Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Marktverordening Zaanstad 2024 |
Citeertitel | Marktverordening Zaanstad 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-05-2024 | Wijziging regeling | 25-04-2024 | z8144876/d517 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Deze verordening is van toepassing op alle door burgemeester en wethouders ingestelde warenmarkten die op gezette tijden worden gehouden. Ze is echter niet van toepassing op vrijmarkten, braderieën en vlooienmarkten.
voor zover van toepassing, de plaatsen of gebieden die bij voorrang zijn bestemd voor een of meer branches of artikelgroepen alsmede, indien van toepassing, de maximum aantallen vaste-standplaatsvergunningen die voor een of meer branches of artikelgroepen of combinaties daarvan kunnen worden afgegeven;
Artikel 5. Verplaatsen of afgelasten van de markt
De bevoegdheid de markt af te gelasten, zoals bedoeld in lid 3, is gemandateerd aan de marktmeester. De marktmeester kan bepalen de markt af te gelasten indien door het KNMI een regionale waarschuwing is uitgegeven voor code oranje of code rood. De marktmeester kan naar eigen inschatting, op basis van de veiligheid, bepalen welke kramen wel en welke kramen niet kunnen blijven staan. Hij is hierin de doorslaggevende factor.
Hoofdstuk 2. Vaste-standplaatsvergunningen
Artikel 8. Verdeling vaste-standplaatsvergunning via selectie
Bij de verdeling via selectie maken burgemeester en wethouders door een openbare kennisgeving in het Zaans Stadblad en op de website bekend dat de vaste-standplaatsvergunning voor de duur van 15 jaar beschikbaar komt, voor welke branche of artikelgroep deze vergunning wordt verleend en dat gegadigden vóór de in de kennisgeving genoemde datum een aanvraag kunnen indienen.
Als een aanvraag vóór de indieningsdatum is ingediend maar onvolledig is, krijgt de aanvrager een termijn van twee weken om zijn aanvraag aan te vullen. Als er meer onvolledige aanvragen zijn, wordt de betreffende aanvragers op dezelfde dag mededeling gedaan van de gelegenheid om hun aanvraag aan te vullen.
Artikel 9. Verdeling vaste-standplaatsvergunning via loting
Bij de verdeling via loting maken burgemeester en wethouders door een openbare kennisgeving in het Zaans Stadblad en op de website bekend dat voor de markt een of meer vaste-standplaatsvergunningen kunnen worden verleend voor de duur van 15 jaar, voor welke branche of artikelgroep dit geldt en dat gegadigden vóór de in de kennisgeving genoemde datum een aanvraag kunnen indienen.
Als een aanvraag vóór de indieningsdatum is ingediend maar onvolledig is, krijgt de aanvrager een termijn van twee weken om zijn aanvraag aan te vullen. Als er meer onvolledige aanvragen zijn, wordt de betreffende aanvragers op dezelfde dag mededeling gedaan van de gelegenheid om hun aanvraag aan te vullen.
Artikel 10. Verlenging na afroep
Burgemeester en wethouders kunnen in het inrichtingsplan vastleggen of zij de procedure van verlenging na afroep toepassen bij het beschikbaar komen van een vaste-standplaatsvergunning vanwege het einde van de vergunningsduur, als voldoende aannemelijk is dat er naast de betreffende vergunninghouder geen andere gegadigden voor deze vergunning zijn.
Als binnen de gestelde termijn naast de betreffende vergunninghouder ook een of meer andere gegadigden belangstelling kenbaar hebben gemaakt, wordt de vergunning niet verlengd. In dat geval passen burgemeester en wethouders de in het inrichtingsplan vastgelegde procedure van de artikelen 8 of 9 toe, met uitzondering van het tweede lid van deze artikelen.
Artikel 11. Overschrijven vaste-standplaatsvergunning
Wenst de houder van een vaste-standplaatsvergunning niet langer zelf gebruik te maken van de vergunning of is de vergunninghouder overleden of onder curatele gesteld, dan kunnen burgemeester en wethouders op aanvraag van de vergunninghouder, de erven of de curator de vergunning overschrijven op naam van een echtgenoot, geregistreerde partner of andere persoon met wie hij duurzaam samenwoonde, of een eerstelijns familielid.
Kan de in het eerste lid bedoelde weg niet worden gevolgd, dan kan de vergunning op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of zijn curator worden overgeschreven op een medewerker van de vergunninghouder of de mede-eigenaar van diens bedrijf als deze ten minste 1,5 jaar in loondienst heeft gewerkt bij de vergunninghouder of heeft gefunctioneerd als mede-eigenaar.
Als de over te schrijven vergunning is verleend met inachtneming van de verdeelprocedure van artikel 8, kan overschrijving alleen gebeuren als in dezelfde mate wordt voldaan aan de criteria, genoemd in artikel 8, vijfde lid. Als de over te schrijven vergunning is verleend voor een branche of artikelgroep, kan overschrijving alleen gebeuren voor die branche of artikelgroep.
Artikel 12. Intrekking en vervallen vaste-standplaatsvergunning
Artikel 13. Persoonlijk innemen standplaats; vervanging
De houder van een vaste-standplaatsvergunning kan de hem toegewezen standplaats laten innemen door een vervanger voor in totaal ten hoogste 50 procent van het aantal marktdagen per jaar. Daarvan doet hij mededeling aan de marktmeester. De houder van de vergunning blijft persoonlijk verantwoordelijk voor zijn standplaats.
Hoofdstuk 3. Dagplaats-, standwerk- en bedienvergunning
Artikel 14. Dagplaatsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een dagplaatsvergunning verlenen voor de duur van een dag, voor de op de vergunning vermelde en op de kaart van de markt als zodanig aangegeven dagplaats of voor het innemen van een vaste standplaats, wanneer die niet is ingenomen door de houder van een vaste-standplaatsvergunning of zijn rechtmatige vervanger.
Hoofdstuk 4. Algemene bepalingen voor vergunninghouders
De houder van een vaste-standplaatsvergunning, dagplaatsvergunning of standwerkvergunning kan zich doen bijstaan door één of meer andere personen.
Artikel 18. Toonplicht vergunning
Degene die een standplaats of een standwerkplaats wenst in te nemen of inneemt op een markt of die handelt met een bedienvergunning, is op eerste verzoek van een toezichthouder verplicht aan te tonen dat hij daartoe gerechtigd is.
Artikel 20. Marktterrein schoonhouden
Een vergunninghouder is verplicht afval, waaronder verpakkingsmateriaal, dat tijdens de door hem uitgeoefende verkoop op zijn standplaats vrijkomt zodanig te bewaren dat het marktterrein daardoor niet wordt verontreinigd en het afval niet door onbevoegden kan worden verwijderd. De vergunninghouder voert het afval onmiddellijk na afloop van de markt af of laat het afvoeren.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen marktmeester en de overige door hen aangewezen toezichthouders.
Artikel 22. Onmiddellijke verwijdering
Burgemeester en wethouders kunnen een vergunninghouder of iemand die hem bijstaat of vervangt gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen als deze zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of aan bedrog of een bij of krachtens deze verordening gestelde bepaling heeft overtreden.
De bevoegdheid tot het instellen, veranderen of afschaffen van een markt is aan burgemeester en wethouders toegekend. Zie hiervoor artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet. Daarnaast is de raad op grond van artikel 149 van de Gemeentewet bevoegd om een marktverordening vast te stellen. Het vaststellen van een marktverordening zal samengaan met een besluit van burgemeester en wethouders tot het instellen van een markt.
Het doel van deze verordening is drieledig . Ten eerste worden hiermee de kaders gecreëerd om markten zodanig te (her)organiseren dat de gemeentelijke belangen beschermd worden en dat de markten tegelijkertijd aantrekkelijk blijven voor zowel consumenten als marktkooplieden en – voor zover gemeenten daar invloed op kunnen uitoefenen – dat er een divers aanbod is dat van goede kwaliteit is. Ten tweede heeft deze verordening tot doel dit alles op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, zonder overbodige regels en zo min mogelijk administratieve lasten. Tot slot is de verordening ook gericht op het voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de Europese Dienstenrichtlijn (2006/123/EG) en de Dienstenwet. Zie verder ook de toelichting bij paragraaf 2.
Enkel de bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Op grond van artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet kunnen burgemeester en wethouders jaarmarkten of gewone marktdagen instellen (en veranderen of afschaffen). Deze Marktverordening is van toepassing op dergelijke van gemeentewege ingestelde markten, voor zover het warenmarkten zijn en deze met enige regelmaat plaatsvinden.
Het gaat om de volgende markten:
De regulering van andere ambulante handel dan waarop deze verordening van toepassing is, is te vinden in de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV). In artikel 2:25 van de APV is het vergunningstelsel voor evenementen, zoals braderieën, opgenomen. Verder bevat hoofdstuk 5 van de APV bepalingen over collecteren (afdeling 2), venten (afdeling 3), het innemen van standplaatsen, niet zijnde standplaatsen op markten (afdeling 4) en snuffelmarkten (afdeling 5). Uit de in de APV opgenomen bepalingen blijkt steeds dat deze niet van toepassing zijn op door de burgemeester en wethouders op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet ingestelde markten.
Er zijn drie soorten marktvergunningen, dat wil zeggen vergunningen om op de markt handel te drijven. Dat zijn de vaste-standplaatsvergunning, de dagplaatsvergunning en de standwerkvergunning. Deze vergunningen onderscheiden zich van elkaar door hun looptijd en door de vergunde activiteit.
De bedienvergunning is een wat afwijkende figuur. Hierbij is de vergunde activiteit niet het drijven van handel met bezoekers van de markt, maar het verstrekken van voedsel en drank aan marktvergunninghouders, hun vervangers of degenen die hen bijstaan.
Dit artikel schrijft voor dat burgemeester en wethouders per markt een inrichtingsplan vaststellen en daarin opnemen wat voor de markt in ieder geval geregeld moet worden. Zo wordt in het inrichtingsplan aangegeven wat de markttijd is en blijkt uit de kaart van de markt, die onderdeel is van het inrichtingsplan, waar de grenzen van het marktterrein liggen. Verder maken zij met het inrichtingsplan duidelijk welke verdeelprocedure zij zullen toepassen bij het verlenen van vaste-standplaatsvergunningen. De mogelijke verdeelprocedures zijn beschreven en uitgewerkt in de artikelen 8 (selectie) en 9 (loting).
Verder kunnen burgemeester en wethouders de standplaatsen, dagplaatsen en standwerkplaatsen expliciet aanwijzen en bepalen dat een maximumaantal vaste-standplaatsvergunningen wordt afgegeven voor één of meer branches of artikelgroepen (of combinaties daarvan). Dit is conform de Dienstenrichtlijn. Ook wordt hierdoor bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument. Het college van burgemeester en wethouders kan voor de markt een branchering hanteren. Dit zorgt ervoor dat de markt een zo breed mogelijk assortiment heeft en behoudt. Per branche wordt vastgesteld hoeveel kooplieden worden toegelaten. Uitgangspunten bij het vaststellen van de branchering zijn de zorg voor diversiteit, de zorg voor een breed aanbod, geen afscherming van concurrentie en de mogelijkheid van uitbreiding voor kooplieden. De vastgestelde branchering moet regelmatig worden getoetst op basis van inpasbaarheid en wenselijkheid.
In het eerste lid wordt verboden om zonder marktvergunning een standplaats in te nemen en zonder bedienvergunning marktvergunninghouders, hun vervangers of degenen die hen bijstaan tegen betaling te voorzien van voedsel of drank voor consumptie ter plaatse. De bevoegdheid om deze vergunning te verlenen wordt toegekend (geattribueerd) aan burgemeester en wethouders. De nadere regeling van de verschillende marktvergunningen gebeurt vervolgens in de hoofdstukken 2 tot en met 4.
Aan een marktvergunning en bedienvergunning mogen alleen voorschriften en beperkingen worden verbonden die de belangen beschermen in verband waarmee de vergunning is vereist.
Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijke persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van vergunningen bewerkstelligd. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt een natuurlijke persoon (bijvoorbeeld de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is dus niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.
Doordat de eis van handelingsbekwaamheid niet gekoppeld is aan een minimumleeftijd komen ook zestien- en zeventienjarigen aan wie door de kantonrechter handlichting is verleend in aanmerking voor een vergunning. Er is geen reden om minderjarigen die in het rechtsverkeer als handelingsbekwaam beschouwd worden, van de vergunning uit te sluiten.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere omstandigheden besluiten om een markt te verplaatsten of af te gelasten. Daarbij kan worden gedacht aan overmachtsituaties, zoals extreme weersomstandigheden, noodzakelijke reconstructiewerkzaamheden, een pandemie of bepaalde evenementen.
Hoofdstuk 2 vaste-standplaatsvergunningen
Artikel 7. Algemene bepalingen vaste-standplaatsvergunning
Dit artikel bevat de algemene bepalingen met betrekking tot de vaste-standplaatsvergunning. Deze vergunning geldt, vanwege de beperkte beschikbaarheid van de openbare ruimte voor de markthandel, als een schaarse vergunning in de zin van de Dienstenrichtlijn. Voor de kwalificatie als schaarse vergunning is niet van belang of er daadwerkelijk meer aanvragers dan vergunningen zijn. Schaarse vergunningen worden voor bepaalde tijd verleend. De achterliggende gedachte daarbij is dat de vergunning na verloop van tijd weer beschikbaar moet komen voor (her)verdeling. Niet alleen de zittende ondernemers, maar ook potentiële andere gegadigden moeten immers de kans krijgen om toe te treden tot de markt.
Bij het bepalen van de duur van de vaste-standplaatsvergunning is de zogenaamde terugverdientijd (en een redelijke vergoeding van geïnvesteerd kapitaal) van belang. De looptijd van de vergunning hoort niet korter te zijn dan deze terugverdientijd, omdat anders de vergunninghouders het risico lopen hun investeringen niet te kunnen terugverdienen. De looptijd van de vergunning hoort ook niet langer te zijn dan de terugverdientijd, omdat anders de potentiële gegadigden onnodig lang worden afgehouden van de toegang tot de markt.
Het is aan het gemeentebestuur om gemotiveerd en onderbouwd vast te stellen wat de looptijd van de vergunning moet zijn. Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 21 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1588), waarin de Afdeling onder meer heeft overwogen dat bij het bepalen van de looptijd (“passende beperkte duur”) van een beleidsmatig schaarse vergunning de terugverdientijd van noodzakelijke investeringen als factor moet worden meegenomen. Uit deze uitspraak volgt verder dat de zogenaamde afschrijvingstermijn niet per afzonderlijke vergunning of vergunninghouder mag worden bepaald, omdat dit tot willekeur leidt en niet verenigbaar is met de vereiste rechtszekerheid voor de vergunninghouders en eventuele gegadigden voor de vergunningen. Volgens de Afdeling kan per branche worden vastgesteld binnen welke termijn de bedoelde afschrijvingen redelijkerwijs kunnen worden gedaan. Uit de besluitvorming moet blijken dat het gemeentebestuur rekening heeft gehouden met de terugverdientijd.
De looptijd van de vaste-standplaatsvergunning, namelijk 15 jaar, is deels gebaseerd op het onderzoek dat SEO Economisch Onderzoek (hierna: SEO) in 2021 heeft gedaan op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. In het rapport dat SEO heeft uitgebracht (‘Schaarse vergunningen en terugverdientijd in de ambulante handel’, januari 2021) is een analyse gemaakt van de opbrengsten van de ambulante handel en de investeringen, inclusief een redelijke vergoeding op geïnvesteerd vermogen. Op basis van die analyse is SEO gekomen tot een gemiddelde terugverdientijd van tussen de 9 (benedengrens) en 12 jaar (bovengrens). SEO heeft geen significante verschillen gevonden in de terugverdientijd als het gaat om het type product, de rechtsvorm van de onderneming, het aantal medewerkers en het aantal dagen in de week dat de vergunninghouder gemiddeld genomen actief is. Zie hierover ook de Kamerbrief van 15 juni 2021 van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat: Kamerbrief over bedrijfslevenbeleid: onderzoek vergunningsduur ambulante handel.
De Centrale Vereniging voor Ambulante Handel (CVAH: de belangenorganisatie van vergunninghouders) geeft aan dat 12 jaar (in 2024) niet meer reëel is. Zij pleiten om in te zetten op een minimale termijn van 15 jaar, het liefst zelfs 20 jaar. De wereld is in de afgelopen drie jaar flink veranderd. Met name zijn de prijzen voor grondstoffen en voedingsmiddelen flink gestegen en is de inflatie nog onverminderd hoog. Ook heeft de coronacrisis invloed gehad op de vaste klantenkring van een aantal ondernemers. Daarnaast is de gemeente (voortvloeiend uit het Nederlandse Klimaatakkoord) bezig met het invoeren van uitstootvrije zones in winkelgebieden van Zaandam, Krommenie en Wormerveer. De Zaanse markten zullen in de toekomst vallen in deze ‘emissievrije zones’. Dit zorgt ervoor dat ondernemers te maken krijgen met flinke duurzaamheidsinvesteringen. De relevantie voor de vergunningsduur is, dat in economische zin een vergunningsduur van 15 jaar de meeste ondernemers de mogelijkheid biedt om in alle redelijkheid, ook bij een bezettingsverlies van één dag per week, de investeringen terug te verdienen. De looptijd van een vergunning mag niet onevenredig lang zijn, nieuwe ondernemers moeten immers ook de kans krijgen om toe te treden tot de markt. Gezien het voorgaande is een looptijd van 15 jaar opgenomen.
Op de vergunning staat vermeld welke vaste standplaats door de vergunninghouder ingenomen moet worden. Op grond van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen tijdelijk een andere standplaats aanwijzen. Daarbij kan worden gedacht aan overmachtsituaties, zoals extreme weersomstandigheden, noodzakelijke reconstructiewerkzaamheden, een pandemie of bepaalde evenementen.
De vaste-standplaatsvergunning is uitdrukkelijk niet overdraagbaar, omdat dit niet verenigbaar is met het vereiste om potentiële gegadigden gelijke kansen te bieden om toe te treden tot de markt.
Artikel 8. Verdeling vaste-standplaatsvergunning via selectie
Bij het beschikbaar komen van een (of meer) vaste-standplaatsvergunning(en), om welke reden dan ook, kunnen burgemeester en wethouders deze verdelen aan de hand van een selectieprocedure. Of de verdeelprocedure van selectie wordt gehanteerd, blijkt uit het inrichtingsplan.
Burgemeester en wethouders maken door een openbare kennisgeving in het Zaanstad Journaal (bijlage van het wekelijkse huis-aan-huisblad Zaans Stadsblad) en op de website onder de actuele Bekendmakingen bekend dat de vaste-standplaatsvergunning beschikbaar komt en melden daarbij ook wat de looptijd (artikel 7, eerste lid) van de vergunning is. Uit de openbare kennisgeving moet verder duidelijk worden voor welke branche of artikelgroep de vergunning wordt verleend en vóór welke datum de gegadigden hun aanvraag moeten indienen.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt degene die tijdig een onvolledige aanvraag indient een termijn gegund om de aanvraag aan te vullen. Deze termijn wordt voor alle onvolledige aanvragen gelijkgetrokken, omdat het belangrijk is om een zoveel mogelijk gelijk speelveld te realiseren.
Een aanvraag moet tijdig en volledig zijn en moet ook overigens voldoen aan hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald om in behandeling te worden genomen en inhoudelijk te worden beoordeeld. Een aanvraag die niet aan de eisen voldoet, wordt buiten behandeling gesteld of (op andere inhoudelijke gronden dan welke volgen uit artikel 8, vijfde lid) afgewezen.
De inhoudelijke beoordeling van de aanvragen gebeurt op grond van het vijfde lid door het toekennen van punten en het uitvoeren van een vergelijkende toets. De in het vijfde lid opgesomde selectiecriteria zijn ingegeven door verschillende algemene belangen. Zo is de samenstelling van het marktassortiment (onder a) niet alleen van belang voor (consument-)bezoekers, maar ook voor de ondernemers zelf. De uitstallingen zijn van invloed op het aanzien van de markt, zodat de kwaliteit van de uitstraling van die uitstallingen een aspect is dat wordt meegewogen in de puntentoekenning (onder b). Onder de kwaliteit van de uitstalling kan mede worden begrepen de presentatie van de standplaats en van het assortiment. Het marktverleden van de gegadigde en de indruk die hij maakt is eveneens een wegingsfactor (onder c). Met maatschappelijk verantwoord ondernemen (onder d) wordt onder meer gedoeld op duurzaam ondernemen, of het aandacht hebben voor het productieproces van de waren en de arbeidsomstandigheden in dat productieproces. Consumentvriendelijk ondernemen (onder e) in het algemeen is eveneens een wegingsfactor. Hieronder kan mede worden begrepen het bieden van verschillende betaalmogelijkheden, de mogelijkheid van bezorging van producten en de mogelijkheid van retourneren of ruilen van producten.
De aanvraag met het op basis van de beoordeling hoogste aantal punten wordt toegekend, de aanvragen met een lager aantal punten worden afgewezen. Als er meer vergunningen tegelijk beschikbaar zijn gekomen, kunnen er ook meer aanvragen worden toegewezen, maar nog steeds op volgorde van puntental. Als het totaal aan beschikbare vergunningen is verdeeld, worden de overgebleven aanvragen (met het laagste aantal punten) afgewezen.
Door de verdeelprocedure uit te werken in de verordening en in het inrichtingsplan vast te leggen dat deze wordt gehanteerd door burgemeester en wethouders, kunnen potentiële gegadigden weten welke selectiecriteria gelden en kunnen zij hun aanvraag daarop afstemmen. Op deze manier wordt een onpartijdige en transparante selectieprocedure toegepast.
Het zevende lid tenslotte bevat een regeling voor de situatie waarin meer gegadigden hetzelfde aantal punten krijgen toegekend, terwijl er voor hen maar één vergunning beschikbaar is. In dat geval wordt deze vergunning onder hen verloot, waarbij de vergunning wordt verleend op basis van de rangschikking die volgt uit de trekking.
Artikel 9. Verdeling vaste-standplaatsvergunning via loting
Bij het beschikbaar komen van een (of meer) vaste-standplaatsvergunning(en), om welke reden dan ook, kunnen burgemeester en wethouders deze verdelen aan de hand van loting. Of de verdeelprocedure van loting wordt gehanteerd, blijkt uit het inrichtingsplan.
Burgemeester en wethouders maken door een openbare kennisgeving in het Zaanstad Journaal (bijlage van het wekelijkse huis-aan-huisblad Zaans Stadsblad) en op de website onder de actuele Bekendmakingen bekend dat de vaste-standplaatsvergunning beschikbaar komt en melden daarbij ook wat de looptijd (artikel 6, eerste lid) van de vergunning is. Uit de openbare kennisgeving moet verder duidelijk worden voor welke branche of artikelgroep de vergunning wordt verleend en vóór welke datum de gegadigden hun aanvraag moeten indienen.
Op grond van de Awb wordt degene die tijdig een onvolledige aanvraag indient een termijn gegund om de aanvraag aan te vullen. Deze termijn wordt voor alle onvolledige aanvragen gelijkgetrokken, omdat het belangrijk is om een zoveel mogelijk gelijk speelveld te realiseren.
Een aanvraag moet tijdig en volledig zijn en moet ook voldoen aan hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald om in behandeling te worden genomen en een lotnummer te krijgen. Een verdere inhoudelijke beoordeling vindt bij deze verdeelprocedure niet plaats. Als een aanvraag niet aan de eisen voldoet, dan wordt deze buiten behandeling gesteld of (op andere gronden dan de trekkingsuitslag) afgewezen. Alleen met een lotnummer kan worden deelgenomen aan de loting. De aanvragers met een lotnummer worden uitgenodigd voor de loting, maar zij zijn niet verplicht om aanwezig te zijn.
De vergunningverlening vindt plaats op volgorde van de uitslag van de trekking. Net als bij de selectieprocedure geldt ook hier dat een of meer vergunningen beschikbaar kunnen zijn en dat de aanvraag of aanvragen die buiten de boot vallen, worden afgewezen.
Loting is een verdeelprocedure op grond van een willekeurig geselecteerd lotnummer. Ook loting geldt als een transparante en onpartijdige wijze van verdeling van schaarse vergunningen. Iedere gegadigde (met een toewijsbare aanvraag) die meedoet aan de loting, heeft dezelfde kans om de vergunning te verwerven.
Artikel 10. Verlenging vaste-standplaatsvergunning na afroep
Of de mogelijkheid van verlenging na afroep wordt gebruikt, is aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders zijn niet verplicht om de mogelijkheid van artikel 10 toe te passen, maar als zij daarvoor kiezen is het vanwege de kenbaarheid en de transparantie belangrijk om dit in het inrichtingsplan op te nemen. Ook hier geldt immers dat het vastleggen in het inrichtingsplan de potentiële gegadigden vooraf duidelijkheid biedt. De verlengingsprocedure kan alleen worden gehanteerd bij het beschikbaar komen van de vergunning doordat het einde van de looptijd van de vergunning wordt bereikt. Daarnaast moet het ook voldoende aannemelijk zijn dat alleen de zittende vergunninghouder belangstelling heeft voor deze vergunning. Burgemeester en wethouders moeten aan de hand van objectieve feiten kunnen onderbouwen dat er waarschijnlijk geen andere gegadigden zullen zijn.
Het tweede lid bepaalt dat openbaar moet worden aangekondigd (afroep) dat de vaste-standplaatsvergunning beschikbaar komt. Dat is om er zeker van te zijn dat er niet toch méér belangstelling voor de vergunning is. Als die afroep voldoende duidelijk is geweest en alleen de zittende vergunninghouder zich binnen de in het derde lid gestelde termijn meldt, dan kan zijn vergunning worden verlengd op grond van het vierde lid. De vergunning hoeft dan niet opnieuw, met een van de verdeelprocedures van de artikelen 8 of 9, te worden uitgegeven. Er is immers maar één gegadigde voor de vergunning. De verlenging van de vergunning is voor de looptijd die in de openbare kennisgeving was gemeld.
Het vijfde en zesde lid regelen wat er moet gebeuren als na het doen van de afroep blijkt dat er ook andere gegadigden zijn. In dat geval is verlenging van de vergunning voor de zittende vergunninghouder niet mogelijk en moet alsnog een van de verdeelprocedures worden toegepast. De openbare kennisgeving die op grond van het tweede lid van de artikelen 8 en 9 is voorgeschreven, hoeft dan niet te worden gedaan omdat deze feitelijk al heeft plaatsgevonden, namelijk door het doen van de afroep. Wel moet aan de gegadigden die hun belangstelling kenbaar hebben gemaakt (inclusief de zittende vergunninghouder) worden gemeld dat de verdeelprocedure van selectie of loting wordt toegepast. Ook moeten de gegadigden een termijn krijgen waarbinnen zij hun aanvraag moeten indienen. De zittende vergunninghouder die in aanmerking wil komen voor de vergunning, kan op dezelfde voet als de andere gegadigden meedingen naar de vergunning.
Artikel 11. Overschrijven vaste-standplaatsvergunning
Als de vergunninghouder de vergunning niet meer zelf wil gebruiken, kan hij burgemeester en wethouders vragen om de vaste-standplaatsvergunning over te schrijven op naam van een ander. Artikel 11 regelt dat dit onder omstandigheden kan en op wiens naam de vergunning dan mag worden overgeschreven. Als de vergunninghouder is overleden of onder curatele gesteld, moet de aanvraag om overschrijving worden gedaan binnen twee maanden na het overlijden of de ondercuratelestelling.
In dit artikel is verder voor de duidelijkheid vastgelegd dat als de vergunning is verworven via een selectieprocedure (artikel 8), de overschrijving ervan alleen kan gebeuren als in dezelfde mate wordt voldaan aan de criteria op grond waarvan de vergunning eerder was verleend. Ook geldt dat alle aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen onverkort van toepassing blijven. De overschrijving geldt alleen voor de resterende looptijd van de betreffende vergunning en de overgeschreven vergunning kan niet worden verlengd. Na het einde van de looptijd moet de vergunning volgens de toepasselijke verdeelprocedure opnieuw worden uitgegeven.
Artikel 12. Intrekking en vervallen vaste-standplaatsvergunning
Burgemeester en wethouders zijn gehouden de vaste-standplaatsvergunning in te trekken als de vergunninghouder daarom vraagt, of als hij is overleden of onder curatele gesteld. Dit is anders wanneer tijdig een aanvraag tot overschrijving is gedaan (zie artikel 11).
Op grond van het tweede lid zijn burgemeester en wethouders bevoegd, maar niet verplicht om de vergunning in te trekken als één van de daar genoemde situaties zich voordoet. Intrekking van de vergunning op grond van het tweede lid kan voor bepaalde of onbepaalde tijd zijn. Als de intrekking voor bepaalde tijd is, kan dat ook betekenen dat gedurende die tijd ook de op de vergunning vermelde vaste standplaats vervalt.
De vaste-standplaatsvergunning vervalt tijdelijk als de vergunninghouder (of zijn rechtmatige vervanger, zie artikel 13) de standplaats niet (op tijd) heeft ingenomen. In dat geval vervalt de vergunning voor de rest van de dag en kan de betreffende vaste-standplaats worden uitgegeven als dagplaats (zie artikel 14, eerste lid). De houder van de vaste-standplaatsvergunning kan op die dag zijn standplaats niet alsnog innemen.
Artikel 13. Persoonlijk innemen vaste standplaats; vervanging
Indien de houder van een vaste-standplaatsvergunning zich laat vervangen, blijft de houder van de vergunning persoonlijk verantwoordelijk voor zijn standplaats. De vervanger treedt op namens de vergunninghouder en is evenzeer gebonden aan alle verplichtingen die voor de vergunninghouder gelden.
Hoofdstuk 3. Dagplaats-, standwerk- en bedienvergunning
Artikel 14. Dagplaatsvergunning
Een dagplaatsvergunning kan langs twee wegen worden verleend, zo volgt uit het eerste lid. Als bepaalde standplaatsen zijn bedoeld als dagplaats en als zodanig zijn aangegeven op de kaart van de markt, kunnen burgemeester en wethouders voor die standplaatsen dagplaatsvergunningen afgeven. Ook kan een dagplaatsvergunning worden verleend voor een vaste-standplaats die op de betreffende dag niet (op tijd) is ingenomen door de houder van de bijbehorende vaste-standplaatsvergunning of zijn rechtmatige vervanger (zie artikel 13). Ook dagplaatsvergunningen kunnen niet onbeperkt worden uitgegeven en zijn in die zin schaars. Hun looptijd is beperkt tot een dag. Op de vergunning staat vermeld welke standplaats door de vergunninghouder ingenomen mag (en moet) worden.
Uit het tweede lid volgt wie in aanmerking kan komen voor een dagplaatsvergunning en wie dus een toewijsbare aanvraag kan indienen. Burgemeester en wethouders moeten de vergunning weigeren in de gevallen die zijn genoemd in het derde lid. In de gevallen die zijn genoemd in het vierde lid kunnen burgemeester en wethouders de vergunning weigeren.
Dagplaatsvergunningen gelden voor één dag, zodat het voor de hand ligt om te voorzien in een eenvoudige verdeelprocedure van ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Uiteraard geldt ook hier dat een aanvraag of de aanvrager moet voldoen aan de eisen. Uit artikel 14 blijkt waaraan een toewijsbare aanvraag moet voldoen.
Aangezien er maar één mogelijke verdeelprocedure is voor dagplaatsvergunningen en die in de verordening is neergelegd, hoeft hierover geen keuze te worden bekendgemaakt in het inrichtingsplan.
Artikel 15. Standwerkvergunning
Als bepaalde standplaatsen zijn bedoeld als standwerkplaats en als zodanig zijn aangegeven op de kaart van de markt, kunnen burgemeester en wethouders voor die standplaatsen standwerkvergunningen afgeven. De standwerkvergunning geldt voor een dag. Op de vergunning staat vermeld welke standplaats door de vergunninghouder ingenomen mag (en moet) worden en eveneens voor welke artikelen de vergunning geldt.
Voor wie in aanmerking kan komen voor een standwerkvergunning, de weigeringsgronden, de wijze van verdeling van standwerkvergunningen en algemene bepalingen wordt verwezen naar artikel 14. Zie verder de toelichting bij artikel 14.
Ook de bedienvergunning is een schaarse vergunning en wordt daarom verleend voor bepaalde tijd. Hoe lang de looptijd van deze vergunning moet zijn, is afhankelijk van de terugverdientijd van de investeringen die de vergunninghouder ten behoeve van deze vergunning moet doen.
De intrekking van de bedienvergunning is op dezelfde manier geregeld als de intrekking van een vaste-standplaatsvergunning. Zie verder de toelichting onder artikel 12.
Hoofdstuk 4. Algemene bepalingen voor vergunninghouders
Artikel 19. Markttijden in acht nemen
De markt wordt op vaste tijden georganiseerd. Vergunninghouders mogen niet meer dan 3 uur voor aanvang en niet meer dan 1,5 uur na afloop van de markt het marktterrein in gebruik nemen voor op- en afbouw van de markt. Dit houdt in dat zij maximaal 3 uur voor aanvang van de markt de tijd hebben om de aangewezen plek op het marktterrein in te nemen en de kraam met goederen op te bouwen. Verder houdt dit in dat zij maximaal 1,5 uur na afloop van de markt de tijd hebben om de kraam en/ of goederen af te bouwen. Het is van belang dat een ieder zich aan de markttijden houdt, om overlast voor belanghebbenden zoveel mogelijk te beperken. Belanghebbenden zijn bijvoorbeeld bewoners en winkeliers, maar ook bezoekers van de markt. Daarnaast is het van belang dat er rekening wordt gehouden met de verkeersveiligheid, de veiligheid op het marktterrein en de veiligheid van derden. Voor vergunninghouders is het belangrijk dat zij de markt tijdig kunnen opbouwen en geen hinder ondervinden door geparkeerde voertuigen en/ of andere objecten, waardoor de opbouw van de markt kan worden belemmerd. De marktmeester heeft de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen om de illegale situatie te herstellen. Dit houdt in dat de marktmeester voertuigen en/ of objecten van het marktterrein kan laten wegslepen. De marktmeester kan dit doen van 3 uur voor aanvang van de markt tot en met 1,5 uur na afloop van de markt.
Artikel 22. Onmiddellijke verwijdering
In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat het gemeentebestuur onder andere ter uitvoering van gemeentelijke verordeningen de bevoegdheid heeft om een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit artikel regelt de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om een bijzondere vorm van bestuursdwang, namelijk verwijdering, toe te passen. Deze bevoegdheid kan worden gebruikt als een vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog op de markt, of bij andere (ernstige) overtredingen van de Marktverordening.
Bij deze vorm van bestuursdwang wordt spoedeisendheid verondersteld (zie artikel 5:31, eerste lid, van de Awb). Dan kan bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last. Bij zéér spoedeisende gevallen, waarbij de haast zo groot is dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan bestuursdwang onmiddellijk worden toegepast (artikel 5:31, tweede lid, van de Awb). Wel moet het besluit dan achteraf alsnog bekendgemaakt worden (artikel 5:31, tweede lid, in samenhang met artikel 5:24, derde lid, van de Awb). Het hangt van de omstandigheden van het geval af of sprake is van een spoedeisend geval, of van een zéér spoedeisend geval.
Op grond van het eerste lid blijven de besluiten op grond van de Marktverordening 2015 (vergunningen, ontheffingen, mandaten, inrichtingsplan enzovoort) bestaan, totdat ze (ambtshalve) worden gewijzigd of ingetrokken. Zo hebben burgemeester en wethouders de gelegenheid om te doen wat er moet gebeuren. Dat is vooral van belang voor de vergunningen voor onbepaalde tijd: dit moeten immers vergunningen voor bepaalde tijd zijn.
De wacht- en anciënniteitslijsten komen te vervallen. Het laten voortbestaan van deze lijsten dient nauwelijks doel en is Europeesrechtelijk mogelijk problematisch. Het doel is om een aantrekkelijke markt te creëren voor consumenten en een overzichtelijk en prettig reglement voor marktkooplieden. Vanuit dit uitgangspunt zijn de anciënniteits- en de wachtlijst niet meer van deze tijd. Vergunninghouders met een vaste standplaats kunnen pas in aanmerking komen voor plaatsverbetering indien zij de hoogstgeplaatste zijn op de anciënniteitslijst. Daarnaast wordt de vaste standplaats die bestemd is voor een specifieke branche of artikelgroep, alleen toegekend aan iemand die een soortgelijk product verkoopt. Met dit stelsel krijgen nieuwe ondernemers niet de mogelijkheid om branches of artikelen, die nog niet op de markt zijn vertegenwoordigd aan te vullen. Om iedereen gelijke kansen te bieden en ruimte te creëren voor vernieuwing zullen de vrijgekomen standplaatsen verdeeld worden aan de hand van een selectieprocedure of verdeelprocedure van loting. Zowel de anciënniteits- als de wachtlijst komen te vervallen in de Marktverordening Zaanstad 2024.
Derde, vierde lid en vijfde lid
Op aanvragen die zijn ingediend ten tijde van de Marktverordening 2015 Gemeente Zaanstad en waarop nog niet is beslist bij de inwerkingtreding van deze Marktverordening, is deze Marktverordening van toepassing. Voor deze situatie is niet voorzien in overgangsrecht en geldt dus onmiddellijke inwerkingtreding. Hetzelfde geldt voor overtredingen, welke hebben plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van deze verordening. Dat is anders voor bezwaarschriften die zijn ingediend ten tijde van de Marktverordening 2015 Gemeente Zaanstad. Daarvoor is wel voorzien in overgangsrecht, zodat deze bezwaarschriften nog worden afgehandeld conform de Marktverordening 2015 Gemeente Zaanstad.