Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Peel en Maas

Beleidsregel besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Peel en Maas

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePeel en Maas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Peel en Maas
CiteertitelBesluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Peel en Maas
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregel Besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Peel en Maas zoals vastgesteld op 10 februari 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 7 van de Participatiewet
  2. artikel 8 van de Participatiewet
  3. artikel 10 van de Participatiewet
  4. artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  5. artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  6. artikel 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  7. artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
  8. artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
  9. artikel 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-2024nieuwe regeling

13-05-2024

gmb-2024-234356

2716721

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Peel en Maas

Burgemeester en wethouders van Peel en Maas;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

 

Gelet op het bepaalde in de artikelen 7, 8 en 10 Participatiewet, de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

 

BESLUITEN:

 

Vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Peel en Maas

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze beleidsregel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Bbz2004 : Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004

    • b.

      Bedrijfskrediet : bijstand in de vorm van een rentedragende geldlening of direct “om niet” verstrekt op grond van de artikel 24 en 26 Bbz 2004;

    • c.

      Belanghebbende : personen zoals genoemd in artikel 2 Bbz 2004

    • d.

      Bijstand : de als renteloze lening verstrekte algemene bijstand en bijzondere bijstand op grond van de Wet en het Bbz 2004 die al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgezet in een bedrag om niet en de door het college in bijstand “om niet” bijstand

    • e.

      College : het college van burgemeester en wethouders van de Peel en Maas

    • f.

      Inkomen : inkomen uit onderneming, bijstand en overige inkomsten zoals bedoeld in artikel 32 en 33 van de Wet

    • g.

      Inlichtingenplicht : de verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid, van de PW, artikel 38 Bbz 2004 en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

    • h.

      Préstartfase : belanghebbende die vanuit de Wet of Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) wil starten als zelfstandige

    • i.

      Wet: : Participatiewet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Doelgroep

Naast het gestelde in artikel 2 Bbz 2004 gelden de volgende criteria:

  • a.

    Gedurende de eerste 9 maanden na de start van een eigen bedrijf wordt de zelfstandige als startend zelfstandige beschouwd, ook als hij eerder een bedrijf heeft gehad en dit meer dan 12 maanden geleden heeft beëindigd.

  • b.

    Gedurende de periode tussen 9 tot 18 maanden na de start, wordt een zelfstandige als gevestigde zelfstandige beschouwd als aan de onderstaande criteria wordt voldaan, naast de in hoofdstuk V van het Bbz 2004 gestelde verplichtingen:

    • i.

      De zelfstandige heeft in deze periode aan het urencriterium voldaan, zoals bedoeld in artikel 3.6 Wet inkomstenbelasting 2001; én

    • ii.

      Een uitgevoerde bedrijfsanalyse geeft een positief beeld van de levensvatbaarheid of eventuele negatieve punten kunnen, door middel van het stellen van opschortende voorwaarden, binnen 6 maanden na de toekenningsbeschikking worden opgelost; én

    • iii.

      In de voorliggende periode is een omzetstijging dan wel een toename van de nettowinst gerealiseerd of er is sprake van een orderportefeuille waaruit blijkt dat sprake is van een verwachte omzetstijging dan wel een toename van de nettowinst zal worden gerealiseerd;

  • c.

    Als een persoon eerder een bedrijf als zelfstandige heeft gehad en dit heeft beëindigd, wordt na een nieuwe start, na een periode van meer dan 12 maanden na de eerdere bedrijfsbeëindiging, de zelfstandige als gevestigde zelfstandige beschouwd als de persoon daarvoor minimaal 18 maanden als zelfstandige werkzaam is geweest en in die periode aan het bovengenoemde urencriterium heeft voldaan;

  • d.

    Bij het niet voldoen aan het gestelde in lid d van dit artikel wordt de zelfstandige na een herstart binnen 12 maanden na een eerdere bedrijfsbeëindiging als startend zelfstandige beschouwd;

  • e.

    Na 18 maanden na de start van het bedrijf wordt de zelfstandige als gevestigde zelfstandige beschouwd als ook in die periode aan het in lid b van dit artikel genoemde urencriterium is voldaan;

  • f.

    Iedere gevestigde zelfstandige zoals hierboven beschreven kan een bedrijfskrediet aanvragen op grond van het Bbz 2004, ongeacht de hoogte van het gezinsinkomen.

Artikel 3 Aanvragen

  • 1.

    Het college stelt het recht op bijstand of bedrijfskrediet op schriftelijke aanvraag vast.

  • 2.

    Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college aan te reiken aanvraagformulier.

Artikel 4 Voorbereidingskosten in de préstartfase

  • a.

    De in artikel 29 Bbz 2004 bedoelde bijstand in de met de voorbereiding samenhangende (materiele) kosten bedraagt ten hoogste € 5.000,-.

  • b.

    Aan een belanghebbende kan begeleiding worden geboden door een door het college aangewezen derde. De kosten van deze begeleiding zullen, tot een maximaal bedrag van € 7.500,- door het college worden vergoed.

Artikel 5 Onderzoekskosten

Het college vergoed de gemaakte kosten van een door het college aan te wijzen onderzoeksbureau, accountant of boekhouder voor:

  • a.

    het inventariseren, stabiliseren en regelen van schulden van de ondernemer;

  • b.

    het samenstellen van jaarstukken die noodzakelijk zijn voor het voeren van een levensvatbaarheidonderzoek.

Artikel 6 Verplichtingen

  • 1.

    Belanghebbende doet aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het verleende voorbereidingskrediet dan wel op de begeleiding in het kader van het Bbz 2004.

  • 2.

    Belanghebbende is verplicht op verzoek van het college medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze regels.

  • 3.

    Het college is bevoegd tot het instellen van een onderzoek naar de juistheid en volledigheid van de door belanghebbende verstrekte gegevens.

Artikel 7 Bevoegdheid tot herzien, intrekken en terugvorderen

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om het recht op de verleende bijstand voor levensonderhoud, voorbereidingskosten in de préstartfase zoals bedoeld in artikel 4 en/of bedrijfskrediet te herzien, in te trekken en ten onrechte verleende bijstand, voorbereidingskosten of bedrijfskrediet terug te vorderen, zoals bedoeld in artikel 54, 58 tot en met 60 van de wet en 12 lid 2 sub c, 39 en 41 tot en met 43 Bbz 2004.

Artikel 8 Terugvordering van gezinsleden

Onverminderd het bepaalde onder artikel 7 van deze beleidsregels, kunnen kosten van bijstand en bedrijfskrediet van de meerderjarige gezinsleden worden teruggevorderd, als de bijstand aan een gezin of aan een gezin had moeten worden verleend.

Artikel 9 Terugvorderen van een bedrijfskrediet en eventuele achterstallige rente

  • 1.

    Het college vordert de lening ten behoeve van bedrijfskapitaal en de eventuele achterstallige rente terug, als:

    • a.

      belanghebbende niet (meer) aan de aflossingsverplichtingen kan voldoen; en

    • b.

      de periode van uitstel, als bedoeld in het tweede lid van artikel 41 van het Besluit, is verstreken.

  • 2.

    Het college verleent op verzoek van belanghebbende uitstel van één jaar voor terugbetaling van de lening voor één jaar, indien:

    • a.

      de belanghebbende na de maximale uitsteltermijn van artikel 41, tweede lid van het Bbz2004, nog niet aan de aflossingsverplichtingen kan voldoen én

    • b.

      het bedrijf voor het overige levensvatbaar is én

    • c.

      de belanghebbende met het bedrijf in zijn levensonderhoud kan voorzien.

  • 3.

    Op verzoek van de belanghebbende kan het college het uitstel nog maximaal twee maal met één jaar verlengen.

  • 4.

    Het college vordert de achterstallige aflossingsbedragen van het bedrijfskrediet en de eventuele achterstallige rente vanaf de vervaldatum terug, als het college van oordeel is dat de belanghebbende aan de aflossingsverplichtingen kan voldoen.

  • 5.

    Terugvordering vindt plaats bij alle partijen aan wie het bedrijfskrediet is verstrekt en/of zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld hebben voor de terugbetaling van de hoofdsom en rente.

Artikel 10 Afzien van terugvordering

Het college kan afzien van terugvordering, als bedoeld in artikel 7:

  • a.

    als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor het tot stand komen van een schuldregeling via het college of een ander lid van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK), waarbij gehele of gedeeltelijke kwijtschelding plaatsvindt nadat de schuldregeling succesvol is afgerond, met uitzondering van vorderingen zoals bedoeld in artikel 60c van de wet.

  • b.

    om dringende redenen.

  • c.

    bij vorderingen met een beginbedrag van maximaal € 250,- per belanghebbende of gezin, als de bijstand aan een gezin is verleend (kruimelbedrag).

Artikel 11 Invordering

  • 1.

    Uitgangspunt is dat de belanghebbende de vordering ineens binnen de gestelde termijn van 6 weken moet terugbetalen, zoals bedoeld in 4:87 Awb.

  • 2.

    Op verzoek van belanghebbende kan de vordering in termijnen worden voldaan, waarbij onderscheid gemaakt tussen invordering bij:

    • a.

      teruggevorderde uitkering levensonderhoud. Bij de invordering van:

      • i.

        bijstand levensonderhoud dat teruggevorderd is op grond van artikel 12 lid 2 sub c Bbz 2004, wordt rekening gehouden met de hoogte van het inkomen in het jaar van verstrekking en de van toepassing zijnde jaarnorm. Te hoge privé-uitgaven in het jaar van bijstandsverlening kunnen hierbij als verwijtbaar gedrag gezien worden en gevolgen hebben voor de (hoogte van de maandelijkse) aflossingstermijnen.

      • ii.

        levensonderhoud dat terug betaald wordt in verband met het eigen vermogen is artikel 13 Bbz 2004 van toepassing. Terugvordering vindt plaats op het moment dat de door het college vastgestelde aflosverplichting niet is nagekomen. Na terugvordering is lid 2 sub a onder i van toepassing. Bij vaststelling van de eerste termijn van afbetaling (nog geen terugvordering) wordt rekening gehouden met de hoogte van het totale inkomen in het jaar van verstrekking en de van toepassing zijnde jaarnorm. Te hoge privé-uitgaven in het jaar van bijstandsverlening kunnen hierbij als verwijtbaar gedrag gezien worden.

    • b.

      teruggevorderd bedrijfskrediet bij een nog bestaand bedrijf. Het college beoordeelt of er invordering van de hoofdsom plus de renteachterstand ineens moet plaatsvinden. Het krediet is dan al teruggevorderd en het college beoordeelt of er een schuldregeling overeenkomstig artikel 42 Bbz 2004 nodig is, of dat er een lagere betaalverplichting vastgesteld kan worden. Dit betekent dat het bedrijfskrediet dat door gestelde zekerheden wordt gedekt, buiten het akkoord blijft. Hierbij geldt als voorwaarde dat het bedrijf levensvatbaar is. De wettelijke rente is van toepassing over de eruggevorderde hoofdsom en renteachterstand (artikel 4:98 lid 1 Awb).

    • c.

      teruggevorderd bedrijfskrediet na bedrijfsbeëindiging. Ingeval van bedrijfsbeëindiging is het bedrijfskrediet direct opeisbaar (hoofdsom plus renteachterstand) op grond van artikel 39 lid 2 sub b Bbz 2004 en kan worden teruggevorderd. Zekerheden worden uitgewonnen. Indien er sprake is van een eigen woning en de lening voor bedrijfskrediet onder verband van hypotheek of verpanding is verstrekt, is artikel 43 a tot en met d Bbz 2004 van toepassing.

    • d.

      uitwinnen bestaan van zekerheden. Bij het bestaan van zekerheden worden deze uitgewonnen voor zover niet wettelijk geregeld. Bij bezit van een eigen woning moet beoordeeld worden of het behoud van de eigen woning financieel verantwoord is. Het college beoordeelt of er sprake is van verwijtbaar handelen bij de “verkoop” van de zekerheden en stemt hier de incasso op af.

    • e.

      invordering bij alle partijen aan wie het bedrijfskrediet is verstrekt en/of zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld hebben voor de terugbetaling hoofdsom en de rente. Als er sprake is van samenwerkingsverbanden, zoals een VOF of BV, waarbij de medevennoot zich aansprakelijk gesteld heeft voor het verstrekte bedrijfskrediet, zal bij het niet nakomen van de verplichtingen ook de medevennoot aansprakelijk gesteld worden voor de terugbetaling. Het college kan dan een privaatrechtelijke procedure opstarten bij de belanghebbende(n) die niet tot de doelgroep van het Bbz 2004 behoort.

Artikel 12 Kwijtschelding

Het college scheldt het resterende bedrag van de vordering door teveel of ten onrechte verstrekte algemene bijstand kwijt nadat belanghebbende gedurende:

  • a.

    10 jaar heeft afgelost op de vordering, die is ontstaan uit het schenden van de inlichtingenplicht, tenzij de aflossing via dwanginvordering heeft plaatsgevonden.

  • b.

    3 jaar heeft afgelost op de vordering die op een andere manier is ontstaan, tenzij de aflossing via dwanginvordering heeft plaatsgevonden.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Aanvragen die bij het college zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel en waarop nog niet is beslist bij de inwerkingtreding van deze beleidsregel, worden afgehandeld volgens deze beleidsregel.

  • 2.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit waarop de oude beleidsregel van toepassing was bij aanvraag en afhandeling van de aanvraag, wordt beslist met inachtneming van de beleidsregel die toen geldend was tenzij de toepassing van deze nieuwe beleidsregel gunstiger is voor de bezwaarmaker.

Artikel 15 Citeertitel, inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregel

  • 1.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als Besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Peel en Maas.

  • 2.

    De beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking.

  • 3.

    De beleidsregel Besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Peel en Maas zoals vastgesteld op 10 februari 2020 wordt ingetrokken met ingang van de datum zoals vermeld in lid 2 van dit artikel.

Panningen, 13 mei 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,

de gemeentesecretaris/directeur,

K.H. Werps-Aerts

de burgemeester,

W.J.G. Delissen-van Tongerl