Organisatie | Apeldoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2024 |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 26, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2024 | nieuwe regeling | 21-03-2024 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn maken overeenkomstig het bepaalde in artikel 26, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen bekend dat het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland in zijn vergadering van 21 maart 2024 heeft vastgesteld dat de colleges van burgemeester en wethouders van 18 van de 22 deelnemende gemeenten tot de wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2010 hebben besloten. Hiermee is conform artikel 27, derde lid van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2010 deze vierde wijziging tot stand gekomen.
De wijziging treedt 8 dagen na deze bekendmaking in werking.
De gemeenschappelijke regeling inclusief wijzigingen luidt als volgt:
Hoofdstuk I Algemene Bepalingen
Waar artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester onderscheidenlijk de veiligheidsregio, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk II Belang, taken, bevoegdheden
De veiligheidsregio behartigt de belangen van de gemeenten op de volgende terreinen:
en draagt bij de behartiging van deze belangen zorg voor afstemming met de taken van de gemeenten in het kader van bevolkingszorg, bedoeld in artikel 18, eerste lid sub c. van de Wvr.
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten kunnen, afzonderlijk of tezamen andere taken of bevoegdheden opdragen aan het bestuur van de veiligheidsregio voor zover deze taken binnen het belang van de regeling vallen, als omschreven in artikel 3. De wijze van uitvoering van deze taken wordt in een overeenkomst tussen de veiligheidsregio en de betreffende gemeenten vastgelegd.
Hoofdstuk III Het algemeen bestuur
Het algemeen bestuur kan besluiten tot oprichting van of deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Het algemeen bestuur kan slechts daartoe besluiten indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
Artikel 7 Werkwijze en ondertekening stukken
Onverminderd het bepaalde in artikel 12, eerste en tweede lid, en artikel 13 van de Wvr worden in ieder geval de algemeen directeur, de commandant brandweer, de directeur publieke gezondheid en de coördinerend functionaris uitgenodigd bij de vergaderingen aanwezig te zijn. In de vergaderingen kunnen zij hun zienswijze geven ten aanzien van te behandelen onderwerpen. Zij kunnen deelnemen aan de beraadslagingen, maar hebben geen stemrecht.
Voorafgaand aan het nemen van een besluit van het algemeen bestuur worden de raden van de gemeenten in de gelegenheid gesteld om, naast de reeds genoemde besluiten in de Wet gemeenschappelijke regelingen, een zienswijze naar voren te brengen indien het een van de volgende besluiten betreft:
Het dagelijks bestuur biedt de raden de termijn van minimaal acht weken voor het naar voren brengen van een zienswijze. Als het een wijziging van de vastgestelde begroting betreft, zoals in het eerste lid onder d., dan geldt een gelijke termijn als voor het vaststellen van de begroting zoals genoemd in de wet.
Hoofdstuk IV Het dagelijks bestuur
De leden van het dagelijks bestuur met uitzondering van de voorzitter, worden door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen waarbij rekening wordt gehouden met zowel een evenwichtige geografische afvaardiging vanuit de deelnemende gemeenten als de inhoudelijke betrokkenheid bij een toe te wijzen portefeuille.
Artikel 13 Werkwijze en ondertekening stukken
In ieder geval worden de algemeen directeur, de commandant brandweer, de directeur publieke gezondheid en de coördinerend functionaris uitgenodigd de vergaderingen bij te wonen. In de vergaderingen kunnen zij hun zienswijze geven ten aanzien van de te behandelen onderwerpen. Zij kunnen deelnemen aan de beraadslagingen, maar hebben geen stemrecht
Artikel 17 Gemeenschappelijke adviescommissie
Het algemeen bestuur stelt op voorstel van de raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk een gemeenschappelijke adviescommissie in, overeenkomstig artikel 24a van de wet. Deze commissie kan het algemeen bestuur van advies voorzien, de besluitvorming van de raden van de deelnemende gemeenten met betrekking tot de regeling voorbereiden of de raden van advies kan voorzien.
Artikel 20 Tegemoetkoming in de kosten
Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 van de wet, nadere regels vaststellen betreffende het verlenen van een tegemoetkoming in de kosten, die de leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur maken in de uitoefening van hun functie.
Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de veiligheidsregio en haar organen, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vastgestelde verordening. Deze verordening bevat in elk geval voorschriften voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van de veiligheidsregio die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht. Deze verordening wordt door het algemeen bestuur aan Gedeputeerde Staten medegedeeld.
De beheerder van de in het vorige lid aan te wijzen archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de verordening als bedoeld in het tweede lid toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de veiligheidsregio en haar organen, voor zover de archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
Hoofdstuk XI Financiële bepalingen
Artikel 23 Administratie en controle
Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de uitgangspunten voor het financiële beleid, het financiële beheer, de inrichting van de financiële organisatie en de controle op het financiële beheer, met inachtneming van de artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet, voor zover daarvan bij of krachtens de wet niet is afgeweken.
De verhouding per gemeente van het in de algemene uitkering van het gemeentefonds opgenomen bedrag voor het cluster openbare orde en veiligheid/subcluster crisisbeheersing en brandweer wordt één maal per vier jaar vastgesteld op basis van de laatste septembercirculaire van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en geldt als verdeelsleutel voor de gemeentelijke bijdragen in de volgende vier jaren. Bij de herijking wordt de toename van de fictieve wooneenheden uit de septembercirculaire 2015 in mindering gebracht bij het bepalen van de omvang van de woonruimten.
Als de verhouding per gemeente, zoals vastgesteld op grond van het vierde lid van dit artikel, in enig jaar als gevolg van wijzigingen van de maatstaven voor het cluster openbare orde en veiligheid/subcluster crisisbeheersing en brandweer in het gemeentefonds meer dan 5% afwijkt, dan zal de verhouding opnieuw worden vastgesteld; de nieuwe verhouding zal gelden met ingang van het jaar dat de wijzigingen van de maatstaven voor het cluster openbare orde van kracht zijn.
Artikel 25 Financiële middelen
Indien het algemeen bestuur constateert dat de raad van een gemeente weigert de uitgaven voor de veiligheidsregio op de gemeentebegroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van het bepaalde in de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
Hoofdstuk XII Gebruik eigendommen en verplichtingen
Artikel 26 Gebruik roerende en onroerende zaken in eigendom bij gemeenten
De veiligheidsregio maakt bij de uitoefening van de taken gebruik van roerende en onroerende zaken, die in bepaalde gevallen in eigendom toebehoren aan ieder van de gemeenten en klaarblijkelijk zijn bestemd voor de uitoefening van de taken van de veiligheidsregio.
Onder ‘verantwoord gebruiker’ wordt in ieder geval verstaan dat VNOG de onroerende zaken, die in eigendom toebehoren aan ieder van de gemeenten, gebruikt tot einde levensduur of langer, tenzij gemeente en VNOG gezamenlijk overeenstemming hebben bereikt over een eerdere beëindiging, waarbij partijen oog hebben voor elkaars belangen. Beëindiging van het gebruik van de onroerende zaken vindt plaats met inachtneming van een termijn van tenminste één jaar.
Hoofdstuk XIII Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Het college dat voornemens is uit te treden neemt op basis van het voorstel, bedoeld in het tweede lid, een definitief besluit, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede tot en met vijfde lid, van de wet. De uittreding vindt plaats per 1 januari van enig kalenderjaar met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste een vol kalenderjaar.
De gevolgen van de uittreding worden, op basis van het voorstel, bedoeld in het tweede lid, vastgesteld door de colleges. Voor het tot stand komen van een besluit hierover is de meerderheid vereist van ten minste twee derde van de colleges die samen ten minste twee derde van het aantal in het algemeen bestuur uit te brengen stemmen vertegenwoordigen
De gemeenschappelijke regeling kan slechts worden opgeheven indien dit door een wijziging van artikel 8 jo. artikel 9 Wvr mogelijk wordt. Indien de Wvr niet tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling verplicht maar opheffing wel mogelijk maakt en opheffing wenselijk is, wordt een besluit tot opheffing van deze gemeenschappelijke regeling niet genomen voordat de colleges van tweederde van de gemeenten, die tezamen tenminste tweederde van het aantal in het algemeen bestuur uit te brengen stemmen vertegenwoordigen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft, daarmee hebben ingestemd.
Hoofdstuk XIV Overgangs- en slotbepalingen
De wijziging van de regeling treedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 26 van de wet in werking.
Artikelsgewijze toelichting op Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) 2024
Hoofdstuk I Algemene Bepalingen
In dit artikel worden de begrippen uit de gemeenschappelijke regeling gedefinieerd.
Artikel 2 Openbaar lichaam en bestuursorganen
Een openbaar lichaam is de zwaarste samenwerkingsvorm uit de Wet gemeenschappelijke regelingen. Een openbaar lichaam bevat rechtspersoonlijkheid. De bestuursorganen van de Veiligheidsregio zijn het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk II Belang, taken, bevoegdheden
Gemeenten kunnen op grond van artikel 1 lid 1 Wet gemeenschappelijke regelingen ter behartiging van een of meerdere belangen een gemeenschappelijke regeling treffen. Artikel 10 van de Wgr geeft aan dat in de Regeling aangegeven moet worden welke belangen dit betreffen. Met dit artikel wordt hieraan voldaan.
Het eerste lid van dit artikel spreekt voor zich en sluit aan bij de belangen die in artikel 3 zijn benoemd. VNOG is een regionale organisatie die voor haar inliggende gemeenten taken uitvoert zoals door de wetgever bepaalt. De basis van de taakuitvoering is regionaal, waar zo weinig mogelijk uitzonderingen op mogelijk zijn. Zo nu en dan zijn er onderwerpen bij VNOG die één of hooguit enkele gemeenten aangaan. Het is dan niet in het belang van het collectief van gemeenten om dit collectief af te handelen. Daarom wordt in dit artikel het mogelijk gemaakt om op individuele basis afspraken te maken met gemeenten. Hier wordt terughoudend mee omgegaan.
Hoofdstuk III Het algemeen bestuur
Met deze gewijzigde bepalingen is het mogelijk dat VNOG zich aansluit bij privaatrechtelijke rechtspersonen, zonder dat daarvoor de GR gewijzigd hoeft te worden. De gemeenteraden behouden hun stem in de besluitvorming over een deelneming en met het noodzakelijk stellen van een gekwalificeerde meerderheid is het besluit in gewicht vergelijkbaar als een wijziging van de GR.
Ook houdt VNOG een openbaar register van deelnemingen bij ten behoeve van de transparantie hierover en het overzicht van stakeholders in de deelnemingen.
In afwijking van artikel 13 lid 6 Wgr bestaat het algemeen bestuur verplicht uit de burgemeesters, zoals artikel 11 lid 1 Wvr voorschrijft. Indien een burgemeester verhinderd is om aan de vergadering van het algemeen bestuur deel te nemen, dan kan hij zich overeenkomstig artikel 77 van de Gemeentewet laten vervangen als lid van het algemeen bestuur.
Artikel 7 Werkwijze en ondertekening stukken
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel regelt dat de leden van het algemeen bestuur, in afwijking van de hoofdregel dat ieder lid één stem heeft, een aantal stemmen hebben dat afhankelijk is van het inwonertal van de betreffende gemeente. Dit is mogelijk op grond van artikel 13 lid 6 jo. lid 4 Wgr. Die stemverhouding geldt vervolgens voor alle besluiten.
Dit artikel spreekt voor zich.
Het Regionaal beleidsplan is een wettelijk verplicht document dat VNOG elke vier jaren opstelt en geldt als de basis van het werk voor die vier jaren. VNOG beschrijft in het Regionaal beleidsplan meer dan de wetgever vraagt. Daarom is het logisch om juist dit document aan de gemeenteraden voor te leggen voor een zienswijze, in plaats van slechts te overleggen, zoals de wet (Wvr) voorschrijft. Met het opnemen in dit artikel ligt dit vast.
Voor wat betreft de minimumtermijnen is aangesloten bij wat de wet (Wgr) voorschrijft. VNOG streeft ernaar om de raden zoveel mogelijk tijd te geven om een zienswijze op te stellen. In voorkomende gevallen zal dan vaker een langere zienswijzeprocedure gekozen worden dan het minimum.
Tenslotte is in dit artikel opgenomen dat het AB altijd aanvullend de mogelijkheid heeft om een besluit ter zienswijze aan de gemeenteraden voor te leggen. Op deze manier kan het AB afwegen of overige onderwerpen die bij het opstellen van deze Gemeenschappelijke regeling nog niet in beeld waren toch dusdanig belangrijk zijn dat het vragen van een zienswijze aan de gemeenteraden geëigend is. Ook kan het AB zo de betrokkenheid van de raden borgen.
VNOG vindt participatie van inwoners een belangrijk thema en ziet dat dit vaak voorkomt in processen waar nauw wordt samengewerkt met een gemeente. Ingezetenen krijgen dan ook de ruimte om bij het dagelijks bestuur een verzoekschrift in te dienen. Ook kunnen ingezetenen in openbare vergaderingen inspreken op onderwerpen. Tot slot worden beleidsdocumenten ter inzage gelegd en kunnen ingezetenen kennis nemen van die documenten. In het algemeen heeft VNOG weinig eigenstandige beleidsmatige ontwikkelingen waar participatie een geëigend instrument is. Participatie op ontwikkelingen waar VNOG aan deelneemt zal daarom doorgaans binnen gemeentelijke kaders en met behulp van daar aanwezige kennis en expertise plaatsvinden.
Hoofdstuk IV Het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur bestaat op grond van artikel 14 Wgr uit de voorzitter en ten minste twee andere door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen leden. In geval van VNOG is dit de voorzitter en vijf leden. De leden worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Bij de aanwijzing wordt rekening gehouden met een evenwichtige geografische afvaardiging vanuit de deelnemende gemeenten en de inhoudelijke betrokkenheid bij een toe te wijzen portefeuille.
Het derde lid geeft aan dat een lid van het dagelijks bestuur te allen tijde ook lid moet zijn van het algemeen bestuur: wordt het lidmaatschap van het algemeen bestuur beëindigd dan eindigt ook het lidmaatschap van het dagelijks bestuur.
Artikel 13 Werkwijze en ondertekening stukken
In tegenstelling tot de stemverdeling binnen het algemeen bestuur, heeft in het dagelijks bestuur elk lid één stem. Er is geen sprake van een gewogen stemverdeling.
Artikel 33b van de Wgr geeft aan welke bevoegdheden het dagelijks bestuur in elk geval heeft. De mogelijkheid wordt geboden om in de GR bevoegdheden toe te voegen. Daarvan is in het tweede lid gebruik gemaakt.
De voorzitter van de veiligheidsregio is een eenhoofdig bestuursorgaan met eigen bevoegdheden, zie artikel 2.
De voorzitter is tevens belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en draagt er zorg voor dat de besluiten van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.
De Wgr schrijft voor dat de voorzitter van een openbaar lichaam door en uit het algemeen bestuur aangewezen wordt (art. 13 lid 9), maar artikel 11 Wvr wijkt hiervan af door aan te geven dat de voorzitter van de veiligheidsregio bij koninklijk besluit moet worden benoemd. Het algemeen bestuur wordt daarbij wel gehoord.
De vervanging van de voorzitter wordt door het algemeen bestuur geregeld.
Artikel 16 Commissies van advies
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 17 Gemeenschappelijke adviescommissie
De Wgr biedt de mogelijkheid aan gemeenteraden om het AB te verzoeken een gemeenschappelijke adviescommissie in te stellen. VNOG ziet de potentiële meerwaarde van een dergelijke adviescommissie en neemt de mogelijkheid voor de instelling daarom ook expliciet op in de GR. Als een dergelijk verzoek van de gezamenlijke raden wordt ontvangen, wordt de werkwijze van een gemeenschappelijke adviescommissie nader uitgewerkt in een eigen Regeling/Reglement van Orde.
Hoofdstuk VII Inlichtingen en verantwoording
Artikel 18 Algemeen bestuur, dagelijks bestuur, voorzitter – colleges en raden gemeenten
Artikel 17 van de Wgr schrijft voor dat het algemeen bestuur de gemeenteraden alle inlichtingen verstrekt die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taken. De GR moet bepalingen bevatten over de wijze waarop de inlichtingen worden verstrekt. In dit artikel is aangegeven dat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter (de bestuursorganen) de raden alle inlichtingen geeft die de raden voor de uitoefening van hun taak nodig hebben. De inlichtingen die het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven, moeten de raden nodig hebben met het oog op de uitoefening van hun taak.
De actieve inlichtingenplicht is verder geconcretiseerd door in het tweede lid op te nemen dat het algemeen bestuur deze inlichtingen ten minste verstrekt door:
Artikel 19 Inlichtingen aan Minister en Provincie
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 20 Tegemoetkoming in de kosten
Dit artikel spreekt voor zich.
Hoofdstuk IX De algemeen directeur
De algemeen directeur is tevens secretaris van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. De algemeen directeur is bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig. De algemeen directeur vervult bij VNOG tevens de rol van commandant brandweer.
Dit artikel spreekt voor zich en is in overeenstemming met de verplichtingen uit de Archiefwet 1995.
Hoofdstuk XI Financiële bepalingen
Artikel 23 Administratie en controle
Dit artikel spreekt voor zich.
De gemeentelijke bijdrage wordt verdeeld op basis van een risicogericht, transparant en toekomstgericht model. Hiervoor is gekozen om aan te sluiten bij de methodiek van het gemeentefonds, specifiek het cluster openbare orde en veiligheid; subcluster crisisbeheersing en brandweer. Er is behoefte aan eenvoud en stabiliteit, daarom wordt de relatieve bijdrage (in procenten) vastgelegd voor een langere periode. Omdat gemeenten zich onafhankelijk van elkaar ontwikkelen op de onderliggende maatstaven wordt elke vier jaar de verdeling herijkt.
De septembercirculaire van 2015 bevatte een andere manier om om te gaan met fictieve wooneenheden. Dit is één van de maatstaven. Nadien is daar geen ontwikkeling meer op geweest. Om het juiste aantal wooneenheden toe te passen in de berekening van de gemeentelijke bijdrage wordt dit in mindering gebracht bij het bepalen van de omvang van de woonruimten.
Tenslotte heeft het AB de mogelijkheid om zaken rechtstreeks bij gemeenten in rekening te brengen. Hiervan wordt bij het opstellen van deze regeling bijvoorbeeld gebruik gemaakt met de kosten van het functioneel leeftijdsontslag.
Artikel 25 Financiële middelen
De gemeentebesturen zijn verplicht er voor zorg te dragen dat de veiligheidsregio altijd over voldoende (financiële) middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen, zoals bepaald in artikel 34 jo. art. 10a Wgr.
Hoofdstuk XII Gebruik eigendommen en verplichtingen
Artikel 26 Gebruik roerende en onroerende zaken in eigendom bij gemeenten
Dit artikel beschrijft de relatie tussen VNOG en gemeenten voor wat betreft het gebruik van roerende en onroerende goederen van de gemeenten ten behoeve van gebruik door de brandweer/veiligheidsregio. Bijna alle onroerende goederen die VNOG gebruikt zijn in bezit van gemeenten, namelijk de brandweerkazernes. In voorkomende gevallen gebruikt VNOG onroerende goederen van een andere partij, bijvoorbeeld de vakbekwaamheidspleinen. Daarentegen heeft VNOG de meeste roerende goederen in eigen bezit, bijvoorbeeld de brandweervoertuigen. In voorkomende gevallen gebruikt VNOG roerende goederen in het bezit van gemeenten, bijvoorbeeld de bluswatervoorzieningen.
Wat betreft het gebruik van de brandweerkazernes zijn zaken zoals de taakverdeling en verantwoordelijkheden in detail verder uitgewerkt in de Regeling Demarcatie.
Artikel 27 Verplichtingen van de colleges
Artikel 27 beschrijft de overige verplichtingen aan de colleges om blusvoorzieningen en diverse informatieproducten ter beschikking aan VNOG te blijven stellen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.
Hoofdstuk XIII Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Zie toelichting bij artikel 29.
De wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen in 2022 bracht de verplichting met zich mee om bepalingen omtrent toe- en uittreding in de regeling op te nemen. Deelname aan de veiligheidsregio is voor elke gemeente verplicht. In de Wet veiligheidsregio’s is opgenomen welke gemeenten deel uitmaken van VNOG. Toe- of uittreden is dus niet zonder meer aan een individuele gemeente (maar vereist een wetswijziging) en lijkt onwaarschijnlijk.
In geval van een wetswijziging op initiatief van een toe- of uittredende gemeente zal er sprake zijn van een lange aanloop en overleg tussen betrokken gemeente(n) en veiligheidsregio’s en dus voldoende tijd om binnen de gestelde uitgangspunten tot overeenstemming te komen. In geval van een wijziging in regio-indeling op initiatief van de minister zal dit ook het geval zijn. Gezocht is daarom naar uitgangspunten die zo zijn geformuleerd om zowel voor de blijvende en voor de toe- en/of uittredende gemeente redelijke afspraken te kunnen maken.
VNOG heeft hierin geen ervaring, aangesloten is daarom bij de uitgangspunten die GGD NOG heeft gebruikt om wijzigingen binnen de toepassing van de regeling succesvol redelijkerwijs vorm te geven.
In dit artikel is beschreven hoe een wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling VNOG tot stand komt. De wijziging wordt aangegaan door de deelnemende colleges van burgemeester en wethouders, na verkregen toestemming van hun raden (art. 1 Wgr). De wijziging vindt plaats wanneer ter vergadering van het algemeen bestuur blijkt dat de colleges van tenminste tweederde van de gemeenten, die tezamen tenminste tweederde van het aantal in het algemeen bestuur uit te brengen stemmen vertegenwoordigen, tot de wijziging hebben besloten.
De gemeenschappelijke regeling kan slechts worden opgeheven indien dit door een wijziging van artikel 8 jo. artikel 9 Wvr mogelijk wordt. Voor de situatie dat de Wvr niet tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling verplicht maar opheffing wel mogelijk maakt en opheffing wenselijk is, wordt een besluit tot opheffing van deze gemeenschappelijke regeling niet genomen voordat de colleges van tweederde van de gemeenten, die tezamen tenminste tweederde van het aantal in het algemeen bestuur uit te brengen stemmen vertegenwoordigen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft, daarmee hebben ingestemd. Het algemeen bestuur besluit tot slot tot liquidatie en stelt een liquidatieplan vast.
In dit artikel staat dat artikel 28 van de Wgr wordt gevolgd. In artikel 28 van de Wgr staat dat geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de GR tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van één of meer gemeenten en het bestuur van het openbaar lichaam door gedeputeerde staten worden beslist. Geschillen worden dus aan gedeputeerde staten voorgelegd. VNOG heeft geen eigen geschillencommissie. VNOG beschouwt een separate eigen geschillencommissie als inefficiënt en ongewenst met het oog op de onderlinge verhoudingen. Indien er wel een eigen geschillencommissie zou worden opgericht en er bij een geschil wordt afgesproken dat deze eigen geschillencommissie een bindend advies uitspreekt, functioneert de eigen geschillencommissie hetzelfde als gedeputeerde staten. Het is dan efficiënter om het geschil door gedeputeerde staten te laten beslechten; een orgaan dat reeds bestaat. Er wordt dan gebruik gemaakt van bestaande structuren. Indien er wel een eigen geschillencommissie zou worden opgericht en er bij een geschil wordt afgesproken dat de eigen geschillencommissie géén bindend advies uitspreekt, blijft de optie open om na dit niet-bindende advies alsnog het geschil door gedeputeerde staten te laten beslechten (met een bindend advies). In zo’n geval staan partijen twee keer tegenover elkaar. Dat is een situatie die binnen een samenwerkingsverband voorkomen moet worden.
Hoofdstuk XIV Overgangs- en slotbepalingen
Dit hoofdstuk bevat een aantal overgangs- en slotbepalingen die voor zich spreken.