatering aan een plaatsvervanger apart te regelen. De plaatsvervanger valt immers vanzelf binnen de reikwijdte van het Bevoegdhedenbesluit, mits deze plaatsvervanger formeel schriftelijk als zodanig is aangewezen.

 

Artikel 5 Voorschriften, instructies en begrenzing

Het eerste en tweede lid geven de grenzen aan voor het uitoefenen van een bevoegdheid, naast de wettelijke beperkingen krachtens artikel 10:3 Awb. Een correcte naleving hiervan voorkomt dat besluiten onbevoegd worden genomen. Wordt een besluit genomen over een onderwerp dat buiten de bevoegdheid ligt of worden de grenzen van het mandaat overschreden, dan is sprake van een onbevoegd genomen besluit. Het gevolg van een onbevoegd genomen besluit kan zijn dat dit in rechte wordt vernietigd. De bestuursrechter mag een dergelijk bevoegdheidsgebrek ambtshalve constateren. Als het besluit evenwel wordt bekrachtigd door het bevoegde bestuursorgaan is dit gebrek evenwel geheeld. Uit artikel 10:3 Awb volgt dat mandaatverlening niet toegestaan is, als dit bij wettelijk voorschrift is bepaald of de aard van de bevoegdheid in verband met de zwaarte van de bevoegdheid en/ of de positie van de gemandateerde zich tegen mandaatverlening verzet.

 

Het tweede lid geeft aan dat aan de directeur algemene instructies en instructies per geval kunnen worden meegegeven. Aan de verlening van mandaat is inherent dat de mandaatgever bevoegd is aan de gemandateerde per individueel geval of in het algemeen instructies te geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid (artikel 10:6 Awb).

 

De volgende algemene instructies zijn aan het mandaat aan de directeur meegegeven:

  • Politiek en bestuurlijk gevoelige besluiten

  • Bij een politiek of bestuurlijk gevoelig besluit, wenst het bestuursorgaan dat de Omgevingsdienst, voordat het besluit wordt genomen, overleg voert.

  • Takenpakket

  • Het op basis van de dienstverleningsovereenkomst ingebrachte takenpakket en het jaarlijks opgestelde werkprogramma blijft in de basis leidend, wat betreft de omvang van het takenpakket van de Omgevingsdienst. Louter de grondslag voor het doen uitvoeren van de taken is gelegen in het mandaat.

  • Mandaat beslissing op bezwaar/beroep

  • Het is in beginsel mogelijk om mandaat te verlenen voor het nemen van een beslissing op bezwaar. In artikel 10:3, derde lid, Awb is bepaald dat géén mandaat kan worden verleend aan de persoon/ functie die het primaire besluit in mandaat heeft genomen. Er moet dus worden geregeld dat er een functiescheiding is tussen de gemandateerde die het primaire besluit neemt en de gemandateerde die het besluit op bezwaar neemt. Hierbij wordt het besluit op bezwaar door een functie genomen die hiërarchisch hoger is, ten opzichte van de functie die het primaire besluit heeft genomen.

 

Artikel 6 Informatieverstrekking

Deze algemene instructie volgens artikel 10:6 Awb is gericht tot de gemandateerde. Het artikel beperkt niet de omvang van de gemandateerde bevoegdheden en kan in die zin niet aan derden worden tegengeworpen, maar geeft wel aan in welke gevallen een gemandateerde in ieder geval vooraf gevraagd en ongevraagd informatie moet verstrekken aan het bestuursorgaan.

 

Artikel 7 Ondertekening

In dit artikel is aangegeven hoe de ondertekening luidt bij (onder)mandaat. Dit artikel is opgenomen gelet op artikel 10:10 Awb. Hierin is bepaald dat het mandaatbesluit moet vermelden namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.

 

Artikel 8 Intrekking oude regeling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding

In dit artikel is aangegeven dat het Bevoegdhedenbesluit in werking treedt op de dag na de datum van bekendmaking. Tevens wordt aangegeven dat de eerdere algemene mandaten en de daaropvolgende wijzigingsbesluiten komen te vervallen.

 

In de wetstoelichting bij de Awb staat dat een schriftelijk verleend algemeen mandaat een besluit van algemene strekking is dat overeenkomstig artikel 3:42 Awb bekend moet worden gemaakt. In dit geval gaat het inderdaad om een mandaat dat is gericht op een niet nader gedefinieerde doelgroep. Dit betekent dat het bestuursorgaan moet zorgdragen voor bekendmaking in het Gemeenteblad.

 

Artikel 10 Overgangsrecht

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.