Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Subsidieregeling kleinschalige activiteiten samen sociaal en vitaal Den Haag 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling kleinschalige activiteiten samen sociaal en vitaal Den Haag 2024
CiteertitelSubsidieregeling kleinschalige activiteiten samen sociaal en vitaal Den Haag 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpSubsidieregeling kleinschalige activiteiten samen sociaal en vitaal Den Haag 2024

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-05-202431-12-2027nieuwe regeling

21-05-2024

gmb-2024-233624

RIS318892 OCW/10747459

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling kleinschalige activiteiten samen sociaal en vitaal Den Haag 2024

Toelichting

 

Een van de uitgangspunten in het Haags akkoord 2023-2026 (RIS316672) is dat iedereen naar vermogen mee moet kunnen doen aan de samenleving. Daartoe wil het college onder andere de sociale basis versterken, eenzaamheid tegengaan en de ervaren druk voor mantelzorgers verminderen.

 

Tegen die achtergrond biedt deze subsidieregeling instellingen met kleinschalige activiteiten de mogelijkheid om subsidie aan te vragen om activiteiten te organiseren die de vitaliteit, participatie en zelfredzaamheid van kwetsbare inwoners en hun mantelzorgers alsmede kwetsbare inwoners met een beperking versterken en eenzaamheid tegengaan. Daarmee bevordert deze subsidieregeling dat deze inwoners zoveel mogelijk een zelfstandig leven kunnen leiden, volwaardig en betekenisvol kunnen deelnemen aan de maatschappij en een passend sociaal netwerk kunnen onderhouden.

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

 

gelet op:

 

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

 

besluit:

 

  • -

    vast te stellen de Subsidieregeling kleinschalige activiteiten samen sociaal en vitaal Den Haag 2024:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

- Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

- beperking:

fysieke, verstandelijke, psychische of zintuigelijke beperking die de persoon belemmert of beperkt in het dagelijks leven;

- cofinanciering:

bijdrage die een aanvrager met eigen financiële middelen of eigen middelen in natura dan wel financiële middelen, subsidies of middelen in natura van derden levert aan de kosten die verbonden zijn aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

- college:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

- eenzaamheid:

het missen van betekenisvolle relaties met een brede groep mensen, van een vertrouwelijke band met een ander persoon of van een gevoel van verbondenheid in het bestaan zelf;

- eenzame inwoner:

inwoners van Den Haag van 18 jaar of ouder die matig tot zeer veel eenzaamheid ervaren;

- flexibele vrijwilliger:

vrijwilliger die beschikbaar is voor verschillende soorten vrijwilligerswerk, meestal kortlopend, die zich niet vastlegt op een vaste taak en flexibel beschikbaar is voor ad-hoc klussen;

- kwetsbare inwoner:

inwoner van Den Haag die vanwege een beperking, een chronische ziekte, regieverlies of psychosociale problematiek, extra ondersteuning nodig heeft bij het vitaal blijven, zelfstandig functioneren of het deelnemen aan de samenleving;

- langdurig positief effect:

blijvende of aanhoudende verbetering van de ervaren kwaliteit van leven of de gezondheid;

- maatje:

getrainde vrijwilliger die vanuit een vrijwilligersorganisatie wordt gekoppeld aan een kwetsbare inwoner met als doel deze inwoner uit een sociaal isolement te halen of het teweegbrengen van een gedrags- of mentaliteitsverandering;

- mantelzorger:

persoon die gedurende ten minste drie maanden aansluitend en gemiddeld minimaal acht uur per week onbetaalde hulp of ondersteuning biedt aan een naaste die een kwetsbare inwoner is;

- participatie:

deelnemen aan het maatschappelijk verkeer;

- senior:

inwoner van Den Haag die vanwege ouderdom extra ondersteuning nodig heeft bij het vitaal blijven, zelfstandig functioneren of het deelnemen aan de samenleving;

- vitaliteit:

goede mentale of fysieke gesteldheid en veerkracht;

- vrijwilliger:

persoon die in het maatschappelijk belang niet-medische ondersteuning aan kwetsbare inwoners van Den Haag biedt zonder dat er sprake is van de uitoefening van een beroep of bedrijf en zonder dat er voor de werkzaamheden salaris wordt betaald;

- vrijwilligersorganisatie:

stichting of vereniging waarvan de activiteiten voor minimaal 70% van het totaal aantal mensuren worden uitgevoerd door vrijwilligers;

- zelfredzaamheid:

in staat zijn tot het zelfstandig uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen, het voeren van een gestructureerd huishouden en het onderhouden van een passend sociaal netwerk.

 

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:2 en 3:2.

 

Artikel 1:3 Doel van de subsidie

Het achterliggende maatschappelijke doel van de subsidieregeling is dat senioren en kwetsbare inwoners duurzaam volwaardig en betekenisvol kunnen deelnemen aan de Haagse samenleving en dat mantelzorgers duurzaam hulp en ondersteuning kunnen bieden zonder dat dit ten koste gaat van de eigen vitaliteit, participatie of zelfredzaamheid. 

 

Artikel 1:4 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

 

Artikel 1:5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de naar het oordeel van het college redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de activiteiten bedoeld in de artikelen 2:2 en 3:2.

  • 2.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen:

    a. de kosten die naar het oordeel van het college niet in verhouding staan tot de activiteiten;

    b. de kosten die eerder door het college op basis van deze subsidieregeling zijn gesubsidieerd, waarvoor een andere subsidieregeling van kracht is of die op een andere wijze door het college of vanuit degemeente worden gefinancierd;

    c. de verrekenbare BTW over de gesubsidieerde kosten;

    d. de restwaarde van specifiek voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur;

    e. de kosten voor catering en consumpties die hoger zijn dan 15% van de totale kosten van de subsidiabele activiteiten of hoger zijn dan € 2.900,- per aanvraag;

    f. de kosten voor het opdoen van kennis die onderdeel uitmaken van trainingen die kosteloos worden aangeboden;

    g. de kosten voor de waardering van vrijwilligers die hoger zijn dan € 17,50 per vrijwilliger per jaar of hoger zijn dan € 5.900,- per aanvraag;

    h. de kosten voor vrijwilligersvergoedingen die hoger zijn dan 5% van de subsidie die wordt verleend, die hoger zijn dan het fiscaal vrijgestelde maximum of die hoger zijn dan door het college redelijk en proportioneel worden geacht;

    i. de kosten voor de reis- en onkostenvergoedingen van vrijwilligers wanneer deze naar het oordeel van het college niet redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de activiteit;

    j. de kosten voor andere vergoedingen aan vrijwilligers dan de vergoedingen als bedoeld onder g, h en i;

    k. de kosten voor de verzekering en de Verklaringen Omtrent het Gedrag van vrijwilligers;

    l. de kosten voor het exploiteren van een Haags Ontmoeten locatie;

    m. de kosten die de aanvrager van een ontwikkelsubsidie structureel maakt voor gebouwen en buitenterreinen, personeel, administratie, ICT en andere vaste lasten en die niet rechtstreeks verbonden zijn met het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten.

 

Hoofdstuk 2 Subsidie voor kernactiviteiten

 

Artikel 2:1 Doel van de subsidie

Het doel van de subsidie op grond van dit hoofdstuk is het versterken van de vitaliteit, de participatie of de zelfredzaamheid van senioren en kwetsbare inwoners van Den Haag en het ondersteunen van de mantelzorgers van deze inwoners.

 

Artikel 2:2 Activiteiten

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten met een langdurig positief effect voor:

  • a. eenzame inwoners die zelfstandig thuis wonen, waarbij de activiteiten gericht zijn op het vinden, verbinden, activeren en begeleiden van eenzame inwoners ter vermindering van die eenzaamheid; 

    b. kwetsbare inwoners met een beperking in groepsverband, waarvan maximaal 25% in een intramurale zorginstelling verblijft, die door hun beperking geen gebruik kunnen maken van het reguliere aanbod van activiteiten en waarbij de activiteiten gericht zijn op het versterken van de vitaliteit, participatie of zelfredzaamheid;

    c. individuele en groepsgerichte ondersteuning van mantelzorgers, waarvan maximaal 25% in een intramurale zorginstelling verblijft en waarbij de activiteiten gericht zijn op het verminderen van belasting door het versterken van de vitaliteit, participatie en zelfredzaamheid voor mantelzorgers;

    d. senioren waarvan maximaal 25% in een intramurale zorginstelling verblijft en waarbij de activiteiten gericht zijn op het versterken van de vitaliteit, participatie of zelfredzaamheid van senioren;

    e. aan vrijwilligersorganisaties die niet-medische ondersteuning bieden door middel van het inzetten van vrijwilligers of maatjes voor kwetsbare inwoners. 

 

Artikel 2:3 Hoogte van de subsidie

Een subsidie op grond van dit hoofdstuk bedraagt maximaal € 45.000,- per kalenderjaar.

 

Artikel 2:4 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk geldt een subsidieplafond van € 1.128.500,- per kalenderjaar met deelplafonds van:

    a. € 928.500,- voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2:2, onder a, , c,d en e

    b. € 200.000,- voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2:2, onder b.

  • 2.

    Als het deelplafond, als bedoeld in het eerste lid, onder a, niet bereikt is wordt het resterende subsidiebudget overgeheveld naar het deelplafond als bedoeld in het eerste lid, onder b.

  • 3.

    Als het deelplafond, als bedoeld in het eerste lid, onder b, niet bereikt is wordt het resterende subsidiebudget overgeheveld naar het deelplafond als bedoeld in het eerste lid, onder a.

  • 4.

    Als de deelplafonds, als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, niet bereikt worden na toepassing van het tweede en derde lid, wordt het subsidiebudget overgeheveld naar het subsidieplafond als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, onder a.

  • 5.

    Het college kan het subsidieplafond en de deelplafonds conform artikel 7 ASV verlagen.

  • 6.

    Het college kan het subsidieplafond en de deelplafonds bij afzonderlijk besluit verhogen.

 

Artikel 2:5 Wijze van verdeling

  • 1.

    Honorering van aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende criteria en tot het daarbij vermelde maximum aantal:

    a. de activiteiten hebben impact op de doelgroep van de activiteiten; dit blijkt uit de aard van de problematiek bij de deelnemers, de aard en de duur van de aangeboden activiteiten, het aantal deelnemers dat aan de activiteiten deelneemt en het aantal unieke deelnemers dat aan de activiteiten deelneemt:

    1° de activiteiten hebben veel impact: 10 punten;

    2° de activiteiten hebben een bovengemiddelde impact: 6 punten;

    3° de activiteiten hebben een gemiddelde impact: 3 punten;

    4° de activiteiten hebben een beperkte of geen impact: 0 punten;

    b. de activiteiten zijn gericht op het activeren van de doelgroep van de activiteiten; dit blijkt uit de mate waarin van de deelnemers tijdens de activiteiten een actieve rol wordt gevraagd:

    1° de activiteiten zijn erg activerend: 10 punten;

    2° de activiteiten zijn bovengemiddeld activerend: 6 punten;

    3° de activiteiten zijn gemiddeld activerend: 3 punten;

    4° de activiteiten zijn beperkt of niet activerend: 0 punten;

    c. de aanvrager heeft een proactieve wervingsaanpak die aansluit op de doelgroep waarop de activiteiten zijn gericht alsmede op de vrijwilligers die bij de uitvoering betrokken worden; dit blijkt uit de aanpak die de aanvrager gebruikt om de doelgroep en de vrijwilligers op meerdere, langdurige, diverse en proactieve manieren te bereiken en de mate waarin de activiteiten voor de doelgroep van de activiteiten zichtbaar en vindbaar zijn:

    1° de wervingsaanpak sluit erg aan op de doelgroep: 10 punten;

    2° de wervingsaanpak sluit bovengemiddeld aan op de doelgroep: 6 punten;

    3° de wervingsaanpak sluit gemiddeld aan op de doelgroep: 3 punten;

    4° de wervingsaanpak sluit beperkt of niet aan op de doelgroep: 0 punten;

    d. de aanvrager werkt vraaggericht en zorgt ervoor dat de activiteiten voldoen aan de behoeften van de deelnemers doordat deze proactief worden uitgevraagd; dit blijkt uit de mate waarin de behoeften van deelnemers worden benut bij het vormgeven, uitvoeren en bijstellen van de activiteiten:

    1° de aanvrager werkt erg vraaggericht en de activiteiten voldoen bovengemiddeld aan de behoeften van de doelgroep: 10 punten;

    2° de aanvrager werkt gemiddeld vraaggericht en de activiteiten voldoen gemiddeld aan de behoeften van de doelgroep: 6 punten;

    3° de aanvrager werkt gemiddeld vraaggericht en de activiteiten voldoen beperkt aan de behoeften van de doelgroep: 3 punten;

    4° de aanvrager werkt beperkt of niet vraaggericht en de activiteiten voldoen niet aan de behoeften van de doelgroep: 0 punten;

    e. de aanvrager heeft een relevant netwerk waarin het versterken van het gezamenlijke effect op de doelgroep van de activiteiten voorop staat en waarmee hij actief samenwerkt; dit blijkt uit de contacten van de aanvrager met partners die ook hulp en ondersteuning bieden aan de doelgroep, de mate waarin de onderlinge kennisdeling en doorverwijzing bij die contacten voorop staat en de actieve wijze waarop de aanvrager invulling geeft aan de samenwerking met die contacten:

    1° de aanvrager heeft een zeer relevant netwerk en werkt zeer actief samen: 10 punten;

    2° de aanvrager heeft een bovengemiddeld relevant netwerk en werkt bovengemiddeld actief samen: 6 punten;

    3° de aanvrager heeft een gemiddeld relevant netwerk of werkt gemiddeld samen: 3 punten;

    4° de aanvrager heeft een beperkt of niet relevant netwerk of werkt beperkt of niet samen: 0 punten;

    f. de kosten zijn laag; dit blijkt uit het feit dat er bij de aanvrager, in verhouding tot het aangevraagde subsidiebedrag, minder kosten per unieke deelnemer worden gemaakt dan gemiddeld bij alle aanvragers gezamenlijk het geval is:

    1° de kosten zijn meer dan 10% onder het gemiddelde: 3 punten;

    2° de kosten verschillen minder dan 10% van het gemiddelde: 1 punt;

    3° de kosten zijn meer dan 10% boven het gemiddelde: 0 punten.

  • 3.

    Een aanvraag komt alleen voor subsidie in aanmerking als daaraan minimaal 15 punten zijn toegekend. 

  • 4.

    Als het subsidieplafond wordt overschreden als gevolg van aanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van het aantal punten dat op basis van het criterium uit het tweede lid, onder a, is toegekend.

  • 5.

    Als aanvragen na toepassing van het vierde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat.

  • 6.

    Als aanvragen na toepassing van het vierde en vijfde lid gelijk zijn gerangschikt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van loting.

 

Artikel 2:6 Aanvraag subsidie 

De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het voor dit hoofdstuk door het college ter beschikking gestelde digitale aanvraagformulier en het bijbehorende begrotingsformat. 

 

Artikel 2:7 Aanvraagtermijn 

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de ASV wordt een aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk ingediend vanaf 16 september tot en met 6 oktober 2024.

 

Artikel 2:8 Beslistermijn 

In afwijking van artikel 10, eerste lid, van de ASV beslist het college op een aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk uiterlijk op 6 december 2024.

 

Hoofdstuk 3 Subsidies voor projectmatige activiteiten en vrijwilligersorganisaties

 

Artikel 3:1 Doel van de subsidie

Het doel van de subsidie op grond van dit hoofdstuk is het op projectmatige wijze versterken van de vitaliteit, de participatie of de zelfredzaamheid van kwetsbare inwoners van Den Haag, het ondersteunen van de mantelzorgers alsmede het aantrekkelijker maken van het verrichten van vrijwilligerswerk.

 

Artikel 3:2 Activiteiten

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt:

  • a. voor activiteiten met een projectmatig karakter voor:

    1° eenzame inwoners die zelfstandig thuis wonen, waarbij de activiteiten gericht zijn op het vinden, verbinden, activeren en begeleiden van eenzame inwoners ter vermindering van die eenzaamheid; 

    2° kwetsbare inwoners met een beperking in groepsverband, waarvan maximaal 25% in een intramurale zorginstelling verblijft, die door hun beperking geen gebruik kunnen maken van het reguliere aanbod van activiteiten en waarbij de activiteiten gericht zijn op het versterken van de vitaliteit, participatie of zelfredzaamheid;

    3° individuele en groepsgerichte ondersteuning van mantelzorgers, waarvan maximaal 25% in een intramurale zorginstelling verblijft en waarbij de activiteiten gericht zijn op het verminderen van belasting door het versterken van de vitaliteit, participatie en zelfredzaamheid voor mantelzorgers;

    4° senioren waarvan maximaal 25% in een intramurale zorginstelling verblijft en waarbij de activiteiten gericht zijn op het versterken van de vitaliteit, participatie of zelfredzaamheid van senioren;

    5° aan vrijwilligersorganisaties die niet-medische ondersteuning bieden door middel van het inzetten van vrijwilligers of maatjes voor kwetsbare inwoners;

    b. aan vrijwilligersorganisaties voor het werven van vrijwilligers, het vergroten van de deskundigheid onder vrijwilligers, het professionaliseren van de organisatie of het flexibiliseren van het aangeboden vrijwilligerswerk.

 

Artikel 3:3 Hoogte van de subsidie

Een subsidie op grond van dit hoofdstuk kan maximaal twee keer per kalenderjaar worden aangevraagd en bedraagt maximaal € 15.000,- per aanvraag en maximaal € 30.000,- per aanvrager per jaar.

 

Artikel 3:4 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk geldt een subsidieplafond per kalenderjaar van:

    a. € 400.000,- voor de aanvragen die worden ingediend in de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2025;

    b. € 250.000,- voor de aanvragen die worden ingediend in de periode van 1 juni tot en met 31 augustus 2025.

  • 2.

    Het college kan het subsidieplafond conform artikel 7 ASV verlagen.

  • 3.

    Het college kan het subsidieplafond bij afzonderlijk besluit verhogen.

 

Artikel 3:5 Wijze van verdeling

  • 1.

    Honorering van aanvragen voor subsidies op grond van dit hoofdstuk die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats in volgorde van indiening bij het college, totdat het voor die categorie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is aangevuld.

  • 3.

    Indien het college op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt, meer dan één aanvraag ontvangt, stelt het college de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast aan de hand van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij het laagste bedrag voor gaat. 

 

Artikel 3:6 Aanvraag subsidie 

De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het voor dit hoofdstuk door het college ter beschikking gestelde digitale aanvraagformulier en het bijbehorende begrotingsformat. 

 

Artikel 3:7 Aanvraagtermijn 

In afwijking van artikel 9, tweede lid, van de ASV wordt een aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk ingediend vanaf 1 januari tot en met 31 maart 2025 of van 1 juni tot en met 31 augustus 2025.

 

Hoofdstuk 4 Weigeringsgronden

 

Artikel 4:1 Weigeringsgronden

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Awb en artikel 11, eerste, tweede en derde lid, van de ASV weigert het college een subsidie als hij van oordeel is dat:

  • a. uit de aanvraag blijkt dat de organisatie van de aanvrager naar gangbare bedrijfseconomische principes financieel ongezond is of de financiële continuïteit dan wel de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager onzeker is;

    b. de kwaliteit van de beoogde activiteiten, de kwaliteit van de medewerkers of de kwaliteit van de organisatie van de aanvrager niet of onvoldoende geschikt is om voldoende bij te dragen aan de beleidsdoelstellingen;

    c. de aanvrager niet of onvoldoende in staat is om de activiteiten naar behoren uit te voeren of de rechtsvorm van de organisatie van de aanvrager niet geschikt is om de activiteiten te verwezenlijken waarvoor subsidie is aangevraagd;

    d. de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die reeds in voldoende mate door anderen worden uitgevoerd;

    e. de aanvraag wordt gedaan voor activiteiten die zich richten op ex-gedetineerden, schuldhulpverlening, maatschappelijke opvang of doelgroepen waarvoor andere subsidieregelingen van kracht zijn. 

 

Hoofdstuk 5 Verplichtingen en betalingen

 

Artikel 5:1 Verplichtingen 

Onverminderd artikel 4:37, van de Awb en de artikelen 12 en 13, van de ASV, gelden voor de subsidieontvanger de volgende verplichtingen: 

  • a. de subsidieontvanger meldt de activiteit aan op www.socialekaartdenhaag.nl; 

    b. de subsidieontvanger plaatst vrijwilligersvacatures op www.denhaagdoet.nl of www.volunteerthehague.nl; 

    c. de subsidieontvanger plaatst de openbaar toegankelijke trainingen en cursussen voor vrijwilligers en mantelzorgers op www.denhaagdoetacademie.nl; 

    d. de subsidieontvanger werkt mee aan, door of namens de gemeente uitgevoerde, inhoudelijke onderzoeken ten behoeve van monitoring, evaluatie en impact. 

 

Artikel 5:2 Subsidievaststelling zonder verlening vooraf

Het college stelt subsidies tot € 10.000,- direct vast.

 

Artikel 5:3 Bevoorschotting 

  • 1.

    Bevoorschotting van subsidies van € 10.000,- of meer vindt plaats door betaling van 90% van de verleende subsidie in één keer. 

  • 2.

    Indien de realisatie van de activiteiten een andere bevoorschotting vereist kan bij verlening van het eerste lid worden afgeweken. 

 

Hoofdstuk 6 Eindverantwoording en vaststelling na verlening vooraf

 

Artikel 6:1 Wijze van verantwoorden 

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling bevat: 

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid, van de ASV; 

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV; 

    c. een bestuursverklaring of directieverklaring dat de verantwoording juist en volledig is volgens het door het college vastgestelde model.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 17, vierde lid, van de ASV bevat het inhoudelijk verslag:

    a. een overzicht van de gerealiseerde activiteiten en een beknopt fotoverslag van de uitvoering van de gerealiseerde activiteiten; 

    b. per activiteit een overzicht van de volgende gegevens over de deelnemers:

    1° het totale aantal deelnemers en het totale aantal unieke aantal deelnemers;

    2° het aantal deelnemers per doelgroep van de activiteiten en het aantal unieke deelnemers per doelgroep van de activiteiten;

    3° het aantal deelnemers dat in een intramurale instelling verblijft; en

    4° indien van toepassing, het aantal vrijwilligers dat bij de activiteit betrokken was; 

    c. indien vrijwilligers zijn ingezet bij het organiseren of uitvoeren van de activiteit, een overzicht van het totaal aantal actieve en inactieve vrijwilligers van de organisatie per 1 januari en 31 december van het jaar waarvoor de subsidie is verleend. 

  • 3.

    In aanvulling op artikel 17, vijfde lid, van de ASV bevat het financieel verslag: 

    a. een overzicht van de inkomsten en uitgaven die aansluiten bij de posten in de begroting met een toelichting op afwijkingen groter dan 10% op hoofdposten van de begroting; 

    b. de BTW moet zichtbaar in de financiële verantwoording worden opgenomen. 

 

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

 

Artikel 7:1 Hardheidsclausule

Het college kan een of meerdere artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van artikelen 1:2, 2:2 en 3:2 voor zover toepassing ervan gelet op het belang van het doel van deze regeling leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 7:2 Evaluatie

Het college evalueert deze subsidieregeling binnen één jaar na afloop van de regeling.

 

Artikel 7:3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 december 2027.

 

Artikel 7:4 Overgangsrecht

De bepalingen van de Subsidieregeling samen sociaal en vitaal Den Haag 2023 blijven van kracht voor de tijdvakken waarvoor zij hebben gegolden.

 

Artikel 7:5 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kleinschalige activiteiten samen sociaal en vitaal Den Haag 2024.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1:5, tweede lid, onder i 

Vrijwilligersvergoedingen moeten naar het oordeel van het college redelijk en proportioneel zijn. Dit betekent dat de kosten van de vergoedingen voor vrijwilligers in verhouding moeten staan tot de totale kosten van de activiteiten en dat de vergoeding niet aan elke vrijwilliger wordt betaald, maar alleen aan die vrijwilligers die tot een specifieke doelgroep behoren of een meer dan bovengemiddelde inzet leveren. Te denken valt aan vrijwilligers met een laag inkomen of vrijwilligers die een lange werkweek maken als vrijwilliger.

 

Artikel 2:2, aanhef

Bij een langdurig positief effect gaat het erom dat de activiteiten structureel worden aangeboden of op een andere manier continuïteit bieden, er voor de hele doelgroep ruimte moet zijn om mee te kunnen doen en ook te blijven doen, dat de activiteiten de doelgroep ondersteunen of onderling contact stimuleren en dat vertrouwen bij de deelnemers wordt opgebouwd en behouden.

 

Artikel 2:2 en 3:2

De activiteiten moeten zich vooral richten op doelgroepen die nog thuiswonend zijn. Belangrijke reden hiervoor is dat activiteiten binnen een intramurale zorgomgeving al vanuit andere bronnen worden gefinancierd.

 

Artikel 2:5, tweede lid, onder a

Bij de aard van de problematiek onder de deelnemers geldt dat onder andere de complexiteit van de problematiek of de mate waarin er sprake is van een verminderde vitaliteit, participatie of zelfredzaamheid van belang is. Bij de aard en de duur van de aangeboden activiteiten speelt een rol hoe lang en hoe vaak deelnemers aan een activiteit kunnen deelnemen, maar ook of de aanvraag bijvoorbeeld ziet op activiteiten voor een doelgroep waar nog weinig aanbod voor is en daarmee samenhangend het aantal unieke deelnemers, op een deel van de stad waar nog weinig aanbod van (bepaalde) activiteiten is of op activiteiten die bijzonder vernieuwend zijn. Tot slot wordt de kwantiteit in ogenschouw genomen in die zin dat bij het beoordelen van de impact ook aandacht wordt besteed aan het aantal unieke deelnemers. De aanvragen worden bij de beoordeling met elkaar vergeleken; bezien wordt wat de impact van de activiteiten is ten opzichte van de andere activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.

 

Artikel 2:5, tweede lid, onder b 

Bij het activeren van de doelgroep gaat het erom dat de doelgroep een actieve eigen bijdrage aan de activiteiten levert. Te denken valt aan het maken van een theatervoorstelling in plaats van het bezoeken daarvan of dat er niet alleen samen wordt gegeten, maar ook samen wordt gekookt. Bij mantelzorgers gaat het om de mate waarin zij worden geactiveerd om zich open te stellen voor hulp.

 

Artikel 2:5, tweede lid, onder e

Bij de partners die ook hulp en ondersteuning bieden gaat het bijvoorbeeld om welzijnsinstellingen, wijkorganisaties of levensbeschouwelijke organisaties. 

 

Artikel 3:2, onder b

Het gaat om activiteiten die zien op het verhogen van de kwaliteit van het vrijwilligerswerk en de vrijwilligersorganisaties. Er wordt subsidie verstrekt voor het werven van vrijwilligers, het bevorderen van deskundigheid onder vrijwilligers, het professionaliseren van de organisatie en het vrijwilligerswerk te flexibiliseren.

 

Den Haag, 21 mei 2024,

 

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen