Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Apeldoorn

Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieApeldoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2024
CiteertitelGemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 26, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-2024nieuwe regeling

21-03-2024

gmb-2024-237864

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn maken overeenkomstig het bepaalde in artikel 26, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen bekend dat het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland in zijn vergadering van 21 maart 2024 heeft vastgesteld dat de colleges van burgemeester en wethouders van 18 van de 22 deelnemende gemeenten tot de wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2010 hebben besloten. Hiermee is conform artikel 27, derde lid van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2010 deze vierde wijziging tot stand gekomen.

 

De wijziging treedt 8 dagen na deze bekendmaking in werking.

 

De gemeenschappelijke regeling inclusief wijzigingen luidt als volgt:

 

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de veiligheidsregio: het openbaar lichaam Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland;

    • b.

      gemeente: gemeenten als bedoeld in bijlage 1 van de Wvr, die behoren tot de regio Noord- en Oost-Gelderland;

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders van een gemeente;

    • d.

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • e.

      GHOR: de GHOR, bedoeld in artikel 1 van de Wvr;

    • f.

      personeel: de werknemers in dienst van de veiligheidsregio op grond van een publiekrechtelijke aanstelling of een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht;

    • g.

      regionaal commandant: de commandant, bedoeld in artikel 25, derde lid, van de Wvr;

    • h.

      directeur publieke gezondheid: de directeur publieke gezondheid, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Wvr;

    • i.

      coördinerend functionaris: de coördinerend functionaris, bedoeld in artikel 36 van de Wvr;

    • j.

      Wvr: Wet veiligheidsregio’s.

  • 2.

    Waar artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester onderscheidenlijk de veiligheidsregio, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2 Openbaar lichaam en bestuursorganen

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd in de gemeente Apeldoorn.

  • 3.

    De veiligheidsregio kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk II Belang, taken, bevoegdheden

Artikel 3 Belangen

De veiligheidsregio behartigt de belangen van de gemeenten op de volgende terreinen:

  • a.

    brandweerzorg als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en b van de Wvr;

  • b.

    geneeskundige hulpverlening in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing als bedoeld in artikel 1 van de Wvr;

  • c.

    rampenbestrijding en crisisbeheersing als bedoeld in artikel 1 van de Wvr;

en draagt bij de behartiging van deze belangen zorg voor afstemming met de taken van de gemeenten in het kader van bevolkingszorg, bedoeld in artikel 18, eerste lid sub c. van de Wvr.

Artikel 4 Taken

  • 1.

    Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen is de veiligheidsregio belast met de taken en bevoegdheden, als bedoeld in artikel 10 van de Wvr en de overige taken en bevoegdheden die bij of krachtens wet- en regelgeving aan de veiligheidsregio worden opgedragen.

  • 2.

    De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten kunnen, afzonderlijk of tezamen andere taken of bevoegdheden opdragen aan het bestuur van de veiligheidsregio voor zover deze taken binnen het belang van de regeling vallen, als omschreven in artikel 3. De wijze van uitvoering van deze taken wordt in een overeenkomst tussen de veiligheidsregio en de betreffende gemeenten vastgelegd.

Hoofdstuk III Het algemeen bestuur

Artikel 5 Bevoegdheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan besluiten tot oprichting van of deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Het algemeen bestuur kan slechts daartoe besluiten indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 2.

    Het voorstel tot deelneming is aangenomen wanneer het algemeen bestuur met meerderheid van ten minste twee derde van de leden van het algemeen bestuur die samen ten minste twee derde van het aantal in het algemeen bestuur uit te brengen stemmen vertegenwoordigen daartoe besluit.

  • 3.

    De veiligheidsregio houdt een openbaar register van deelnemingen bij.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet De bevoegdheden, als bedoeld in artikel 33a, tweede lid, van de wet kunnen in ieder geval niet worden overgedragen.

Artikel 6 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten.

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis kan een burgemeester zich laten vervangen overeenkomstig artikel 77 van de Gemeentewet.

Artikel 7 Werkwijze en ondertekening stukken

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert tenminste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel indien tenminste één vijfde deel van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat dit schriftelijk, met opgave van redenen, verzoekt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 12, eerste en tweede lid, en artikel 13 van de Wvr worden in ieder geval de algemeen directeur, de commandant brandweer, de directeur publieke gezondheid en de coördinerend functionaris uitgenodigd bij de vergaderingen aanwezig te zijn. In de vergaderingen kunnen zij hun zienswijze geven ten aanzien van te behandelen onderwerpen. Zij kunnen deelnemen aan de beraadslagingen, maar hebben geen stemrecht.

  • 3.

    De stukken die uitgaan van het algemeen bestuur worden door de voorzitter ondertekend en door de secretaris medeondertekend.

Artikel 8 Besluitvorming

  • 1.

    Het algemeen bestuur besluit bij meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 2.

    Er is sprake van een gewogen stemverhouding. Het nemen van besluiten door het algemeen bestuur vindt plaats volgende de volgende stemverdeling:

    • a.

      gemeenten beneden 20.000 inwoners: 1 stem;

    • b.

      gemeenten met 20.000 tot 40.000 inwoners : 2 stemmen;

    • c.

      gemeenten met 40.000 tot 60.000 inwoners: 3 stemmen;

    • d.

      gemeenten met 60.000 tot 80.000 inwoners: 4 stemmen;

    • e.

      gemeenten met 80.000 tot 100.000 inwoners: 5 stemmen;

    • f.

      gemeenten met 100.000 of meer inwoners: 6 stemmen.

  • 3.

    Voor de toepassing van het vorige lid wordt het aantal inwoners van een gemeente vastgesteld op de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte definitieve bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar dat voorafgaat aan het nieuwe vergaderjaar.

Artikel 9 Reglement van orde

Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

Artikel 10 Zienswijzen

  • 1.

    Voorafgaand aan het nemen van een besluit van het algemeen bestuur worden de raden van de gemeenten in de gelegenheid gesteld om, naast de reeds genoemde besluiten in de Wet gemeenschappelijke regelingen, een zienswijze naar voren te brengen indien het een van de volgende besluiten betreft:

    • a.

      het Regionaal beleidsplan;

    • b.

      het vaststellen van een evaluatierapport als bedoeld in artikel 34;

    • c.

      de Kadernota;

    • d.

      een wijziging van de vastgestelde begroting voor zover het wijzigingen betreft die voor de gemeenten niet budgettair neutraal zijn, zowel voor wat betreft de exploitatie-uitgaven als de investeringen;

    • e.

      een putting uit de Algemene Reserve van de veiligheidsregio.

  • 2.

    Het algemeen bestuur heeft de mogelijkheid om aanvullend op artikel 10, eerste lid, de raden van de gemeenten in de gelegenheid te stellen om een zienswijze op een voorgenomen besluit naar voren te brengen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur biedt de raden de termijn van minimaal acht weken voor het naar voren brengen van een zienswijze. Als het een wijziging van de vastgestelde begroting betreft, zoals in het eerste lid onder d., dan geldt een gelijke termijn als voor het vaststellen van de begroting zoals genoemd in de wet.

  • 4.

    Uiterlijk tegelijkertijd met de toezending van het definitieve bestuursvoorstel aan het algemeen bestuur stelt het dagelijks bestuur de raden van de gemeenten schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 11 Participatie

Aan artikel 10, zevende lid, van de Wet betreffende de mogelijkheid om ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden te betrekken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid wordt in ieder geval toepassing gegeven op de volgende wijzen:

  • a.

    ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden kunnen een verzoekschrift indienen bij het dagelijks bestuur;

  • b.

    ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden kunnen in een openbare vergadering van het algemeen bestuur het woord voeren over onderwerpen die geagendeerd zijn;

  • c.

    het dagelijks bestuur legt beleidsdocumenten ter inzage, in ieder geval de ontwerpbesluiten die voor een zienswijze aan de raden worden voorgelegd.

Hoofdstuk IV Het dagelijks bestuur

Artikel 12 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, en vijf leden.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur met uitzondering van de voorzitter, worden door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen waarbij rekening wordt gehouden met zowel een evenwichtige geografische afvaardiging vanuit de deelnemende gemeenten als de inhoudelijke betrokkenheid bij een toe te wijzen portefeuille.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur treedt af op de dag dat hij ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn.

Artikel 13 Werkwijze en ondertekening stukken

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert tenminste tien keer per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt.

  • 2.

    In de vergadering van het dagelijks bestuur heeft elk lid één stem.

  • 3.

    De artikelen 28, eerste tot en met derde lid, 30, 31, 53, 54, 56, 58 en 60 van de Gemeentewet zijn ten aanzien van de vergaderingen van het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De leden van het dagelijks bestuur bepalen gezamenlijk de onderlinge taakverdeling en werkwijze.

  • 5.

    In ieder geval worden de algemeen directeur, de commandant brandweer, de directeur publieke gezondheid en de coördinerend functionaris uitgenodigd de vergaderingen bij te wonen. In de vergaderingen kunnen zij hun zienswijze geven ten aanzien van de te behandelen onderwerpen. Zij kunnen deelnemen aan de beraadslagingen, maar hebben geen stemrecht

  • 6.

    De stukken die uitgaan van het dagelijks bestuur worden door de voorzitter ondertekend en door de secretaris medeondertekend.

Artikel 14 Bevoegdheden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur oefent de taken en bevoegdheden uit als bedoeld in artikel 33b van de wet.

  • 2.

    Voorts is het dagelijks bestuur belast met:

    • a.

      het voorstaan van de belangen van de veiligheidsregio en de gemeenten bij andere overheden en andere instellingen, diensten of personen waarmee contact voor de veiligheidsregio van belang is;

    • b.

      de coördinatie van de werkzaamheden van de territoriale afstemmingsoverleggen, bedoeld in de artikelen 14, en van de adviescommissies, bedoeld in artikel 24 van de wet;

    • c.

      het regelen van de vervanging van de algemeen directeur;

    • d.

      het vaststellen van een instructie voor de secretaris;

    • e.

      het vaststellen van een reglement van orde voor de eigen vergaderingen;

    • f.

      het vaststellen van de rechtspositieregelingen voor het personeel;

    • g.

      de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van de veiligheidsregio;

    • h.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • i.

      het houden van toezicht op alles wat de veiligheidsregio aangaat;

    • j.

      de zorg voor de archiefbescheiden van de veiligheidsregio en haar organen.

Hoofdstuk V De voorzitter

Artikel 15 De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter van het bestuur wordt bij Koninklijk Besluit, gehoord het algemeen bestuur, benoemd uit de burgemeesters van de gemeenten. De voorzitter kan bij koninklijk besluit worden geschorst en ontslagen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur wijst een of meer van zijn leden aan die de voorzitter bij afwezigheid vervangt.

  • 3.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en draagt er zorg voor dat de besluiten van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.

Hoofdstuk VI Commissies

Artikel 16 Commissies van advies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan vaste commissie van advies instellen overeenkomstig artikel 24, eerste en tweede lid, van de wet.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen andere commissies van advies instellen overeenkomstig artikel 24, derde lid, van de wet.

Artikel 17 Gemeenschappelijke adviescommissie

Het algemeen bestuur stelt op voorstel van de raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk een gemeenschappelijke adviescommissie in, overeenkomstig artikel 24a van de wet. Deze commissie kan het algemeen bestuur van advies voorzien, de besluitvorming van de raden van de deelnemende gemeenten met betrekking tot de regeling voorbereiden of de raden van advies kan voorzien.

Hoofdstuk VII Inlichtingen en verantwoording

Artikel 18 Algemeen bestuur, dagelijks bestuur, voorzitter – colleges en raden gemeenten

  • 1.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken de raden alle inlichtingen die de raden voor de uitoefening van hun taak nodig hebben, in het bijzonder over alle zaken met een grote politieke, financiële en/of maatschappelijke impact.

  • 2.

    Het algemeen bestuur verstrekt de inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, ten minste door:

    • a.

      het beschikbaar stellen aan de raden van verslagen en besluitenlijsten van vergaderingen van het algemeen bestuur;

    • b.

      het informeren van de raden over de wijze waarop het bestuur uitvoering geeft aan de openbaarmaking van informatie als bedoeld in de Wet open overheid.

  • 3.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft het college en de raad van zijn gemeente de door een of meer leden van die organen gevraagde inlichtingen. De inlichtingen kunnen schriftelijk of mondeling worden gegeven.

  • 5.

    Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan de raad en het college van zijn gemeente over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

Artikel 19 Inlichtingen aan Minister en Provincie

  • 1.

    Het dagelijks bestuur dient Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en het provinciebestuur desgevraagd van bericht en raad.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur doet mededeling van het verzoek en de inhoud daarvan aan de gemeenten.

Hoofdstuk VIII Vergoedingen

Artikel 20 Tegemoetkoming in de kosten

Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 van de wet, nadere regels vaststellen betreffende het verlenen van een tegemoetkoming in de kosten, die de leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur maken in de uitoefening van hun functie.

Hoofdstuk IX De algemeen directeur

Artikel 21 Algemeen directeur

  • 1.

    De algemeen directeur staat als secretaris het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij in de uitoefening van hun taken.

  • 2.

    De bepalingen van de Gemeentewet betreffende de secretaris zijn zo veel mogelijk van toepassing op de algemeen directeur.

  • 3.

    De algemeen directeur vervult tevens de functie van commandant brandweer.

Hoofdstuk X Archiefbepalingen

Artikel 22 Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is verplicht de onder hem berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de veiligheidsregio en haar organen, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vastgestelde verordening. Deze verordening bevat in elk geval voorschriften voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van de veiligheidsregio die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht. Deze verordening wordt door het algemeen bestuur aan Gedeputeerde Staten medegedeeld.

  • 3.

    De secretaris van het dagelijks bestuur is belast met het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid overeenkomstig de vastgestelde verordening.

  • 4.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 en 13 Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het dagelijks bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 5.

    De beheerder van de in het vorige lid aan te wijzen archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de verordening als bedoeld in het tweede lid toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de veiligheidsregio en haar organen, voor zover de archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

  • 6.

    De archivaris brengt tweejaarlijks verslag uit aan het dagelijks bestuur over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hem opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam.

  • 8.

    Bij opheffing van de veiligheidsregio of organisatieonderdelen daarvan worden de archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Apeldoorn.

Hoofdstuk XI Financiële bepalingen

Artikel 23 Administratie en controle

Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de uitgangspunten voor het financiële beleid, het financiële beheer, de inrichting van de financiële organisatie en de controle op het financiële beheer, met inachtneming van de artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet, voor zover daarvan bij of krachtens de wet niet is afgeweken.

Artikel 24 Begroting

  • 1.

    De begroting geeft inzicht in de door elke gemeente voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage.

  • 2.

    De gemeenten betalen bij wijze van voorschot maandelijks voor de 16e van elke maand één twaalfde (1/12) van de verschuldigde bijdrage.

  • 3.

    Als verdeelsleutel voor de gemeentelijke bijdrage geldt de verhouding per gemeente van het in de algemene uitkering van het gemeentefonds opgenomen bedrag voor het cluster openbare orde en veiligheid/subcluster crisisbeheersing en brandweer.

  • 4.

    De verhouding per gemeente van het in de algemene uitkering van het gemeentefonds opgenomen bedrag voor het cluster openbare orde en veiligheid/subcluster crisisbeheersing en brandweer wordt één maal per vier jaar vastgesteld op basis van de laatste septembercirculaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en geldt als verdeelsleutel voor de gemeentelijke bijdragen in de volgende vier jaren. Bij de herijking wordt de toename van de fictieve wooneenheden uit de septembercirculaire 2015 in mindering gebracht bij het bepalen van de omvang van de woonruimten.

  • 5.

    Als de verhouding per gemeente, zoals vastgesteld op grond van het vierde lid van dit artikel, in enig jaar als gevolg van wijzigingen van de maatstaven voor het cluster openbare orde en veiligheid/subcluster crisisbeheersing en brandweer in het gemeentefonds meer dan 5% afwijkt, dan zal de verhouding opnieuw worden vastgesteld; de nieuwe verhouding zal gelden met ingang van het jaar dat de wijzigingen van de maatstaven voor het cluster openbare orde van kracht zijn.

  • 6.

    De verdeelsleutel geldt niet voor de gemeentelijke bijdragen voor de kosten van onderwerpen waarvoor dit door het algemeen bestuur is vastgesteld. Deze kosten worden per betreffende gemeente berekend en per betreffende gemeente in rekening gebracht.

Artikel 25 Financiële middelen

  • 1.

    De gemeenten zullen er steeds voor zorgdragen dat de veiligheidsregio over voldoende middelen beschikt om tijdig aan al zijn verplichtingen jegens derden te voldoen.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur constateert dat de raad van een gemeente weigert de uitgaven voor de veiligheidsregio op de gemeentebegroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van het bepaalde in de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk XII Gebruik eigendommen en verplichtingen

Artikel 26 Gebruik roerende en onroerende zaken in eigendom bij gemeenten

  • 1.

    De veiligheidsregio maakt bij de uitoefening van de taken gebruik van roerende en onroerende zaken, die in bepaalde gevallen in eigendom toebehoren aan ieder van de gemeenten en klaarblijkelijk zijn bestemd voor de uitoefening van de taken van de veiligheidsregio.

    • a.

      De gemeenten dragen zorg voor instandhouding van de roerende en onroerende zaken als bedoeld in eerste lid, zodanig dat de veiligheidsregio hiervan ten behoeve van haar taken gebruik kan maken. De veiligheidsregio zal zich redelijkerwijze als een verantwoord gebruiker gedragen.

    • b.

      Onder ‘verantwoord gebruiker’ wordt in ieder geval verstaan dat VNOG de onroerende zaken, die in eigendom toebehoren aan ieder van de gemeenten, gebruikt tot einde levensduur of langer, tenzij gemeente en VNOG gezamenlijk overeenstemming hebben bereikt over een eerdere beëindiging, waarbij partijen oog hebben voor elkaars belangen. Beëindiging van het gebruik van de onroerende zaken vindt plaats met inachtneming van een termijn van tenminste één jaar.

  • 2.

    Over de toepassing van het eerste en tweede lid worden nadere afspraken gemaakt tussen de gemeenten en de veiligheidsregio

Artikel 27 Verplichtingen van de colleges

De colleges stellen, met inachtneming van de gemaakte afspraken bedoeld in artikel 26, voor de uitvoering van de brandweerzorg kosteloos de volgende faciliteiten en informatie ter beschikking aan de veiligheidsregio:

  • a.

    bereikbare en bruikbare blusvoorzieningen;

  • b.

    toegang tot geografische en bouwkundige informatie;

  • c.

    informatie over wegomleggingen en afsluitingen en dergelijke;

  • d.

    informatie over relevante vergunningen en ontheffingen;

  • e.

    voor de veiligheidsregio relevante informatie voortvloeiende uit handhaving en toezicht door de gemeenten;

  • f.

    alle overige informatie, die redelijkerwijs nodig is om de opgedragen taken te kunnen vervullen.

Hoofdstuk XIII Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 28 Toetreding

  • 1.

    Toetreding tot en uittreding uit deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s, als bedoeld in artikel 8 van de Wvr.

  • 2.

    De toetreding door colleges van andere gemeenten kan plaatsvinden wanneer in de vergadering van het algemeen bestuur blijkt, dat ten minste twee derde van de colleges die samen ten minste twee derde van het aantal in het algemeen bestuur uit te brengen stemmen vertegenwoordigen, daarmee instemmen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding. Aan de toetreding kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 4.

    De toetreding gaat in op dezelfde dag als die waarop de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.

Artikel 29 Uittreding

  • 1.

    Het college dat voornemens is uit te treden, maakt dit kenbaar aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur zendt het voornemen onverwijld door aan de overige colleges.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een voorstel op voor de financiële, personele en overige gevolgen van de voorgenomen uittreding voor de VNOG. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de uittredende gemeente draagt de kosten die het rechtstreekse gevolg zijn van de uittreding en de overige gemeenten ondervinden geen financieel nadeel van de uittreding;

    • b.

      de kosten voor het uitvoeren van een onafhankelijk onderzoek naar de financiële, personele en overige gevolgen komen voor rekening van het college dat voornemens is uit te treden;

    • c.

      in het voorstel voor de gevolgen van de voorgenomen uittreding worden de volgende kostensoorten onderscheiden:

      • frictiekosten (eenmalige personele en materiële kosten als gevolg van het uittreden);

      • direct vervallen kosten (kosten die vervallen bij de uittreding en daaraan verbonden overname van taken);

      • op termijn te vervallen kosten (kosten die op termijn door te bezuinigen vervallen);

      • schaalnadelen (kosten die niet wijzigen als gevolg van het uittreden gedurende vijf jaar na uittreding);

      • aandeel in de reserves en voorzieningen.

  • 3.

    Het college dat voornemens is uit te treden neemt op basis van het voorstel, bedoeld in het tweede lid, een definitief besluit, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede tot en met vijfde lid, van de wet. De uittreding vindt plaats per 1 januari van enig kalenderjaar met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste een vol kalenderjaar.

  • 4.

    De gevolgen van de uittreding worden, op basis van het voorstel, bedoeld in het tweede lid, vastgesteld door de colleges. Voor het tot stand komen van een besluit hierover is de meerderheid vereist van ten minste twee derde van de colleges die samen ten minste twee derde van het aantal in het algemeen bestuur uit te brengen stemmen vertegenwoordigen

Artikel 30 Wijziging

  • 1.

    Zowel het dagelijks bestuur als een college kan voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel toekomen aan de colleges.

  • 3.

    Een wijziging is tot stand gekomen, wanneer ter vergadering van het algemeen bestuur blijkt dat de colleges van tenminste tweederde van de gemeenten, die tezamen tenminste tweederde van het aantal in het algemeen bestuur uit te brengen stemmen vertegenwoordigen, tot deze wijziging hebben besloten.

  • 4.

    In aansluiting op het bepaalde in het derde lid bepaalt het algemeen bestuur de datum van inwerkingtreding van de wijziging.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt de colleges en de raden zo spoedig mogelijk in kennis van de tot stand gekomen wijziging.

Artikel 31 Opheffing

  • 1.

    De gemeenschappelijke regeling kan slechts worden opgeheven indien dit door een wijziging van artikel 8 jo. artikel 9 Wvr mogelijk wordt. Indien de Wvr niet tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling verplicht maar opheffing wel mogelijk maakt en opheffing wenselijk is, wordt een besluit tot opheffing van deze gemeenschappelijke regeling niet genomen voordat de colleges van tweederde van de gemeenten, die tezamen tenminste tweederde van het aantal in het algemeen bestuur uit te brengen stemmen vertegenwoordigen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft, daarmee hebben ingestemd.

  • 2.

    Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor een liquidatieplan vast. Daarbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, nadat de raden hun zienswijze hebben kunnen inbrengen, vastgesteld.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5.

    Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van de veiligheidsregio.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van het liquidatieplan.

Artikel 32 Geschillenregeling

Bij geschillen zal de geschillenregeling in artikel 28 van de wet gevolgd worden.

Hoofdstuk XIV Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 33 Werkingsduur

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 34 Evaluatie

  • 1.

    Tenminste eenmaal per vier jaar vindt een evaluatie van deze regeling plaats. Deze evaluatie vindt als voorbereiding op een nieuw regionaal beleidsplan plaats.

  • 2.

    De evaluatie richt zich op de inhoud van de regeling zelf en op de ervaringen met de gehanteerde werkwijzen.

Artikel 35 Inwerkingtreding

De wijziging van de regeling treedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 26 van de wet in werking.

Artikel 36 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens deze regeling die golden op het moment van eerdere wijzigingen van deze regeling en waarvoor de wijzigingen overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze regeling.

Artikel 37 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als ‘Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2024’.

 

Artikelsgewijze toelichting op Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) 2024

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden de begrippen uit de gemeenschappelijke regeling gedefinieerd.

 

Artikel 2 Openbaar lichaam en bestuursorganen

Een openbaar lichaam is de zwaarste samenwerkingsvorm uit de Wet gemeenschappelijke regelingen. Een openbaar lichaam bevat rechtspersoonlijkheid. De bestuursorganen van de Veiligheidsregio zijn het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

 

Hoofdstuk II Belang, taken, bevoegdheden

 

Artikel 3 Belangen

Gemeenten kunnen op grond van artikel 1 lid 1 Wet gemeenschappelijke regelingen ter behartiging van een of meerdere belangen een gemeenschappelijke regeling treffen. Artikel 10 van de Wgr geeft aan dat in de Regeling aangegeven moet worden welke belangen dit betreffen. Met dit artikel wordt hieraan voldaan.

 

Artikel 4 Taken

Het eerste lid van dit artikel spreekt voor zich en sluit aan bij de belangen die in artikel 3 zijn benoemd. VNOG is een regionale organisatie die voor haar inliggende gemeenten taken uitvoert zoals door de wetgever bepaalt. De basis van de taakuitvoering is regionaal, waar zo weinig mogelijk uitzonderingen op mogelijk zijn. Zo nu en dan zijn er onderwerpen bij VNOG die één of hooguit enkele gemeenten aangaan. Het is dan niet in het belang van het collectief van gemeenten om dit collectief af te handelen. Daarom wordt in dit artikel het mogelijk gemaakt om op individuele basis afspraken te maken met gemeenten. Hier wordt terughoudend mee omgegaan.

 

Hoofdstuk III Het algemeen bestuur

 

Artikel 5 Bevoegdheden

Met deze gewijzigde bepalingen is het mogelijk dat VNOG zich aansluit bij privaatrechtelijke rechtspersonen, zonder dat daarvoor de GR gewijzigd hoeft te worden. De gemeenteraden behouden hun stem in de besluitvorming over een deelneming en met het noodzakelijk stellen van een gekwalificeerde meerderheid is het besluit in gewicht vergelijkbaar als een wijziging van de GR.

 

Ook houdt VNOG een openbaar register van deelnemingen bij ten behoeve van de transparantie hierover en het overzicht van stakeholders in de deelnemingen.

 

Artikel 6 Samenstelling

In afwijking van artikel 13 lid 6 Wgr bestaat het algemeen bestuur verplicht uit de burgemeesters, zoals artikel 11 lid 1 Wvr voorschrijft. Indien een burgemeester verhinderd is om aan de vergadering van het algemeen bestuur deel te nemen, dan kan hij zich overeenkomstig artikel 77 van de Gemeentewet laten vervangen als lid van het algemeen bestuur.

 

Artikel 7 Werkwijze en ondertekening stukken

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 8 Besluitvorming

Dit artikel regelt dat de leden van het algemeen bestuur, in afwijking van de hoofdregel dat ieder lid één stem heeft, een aantal stemmen hebben dat afhankelijk is van het inwonertal van de betreffende gemeente. Dit is mogelijk op grond van artikel 13 lid 6 jo. lid 4 Wgr. Die stemverhouding geldt vervolgens voor alle besluiten.

 

Artikel 9 Reglement van orde

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 10 Zienswijzen

Het Regionaal beleidsplan is een wettelijk verplicht document dat VNOG elke vier jaren opstelt en geldt als de basis van het werk voor die vier jaren. VNOG beschrijft in het Regionaal beleidsplan meer dan de wetgever vraagt. Daarom is het logisch om juist dit document aan de gemeenteraden voor te leggen voor een zienswijze, in plaats van slechts te overleggen, zoals de wet (Wvr) voorschrijft. Met het opnemen in dit artikel ligt dit vast.

 

Voor wat betreft de minimumtermijnen is aangesloten bij wat de wet (Wgr) voorschrijft. VNOG streeft ernaar om de raden zoveel mogelijk tijd te geven om een zienswijze op te stellen. In voorkomende gevallen zal dan vaker een langere zienswijzeprocedure gekozen worden dan het minimum.

 

Tenslotte is in dit artikel opgenomen dat het AB altijd aanvullend de mogelijkheid heeft om een besluit ter zienswijze aan de gemeenteraden voor te leggen. Op deze manier kan het AB afwegen of overige onderwerpen die bij het opstellen van deze Gemeenschappelijke regeling nog niet in beeld waren toch dusdanig belangrijk zijn dat het vragen van een zienswijze aan de gemeenteraden geëigend is. Ook kan het AB zo de betrokkenheid van de raden borgen.

 

Artikel 11 Participatie

VNOG vindt participatie van inwoners een belangrijk thema en ziet dat dit vaak voorkomt in processen waar nauw wordt samengewerkt met een gemeente. Ingezetenen krijgen dan ook de ruimte om bij het dagelijks bestuur een verzoekschrift in te dienen. Ook kunnen ingezetenen in openbare vergaderingen inspreken op onderwerpen. Tot slot worden beleidsdocumenten ter inzage gelegd en kunnen ingezetenen kennis nemen van die documenten. In het algemeen heeft VNOG weinig eigenstandige beleidsmatige ontwikkelingen waar participatie een geëigend instrument is. Participatie op ontwikkelingen waar VNOG aan deelneemt zal daarom doorgaans binnen gemeentelijke kaders en met behulp van daar aanwezige kennis en expertise plaatsvinden.

 

Hoofdstuk IV Het dagelijks bestuur

 

Artikel 12 Samenstelling

Het dagelijks bestuur bestaat op grond van artikel 14 Wgr uit de voorzitter en ten minste twee andere door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen leden. In geval van VNOG is dit de voorzitter en vijf leden. De leden worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Bij de aanwijzing wordt rekening gehouden met een evenwichtige geografische afvaardiging vanuit de deelnemende gemeenten en de inhoudelijke betrokkenheid bij een toe te wijzen portefeuille.

Het derde lid geeft aan dat een lid van het dagelijks bestuur te allen tijde ook lid moet zijn van het algemeen bestuur: wordt het lidmaatschap van het algemeen bestuur beëindigd dan eindigt ook het lidmaatschap van het dagelijks bestuur.

 

Artikel 13 Werkwijze en ondertekening stukken

In tegenstelling tot de stemverdeling binnen het algemeen bestuur, heeft in het dagelijks bestuur elk lid één stem. Er is geen sprake van een gewogen stemverdeling.

 

Artikel 14 Bevoegdheden

Artikel 33b van de Wgr geeft aan welke bevoegdheden het dagelijks bestuur in elk geval heeft. De mogelijkheid wordt geboden om in de GR bevoegdheden toe te voegen. Daarvan is in het tweede lid gebruik gemaakt.

 

Hoofdstuk V De voorzitter

 

Artikel 15 De voorzitter

De voorzitter van de veiligheidsregio is een eenhoofdig bestuursorgaan met eigen bevoegdheden, zie artikel 2.

 

De voorzitter is tevens belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en draagt er zorg voor dat de besluiten van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.

 

De Wgr schrijft voor dat de voorzitter van een openbaar lichaam door en uit het algemeen bestuur aangewezen wordt (art. 13 lid 9), maar artikel 11 Wvr wijkt hiervan af door aan te geven dat de voorzitter van de veiligheidsregio bij koninklijk besluit moet worden benoemd. Het algemeen bestuur wordt daarbij wel gehoord.

 

De vervanging van de voorzitter wordt door het algemeen bestuur geregeld.

 

Hoofdstuk VI Commissies

 

Artikel 16 Commissies van advies

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 17 Gemeenschappelijke adviescommissie

De Wgr biedt de mogelijkheid aan gemeenteraden om het AB te verzoeken een gemeenschappelijke adviescommissie in te stellen. VNOG ziet de potentiële meerwaarde van een dergelijke adviescommissie en neemt de mogelijkheid voor de instelling daarom ook expliciet op in de GR. Als een dergelijk verzoek van de gezamenlijke raden wordt ontvangen, wordt de werkwijze van een gemeenschappelijke adviescommissie nader uitgewerkt in een eigen Regeling/Reglement van Orde.

 

Hoofdstuk VII Inlichtingen en verantwoording

 

Artikel 18 Algemeen bestuur, dagelijks bestuur, voorzitter – colleges en raden gemeenten

Artikel 17 van de Wgr schrijft voor dat het algemeen bestuur de gemeenteraden alle inlichtingen verstrekt die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taken. De GR moet bepalingen bevatten over de wijze waarop de inlichtingen worden verstrekt. In dit artikel is aangegeven dat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter (de bestuursorganen) de raden alle inlichtingen geeft die de raden voor de uitoefening van hun taak nodig hebben. De inlichtingen die het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven, moeten de raden nodig hebben met het oog op de uitoefening van hun taak.

 

De actieve inlichtingenplicht is verder geconcretiseerd door in het tweede lid op te nemen dat het algemeen bestuur deze inlichtingen ten minste verstrekt door:

  • a.

    het beschikbaar stellen aan de raden van verslagen en besluitenlijsten van vergaderingen van het algemeen bestuur;

  • b.

    het informeren van de raden over de wijze waarop het bestuur uitvoering geeft aan de openbaarmaking van informatie als bedoeld in de Wet open overheid.

Artikel 19 Inlichtingen aan Minister en Provincie

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Hoofdstuk VIII Vergoedingen

 

Artikel 20 Tegemoetkoming in de kosten

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Hoofdstuk IX De algemeen directeur

 

Artikel 21 Algemeen directeur

De algemeen directeur is tevens secretaris van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. De algemeen directeur is bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig. De algemeen directeur vervult bij VNOG tevens de rol van commandant brandweer.

 

Hoofdstuk X Archiefbepalingen

 

Artikel 22 Archief

Dit artikel spreekt voor zich en is in overeenstemming met de verplichtingen uit de Archiefwet 1995.

 

Hoofdstuk XI Financiële bepalingen

 

Artikel 23 Administratie en controle

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 24 Begroting

De gemeentelijke bijdrage wordt verdeeld op basis van een risicogericht, transparant en toekomstgericht model. Hiervoor is gekozen om aan te sluiten bij de methodiek van het gemeentefonds, specifiek het cluster openbare orde en veiligheid; subcluster crisisbeheersing en brandweer. Er is behoefte aan eenvoud en stabiliteit, daarom wordt de relatieve bijdrage (in procenten) vastgelegd voor een langere periode. Omdat gemeenten zich onafhankelijk van elkaar ontwikkelen op de onderliggende maatstaven wordt elke vier jaar de verdeling herijkt.

De septembercirculaire van 2015 bevatte een andere manier om om te gaan met fictieve wooneenheden. Dit is één van de maatstaven. Nadien is daar geen ontwikkeling meer op geweest. Om het juiste aantal wooneenheden toe te passen in de berekening van de gemeentelijke bijdrage wordt dit in mindering gebracht bij het bepalen van de omvang van de woonruimten.

 

Tenslotte heeft het AB de mogelijkheid om zaken rechtstreeks bij gemeenten in rekening te brengen. Hiervan wordt bij het opstellen van deze regeling bijvoorbeeld gebruik gemaakt met de kosten van het functioneel leeftijdsontslag.

 

Artikel 25 Financiële middelen

De gemeentebesturen zijn verplicht er voor zorg te dragen dat de veiligheidsregio altijd over voldoende (financiële) middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen, zoals bepaald in artikel 34 jo. art. 10a Wgr.

 

Hoofdstuk XII Gebruik eigendommen en verplichtingen

 

Artikel 26 Gebruik roerende en onroerende zaken in eigendom bij gemeenten

Dit artikel beschrijft de relatie tussen VNOG en gemeenten voor wat betreft het gebruik van roerende en onroerende goederen van de gemeenten ten behoeve van gebruik door de brandweer/veiligheidsregio. Bijna alle onroerende goederen die VNOG gebruikt zijn in bezit van gemeenten, namelijk de brandweerkazernes. In voorkomende gevallen gebruikt VNOG onroerende goederen van een andere partij, bijvoorbeeld de vakbekwaamheidspleinen. Daarentegen heeft VNOG de meeste roerende goederen in eigen bezit, bijvoorbeeld de brandweervoertuigen. In voorkomende gevallen gebruikt VNOG roerende goederen in het bezit van gemeenten, bijvoorbeeld de bluswatervoorzieningen.

 

Wat betreft het gebruik van de brandweerkazernes zijn zaken zoals de taakverdeling en verantwoordelijkheden in detail verder uitgewerkt in de Regeling Demarcatie.

 

Artikel 27 Verplichtingen van de colleges

Artikel 27 beschrijft de overige verplichtingen aan de colleges om blusvoorzieningen en diverse informatieproducten ter beschikking aan VNOG te blijven stellen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

 

Hoofdstuk XIII Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

 

Artikel 28 Toetreding

Zie toelichting bij artikel 29.

 

Artikel 29 Uittreding

De wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen in 2022 bracht de verplichting met zich mee om bepalingen omtrent toe- en uittreding in de regeling op te nemen. Deelname aan de veiligheidsregio is voor elke gemeente verplicht. In de Wet veiligheidsregio’s is opgenomen welke gemeenten deel uitmaken van VNOG. Toe- of uittreden is dus niet zonder meer aan een individuele gemeente (maar vereist een wetswijziging) en lijkt onwaarschijnlijk.

 

In geval van een wetswijziging op initiatief van een toe- of uittredende gemeente zal er sprake zijn van een lange aanloop en overleg tussen betrokken gemeente(n) en veiligheidsregio’s en dus voldoende tijd om binnen de gestelde uitgangspunten tot overeenstemming te komen. In geval van een wijziging in regio-indeling op initiatief van de minister zal dit ook het geval zijn. Gezocht is daarom naar uitgangspunten die zo zijn geformuleerd om zowel voor de blijvende en voor de toe- en/of uittredende gemeente redelijke afspraken te kunnen maken.

 

VNOG heeft hierin geen ervaring, aangesloten is daarom bij de uitgangspunten die GGD NOG heeft gebruikt om wijzigingen binnen de toepassing van de regeling succesvol redelijkerwijs vorm te geven.

 

Artikel 30 Wijziging

In dit artikel is beschreven hoe een wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling VNOG tot stand komt. De wijziging wordt aangegaan door de deelnemende colleges van burgemeester en wethouders, na verkregen toestemming van hun raden (art. 1 Wgr). De wijziging vindt plaats wanneer ter vergadering van het algemeen bestuur blijkt dat de colleges van tenminste tweederde van de gemeenten, die tezamen tenminste tweederde van het aantal in het algemeen bestuur uit te brengen stemmen vertegenwoordigen, tot de wijziging hebben besloten.

 

Artikel 31 Opheffing

De gemeenschappelijke regeling kan slechts worden opgeheven indien dit door een wijziging van artikel 8 jo. artikel 9 Wvr mogelijk wordt. Voor de situatie dat de Wvr niet tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling verplicht maar opheffing wel mogelijk maakt en opheffing wenselijk is, wordt een besluit tot opheffing van deze gemeenschappelijke regeling niet genomen voordat de colleges van tweederde van de gemeenten, die tezamen tenminste tweederde van het aantal in het algemeen bestuur uit te brengen stemmen vertegenwoordigen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft, daarmee hebben ingestemd. Het algemeen bestuur besluit tot slot tot liquidatie en stelt een liquidatieplan vast.

 

Artikel 32 Geschillenregeling

In dit artikel staat dat artikel 28 van de Wgr wordt gevolgd. In artikel 28 van de Wgr staat dat geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de GR tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van één of meer gemeenten en het bestuur van het openbaar lichaam door gedeputeerde staten worden beslist. Geschillen worden dus aan gedeputeerde staten voorgelegd. VNOG heeft geen eigen geschillencommissie. VNOG beschouwt een separate eigen geschillencommissie als inefficiënt en ongewenst met het oog op de onderlinge verhoudingen. Indien er wel een eigen geschillencommissie zou worden opgericht en er bij een geschil wordt afgesproken dat deze eigen geschillencommissie een bindend advies uitspreekt, functioneert de eigen geschillencommissie hetzelfde als gedeputeerde staten. Het is dan efficiënter om het geschil door gedeputeerde staten te laten beslechten; een orgaan dat reeds bestaat. Er wordt dan gebruik gemaakt van bestaande structuren. Indien er wel een eigen geschillencommissie zou worden opgericht en er bij een geschil wordt afgesproken dat de eigen geschillencommissie géén bindend advies uitspreekt, blijft de optie open om na dit niet-bindende advies alsnog het geschil door gedeputeerde staten te laten beslechten (met een bindend advies). In zo’n geval staan partijen twee keer tegenover elkaar. Dat is een situatie die binnen een samenwerkingsverband voorkomen moet worden.

 

Hoofdstuk XIV Overgangs- en slotbepalingen

Dit hoofdstuk bevat een aantal overgangs- en slotbepalingen die voor zich spreken.