Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drenthe

Vaststelling Openstellingsbesluit GLB-NSP Niet-productieve investeringen in watersystemen Drenthe 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrenthe
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingVaststelling Openstellingsbesluit GLB-NSP Niet-productieve investeringen in watersystemen Drenthe 2024
CiteertitelOpenstellingsbesluit GLB-NSP Niet-productieve investeringen in watersystemen Drenthe 2024
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 1.2 en paragraaf 2.4 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-05-2024openstellingsbesluit

28-05-2024

prb-2024-7803

2024000392

Tekst van de regeling

Intitulé

Vaststelling Openstellingsbesluit GLB-NSP Niet-productieve investeringen in watersystemen Drenthe 2024

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

gelet op artikel 1.2 en paragraaf 2.4 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Drenthe;

 

overwegende dat met dit openstellingsbesluit wordt ingezet op investeringen in het landelijk gebied die bijdragen aan de opgaven voortvloeiend uit het Klimaatakkoord, de Kaderrichtlijn Water en de Biodiversiteitstrategie;

 

BESLUITEN:

 

het Openstellingsbesluit GLB-NSP Niet-productieve investeringen in watersystemen Drenthe 2024 vast te stellen.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    KRW: Kaderrichtlijn Water, de Europese richtlijn die tot doel heeft uiterlijk in 2027 een goede chemische en ecologische waterkwaliteit te bereiken in alle Europese oppervlaktewateren en grondwateren en de lidstaten verplicht de daartoe noodzakelijke maatregelen te nemen;

  • b.

    KRW-doelen: de provinciale doelstellingen voor de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater zoals beschreven in de bij het Besluit Europese Kaderrichtlijn Water provincie Drenthe vastgestelde factsheets (OW_33, OW_34, OW_59, OW_44, NLGW0001, NLGW0002, NLGW0003, NLGW0010 alle voor zover betrekking hebbend op Drents grondgebied) die zijn opgenomen in het landelijke KRW portaal: https://waterkwaliteitsportaal.nl/;

  • c.

    KRW-maatregelen: maatregelen die bijdragen aan de realisatie van de Drentse KRW-doelen;

  • d.

    SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

  • e.

    Verordening: Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Drenthe;

Artikel 2 Openstellingsperiode

  • 1.

    Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend vanaf 3 juni 2024 9.00 uur tot en met 13 september 2024 17.00 uur.

  • 2.

    Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode door SNN is ontvangen via het daarvoor ontwikkelde webportaal: http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie kan worden verstrekt aan waterschappen.

 

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven.

  • 2.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt als de activiteit bijdraagt aan minimaal één van de volgende doelen:

    • a.

      matiging van en aanpassing aan klimaatverandering of bevorderen van duurzame energie;

    • b.

      bevorderen van duurzame ontwikkeling of efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen;

    • c.

      het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, versterking van ecosysteemdiensten of instandhouding van habitats of landschappen.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in het tweede lid kan uitsluitend worden verstrekt voor de kosten van niet-productieve investeringen die bijdragen aan het vasthouden of bergen van water, de (her)inrichting, transformatie of het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water-, KRW- en klimaatdoelen, inclusief de daarbij behorende werkzaamheden en kunstwerken in een van de volgende gebieden, of die een aantoonbaar effect hebben op een van de volgende gebieden:

    • a.

      in het Drentse deel van waterschap Vechtstromen, projectgebied watersysteem Nieuw Schoonebeek zoals weergegeven op de kaart in bijlage 1;

    • b.

      in het Drentse deel van waterschap Hunze en Aa’s, zoals weergegeven op de kaarten in bijlage 2, voor de projectgebieden:

      • I.

        inrichting Amerdiep;

      • II.

        NVO Noord-Willemskanaal;

      • III.

        Hunze. Ten behoeve van deze openstelling zijn de op kaart aangegeven delen die in de provincie Groningen vallen tevens subsidiabel.

      • IV.

        project Luwe Zone Zuidlaardermeer. Ten behoeve van deze openstelling zijn de op kaart aangegeven delen die in de provincie Groningen vallen tevens subsidiabel;

    • c.

      in het Drentse deel van waterschap Noorderzijlvest, zoals weergegeven op de kaart in bijlage 3;

    • d.

      In het Drentse deel van waterschap Drents Overijsselse Delta:

      • i.

        voor de projectgebieden Beilervaart, Domeinweg en Wold Aa, zoals weergegeven op kaart 1 in bijlage 4

      • ii.

        voor de projectgebieden Ruiner Aa, Meppelerdiep, Holthe sluis en de aanleg van diverse vispassages Vogelzangschewijk, zoals weergegeven op kaart 2 in bijlage 4.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Kosten als bedoeld in artikel 1.8, onder a, b en e van de verordening komen voor subsidie in aanmerking.

  • 2.

    De subsidiabele kosten worden berekend volgens de in artikel 1.9b of de in artikel 1.9c, eerste lid, onder a en het tweede lid van de verordening genoemde berekeningswijze.

Artikel 6 Niet-subsidiabele kosten

Op basis van artikel 2.4.4. van de verordening komen investeringen in het watersysteem waar uitsluitend landbouwers van profiteren niet voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1.

    De subsidieplafonds die beschikbaar zijn in de periode zoals bepaald in artikel 2 bedragen:

    • a.

      vanuit de reguliere (pijler 2) middelen € 14.714.035,--, waarvan Europese middelen € 6.327.035,-- (43%) en nationale cofinancieringsmiddelen € 8.387.000,-- (57%);

    • b.

      vanuit de overhevelingsmiddelen (pijler 1) € 8.000.000,-- (100% EU middelen).

  • 2.

    De verdeling van de middelen is als volgt:

    • a.

      voor (het stroomgebied van) het Waterschap Vechtstromen: € 2.864.197,-- pijler 1 EU-middelen en € 0,-- pijler 2 EU-middelen;

    • b.

      voor (het stroomgebied van) het Waterschap Hunze en Aa’s, inclusief de gebieden in de provincie Groningen: € 930.000,-- pijler 1 EU-middelen en € 3.986.952,-- pijler 2 EU-middelen, aangevuld met € 5.285.029,50 nationale cofinanciering van het waterschap;

    • c.

      voor (het stroomgebied van) het Waterschap Noorderzijlvest: € 1.500.293,-- pijler 1 EU-middelen en € 0,-- pijler 2 EU-middelen;

    • d.

      voor (het stroomgebied van) het Waterschap Drents Overijsselse Delta: € 2.705.508,-- pijler 1 EU-middelen en € 2.340.083,-- pijler 2 EU-middelen, aangevuld met € 3.101.970,50 nationale cofinanciering van het waterschap.

Artikel 8 Hoogte subsidie

  • 1.

    Conform artikel 2.4.5 van de verordening bedraagt de subsidie:

    • a.

      100% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      in afwijking van sub a, 70% van de subsidiabele kosten voor investeringen die gericht zijn op de waterkwantiteit.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal € 200.000,--.

  • 3.

    Subsidie wordt verstrekt op basis van arrangement 3, zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder c van de verordening.

Artikel 9 Subsidievereisten van de aanvraag

Onverminderd artikel 1.6 van de verordening en in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.3 van de verordening:

  • 1.

    dient een subsidieaanvraag te worden ingediend bij Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe via het SNN door middel van een daarvoor ontwikkelde webportaal, zoals vermeld in artikel 2, tweede lid van dit openstellingsbesluit;

  • 2.

    wordt een aanvraag voor subsidie ingediend met gebruikmaking van een volledig, door SNN verstrekt, ingevuld projectplan format, vergezeld van de van toepassing zijnde bijlagen. In aanvulling op artikel 1.6 van de verordening bevat de aanvraag in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd conform het format van het SNN dat inzicht geeft in het project;

    • b.

      een begroting voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      een toelichting of onderbouwing op de begroting, eventueel door middel van één of meerdere offertes of een SSK-raming;

    • d.

      een sluitend financieringsplan van de kosten van de activiteit, met inbegrip van een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • e.

      een kaart met daarop aangegeven de locatie of locaties waar de activiteit wordt uitgevoerd of, indien deze locatie of locaties nog niet exact bekend is, een zoekgebiedenkaart voor de activiteit, of een beschrijving van de investeringen waarbij aantoonbaar wordt gemaakt dat de investeringen effect hebben op deze gebieden;

    • f.

      indien de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd naar waarschijnlijkheid leidt tot negatieve omgevingseffecten, bevat de subsidieaanvraag een omschrijving van de benodigde vergunningen, waarin deze omgevingseffecten worden getoetst, die voor de uitvoering dienen te worden verkregen.

 

Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de verordening geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate van effectiviteit van de activiteit;

    • b.

      de haalbaarheid van de activiteit;

    • c.

      de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit;

    • d.

      de mate van urgentie.

  • 2.

    Voor ieder van de in het eerste lid bedoelde criteria kunnen 0 tot en met 5 punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor van 3;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor van 2;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor van 3;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor van 2.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 30 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5.

    Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 6.

    Indien de aanvragen, bedoeld in het vijfde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 7.

    Indien de aanvragen, bedoeld in het zesde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid onderdeel c.

  • 8.

    Indien de aanvragen, bedoeld in het zevende lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

Artikel 11 Bevoorschotting en deelbetaling

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.17 van de verordening is bevoorschotting mogelijk. Het voorschot bedraagt 50% van de verleende subsidie.

  • 2.

    Een deelbetaling kan één keer per kalenderjaar worden aangevraagd en wordt verstrekt op basis van gemaakte kosten en betalingen.

  • 3.

    Voorschotten als bedoeld in artikel 1.17 van de verordening en deelbetalingen als bedoeld in artikel 1.18, derde en vierde lid van de verordening bedragen overeenkomstig artikel 1.18, vijfde lid van de verordening tezamen niet meer dan 90% van de verleende subsidie.

Artikel 12 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 van de verordening wordt subsidie geweigerd indien:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de subsidievereisten als bepaald in artikel 1.6 van de verordening of artikel 9 van dit openstellingsbesluit;

  • b.

    de aanvraag wordt ontvangen buiten de openstellingsperiode als aangegeven in artikel 2 van dit openstellingsbesluit;

  • c.

    de aanvrager niet behoort tot de doelgroep als bedoeld in artikel 3 van dit openstellingsbesluit;

  • d.

    de subsidiehoogte in een subsidieaanvraag na initiële beoordeling minder bedraagt dan €200.000,--;

  • e.

    indien een subsidieaanvraag minder dan 30 punten heeft behaald als bedoeld in artikel 10 van dit openstellingsbesluit;

  • f.

    een subsidieaanvraag niet voldoet aan de artikelen 4 en 5 van dit openstellingsbesluit.

Artikel 13 Verplichtingen

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.15 van de verordening is de subsidieontvanger verplicht de aanvraag tot subsidievaststelling uiterlijk 31 december 2028 in te dienen.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15, derde lid, sub d van de verordening is subsidieontvanger verplicht de niet productieve investering in stand te houden voor vijf jaar, tenzij sprake is van een investering door een mkb-onderneming of sprake is van een investering die leidt tot door een mkb-onderneming gecreëerde banen, in welk geval de instandhoudingsverplichting drie jaar bedraagt overeenkomstig artikel 65 van verordening 2021/1060.

Artikel 14 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit openstellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    De bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit openstellingsbesluit.

Artikel 15 Citeertitel

Dit openstellingsbesluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit GLB-NSP Niet-productieve investeringen in watersystemen Drenthe 2024.

Bijlage 1 Waterschap Vechtstromen

 

 

 

 

 

Bijlage 2 Waterschap Hunze en Aa’s

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 3 Waterschap Noorderzijlvest

 

 

 

 

 

 

Bijlage 4 Waterschap Drentse Overijsselsedelta

 

 

 

 

 

 

 

 

Toelichting Openstellingsbesluit GLB-NSP Niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven

 

Algemeen

Dit openstellingsbesluit is van toepassing op het gehele platteland en gericht op inrichting en herinrichting van het landelijk gebied. Op basis van de opgave voortvloeiend uit het Klimaatakkoord, de Kaderrichtlijn Water en de Biodiversiteitstrategie ligt er een opgave om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, de waterkwaliteit te verbeteren en de biodiversiteit te verhogen. Daarnaast is in de aanpak Landbouwbodems afgesproken de bodemkwaliteit te verbeteren en speelt de adaptatie aan klimaatverandering een belangrijke rol. Met dit openstellingsbesluit wordt ingezet op investeringen in het landelijk gebied door de waterschappen die hieraan bijdragen.

 

Artikel 5 Subsidiabele kosten

Op grond van dit openstellingbesluit komen kosten als bedoeld in artikel 1.8 onder a, b en e, van de regeling, voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van de desbetreffende subsidiabele activiteiten, voor subsidie in aanmerking. Deze kosten zijn loonkosten inclusief overheadkosten, de kosten van door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid inclusief overheadkosten, en andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd.

 

Om de administratieve lastendruk te verlagen, wordt een vereenvoudigde kostenoptie voor het berekenen van de arbeidskosten of de overige subsidiabele kosten (artikel 1.9b van de verordening) gebruikt. Dit volgt uit Europese regelgeving, genoemd in artikel 83 van verordening 2021/2115 en de artikelen 54 en 55 van verordening 2021/1060.

 

Artikel 8 Hoogte subsidie

Er geldt een ondergrens van € 200.000,-- aan subsidiabele kosten voor subsidietoekenning. Projecten waarvoor de subsidiabele kosten van de subsidieaanvraag lager uitvalt dan deze ondergrens, komen niet voor subsidie in aanmerking. Met deze bepaling wil de provincie de ontwikkeling bevorderen van grote, robuuste projecten waarmee in de praktijk meters worden gemaakt.

 

Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie

Alle aanvragen voor subsidie die voor subsidie in aanmerking te komen, worden gescoord op de vier criteria die in artikel 10 genoemd staan. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden.

 

Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 30 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Behaald een aanvraag minder dan 30 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking, totdat het deelplafond van het betreffende beheergebied is bereikt.

 

De selectiecriteria waarop de aanvragen worden gescoord zijn: de mate van effectiviteit, de haalbaarheid, de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit en de urgentie.

 

De mate van effectiviteit

Bij dit criterium gaat het om het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. De effectiviteit van de activiteit is afhankelijk van de te bereiken, in artikel 4 gespecificeerde doelstellingen in de urgente gebieden, zoals weergegeven in de bijlagen bij deze openstelling. Bij de beoordeling van het effect wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dit betekent echter niet dat aanvragen rekenkundig (effect gedeeld door subsidiebedrag) beoordeeld worden. Het effect blijft het leidende element. De punten worden als volgt toegekend.

0 punten: Zeer geringe bijdrage. Van een zeer geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als door de activiteit de waterkwaliteit in het gehele gebied/peil vak niet verbetert, of dat de wateroverlast die wordt tegengegaan slechts zelden optreedt op een zeer beperkt aantal hectaren.

1 punt: geringe bijdrage. Van een geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit betrekking heeft op het voorkomen van afspoeling van nutriënten, maar de afspoeling nog substantieel blijft. Van een geringe bijdrage is eveneens bijvoorbeeld sprake als de wateroverlast die wordt tegengegaan slechts zeer lokaal tot enige overlast leidt.

2 punten: matige bijdrage. Van een matige bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit een lokaal effect heeft. Dit is bijvoorbeeld als de waterkwaliteit in een waterlichaam wel verbetert, maar dat het waterlichaam niet rechtstreeks in verbinding staat met een KRW-waterlichaam. Van een matige bijdrage is eveneens sprake als de wateroverlast in een gebied wordt voorkomen, maar wordt afgewenteld op een ander water.

3 punten: voldoende bijdrage. Van een voldoende bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit effect heeft op een KRW-waterlichaam (het waterlichaam waarop de activiteit betrekking heeft, staat rechtstreeks in verbinding met een KRW-waterlichaam). Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in overeenstemming met wat normaliter de kosten zijn van een dergelijke activiteit.

4 punten: goede bijdrage. Van een goede bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de waterkwaliteit van een KRW-waterlichaam wordt verbeterd of dat de wateroverlast die wordt tegengegaan/ voorkomen zeer frequent optreedt in een groot gebied. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, redelijk.

5 punten: zeer goede bijdrage. Van een zeer goede bijdrage is sprake als het effect van de activiteit groter is dan redelijkerwijs van een activiteit verwacht mag worden. Dit is bijvoorbeeld als de waterkwaliteit in een KRW-waterlichaam aanzienlijk wordt verbeterd en daarnaast bijvoorbeeld ook zeer frequente wateroverlast in een groot gebied wordt tegengegaan. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, zeer redelijk.

 

Haalbaarheid

Of een project haalbaar is, kan worden bepaald aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en is mede afhankelijk van de concrete situatie/omstandigheden waar het project plaats zal vinden. Er wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten: 1) de in het plan opgenomen vereiste kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider, 2) hoe realistisch is het plan (mate waarin het project al is voorbereid – bijvoorbeeld grond reeds is verworven en natschade is geregeld/snel in uitvoering kan worden genomen), 3) zijn relevante partijen in voldoende mate bij de uitvoering van het plan betrokken/is voldoende aannemelijk dat rechthebbenden mee zullen werken, 4) kent het project een realistische planning, opzet en begroting. Bij het criterium haalbaarheid/kans op succes worden de scores conform voorgaande als volgt bezien:

0 punten: De haalbaarheid is zeer gering. Er is geen vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd omdat aan geen van de bovengenoemde aspecten is voldaan.

1 punt: De haalbaarheid is gering. Er is weinig vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd omdat slechts aan één van de vier bovengenoemde aspecten is voldaan.

2 punten: De haalbaarheid is matig. Om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal van bovenstaande aspecten (bijvoorbeeld vergunningen) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan de voorwaarden voldaan kan worden.

3 punten: De haalbaarheid is voldoende. De activiteit kan worden uitgevoerd en alle bovenstaande aspecten zijn meegenomen, de risico’s zijn inzichtelijk gemaakt, maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt.

4 punten: De haalbaarheid is goed. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn benoemd en beheersbaar gemaakt.

5 punten: De haalbaarheid is zeer goed. De activiteit kan worden uitgevoerd, ook als er zich gedurende de uitvoering financiële tegenvallers voordoen.

 

De mate van efficiëntie

Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?) en wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde. Bij het criterium Efficiëntie worden de scores conform voorgaande als volgt bezien:

0 punten: De kosten worden niet doelmatig gemaakt en er wordt geen gebruik gemaakt van de input.

1 punt: De kosten worden niet doelmatig gemaakt. Er is wel input ingezet voor het basis projectplan.

2 punten: De kosten worden niet doelmatig gemaakt. Er wordt wel input ingezet voor het basisprojectplan en de uitvoering van het projectplan.

3 punten: De kosten worden doelmatig gemaakt. Aanwezige input is nauwelijks ingezet voor het basis projectplan en wordt nauwelijks ingezet voor de uitvoering van het projectplan.

4 punten: De kosten worden doelmatig gemaakt. Aanwezige input is wel ingezet voor het basis projectplan, maar wordt nauwelijks ingezet voor de uitvoering van het projectplan.

5 punten: De kosten worden doelmatig gemaakt. Aanwezige input is ingezet voor het basis projectplan en wordt eveneens ingezet voor de uitvoering van het projectplan.

 

Urgentie

Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. De meest urgente gebieden in Drenthe zijn opgenomen in de bijlagen. Daarnaast wordt urgentie beoordeeld op basis van de termijn die door de Europese Commissie is gesteld realisatie van KRW-doelen (eind 2027). Het klimaat robuust maken van het watersysteem en het vergroten van de waterbeschikbaarheid heeft in de genoemde gebieden urgentie door te toenemende weersextremen (droogte en wateroverlast) en de gevolgen daarvan voor het regionale watersysteem en de landbouw en andere functies. Bij het criterium urgentie worden de scores op de volgende manier uitgewerkt:

0 punten: De urgentie is zeer gering. De activiteiten worden niet in de in bijlage 1, 2, 3 of 4 weergegeven gebieden uitgevoerd.

1 punt: De urgentie is gering. De activiteiten worden in ten minste één van de in bijlage 1, 2, 3 of 4 weergegeven gebieden uitgevoerd, maar er is geen datum van afronding aan te geven.

2 punten: De urgentie is matig. De activiteiten worden in de in bijlage 1, 2, 3 of 4 weergegeven gebieden uitgevoerd, maar zullen niet volledig worden afgerond voor 1 april 2029.

3 punten: De urgentie is voldoende. De activiteiten worden in de in bijlage 1, 2, 3 of 4 weergegeven gebieden uitgevoerd, maar zullen niet volledig worden afgerond voor eind 2028.

4 punten: De urgentie is hoog. De activiteiten worden in de in bijlage 1, 2, 3 of 4 weergegeven gebieden uitgevoerd., maar zullen niet volledig worden afgerond voor eind 2027.

5 punten: De urgentie is zeer hoog. De activiteiten worden in de in bijlage 1, 2, 3 of 4 weergegeven gebieden uitgevoerd en de activiteiten zullen worden afgerond voor eind 2027.

 

Aan de criteria zijn wegingsfactoren toegekend. Het criterium effectiviteit heeft wegingsfactor (3), dit criterium wordt namelijk als belangrijkste criterium gezien. De effectiefste activiteiten dragen het meest bij aan de doelen van het openstellingsbesluit. Het criterium haalbaarheid heeft de één na hoogste wegingsfactor (2). Het is namelijk, naast dat een activiteit effectief is, ook van belang dat de activiteit uitgevoerd kan worden. Wanneer de haalbaarheid onzeker is, wordt het ook onzeker of het effect wel bereikt kan worden. Het criterium efficiëntie heeft de wegingsfactor (3). Bij de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, zal naar verwachting, tussen de verschillende aanvragen niet veel verschil zitten in het efficiënt gebruik van middelen. Dit criterium heeft dan ook een minder groot onderscheidend vermogen. Het criterium urgentie heeft de wegingsfactor (2). Het criterium is het minst belangrijk voor de bijdrage aan de doelen van het openstellingsbesluit. Het is echter wel een extra onderscheidend criterium, zodat de beste en urgentste activiteiten als hoogst gerangschikt worden.

 

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

 

Assen, 28 mei 2024

Kenmerk 4.4/2024000392

 

Uitgegeven: 30 mei 2024