Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Steenbergen

Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ 2024 gemeente Steenbergen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSteenbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ 2024 gemeente Steenbergen
CiteertitelBeleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ 2024 gemeente Steenbergen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet
  2. artikel 18a van de Participatiewet
  3. artikel 13, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  4. artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  5. artikel 13, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
  6. artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
  7. Boetebesluit socialezekerheidswetten
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-2024Nieuwe regeling

28-05-2024

gmb-2024-237081

2415084

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ 2024 gemeente Steenbergen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen;

 

In behandeling genomen de beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ 2024 gemeente Steenbergen.

 

Overwegende dat;

 

het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot het opleggen van een bestuurlijke boete in het kader van naleving van de Participatiewet, IOAW en IOAZ;

 

Gelet op:

  • Artikel 17 lid 1 en artikel 18a Participatiewet;

  • Artikel 13 lid 1 en artikel 20a IOAW en IOAZ;

  • Boetebesluit Sociale Zekerheidswetten;

  • Relevante uitspraken van de CRvB.

 

Besluiten:

 

de Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ 2024 gemeente Steenbergen vast te stellen.

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW, de Wet oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004), Boetebesluit sociale zekerheidswetten en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Belanghebbende: degene die de inlichtingenplicht heeft geschonden;

    • b.

      Bestuurlijke boete: de bestuurlijke boete zoals bedoeld in artikel 18a Participatiewet en artikel 20a IOAW/IOAZ;

    • c.

      Bijstandsnorm: het normbedrag waarop de belanghebbende recht heeft op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ;

    • d.

      Inlichtingenplicht: de verplichting om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk is dat deze van invloed kan zijn op de arbeidsinschakeling of het recht op bijstand;

    • e.

      Schriftelijke waarschuwing: de schriftelijke waarschuwing zoals bedoeld in artikel 18a, vierde lid, Participatiewet en artikel 20a, vierde lid, IOAW/IOAZ.

Artikel 2: Bestuurlijke boete

Een bestuurlijke boete wordt opgelegd wanneer er sprake is van het opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht.

Artikel 3: Wanneer is er sprake van opzettelijk schenden van de inlichtingplicht

  • 1.

    In de volgende situaties kan er sprake zijn van het opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht:

    • a.

      Verzwijgen van inkomsten uit het illegaal exploiteren van een hennepkwekerij;

    • b.

      Verzwijgen van inkomsten uit overige drugshandel;

    • c.

      Verzwijgen van inkomsten waarover geen inkomstenbelasting is afgedragen;

    • d.

      Verzwijgen van inkomsten waardoor een aanzienlijk deel van de toepasselijke bijstandsnorm teveel is ontvangen;

    • e.

      Vervalsen inkomens- en/of vermogensgegevens.

  • 2.

    De onder lid 1 genoemde voorbeelden zijn niet limitatief en het college levert ook in andere situaties maatwerk bij de beoordeling van opzet.

Artikel 4: Onderzoek en zienswijze bij het opleggen van een bestuurlijke boete

  • 1.

    Voordat de bestuurlijke boete wordt opgelegd, moet onderzoek plaatsvinden waarvan de resultaten in een boeterapport worden opgenomen. Het boeterapport vermeldt waarom opzet wordt gesteld, wat de zienswijze als bedoeld in lid 2 en 3 is en hoe deze is meegewogen in de boete-afweging en hoe het besluit is getoetst aan het evenredigheidsbeginsel.

  • 2.

    Bij een bestuurlijke boete van € 340,- of hoger wordt belanghebbende door het college in de gelegenheid gesteld mondeling dan wel schriftelijk een zienswijze te geven op het voornemen een bestuurlijke boete op te leggen binnen een hiervoor door het college aan belanghebbende gestelde termijn.

  • 3.

    Bij een bestuurlijke boete lager dan € 340,- kan belanghebbende ook een zienswijze geven op het voornemen een bestuurlijke boete op te leggen als belanghebbende dit wenst of de situatie daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5: Schriftelijke waarschuwing en preventiegesprek

  • 1.

    Wanneer wordt geoordeeld dat er geen sprake is van het opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht én er is sprake van financiële benadeling van de gemeente, dan wordt belanghebbende hierop gewezen met een schriftelijke waarschuwing.

  • 2.

    Wanneer een belanghebbende een schriftelijke waarschuwing heeft gekregen zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel én deze schendt opnieuw binnen twee jaar met dezelfde gedraging de inlichtingenplicht, dan kan opzet aangenomen worden.

  • 3.

    Wanneer wordt geoordeeld dat er geen sprake is van opzet wordt de belanghebbende uitgenodigd voor een preventiegesprek. Tijdens het preventiegesprek wordt belanghebbende nadrukkelijk voorgelicht op de wet- en regelgeving omtrent de geconstateerde schending van de inlichtingenplicht.

  • 4.

    Wanneer de inwoner niet verschijnt bij het preventiegesprek, wordt de inwoner schriftelijk voorgelicht over de van toepassing zijnde wet- en regelgeving omtrent de geconstateerde schending van de inlichtingenplicht.

Artikel 6: Dringende redenen

Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete bij dringende redenen. Van een dringende reden kan sprake zijn als het opleggen van een bestuurlijke boete, in de individuele situatie, vanwege zeer uitzonderlijke en bijzondere individuele omstandigheden onaanvaardbare consequenties zou hebben voor belanghebbende of zijn gezin.

Artikel 7: Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van deze regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8: Inwerkingtreding en Citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ 2024 gemeente Steenbergen.

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester en wethouders van Steenbergen op 28 mei 2024

Burgemeester en wethouders van Steenbergen,

De secretaris, De burgemeester,

J. van Delden R.P. van den Belt, MBA

Toelichting

 

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 2: Bestuurlijke boete

Bij het opleggen van een bestuurlijke boete worden de volgende gradaties onderscheiden: opzet, grove schuld, normale verwijtbaarheid en verminderde verwijtbaarheid. In de praktijk is deze onderscheiding niet altijd gemakkelijk te maken. Bovendien vindt het college het niet wenselijk dat een vergissing of onoplettendheid van belanghebbende gesanctioneerd wordt met een bestuurlijke boete, omdat dit kan leiden tot hevige financiële consequenties met een mogelijke schuldenproblematiek tot gevolg. Daarom nemen we in dit artikel op dat een bestuurlijke boete alleen wordt opgelegd bij het opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijk opzet. Bij voorwaardelijk opzet gaat het om het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat de inlichtingenverplichting niet of niet behoorlijk wordt nagekomen waarvoor er ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering is ontvangen.

 

Artikel 3: Wanneer is er sprake van opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht

Omdat in deze beleidsregels het opleggen van een bestuurlijke boete is gekoppeld aan het opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht staat in dit artikel een omschrijving van opzet met hierbij voorbeelden. De criteria uit artikel 2a lid 4 boetebesluit Socialezekerheidswetten zijn ook van toepassing bij de beoordeling of er sprake is van opzet.

 

Opzet

Deze opsomming is niet limitatief, maar in de in lid 1 genoemde situaties kan opzet aangenomen worden. In lid 1 sub c staat het verzwijgen van inkomsten die niet zijn opgegeven aan de belastingdienst. Dit is expliciet opgenomen, omdat volgens de wetgeving onder de inlichtingenplicht ook het melden van alle op geld waardeerbare activiteiten valt. Hierbij kunnen onbewust fouten worden gemaakt, waarvan het college het belangrijk vindt om deze niet te sanctioneren. Denk hierbij aan de situatie waarbij soms op het kind van de buren wordt gepast, en waar een kleine vergoeding voor wordt gegeven. In een dergelijke situatie vindt het college een bestuurlijke boete niet op zijn plaats. Het is iets anders als iemand substantiële werkzaamheden verricht met een substantiële financiële vergoeding, zoals bijvoorbeeld werkzaamheden in de bouw of schoonmaakwerkzaamheden, en dit niet opgeeft voor de belastingen. Het is van belang dat altijd de individuele situatie wordt beoordeeld.

 

In lid 1 sub d hebben we opgenomen dat ook sprake is van het opzettelijk schenden van de inlichtingenplicht als inkomsten worden verwezen waardoor een aanzienlijk deel van de toepasselijke bijstandsnorm teveel is ontvangen. Bij de inlichtingenplicht gaat het om het doorgeven van informatie waarvan het belanghebbende redelijkerwijs duidelijk is dat dit van invloed kan zijn op het recht op bijstand. Hoe hoger het bedrag, hoe meer het voor de inwoner duidelijk kan zijn dat dit van invloed is op de uitkering. Daarom wordt in deze situatie ook opzet aangenomen.

 

Artikel 4: Onderzoek en zienswijze bij het opleggen van een bestuurlijke boete

Bij een gebleken opzettelijke schending van de inlichtingenplicht vindt er altijd een 'boete-onderzoek' plaats, voordat de boete daadwerkelijk wordt opgelegd. Dit onderzoek is maatwerk, waarbij de individuele situatie van de belanghebbende en vooral diens opzettelijke gedrag en de mogelijkheid tot nakoming van de inlichtingenplicht centraal staan.

 

In het boete-onderzoek moet ook een zorgvuldige evenredigheidstoets plaatsvinden. Dit betekent dat een belangenafweging moet plaatsvinden, waarin wordt afgewogen of de gevolgen van het opleggen van de boete niet onevenredig zijn in verhouding tot het doel van het opleggen van de boete.

 

Als het college het voornemen heeft om een boete op te leggen, waarbij de boete hoger is dan het bedrag vermeld in artikel 5.53 Awb, dan wordt de belanghebbende altijd in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze kenbaar te maken. Dit is de zogenoemde zware procedure. De belanghebbende wordt per brief (dit is het rapport of proces verbaal) geïnformeerd over het voornemen van het college om een boete op te leggen. In diezelfde brief wordt belanghebbende uitgenodigd voor een gesprek waarbij belanghebbende zijn zienswijze kan kenbaar maken. Naast een gesprek is het ook mogelijk om per brief, e-mail of mondeling (telefonisch) een zienswijze te geven. Wanneer belanghebbende niet reageert, wordt ervan uitgegaan dat de belanghebbende geen gebruik wil maken van de gelegenheid om zijn zienswijze in te brengen.

 

Als er sprake is van mondeling horen, dan geldt het zwijgrecht. Niemand kan verplicht worden om mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Voorafgaand heet het geven van zienswijze wordt de belanghebbende er nogmaals op gewezen dat hij dit zwijgrecht heeft. Dit is de zogenaamde cautie.

 

Artikel 5: Schriftelijke waarschuwing en preventiegesprek

Wanneer er geen sprake is van opzet maar er is wel ten onrechte (teveel) uitkering ontvangen door het niet melden van informatie, dan wordt de teveel verstrekte uitkering teruggevorderd. Daarnaast ontvangt belanghebbende een schriftelijke waarschuwing waarin nogmaals de inlichtingenplicht wordt uitgelegd.

 

Naast het opleggen van een schriftelijke waarschuwing, wordt met de belanghebbende een preventiegesprek gehouden met als doel de bijstandsgerechtigde nogmaals goed te informeren over zijn of haar rechten en plichten en om herhaling te voorkomen. Dit kan zowel schriftelijk als mondeling plaatsvinden. Indien belanghebbende in levenden lijve verschijnt op het preventiegesprek wordt het preventiegesprek altijd afgesloten met een brief aan belanghebbende waarin de besproken punten schriftelijk worden bevestigd.

 

Vindt na de schriftelijke waarschuwing nogmaals schending van de inlichtingenplicht met eenzelfde gedraging plaats binnen twee jaar, dan kan opzet worden aangenomen. Belanghebbende is met de waarschuwing en het preventiegesprek immers op de hoogte gesteld dat de informatie doorgegeven moest worden. Ook hierin is maatwerk belangrijk en moet altijd rekening gehouden worden met de persoonlijke situatie, zoals bijvoorbeeld stressfactoren of het vermogen van de inwoner om dingen echt te begrijpen.

 

In geval van nul fraude is artikel 18a lid 4 van toepassing. Ook in deze gevallen vindt er een preventiegesprek plaats.

 

Artikel 6: Dringende redenen

Artikel 18a lid 7 Participatiewet bepaalt dat het college kan afzien van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Hierbij gaat het om bijzondere omstandigheden in de individuele situatie waarbij het opleggen van een boete onevenredig ernstige (onaanvaardbare) gevolgen heeft voor de belanghebbende of diens gezin. Dringende redenen wordt getoetst naar de huidige omstandigheden. Dat betekent dat beoordeeld wordt wat de gevolgen zijn van een op te leggen bestuurlijke boete voor de actuele situatie van belanghebbende en diens gezin. De situatie wordt dus niet beoordeeld naar de omstandigheden ten tijde van de overtreding.

 

Uit het woord ‘dringend’ blijkt dat er iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand moet zijn, wil een afwijking van de regel gerechtvaardigd zijn. Alleen het feit dat het belanghebbende (of diens gezin) door de bestuurlijke boete aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is niet voldoende om te kunnen spreken van dringende redenen. Vast dient te staan dat sprake is van incidentele gevallen en dat de behoeftige omstandigheden op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat afzien van een bestuurlijke boete volstrekt onvermijdelijk is.

 

Wanneer wordt afgezien van het opleggen van een bestuurlijke boete wegens dringende redenen wordt wel een beschikking afgegeven om herhaling te voorkomen.

 

Artikel 7: Hardheidsclausule

In het kader van bieden van maatwerk kan worden afgeweken van de bepalingen in deze beleidsregels in gevallen waarin toepassing van de beleidsregels onbillijk uitpakt voor de belanghebbende.

 

Artikel 8: Inwerkingtreding en Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.