Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen

Beleid toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Groningen 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleid toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Groningen 2024
CiteertitelBeleidsregel toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Groningen 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Beleid kinderopvang, zoals vastgesteld door de gemeente op 24 maart 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 1.61, eerste lid, van de Wet kinderopvang
  3. artikel 1.65, eerste lid, van de Wet kinderopvang
  4. artikel 1.65, vierde lid, van de Wet kinderopvang
  5. artikel 1.66 van de Wet kinderopvang
  6. artikel 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-05-2024nieuwe regeling

21-05-2024

gmb-2024-230713

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Groningen 2024

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN

 

besluit vast te stellen

 

Beleid toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Groningen, 2024

 

1. Inleiding

1.1. Inleiding

In de gemeente Groningen willen we voor alle kinderen een goede start. De kinderopvang is al lang geen plek meer waar alleen opvang voor kinderen wordt geboden zodat ouders kunnen werken. Kinderopvang biedt vooral een uitdagende omgeving waar kinderen zich kunnen ontwikkelen. Kinderen leren sociale vaardigheden door bijvoorbeeld samen te spelen en rekening met elkaar te houden. Door het organiseren van verschillende activiteiten in de kinderopvang dragen pedagogische professionals bij aan de opvoeding en ontwikkeling van kinderen.

 

Een randvoorwaarde voor de ontwikkeling is dat een kinderopvangvoorziening van goede kwaliteit en veilig is. Daarom zijn in Nederland eisen gesteld aan de kwaliteit van kinderopvang. Dat is belangrijk, want ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat ze kinderen in goede handen achterlaten. Ouders zien zelf niet wat er gedurende de dag op de opvang gebeurt.

 

Die kwaliteitsnorm is uitgewerkt in specifieke kwaliteitseisen waaraan de kinderopvang moet voldoen. Dit gaat bijvoorbeeld over het borgen van de stabiliteit op de groepen en de opleidingseisen van de pedagogisch professionals. De Gemeentelijke Gezondheidsdienst (verder: GGD) houdt, in opdracht van de gemeenten, toezicht op de naleving van de kwaliteitseisen en de gemeente handhaaft. Uit de metingen van de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang komt naar voren dat de kwaliteit blijft stijgen.

 

In deze beleidsregel is opgenomen hoe het toezicht en de handhaving op de kinderopvangvoorzieningen vanuit de Wet kinderopvang (verder: Wko) in de gemeente Groningen (verder: gemeente) worden uitgevoerd. Het vastleggen van dit beleid draagt bij aan:

  • een transparante werkwijze, omdat houders, ouders, toezichthouder (GGD) en andere belanghebbenden vooraf geïnformeerd zijn over de mogelijkheden en bevoegdheden van de gemeente;

  • rechtsgelijkheid, door het vastleggen van beleid wat voor iedereen van toepassing is;

  • het rechtszekerheidsbeginsel, want de overheid moet haar besluiten zó formuleren dat de burger precies weet waar hij aan toe is of wat de overheid van hem verlangt. Bovendien moet de overheid de geldende rechtsregels juist en consequent toepassen;

  • het stimuleren van kwalitatief goede kinderopvang.

Door de uitvoering van deze beleidsregel werkt de gemeente aan een veilige, toegankelijke en hoog kwalitatieve opvang voor alle kinderen.

 

1.2. Kader

Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) vormt de grondslag voor het besluit tot deze beleidsregel. De artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1 en 4, 1.66 en 1.72 lid 1 van de Wko vormen de grondslag voor de in deze beleidsregel genoemde bevoegdheden tot toezicht en handhaving.

 

Aan kinderopvang worden kwaliteitseisen gesteld. Deze kwaliteitseisen staan in de Wko en in de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen en aanverwante regelingen (Besluit kwaliteit kinderopvang, Regeling kwaliteit kinderopvang, Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorziening voor gastouderopvang, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie).

De regelgeving stelt kwaliteitseisen aan de volgende onderwerpen, in de GGD inspectierapportages ook wel domeinen genoemd. Deze domeinen zijn:

  • -

    registratie, wijzigingen en administratie;

  • -

    pedagogisch klimaat;

  • -

    personeel en groepen;

  • -

    veiligheid en gezondheid;

  • -

    accommodatie;

  • -

    ouderrecht.

De Wko bepaalt dat het college verantwoordelijk is voor toezicht op en handhaving van deze eisen. Zoals gezegd is de GGD bij wet de aangewezen toezichthouder voor kinderopvang. De gemeente heeft de directeur publieke gezondheid van de GGD aangewezen als toezichthouder. Waar in dit beleidsdocument de term GGD staat, gaat het om de invulling van zijn rol als toezichthouder kinderopvang. Daar waar gesproken wordt over de gemeente wordt het college bedoeld.

De gemeente is naast het toezicht op en handhaving van de voorschriften, verantwoordelijk voor de registratie van de toegelaten kinderopvangvoorzieningen in de gemeente in het Landelijk Register Kinderopvang (verder: LRK).

De Inspectie van het Onderwijs (verder: IvhO) is de tweedelijns toezichthouder en controleert jaarlijks of de gemeente zijn wettelijke taken met betrekking tot de registervoering en de uitvoering van het toezicht, goed uitvoert. Dit doet zij door jaarlijks een verslag te ontvangen over de in het kader van de Wko verrichte toezichts- en handhavingstaken. De IvhO beoordeelt vervolgens of de gemeente deze taken goed vervult en kan in geval van ernstige tekortkomingen maatregelen treffen.

 

1.3. Landelijke ontwikkelingen

Onderzoek verschillen werkwijze toezicht en handhaving door gemeenten

Uit onderzoek blijkt dat er verschillen zijn in de uitvoering van het toezicht en handhaving op de kwaliteit in de kinderopvang tussen gemeenten. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is een onderzoek gestart naar de achterliggende oorzaken hiervan, hoe groot de variatie in werkwijzen is en hoe onwenselijk deze zijn. De gemeente Groningen neemt deel aan dit onderzoek.

De uitkomst zal moeten uitwijzen of de uitvoering van het toezicht van ‘ruled based’ naar meer ‘principle based’ toezicht gaat verschuiven. Ook kan de risicogerichtheid van het toezicht verder vergroot worden. Daarnaast wordt onderzocht of de verdeling van het toezicht en de handhaving in twee taken, en daarmee over twee verschillende organisaties, de meest ideale vorm is

 

Doorontwikkeling risicomodel

De GGD houdt risicogestuurd toezicht op de naleving van de kwaliteitseisen. Dat betekent meer waar nodig, minder waar kan.

Om de risicogerichtheid van het toezicht te verbeteren wordt door GGD GHOR Nederland het bestaande risicomodel doorontwikkeld. De GGD gebruikt dit model om vooraf een risico-inschatting van de kwaliteit te maken. Op basis daarvan bepaalt de GGD de benodigde inzet voor het toezicht.

 

Flexibel inspecteren

Gemeenten en toezichthouders hebben vanaf 2022 de mogelijkheid om kinderopvanglocaties flexibel te inspecteren. Vanaf 2024 is dit landelijk uitgerold. Het flexibel inspecteren houdt in dat de toezichthouder minder verplichte inspectiepunten hoeft te doorlopen zodat er meer ruimte is voor uitgebreider of diepgaander onderzoek. Dit helpt tegen de voorspelbaarheid van het toezicht en biedt meer ruimte tot (risicogericht) maatwerk.

 

Herijking kwaliteitseisen gastouderopvang

Op dit moment wordt er landelijk gewerkt aan een nieuw wetsvoorstel waarbij het doel is dat de kwaliteitseisen voor de gastouderopvang worden herijkt. Langs drie sporen worden verbetermaatregelen voor de gastouderopvang mogelijk doorgevoerd. Dit betreft het versterken van toezicht op gastouders, het verbeteren van de begeleiding van gastouders door gastouderbureaus (verder: GOB) en professionalisering van gastouders. De pedagogische doelen voor gastouderopvang en kinderdagopvang worden hiermee gelijkgetrokken zonder dat dit leidt tot gelijke kwaliteitseisen voor de verschillende vormen van opvang. Daarbij is het de bedoeling dat in de Wko wordt opgenomen dat een gastouder bij slechts een beperkt aantal GOB’s mag worden ingeschreven. Hiermee wordt beoogd dat het toezicht op en begeleiding van de gastouder door het GOB wordt verbeterd.

 

Verschuiving toezicht voorschoolse educatie

Vanaf 2027 gaat het toezicht op de voorschoolse educatie (verder: ve) naar alle waarschijnlijkheid door de GGD uitgevoerd worden. Nu wordt dit door de IvhO signaal gestuurd opgepakt. Eerder signaleerde de IvhO dat een belangrijk deel van de kwaliteitsaspecten van ve buiten beeld blijft. Daarom heeft de IvhO gevraagd om structureel toezicht op de proceskwaliteit van ve in te richten en de mogelijkheden voor inrichting daarvan te onderzoeken. Op basis van dit onderzoek1 heeft het de voorkeur om de GGD het toezicht op de proceskwaliteit en kwaliteitszorg van de ve uit te laten voeren, gebaseerd op landelijk geformuleerde kwaliteitseisen. De gemeente wordt daarbij verantwoordelijk voor handhaving.

 

1.4. Toepassing

Deze beleidsregel is van toepassing op de gemeentelijke inzet om:

  • -

    aanvragen tot exploitatie en wijzigingsverzoeken voor kinderopvang af te handelen;

  • -

    toezicht te houden op de kwaliteit van de kinderopvang;

  • -

    te handhaven naar aanleiding van het niet naleven van voorschriften van de bij of krachtens de Wko gestelde regelgeving;

  • -

    en eventuele preventieve activiteiten.

In het “Ondermandaatbesluit van de directie stadsontwikkeling ruimtelijk beleid en ontwerp” is het beschikken op een verzoek tot registratie, het handhaven conform de Awb of het intrekken van de registratie gemandateerd aan het afdelingshoofd of de teamleider van de betreffende afdeling. De Wko is hieraan onderliggend.

 

1.5. Wat komt aan de orde

Allereerst wordt uitgelegd hoe een aanvraag tot exploitatie wordt afgehandeld. Vervolgens wordt de gemeentelijke integrale visie op toezicht en handhaving en de relatie met het dossier kinderopvang toegelicht. Daarna wordt ingegaan op de verschillende mogelijkheden binnen het toezicht, waaronder herstelaanbod en risico-gestuurd toezicht. Als laatste wordt ingegaan op de verschillende mogelijkheden voor handhaving bij het niet naleven van de kwaliteitseisen. Hierin wordt aangegeven welke strategie gevolgd wordt. Daarbij wordt per niet nageleefde kwaliteitseis bepaald welke handhaving daarop volgt, waarbij het afwegingsmodel richting geeft.

In bijlage 1 zijn de definities opgenomen die in deze beleidsregel aan de orde komen.

 

Tot slot is het afwegingsmodel opgenomen in bijlage 2. Hierin is vastgelegd:

  • of er een boete kan worden opgelegd, en;

  • welke prioritering hieraan wordt gegeven, en;

  • de hoogte van de boete.

2. Visie, ambitie en speerpunten

2.1. Visie op toezicht en handhaving

Samen met alle partijen zorgen we voor veilige kinderopvang.

 

Zowel gemeente, GGD, houders als ouders hechten aan goede, veilige en gezonde kinderopvang. Alleen toezicht en handhaving op basis van wet- en regelgeving (waarborgfunctie van het toezicht) is geen garantie voor kwalitatief goede kinderopvang. De kwaliteit van de kinderopvang is een gezamenlijke verantwoordelijkheid waar vanuit verschillende perspectieven een bijdrage aan geleverd moet worden. Vanuit het toezicht werkt de gemeente aan het verhogen van de kwaliteit van de kinderopvang (stimulerende functie van het toezicht).

 

Handhaving is gericht op herstel. Vanuit vertrouwen en ervaring werkt de gemeente vanuit het uitgangspunt dat overtreders zich inzetten om overtredingen ongedaan te maken binnen de gestelde termijn. Vanuit dit vertrouwen gaan we met de houder(s) in overleg om de vereiste kwaliteit in de praktijk te realiseren en hieraan vast te houden.

 

Wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt grijpt de gemeente actief in met een handhavingsmaatregel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen.

 

Het doel van het handhavend optreden is dus de overtreding te laten herstellen en te bestraffen als dat gezien de concrete feiten en omstandigheden noodzakelijk is. Dat betekent dat de gemeente een bestuurlijke boete op kan leggen. Een bestuurlijke boete kan apart, maar ook gelijktijdig met een herstellend handhavingstraject worden opgelegd.

 

2.2. Ambitie

De gemeente Groningen wil voor alle jonge kinderen een goede start. De kinderopvang biedt dit. Van een goede start is alleen sprake als de kinderopvang veilig, gezond en uitdagend is, waar vaste en vertrouwde professionals bijdragen aan de persoonlijke en sociale ontwikkeling van kinderen en normen en waarden meegeven die in het onderwijs en in de maatschappij van belang zijn.

Om hieraan te voldoen moeten de kinderopvangvoorzieningen voldoen aan de wettelijke voorwaarden waarbij ruimte is voor dialoog, tijd voor herstel en rekening wordt gehouden met de omstandigheden.

De kinderopvangvoorzieningen hebben een duidelijk pedagogische visie en een daaraan gekoppeld personeelsbeleid. De kinderopvangvoorzieningen die voor- en vroegschoolse educatie (verder: vve) aanbieden leggen in hun pedagogische visie, vve-beleidsplan en personeelsbeleid een duidelijke relatie met het gemeentelijk vve-beleid. In geval van incidentele overtredingen herstelt de kinderopvanghouder deze snel.

De gemeente richt het toezicht en handhaving op de kwaliteit van de kinderopvangvoorzieningen op:

  • 1.

    hoogwaardige kwaliteit van kinderopvang – de gemeente spoort houders aan om incidentele overtredingen snel en duurzaam te herstellen;

  • 2.

    het snel verbeteren van kinderopvang waar het niet goed gaat – als handhaving nodig is, doet de gemeente dit efficiënt en gericht op structureel herstel;

  • 3.

    het stevig optreden bij kinderopvang waar de kwaliteit structureel ondermaats is – voor deze locaties werken GGD en handhaver samen op maat aan snel en structureel herstel en gaat de gemeente bij uitblijven van verbetering over tot sluiting.

De gemeente vindt kwalitatief goede kinderopvang zeer belangrijk. Toezicht en handhaving worden passend ingezet. De gemeente streeft een goede relatie met de houder na en werkt vanuit vertrouwen maar handhaaft waar nodig om de kwaliteit van de kinderopvang te bewerkstelligen.

 

In de “Beleidsregel werkwijze toezichthouder” staan thema’s/domeinen opgenomen die onderdeel zijn van het gesprek dat de gemeente met de GGD periodiek voert over de invulling van de flexibele inspectieactiviteit. De inzet van deze invulling is op basis van het uitgangspunt dat kinderopvang veilig, gezond en kwalitatief hoogstaand moet zijn. Het toezicht wordt gericht op de gekozen thema’s en de verplichte inspectie items. Deze verplichte items zijn, het toezicht op de verklaringen omtrent het gedrag, de registratie daarvan in het personenregister kinderopvang, de pedagogische kwaliteit en (indien van toepassing) de voorschoolse educatie.

De thema’s/domeinen zijn:

  • ontwikkeling en kwaliteit;

  • veiligheid;

  • gezondheid;

  • stabiliteit;

  • professionaliteit.

De flexibele inspectieactiviteiten worden jaarlijks vastgelegd in de Dienstverleningsovereenkomst (verder: DVO) tussen gemeente en GGD. Daarnaast laat de GGD naar eigen inzicht thema’s in het onderzoek terugkomen. Dit kan op basis van het risicoprofiel.

 

2.3. Speerpunten

De gemeente geeft aan bepaalde kwaliteitseisen extra aandacht. Dit kan gerealiseerd worden door bijvoorbeeld intensiever toezicht op voorschriften die al onderdeel uitmaken van het onderzoek, maar ook door extra (aanvullende) voorschriften in het onderzoek op te nemen. Op deze wijze krijgt de gemeente een beter beeld van de kwaliteit van de kinderopvang en waar nodig kan handhaving ingezet worden. Zodoende draagt de gemeente bij aan de kwaliteit van de kinderopvang.

 

De speerpunten van de gemeente worden jaarlijks bepaald en opgenomen in de DVO met de GGD. Deze worden niet actief aan houders bekend gemaakt om zo voorspelbaarheid in het toezicht te voorkomen en omdat de werkwijze van het flexibel inspecteren bij houders al bekend is.

3. Aanvraag tot exploitatie

In de volgende gevallen spreken we wettelijk gezien van een aanvraag tot exploitatie:

  • Nieuwe voorziening

  • Houderwijziging

  • Verhuizing

In tegenstelling tot een aanvraag voor een nieuwe voorziening en een verhuizing, dient voor een houderwijziging een wijzigingsverzoek ingediend te worden.

 

3.1. Nieuwe voorziening

Een nieuwe kinderopvangvoorziening mag pas in exploitatie genomen worden na schriftelijke toestemming daartoe verleend door de gemeente, op een in dat besluit vastgestelde specifieke datum. Als er toestemming is gegeven wordt de voorziening vervolgens in het Landelijk Register Kinderopvang (verder: LRK) geregistreerd. Om deze toestemming te verkrijgen dient de houder een aanvraag tot exploitatie in bij de gemeente waar de beoogd te exploiteren kinderopvangvoorziening zich bevindt. De beslistermijn is 10 weken. Deze termijn kan in bepaalde situaties nog verlengd worden. Het is dus van belang dat de houder een aanvraag tijdig voor de gewenste startdatum indient. Een aanvraag wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld aanvraagformulier, te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl.

Bij het indienen van een aanvraag voor een nieuwe kinderopvangvoorziening, worden met ingang van 2025, leges in rekening gebracht. Deze leges zijn gebaseerd op de loon- en overheadkosten die zijn gemoeid met het behandelen van een aanvraag voor een kinderopvangvoorziening. Voor de hoogte van de leges wordt verwezen naar de legesverordening.

3.1.1. Niet gemelde kinderopvang

Zonder, of voorafgaand aan de schriftelijke toestemming tot exploitatie mag een kinderopvangvoorziening niet geëxploiteerd worden. Als dit toch gebeurt, wordt dit ook wel aangeduid met illegale kinderopvang. De gemeente kan streng optreden tegen niet gemelde kinderopvang. Dit is op grond van de Wet Economische Delicten reden voor aangifte bij het Openbaar Ministerie2 of het opleggen van een bestuurlijke boete door de gemeente.

 

Ook bij een kinderopvangvoorziening waarvan de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en die desondanks in exploitatie blijft, is sprake van niet gemelde opvang met dezelfde gevolgen als hiervoor beschreven.

3.1.2. Streng aan de Poort

De gemeente wil dat er direct vanaf de start van de exploitatie van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang verantwoorde en kwalitatief goede opvang geboden wordt. Voor een GOB geldt dat deze direct vanaf de start de werkzaamheden zo uitvoert dat zowel het GOB als de door het GOB te begeleiden gastouders, aan de kwaliteitseisen voldoen. De gemeente laat daarom alle nieuwe aanvragen tot exploitatie uitgebreid toetsen door de GGD.

 

De GGD zal bij het onderzoek voor registratie toetsen of er voldoende vertrouwen is dat er vanaf datum van exploitatie kwalitatief goede opvang of begeleiding geboden wordt. Uitgangspunt hierbij is dat al bij de aanvraag tot exploitatie (voor zover mogelijk) alle eisen beoordeeld worden. Aanvullend kan een gesprek met de houder duidelijkheid geven of hij ‘redelijkerwijs aan de kwaliteitseisen’ zal gaan voldoen. Op basis van dit totaal onderzoek vormt de GGD een oordeel over de aanvraag tot exploitatie.

 

De gemeente neemt in de beoordeling van de aanvraag de kwaliteit van andere kinderopvangvoorzieningen van de houder en de daarbij behorende handhavingshistorie mee. Voortdurende, ernstige en/of vele overtredingen op deze voorzieningen vormen een indicatie voor de naleving van de kwaliteitseisen op een nieuwe voorziening. Signalen buiten het advies van de GGD kunnen eveneens meewegen in de beoordeling van de aanvraag.

 

De gemeente kijkt naast de beoordeling op de eisen vanuit de Wko, bij een nieuwe aanvraag ook naar andere vergunningen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen. De gemeente vindt het van groot belang dat wanneer een kinderopvangvoorziening start met exploiteren, ook aan de andere benodigde eisen gesteld aan bijvoorbeeld het brandveilig gebruik, de bouw (het gebouw) en de bestemming is voldaan.

3.1.3. Startdatum exploitatie

Op basis van het onderzoek voor registratie neemt de gemeente een beslissing op de aanvraag. In de beslissing op de aanvraag wordt aangegeven vanaf welke datum de exploitatie mag starten op grond van de Wko.

3.1.4. Onderzoek na registratie

Binnen drie maanden na de registratiedatum beoordeelt de GGD of de kinderopvangvoorziening (niet zijnde een voorziening voor gastouderopvang) in de praktijk aan de kwaliteitseisen voldoet. Hierbij wordt met name gekeken naar de uitvoeringspraktijk van het veiligheids-, gezondheids- en pedagogisch beleid, de inzet van het personeel en de wijze waarop de kinderen worden opgevangen.

3.1.5. Mogelijkheden na afwijzing aanvraag tot exploitatie

Wanneer een aanvraag tot exploitatie is afgewezen, kan de houder een nieuwe aanvraag indienen. Om een nieuwe aanvraag te kunnen indienen, moet er sprake zijn van nieuwe feiten en omstandigheden. Deze moeten door de houder bij de nieuwe aanvraag worden vermeld. Alleen als dat het geval is, wordt een nieuwe aanvraag in behandeling genomen. Daarnaast is het besluit op de aanvraag tot exploitatie een appellabel besluit waartegen rechtsmiddelen openstaan.

 

3.2. Houderwijziging

Een kindercentrum of gastouderopvang dat wordt overgenomen, is veelal al in exploitatie en er worden kinderen opgevangen/bemiddeld.

Het is voor de continuïteit daarom van groot belang dat de oude en nieuwe eigenaar samen een overname goed regelen. Een houderwijziging wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld wijzigingsformulier. Deze formulieren zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl.

 

De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten bij een overname:

  • een overname moet worden behandeld als een nieuwe aanvraag. Dat betekent dat ook bij een overname streng wordt getoetst. Naleving van de kwaliteitseisen bij andere kinderopvangvoorzieningen en de handhavingshistorie van de nieuwe houder wordt meegewogen;

  • bij een overname worden leges in rekening gebracht, omdat de overname wordt behandeld als een nieuwe aanvraag, met bijbehorend onderzoek;

  • de nieuwe houder heeft redelijkerwijs tijd nodig om eventuele bestaande tekortkomingen op te heffen. Daar wordt rekening mee gehouden.

3.3. Verhuizing

3.3.1. Verhuizing van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang

Wanneer een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang verhuist moet dit in behandeling worden genomen als zijnde een nieuwe aanvraag.

 

Bij de gemeente wordt ingediend:

  • voor de oude kinderopvangvoorziening een wijzigingsverzoek tot intrekken toestemming exploitatie (uitschrijving). Hierbij moet de aanvrager op het wijzigingsformulier vermelden dat het een verhuizing betreft;

  • voor de nieuwe kinderopvangvoorziening een aanvraag tot exploitatie (inschrijving).

3.3.2. Verhuizing van een GOB

Wanneer een GOB verhuist, geldt een andere procedure. Wettelijk is vastgelegd dat een GOB geen nieuwe aanvraag tot exploitatie hoeft in te dienen wanneer het adres van een GOB wijzigt.

Bij de gemeente wordt ingediend:

  • een wijzigingsverzoek tot wijziging van het vestigingsadres.

Als de verhuizing naar een andere gemeente is, moet het wijzigingsverzoek gestuurd worden naar de huidige gemeente van vestiging. Deze stuurt het verzoek door (na verwerking in het LRK), waarna de beoogde gemeente van vestiging een besluit zal nemen over het verzoek. Die gemeente kan de GGD vragen advies uit te brengen over het verzoek alvorens dat besluit te nemen.

4. Toezicht

De GGD komt als toezichthouder jaarlijks op alle kindercentra en GOB’s en ziet wat daar in de dagelijkse praktijk gebeurt. Daarnaast onderzoekt de GGD middels een steekproef van de in het LRK geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang, een deel van deze voorzieningen. De GGD fungeert daarmee als de ogen en oren van de gemeente. De GGD onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert de gemeente over deze naleving.

 

De GGD geeft geen advies aan de houder maar kan wel toelichten wat er wordt getoetst en waarom.

 

4.1. Onderzoeken

De GGD voert de volgende onderzoeken voor de gemeente uit:

  • onderzoek voor registratie: naar aanleiding van een ingediende aanvraag tot exploitatie onderzoekt de GGD of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden volgens de voorschriften van de Wko en onderliggende regelgeving.

  • onderzoek na registratie: binnen 3 maanden na registratie in het LRK vindt een onderzoek plaats (dit onderzoek vindt meestal niet plaats bij voorzieningen voor gastouderopvang, deze worden binnen de steekproef bij gastouders meegenomen of als er twijfel/zorg is).

  • jaarlijks onderzoek: alle kindercentra en GOB’s worden jaarlijks onderzocht. Wanneer voor het kindercentrum of GOB een risicoprofiel is opgesteld, wordt het jaarlijks onderzoek volgens de flexibele inspectieactiviteit ingericht.

  • onderzoek voorzieningen voor gastouderopvang; jaarlijks op basis van een steekproef. De gemeente Groningen laat jaarlijks minimaal 50% van de voorzieningen voor gastouderopvang onderzoeken. Dit is conform de verzamelwet Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023. Dit percentage kan worden verhoogd in afstemming met de GGD. De mogelijke verhoging wordt opgenomen in de Dienst Verleningsovereenkomst (DVO) die jaarlijks tussen de gemeente en de GGD wordt afgesloten.

  • nader onderzoek: naar aanleiding van eerder geconstateerde overtreding(en) kan de GGD onderzoeken of de overtreding hersteld is en hersteld blijft. Wanneer er een handhavingsmaatregel is ingezet, onderzoekt de GGD nadat de hersteltermijn is verstreken of de overtreding is hersteld en de handhavingsmaatregel is opgevolgd.

  • incidenteel onderzoek: een onderzoek naar aanleiding van onder meer een incident, een signaal, een wijzigingsverzoek ingediend door een houder of bijvoorbeeld een thema-onderzoek passend bij de gemeentelijke speerpunten.

De bevindingen tijdens een onderzoek en het oordeel van de GGD worden in een inspectierapport vastgelegd. Deze inspectierapporten geven een beeld van de kwaliteit van de voorziening. De rapporten worden openbaar gemaakt in het LRK en op de website van de houder. Als de houder geen website heeft, legt de houder een afschrift van het inspectierapport ter inzage op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

4.1.1. Signalenproces

Het proces rond signalen is een proces dat tussen de gemeente en GGD is afgesproken. Het ligt in de verwachting dat hierover een landelijke richtlijn wordt opgesteld. Deze richtlijn is inclusief de wijze waarop de registratie van de signalen kan worden gedaan. Totdat deze richtlijn bekend is hebben beide partijen de volgende afspraken gemaakt.

  • 1.

    In het geval iemand een signaal heeft over mogelijke misstanden, overtredingen, voorkomen van schadelijk gedrag, o.i.d. dan kan dit signaal via de gemeente, GGD of vertrouwensinspecteur van de IvhO worden ingediend.

  • 2.

    De signalen die bij de gemeente Groningen binnenkomen worden doorgezet naar de GGD.

  • 3.

    De GGD vraagt uit waar het signaal over gaat. De GGD registreert het signaal.

  • 4.

    Als de meld-, overleg- en aangifteplicht van toepassing is, verwijst de GGD direct door naar de vertrouwensinspecteur van de IvhO. Als het signaal het mogelijk tekortschieten van de kwaliteit van de kinderopvang betreft, overlegt de GGD met de gemeente om hiernaar een onderzoek te starten.

  • 5.

    De GGD voert een incidenteel onderzoek uit conform hetgeen in dit beleidsdocument is opgenomen of neemt het signaal mee tijdens het nog uit te voeren jaarlijks onderzoek.

  • 6.

    Bij ernstige signalen, of signalen waardoor een groot risico op maatschappelijke onrust dreigt, start de GGD met de nodige aanpak waarna de gemeente Groningen direct door de GGD wordt geïnformeerd.

  • 7.

    De GGD informeert de gemeente Groningen jaarlijks over tenminste het aantal en de aard van de ontvangen signalen en de wijze waarop de afhandeling heeft plaatsgevonden.

Naast signalen kunnen ouders een klacht hebben. Voor het afhandelen van een klacht wordt de landelijke richtlijn gevolgd. Deze bestaat uit de volgende stappen:

  • ouders gaan met pedagogisch medewerker of houder in overleg over de klacht;

  • is de klacht niet opgelost dan dienen de ouders de klacht schriftelijk in volgens de klachtenregeling van de houder;

  • is de klacht niet opgelost dan kunnen de ouders contact opnemen met het Klachtenloket Kinderopvang;

  • is de klacht nog niet opgelost dan kunnen ouders hun klacht voorleggen aan de Geschillencommissie Kinderopvang.

4.2. Risicogestuurd en onaangekondigd toezicht

Om een goed beeld te krijgen van een kindercentrum, GOB of voorziening voor gastouderopvang, vinden de onderzoeken (met uitzondering van het onderzoek voor registratie) in principe onaangekondigd plaats.

Daarnaast wordt het toezicht op kindercentra en GOB’s vanaf het tweede kalenderjaar dat zij geregistreerd zijn, risicogestuurd uitgevoerd. Dit betekent meer toezicht waar het nodig is, minder waar het kan. Om hier invulling aan te geven wordt door de GGD een risicoprofiel opgesteld of aangepast na ieder (daarvoor relevant) onderzoek. Aan de hand hiervan wordt de intensiviteit van het daarna volgende jaarlijks inspectieonderzoek bepaalt.

 

4.3. Herstelaanbod

De gemeente en de GGD werken met de werkwijze herstelaanbod. Door te werken met herstelaanbod verwacht de gemeente dat een overtreding sneller beëindigd wordt. Dit komt de kwaliteit van de kinderopvang ten goede en de gemeente hoeft minder handhaving in te zetten.

 

Een herstelaanbod is het aanbod van de GGD kinderopvang aan de houder om binnen de door de GGD gestelde tijd een geconstateerde overtreding te herstellen. Dit gebeurt vóórdat het conceptrapport wordt opgesteld.

 

Het herstelaanbod kan aangeboden worden bij alle type voorzieningen, bij een onderzoek na registratie, een jaarlijks onderzoek en een incidenteel onderzoek. Het wordt niet aangeboden bij een onderzoek voor registratie of bij een nader onderzoek.

 

Elke overtreding kan in aanmerking komen voor herstelaanbod. De GGD beoordeelt of de aard en/of omstandigheid van de overtreding zich leent voor herstelaanbod. De periode tot herstel is maximaal 4 weken. De GGD schrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken.

 

In opdracht van de gemeente geeft de GGD geen herstelaanbod bij:

  • recidive; hier is sprake van als dezelfde overtreding eerder is geconstateerd. De constatering van recidive wordt gedaan op basis van de voorgaande drie jaarlijkse onderzoeken;

  • te veel overtredingen; er is voor gekozen geen aantal te benoemen, maar dit over te laten aan de deskundigheid van de GGD;

  • benodigde hersteltermijn langer dan 4 weken;

  • een andere overtreding waarbij geen herstelaanbod geboden is;

  • een bevel dat wordt afgegeven voor een andere overtreding.

De gemeente weegt de oorspronkelijke overtreding en de resultaten van herstelaanbod mee bij haar beslissing om wel of niet te handhaven. Meer informatie hierover staat in paragraaf 5.4 ‘Handhaving na herstelaanbod’.

 

4.4. Schriftelijk bevel

Als de GGD tijdens een onderzoek een situatie tegenkomt waarin het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de GGD zelf ingrijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel. Dit bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. In het bevel geeft de GGD aan wat de overtreding(en) is/zijn en welke actie de houder moet ondernemen en binnen welke termijn dit dient te gebeuren.

 

De GGD informeert de gemeente over het opgelegde schriftelijk bevel. Hierdoor is de gemeente tijdig op de hoogte om eventueel vervolgstappen (zoals verlenging van het schriftelijk bevel) te nemen.

5. Handhaving

De gemeente heeft als taak toezicht te houden op de kwaliteit van de kinderopvangvoorzieningen, te handhaven waar nodig en om het LRK juist en volledig bij te houden. De gemeente kan een handhavingsbesluit nemen als is geconstateerd dat de kwaliteitseisen niet nageleefd zijn. Dit zal doorgaans blijken uit de inspectierapporten van de GGD. Het niet naleven van de kwaliteitseisen kan echter ook door de gemeente zelf worden geconstateerd. In beide gevallen zal de gemeente in principe handhaven.

 

De Wko verplicht gemeenten om na het onherroepelijk worden van een handhavingsbesluit, deze te publiceren in het LRK. Een handhavingsbesluit is pas onherroepelijk wanneer de procedures met betrekking tot bezwaar en beroep ten aanzien van dat besluit zijn afgerond. Hoe in bezwaar en/of beroep gegaan kan worden, wordt bij ieder besluit bekend gemaakt aan de ontvanger.

 

5.1. Preventie

De gemeente vindt het van belang om het niet naleven van kwaliteitseisen (zoveel mogelijk) te voorkomen. In dit kader informeert de gemeente ouders en houders over het gemeentelijk beleid toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang.

 

De gemeente zet de volgende preventieve middelen in:

  • 1.

    Houderbijeenkomst: Aan het begin van het jaar voert de GGD met grote kinderopvangorganisaties een startgesprek waarbij de gewijzigde algemene documenten worden doorgenomen. De houder ontvangt informatie en kan hiermee zelf keuzes maken om verantwoorde kinderopvang aan te bieden.

  • 2.

    Voorgesprek bij aanvraag: Tijdens het voorgesprek wordt besproken wat de verwachtingen eisen zijn bij het starten van een kinderopvang. Dit gesprek wordt in principe niet met nieuwe gastouders gehouden.

  • 3.

    Nieuwsbrief/website: Twee keer per jaar verstuurt de GGD een nieuwsbrief naar de houders. Tevens plaatst de gemeente actualiteiten en relevante ontwikkelingen op de gemeentelijke website.

De vaak door houders gewenste adviesrol door de GGD is wettelijk gezien niet mogelijk. Een houder heeft zelf de verantwoordelijkheid om op te hoogte te zijn en te blijven van de relevante wet- en regelgeving. Dit is geen taak van de GGD. De brancheverenigingen kunnen hierbij wel een belangrijke rol spelen.

5.2. Maatwerk in handhaving

De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaven. De wet- en regelgeving is hiervoor de basis en in dit gemeentelijk beleid wordt hier invulling aan gegeven. Goed handhaven betekent echter ook dat de gemeente oog heeft voor de specifieke situatie van het geval. Individuele omstandigheden - verzwarend of verzachtend – kunnen van invloed zijn op het wel of juist niet geven van een maatregel nadat geconstateerd is dat een kwaliteitseis niet is nageleefd. Dat doet recht aan het feit dat niet alle situaties ‘standaard’ zijn. Handhaven is maatwerk.

5.2.1. Herstellend en/of bestraffend handhaven

De gemeente heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven:

  • Herstellend betekent dat de gemeente de houder ertoe aanzet de overtreding van een kwaliteitseis op te heffen en opgeheven te houden.

  • Bestraffend betekent dat de gemeente een bestuurlijke boete geeft voor bepaalde overtredingen.

Herstellend en bestraffend kan naast elkaar ingezet worden.

5.2.2. Escalatieladder

In beginsel start een herstellend handhavingstraject met een aanwijzing of een vooraankondiging met een hersteltermijn. In paragraaf 5.3.1 is vastgelegd in welke situaties niet eerst een aanwijzing wordt ingezet. Na de hersteltermijn vindt een nader onderzoek plaats.

Blijkt uit het nader onderzoek dat de kwaliteitseis(en) nog niet of niet volledig worden nageleefd en/of is er vrees voor herhaling van de overtreding(en), dan zal er een afweging plaatsvinden over een vervolgstap in de handhaving. Dit is doorgaans het opleggen van een last onder dwangsom.

 

Leidt ook deze stap niet tot (volledige) naleving dan zal wederom een afweging over een vervolgstap plaatsvinden. In dat geval ligt een verhoogde last onder dwangsom of een exploitatieverbod voor de hand. Het uiterste middel binnen een herstellend traject is het intrekken van de toestemming tot exploitatie.

 

Naast een herstellend traject kan er zoals in 5.3.7. beschreven is, ook een bestraffend traject worden ingezet. Dit is een bestuurlijke boete. De boete kan opgelegd worden voor het overtreden van een bepaalde kwaliteitseis. Ook kan de boete opgelegd worden voor het niet opvolgen van een aanwijzing, vooraankondiging, last onder dwangsom, een bevel of exploitatieverbod, het niet meewerken aan een vordering van de GGD, niet gemelde opvang of het niet tijdig doorgeven van een wijziging.

 

De gemeente zal in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel).

5.2.3. Handhavingsafwegingen

Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere afwegingen gemaakt om te bepalen of en zo ja welke actie nodig is. Deze beoordeling van deze afwegingen kan leiden tot gemotiveerd afwijken van de reguliere escalatieladder.

 

Voor de herstellende handhaving zijn dit onder andere de volgende afwegingen:

  • is er herstelaanbod geweest?

  • wat is de aard van de overtreding?

  • wat is de ernst van de overtreding?

  • hoeveel overtredingen zijn er in totaal?

  • betreft het een herhaalde overtreding (recidive)?

  • wat zijn de omstandigheden waaronder de overtreding begaan is?

  • komt de overtreding voort uit economisch belang?

5.2.4. Hersteltermijn/begunstigingstermijn

De gemeente geeft de houder bij een op herstel gericht handhavingsmaatregel altijd een termijn om de overtreden kwaliteitseis alsnog na te leven. Dit heet de herstel- of de begunstigingstermijn. De hersteltermijn of begunstigingstermijn van een herstellende maatregel is afgestemd op een redelijke tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen en herhaling te voorkomen. Bij de bepaling van de termijn wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van de overtreding, waarbij het uitgangspunt is dat de overtreding zo spoedig mogelijk moet worden opgeheven. Zo zullen overtredingen die direct invloed hebben op de kwaliteit van de opvang en daarmee de veilige en gezonde omgeving, of die direct invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen, over het algemeen een korte hersteltermijn kennen.

Als uitgangspunt worden door de gemeente de volgende termijnen gehanteerd: standaard maximaal twee weken, tenzij dit vanwege de ernst en/of de gevolgen van de overtreding en de tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen geen redelijke termijn is. Indien dit laatste het geval is wordt per geval bepaald wat een redelijke termijn is om de overtreding te beëindigen.

De hersteltermijn zal met deze uitgangspunten bij elk handhavingsbesluit aan de hand van de specifieke situatie worden bepaald.

 

5.3. Handhavingsmiddelen

De gemeente kan volgens artikel 5:4 van de Awb bestuurlijke sancties opleggen voor zover daarvoor een wettelijke grondslag is. De Wko biedt de grondslag voor het opleggen van verschillende bestuurlijke sancties en beschrijft, of verwijst naar, alle overtredingen waarvoor ze kunnen worden opgelegd. De gemeente kan de volgende herstellende en bestraffende handhavingsmiddelen inzetten:

 

Traject

Handhavingsmiddel

Informeel herstellend

Overleg en Overreding

(schriftelijke) Waarschuwing

Formeel herstellend

Aanwijzing

Vooraankondiging

Last onder dwangsom

Last onder bestuursdwang

Exploitatieverbod

Intrekken toestemming tot exploitatie

Formeel bestraffend

Bestuurlijke boete

 

Niet ieder middel is in iedere situatie geschikt om in te zetten. De gemeente kiest altijd het meest passende middel.

 

Hieronder volgt een toelichting op de diverse middelen die de gemeente inzet.

5.3.1. De aanwijzing

De aanwijzing kan door de gemeente in het kader van de Wko worden ingezet. In een aanwijzing wordt aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen moeten worden. Daarvoor krijgt de houder een hersteltermijn. Afhankelijk van de ernst en/of de gevolgen van de overtreding en de tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen, zal deze hersteltermijn korter of langer zijn. Doorgaans is de hersteltermijn twee weken. De aanwijzing is een appellabel besluit waartegen rechtsmiddelen openstaan.

 

Na afloop van de hersteltermijn kan de gemeente de GGD opdracht geven om een nader onderzoek uit te voeren om te beoordelen of de overtreding van de kwaliteitseis is beëindigd.

 

De aanwijzing wordt in ieder geval niet ingezet als één van de onderstaande situaties zich voordoet:

  • -

    de veiligheid van de kinderen is in het geding;

  • -

    de tekortkoming is in het kader van een herstelaanbod niet opgelost;

  • -

    er is sprake van recidive. Dit houdt in dat in het domein waarin de tekortkoming is geconstateerd tijdens het vorige jaarlijks onderzoek ook een tekortkoming was;

  • -

    er zijn meerdere tekortkomingen geconstateerd waarbij voor minimaal één tekortkoming geen aanwijzing wordt ingezet omdat één van bovenstaande situaties zich voordoet.

De reden dat in bovenstaande situaties geen aanwijzing wordt ingezet is omdat de handhavingsprocedure bij een aanwijzing langer duurt en dit in bovenstaande situaties niet wenselijk wordt geacht met het oog op de kwaliteit van de kinderopvang.

5.3.2. De vooraankondiging

De vooraankondiging wordt door de gemeente in het kader van de Wko doorgaans ingezet als eerste stap in het handhavingstraject. In een vooraankondiging wordt net als in de aanwijzing aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd en welke maatregelen door de houder genomen moeten worden. Daarvoor krijgt de houder een hersteltermijn. Afhankelijk van de ernst en/of de gevolgen van de overtreding en de tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen, zal deze hersteltermijn korter of langer zijn. Doorgaans is de hersteltermijn twee weken. In de vooraankondiging wordt per overtreding de mogelijke dwangsom opgenomen in het geval de overtreding niet wordt beëindigd.

 

Na afloop van de hersteltermijn kan de gemeente de GGD opdracht geven om een nader onderzoek uit te voeren om te beoordelen of de overtreding van de kwaliteitseis is beëindigd.

 

In tegenstelling tot de aanwijzing is de vooraankondiging geen appellabel besluit waartegen rechtsmiddelen openstaan. Wel wordt in de vooraankondiging de gelegenheid geboden om een zienswijze in te dienen.

5.3.3. De last onder dwangsom (LOD)

De last onder dwangsom is een herstelmaatregel die doorgaans wordt gegeven na het niet opvolgen van een vooraankondiging.

 

Met een last onder dwangsom krijgt een houder wederom de plicht (last) opgelegd om een overtreding van een kwaliteitseis te herstellen binnen een aangegeven (begunstigings-)termijn en daarna hersteld te houden.

Na afloop van de begunstigingstermijn geeft de gemeente de GGD opdracht om te controleren of de houder aan de last heeft voldaan. Wanneer de houder niet of niet op tijd herstelt verbeurt de dwangsom van rechtswege en moet de houder deze van rechtswege betalen.

 

De gemeente stelt de hoogte van de dwangsom zo vast dat het bedrag in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom. Het bedrag wordt bepaald aan de hand van de aard en ernst van de overtreding en de beoogde prikkel. De gemeente zal de hoogte van de dwangsom dus per geval bepalen.

 

Een dwangsom kan worden opgelegd:

  • Als bedrag ineens.

  • In dat geval wordt er na de begunstigingstermijn eenmalig beoordeeld of wel of niet aan de opgelegde last is voldaan en of de dwangsom dus wel of niet is verbeurt, of:

  • Per constatering van een overtreding.

  • Hierbij wordt na de hersteltermijn de dwangsom verbeurt elke keer wanneer (door of namens de gemeente) geconstateerd wordt dat de houder de last overtreedt. Er wordt in dit geval wel een maximumbedrag aan gekoppeld, welke in het besluit is opgenomen.

Het beleid binnen de gemeente is om, afhankelijk van het soort overtreding, een dwangsom van een bedrag ineens dan wel een dwangsom per constatering op te leggen. Hierbij geldt als uitgangspunt dat een dwangsom van een bedrag ineens wordt gehanteerd bij overtredingen die tijdens een fysieke inspectie door de GGD moeten worden geconstateerd. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de constatering dat de pedagogische praktijk niet overeenkomt met het pedagogisch beleid. Een dwangsom per constatering wordt ingezet bij overtredingen die uit de administratie blijken. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan medewerkers die aan het werk zijn in de opvang zonder dat zij over een geldige verklaring omtrent het gedrag beschikken.

 

Het betalen van de dwangsom kan voorkomen worden door tijdig herstellen en hersteld houden van de overtreding.

 

De houder waaraan een last onder dwangsom is opgelegd, kan, als een jaar nadat de last van kracht is geworden geen overtreding van de betreffende kwaliteitseis is geconstateerd, verzoeken om de last op te heffen.

5.3.4. Last onder bestuursdwang (LOB)

Bij een last onder bestuursdwang neemt de gemeente bepaalde maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis op te heffen. De kosten die hierbij gemaakt worden zijn voor rekening van de houder.

5.3.5. Het exploitatieverbod

Bij een exploitatieverbod verbiedt de gemeente de houder om de voorziening in exploitatie te nemen of te houden. Dit is een zwaar handhavingsmiddel vanwege de verstrekkende gevolgen voor de houder, de ouders en de kinderen.

 

De gemeente kan een houder in de volgende gevallen een exploitatieverbod op leggen:

  • -

    Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt (en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is).

  • -

    Indien uit het onderzoek van de toezichthouder of anderszins blijkt dat het kindercentrum, de voorziening voor gastouderopvang of het gastouderbureau naar verwachting niet dan wel niet langer aan de kwaliteitseisen uit de Wko en onderliggende regelgeving zal voldoen, en eerdere herstelmaatregelen, zoals de last onder dwangsom, niet tot het nakomen van alle kwaliteitseisen hebben geleid.

Bij het exploitatieverbod stelt de gemeente een maximale termijn. Dit is geen hersteltermijn zoals eerder in paragraaf 5.2.4. beschreven.

Zodra de houder de maatregelen uit het exploitatieverbod of het eventueel daaraan voorafgaande bevel of de herstelmaatregel heeft opgevolgd, dient hij de gemeente daarover schriftelijk te berichten. De houder geeft in dat bericht een opsomming van de genomen maatregelen waaruit moet blijken dat hij aan de kwaliteitseisen zal gaan voldoen. De gemeente kan de GGD opdracht geven om naar aanleiding van deze melding op korte termijn te onderzoeken of de kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko en onderliggende regelgeving. Hierna informeert de gemeente de houder of het verbod nog blijft gelden.

 

Als bij het verstrijken van de gestelde termijn de kwaliteitseisen niet voldoende worden nageleefd, volgt het besluit tot intrekken van de toestemming tot exploitatie. De houder kan ook zelf verzoeken de gemeente de gegeven toestemming tot exploitatie in te trekken.

5.3.6. Intrekken toestemming tot exploitatie in vervolg op handhaving

Er zijn verschillende gronden waarop, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan worden ingetrokken:

  • -

    als is gebleken dat de houder de kinderopvangvoorziening niet langer exploiteert;

  • -

    als de exploitatie van de voorziening drie maanden na de inschrijving in het LRK niet daadwerkelijk is aangevangen;

  • -

    als uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder niet of niet langer zal voldoen aan de bij en krachtens hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften van de Wko.

Het intrekken van de toestemming tot exploitatie is een uiterste handhavingsmiddel. De gemeente houdt hierbij rekening met het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel. Het intrekken van de toestemming tot exploitatie vanwege het niet of niet langer voldoen aan de wettelijke voorschriften wordt ingezet wanneer eerder ingezette handhavingsmiddelen zoals een aanwijzing, vooraankondiging, last onder dwangsom of een exploitatieverbod niet het beoogde (blijvende) herstellende effect hebben.

 

Wanneer de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, wordt de voorziening uit het LRK verwijderd. Dit betekent dat er geen sprake meer is van kinderopvang in de zin van de wet. Er mag geen opvang of bemiddeling meer plaatsvinden. Voortzetten van exploitatie leidt tot niet gemelde opvang en kan leiden tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

 

De gemeente publiceert het intrekken van de toestemming tot exploitatie en de uitschrijving uit het LRK in de gemeenteberichten (niet wanneer dit een voorziening voor gastouderopvang betreft).

5.3.7. De bestuurlijke boete (hierna: boete)

Een boete bestraft een overtreding die in het verleden begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. Een boete kan gelijktijdig opgelegd worden met een aanwijzing, een vooraankondiging, een last onder dwangsom of een exploitatieverbod.

 

Een boete is onvoorwaardelijk en moet altijd worden betaald. Het is, in tegenstelling tot de andere hierboven behandelde maatregelen, een punitieve (bestraffende) sanctie. De boete verschilt daarin van de dwangsom. Bij de dwangsom kan het betalen van het bedrag namelijk worden voorkomen door de overtreding tijdig te herstellen en hersteld te houden. Bij de boete is dat niet het geval. De houder heeft, gezien artikel 5:41 van de Awb, de kans om aannemelijk te maken dat de overtreding hem niet kan worden verweten.

 

In de volgende gevallen wordt altijd een boete door de gemeente opgelegd:

  • -

    het niet opvolgen van een bevel;

  • -

    het overtreden van een exploitatieverbod;

  • -

    het starten van de exploitatie voor de datum van ingang van de toestemming tot exploitatie;

  • -

    het niet voldoen aan de eisen ten aanzien van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) en het Personenregister kinderopvang (PRK).

Een boete kan door de gemeente worden opgelegd bij:

  • -

    het overtreden van de kwaliteitseisen uit de Wko en aanverwante regelgeving;

  • -

    het niet meewerken aan een verzoek van de GGD of het bewust verkeerd informeren van de GGD;

  • -

    het niet tijdig melden van wijzigingen van de in het LRK geregistreerde gegevens.

Hoogte van een boete en grootte van organisatie

De Wko geeft de gemeente de bevoegdheid om voor een overtreding / het niet naleven van een kwaliteitseis uit de Wko een boete op te leggen van maximaal € 45.000. Voor de hoogte van boetes zijn in het afwegingsmodel handhaving (zie bijlage 2) normbedragen opgesteld.

Proportionaliteit en een goede dosering zijn een belangrijk uitgangspunt bij handhaving. De gemeente hanteert daarom vier categorieën waar de boetebedragen op worden afgestemd:

  • 1.

    Grote organisaties: een totale capaciteit van meer dan 150 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 2.

    Middelgrote organisaties: een totale capaciteit van 51 tot en met 150 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 3.

    Kleine organisaties: een totale capaciteit van minder dan 51 kindplaatsen / bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 4.

    Voorzieningen voor gastouderopvang.

Ad 1. Voor een grote organisatie geldt het volledige normbedrag zoals opgenomen in het afwegingsmodel.

Ad 2. Voor een middelgrote organisatie is twee derde van het normbedrag de richtlijn.

Ad 3. Voor een kleine organisatie is dat één derde deel.

Ad 4. Voor voorzieningen voor gastouderopvang zijn in het afwegingsmodel eigen bedragen opgenomen.

 

Bij de bepaling van de grootte van de organisatie is de registratie in het LRK op het moment van begaan van de overtreding het uitgangspunt. Hierbij wordt over gemeentegrenzen heen gekeken.

 

Na bepaling van de categorie en het bijbehorende normbedrag kan er een verlaging of verhoging van het bedrag van toepassing zijn, afhankelijk van de ernst van het feit, de verwijtbaarheid of de omstandigheden van het geval, de eventuele verzachtende of verzwarende omstandigheden.

 

Verzachtende en verzwarende omstandigheden

Van verzachtende omstandigheden is sprake wanneer de gemeente de boete verlaagt als de omstandigheden hier aanleiding toe geven. Hiervan is sprake bij het gedeeltelijk niet opvolgen van een aanwijzing, vooraankondiging of last onder dwangsom.

Van verzwarende omstandigheden is sprake wanneer de gemeente de boete verhoogt als de omstandigheden hier aanleiding toe geven. Hiervan is sprake bij herhaling van de overtreding (recidive).

Wanneer er meerdere overtredingen zijn waar een boete voor wordt opgelegd, worden de bedragen bij elkaar opgeteld tot één bedrag.

 

5.4. Handhaving na herstelaanbod

Wanneer er herstelaanbod heeft plaatsgevonden, kan dit van invloed zijn op de handhaving die de gemeente inzet op de overtredingen die primair door de GGD geconstateerd zijn.

Wanneer het herstelaanbod niet gedaan is, of wanneer de houder het niet aangenomen heeft, wordt dit niet gezien als verzwarende omstandigheid voor de handhaving.

5.4.1. Herstelaanbod gedaan met positief resultaat

Na herstelaanbod heeft de GGD geconstateerd dat de overtreding is verholpen. Tijdens het eerste inspectiebezoek is deze overtreding van de wettelijke eisen echter wel geconstateerd, Dit kan voor de gemeente reden zijn om een bestraffende sanctie (een bestuurlijke boete) op te leggen. Deze bepaling geldt voor alle overtredingen waarbij in het afwegingsmodel is vastgelegd dat de gemeente altijd een boete oplegt.

5.4.2. Herstelaanbod aangeboden maar geen (volledig) herstel

Als de overtreding na herstelaanbod niet (volledig) is opgelost, handhaaft de gemeente in principe zoals vastgelegd in dit beleidsdocument.

6. Slotbepalingen

Onder bijzondere omstandigheden kan de gemeente gemotiveerd afwijken van dit beleid.

Dit beleid wordt aangehaald als ‘Beleidsregel toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Groningen 2024” en treedt in werking op de dag van bekendmaking in de gemeente Groningen.

 

Het Beleid kinderopvang, zoals vastgesteld door de gemeente op 24 maart 2015, wordt ingetrokken.

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 21 mei 2024,

De burgemeester,

Koen Schuiling

De secretaris,

Christien Bronda

Bijlage 1: Definities

 

Hieronder wordt een opsomming gegeven van de definities die in dit beleid voorkomen. Voor alle (overige) definities wordt aangesloten bij de definities zoals deze zijn gegeven in de Wko en onderliggende regelgeving.

 

Definitie

Afwegingsmodel

In het afwegingsmodel worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en de hoogte van de bestuurlijke boete.

Het afwegingsmodel is als bijlage toegevoegd.

Awb

Algemene wet bestuursrecht

College

Het college van burgemeester en wethouders

GOB

Gastouderbureau

Gemeente

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen

GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst Groningen; in dit beleidsdocument in de rol als toezichthouder kwaliteit kinderopvang volgens de Wko.

IvhO

Inspectie van het Onderwijs

Kindercentrum

Een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang.

Kinderopvangvoorziening

Buitenschoolse opvang op een specifiek adres, dagopvang op een specifiek adres, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang

Kwaliteitseisen

De kwaliteitseisen vastgelegd in voorschriften, welke door de houder nageleefd moeten worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving

LRK

Landelijk register kinderopvang

Ouders

Ouder(s) of verzorger(s)

Toezichthouder

De aangewezen toezichthouder van de GGD. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

Wko

Wet kinderopvang

Bijlage 2: Afwegingsmodel

 

Hoofdstuk 1. Kindercentra voor dag- en buitenschoolse opvang

 

1.1. Registratie, wijzigingen, administratie, medewerking en naleving

1.1.1 Registratie

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    Een kindercentrum is in exploitatie zonder dat uit onderzoek is gebleken dat dit zal plaatsvinden in overeenstemming met de kwaliteitseisen.

Art 1.45 lid 3 Wko (dag, bso)

Hoog

€ 20.750

 

1.1.2 Wijzigingen

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder doet van een wijziging in de aangewezen gegevens niet onverwijld mededeling aan de gemeente.

Art 1.47 lid 1 Wko (dag, bso)

 

Art 7 lid 2 en 3 Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang (dag, bso)

Hoog

€ 1.000

 

1.1.3 Administratie

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    Kinderopvang geschiedt niet op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.

Art 1.52 lid 1 Wko (dag, bso)

Gemiddeld

€ 500 per overeenkomst

  • b.

    De administratie is niet zodanig ingericht dat op verzoek tijdig gegevens kunnen worden verstrekt.

Art 1.53 Wko (dag, bso)

 

Art 11 lid 1 onder a Regeling Wko (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

  • c.

    De administratie is niet compleet.

Art 1.53 Wko (dag, bso)

 

Art 11 lid 2 onder a tot en met e en 4 Regeling Wko (dag, bso)

Hoog

€ 500 per onderdeel

 

1.1.4 Medewerking en naleving

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder komt een vordering of verzoek tot medewerking van de toezichthouder niet na.

Art 1.50 lid 1 en art 1.62 lid 1, 2 en 4 Wko (dag, bso)

 

Art 5:20 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (dag, bso)

Hoog

€ 4.000

  • b.

    De houder volgt een aanwijzing of bevel niet op.

Art 1.65 lid 5 Wko (dag, bso)

Hoog

€ 4.000

  • c.

    De houder volgt een exploitatieverbod niet op.

Art 1.66 lid 1 en 2 Wko (dag, bso)

Hoog

€ 20.750

 

1.2. Pedagogisch klimaat

1.2.1 Pedagogisch beleid

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    Het kindercentrum beschikt niet over een pedagogisch beleidsplan. De houder draagt er geen zorg voor dat conform het plan wordt gehandeld.

     

    De houder geeft geen uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan wat betreft voorschoolse educatie.

Art 1.49 lid 1 en 2 en art 1.50 lid 1 en 2 Wko (dag, bso)

 

Art 3 lid 1 (dag) en 12 lid 1 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Ve:

Art 1.50b Wko

 

Art 4a lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Hoog

€ 3.000 (dag, bso)

 

€ 2.000 (ve)

  • b.

    Het pedagogisch beleidsplan is niet compleet.

Art 1.50 lid 2 Wko (dag, bso)

 

Art 3 lid 2 en 3 en art 9a (dag) en 12 lid 2 en 3 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Ve:

Art 1.50b Wko

 

Art 4a lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Gemiddeld

€ 500 per onderdeel

  • c.

    De houder evalueert het pedagogisch beleidsplan niet jaarlijks en stelt deze niet zo nodig bij wat betreft voorschoolse educatie.

Ve:

Art 1.50b Wko

 

Art 4a lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Gemiddeld

€ 2.000

 

1.2.2 Pedagogische praktijk

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder draagt geen zorg voor verantwoorde kinderopvang. De houder houdt geen rekening met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden.

Art 1.49 lid 1 en 2 en art 1.50 lid 1 en 2 Wko (dag, bso)

 

Art 2 (dag) en 11 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 10.000

 

1.2.3 Voorschoolse educatie

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    Voorschoolse educatie omvat minder uren dan wettelijk voorgeschreven.

Ve:

Art 1.50b Wko

 

Art 2 lid 1 en 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Hoog

€ 2.000

  • b.

    Voor voorschoolse educatie wordt geen programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd.

Ve:

Art 1.50b Wko

 

Art 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Hoog

€ 2.000

 

1.3. Personeel en groepen

1.3.1 Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    Een VOG-plichtige:

    • -

      is niet in het bezit van een geldige VOG; of

      voor zover het natuurlijke personen betreft

    • -

      is niet ingeschreven in het PRK; of

    • -

      is niet gekoppeld aan de houder in het PRK.

  • Een persoon die niet voldoet aan de VOG/PRK-eisen heeft zijn werkzaamheden aangevangen.

Art 1.48d lid 3 en 1.50 Wko (dag, bso)

Hoog

€ 3.000 per persoon

 

€ 1.000 per persoon in het geval alleen de koppeling ontbreekt

  • b.

    De houder overlegt niet (tijdig) opnieuw de geldige VOG van een persoon van 12 jaar of ouder, op verzoek van de toezichthouder.

Art 1.50 lid 6 en 8 Wko (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

  • c.

    De houder verlangt niet dat een VOG-plichtige (tijdig) opnieuw zijn geldige VOG overlegt.

Art 1.50 lid 7 Wko (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

 

1.3.2 Opleidingseisen

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    Een beroepskracht of pedagogisch beleidsmedewerker beschikt niet over een passende opleiding.

Art 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 2 Wko (dag, bso)

 

Art 6 (dag), art 15 (bso) en art 19a (dag, bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Art 7 lid 1 (dag, bso), lid 2 (dag) en art 9a (bso) Regeling Wko

Hoog

€ 3.000

  • b.

    Een beroepskracht voorschoolse educatie:

    • -

      beschikt niet over een passende opleiding; of

    • -

      beheerst niet aantoonbaar ten minste niveau 3F op mondelinge taalvaardigheid en lezen.

Ve:

Art 1.50b en 1.60c lid 1 Wko

 

Art 4 lid 1, 2, 3, 3a, 5 en 7 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

Art 10c Regeling Wko

Hoog

€ 3.000

  • c.

    De houder stelt niet jaarlijks voor elke locatie voorschoolse educatie een opleidingsplan vast.

     

    Het plan is niet compleet.

    De houder geeft geen uitvoering aan het plan.

    De houder evalueert het plan niet jaarlijks en stelt deze niet zo nodig bij.

Ve:

Art 1.50b en 1.60c lid 1 Wko

 

Art 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Gemiddeld

€ 1.000 voor het ontbreken van het plan

 

€ 500 per onderdeel

 

1.3.3 Aantal beroepskrachten en eisen aan de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder van een kindercentrum zet niet voldoende beroepskrachten in en/of kan dit niet aantonen door middel van een overzicht van de ingezette beroepskrachten en presentielijsten van kinderen.

Dag:

Art 1.49 lid 1, 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wko

Art 3 lid 3 onder a, art 7 lid 1, 2, 3, 4, 7, 9, art 7a en bijlage 1 onderdeel a en c Besluit kwaliteit kinderopvang

Art 9 Regeling Wko

 

Bso:

Art 1.49 lid 1, 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wko

Art 12 lid 3 onder a, art 16 lid 1, 2, 3, 4, 8, art 16a en bijlage 1 onderdeel b en c Besluit kwaliteit kinderopvangArt 9c Regeling Wko

 

Ve:

Art 1.50b en 1.60c lid 1 Wko

Art 3 lid 1 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Hoog

€ 5.000 (dag, ve)

 

€ 2.500 (bso)

  • b.

    De inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs geschiedt niet overeenkomstig de meest recent aangevangen cao Kinderopvang. Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiairs is geen rekening gehouden met de opleidingsfase.

Art 1.50 lid 1 en 2 Wko (dag, bso)Art 7 lid 1, 2, 8 en 9 (dag) en 16 lid 1, 2, 7 en 8 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Art 9 (dag) en 9a (bso) Regeling Wko

Hoog

€ 3.000

  • c.

    Er is geen volwassene beschikbaar voor het geval zich een calamiteit voordoet wanneer slechts één beroepskracht aanwezig is. De houder informeert de werknemers niet over de naam en het telefoonnummer van deze persoon.

Art 1.49 lid 1, 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wko (dag, bso)

Art 7 lid 5 (dag) en 16 lid 5 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.000

  • d.

    Er is ter ondersteuning van de beroepskracht niet ten minste één andere volwassene in het kindercentrum aanwezig wanneer slechts één beroepskracht wordt ingezet.

Art 1.49 lid 1, 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wko (dag, bso)

Art 7 lid 6 (dag) en 16 lid 6 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.000

 

1.3.4 Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder zet de pedagogisch beleidsmedewerker niet in voor de vereiste doelen en het vereiste aantal uren. Het minimaal aantal uren wordt niet jaarlijks op grond van de rekenregels bepaald.

Art 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wko (dag, bso)

Art 8 lid 1 en 2 (dag) en 17 lid 1 en 2 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.000

  • b.

    De houder bepaalt niet jaarlijks de wijze waarop hij de uren waarvoor pedagogisch beleidsmedewerkers worden ingezet, verdeelt over zijn kindercentra en legt dit niet schriftelijk vast.

     

    De verdeling van de uren is niet zodanig dat iedere beroepskracht jaarlijks coaching ontvangt.

Art 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wko (dag, bso)

 

Art 8 lid 3 (dag) en 17 lid 3 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 1.000

 

€ 2.000

  • c.

    De houder zet bij een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden geen pedagogisch beleidsmedewerker in.

Ve:

Art 1.50b Wko

 

Art 2a lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Hoog

€ 2.000

  • d.

    De inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker bij voorschoolse educatie voldoet niet aan de eisen zoals omschreven in de Wko.

Ve:

Art 1.50b Wko

Art 2a lid 2 en 3 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Art 167 lid 1 onder a sub 2 Wet op het primair onderwijs

Hoog

€ 2.000

  • e.

    De houder legt niet vast aan hoeveel doelgroep-peuters voorschoolse educatie wordt aangeboden.

Ve:

Art 1.50b Wko

Art 2a lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Gemiddeld

€ 500

 

1.3.5 Stabiliteit van de opvang voor kinderen

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De opvang vindt niet plaats in stam- of basisgroepen (dag, bso).

     

    Een kind wordt opgevangen in meer dan één stam- of basisgroep (dag, bso).

     

    De maximale groepsgrootte wordt overschreden (dag, bso, ve).

Art 1.50 lid 1 en 2 Wko (dag, bso)

Art 9 lid 1, 2, 7, 8, 9 (dag), art 18 lid 1, 2, 3 en 4 (bso) en 10 (dag) Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Ve:

Art 1.50b Wko

Art 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Hoog

€ 4.000 (dag, ve)

 

€ 2.000 (bso)

  • b.

    De houder informeert de ouders en het kind niet over de stamgroep en de toegewezen beroepskracht.

Art 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wko (dag)

Art 9 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang (dag)

Gemiddeld

€ 1.000

  • c.

    Aan een kind zijn te veel vaste beroepskrachten toegewezen. Van een kind is geen vaste beroepskracht werkzaam in de stamgroep van dat kind.

Art 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 2 Wko (dag)

Art 9 lid 4, 5, 9a en 19a Besluit kwaliteit kinderopvang (dag)

Hoog

€ 3.000

  • d.

    Een kind maakt gedurende de week gebruik van meer dan twee verschillende stamgroepruimtes.

Art 1.50 lid 1 en 2 Wko (dag)

Art 9 lid 6, 8 en 9 Besluit kwaliteit kinderopvang (dag)

Gemiddeld

€ 2.000

  • e.

    Aan een kind is geen mentor toegewezen.

     

    De mentor is geen beroepskracht van het kind. De mentor bespreekt de ontwikkeling van het kind niet periodiek met de ouders. De mentor is voor de ouders geen aanspreekpunt bij vragen over het kind.

Art 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wko (dag, bso)

Art 9 lid 11 (dag) en 18 lid 5 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.000

 

€ 500

 

1.3.6 Gebruik van de voorgeschreven voertaal

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De Nederlandse taal wordt niet als voertaal gebruikt.

Art 1.55 lid 1 Wko (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    Er wordt een andere voertaal gebruikt zonder of in afwijking van een door de houder vastgestelde gedragscode.

Art 1.55 lid 2 Wko (dag, bso)

Hoog

€ 2.000

 

1.4. Veiligheid en gezondheid

1.4.1 Veiligheids- en gezondheidsbeleid

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder heeft geen veiligheids- en gezondheidsbeleid.

     

    De houder draagt er geen zorg voor dat conform het beleid wordt gehandeld.

Art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wko (dag, bso)

Art 4 lid 1 (dag) en 13 lid 1 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 3.000

 

€ 2.000

  • b.

    De houder heeft het beleid niet schriftelijk vastgesteld.

     

    De houder evalueert en indien nodig actualiseert het beleid niet binnen drie maanden na opening. De houder houdt het beleid niet actueel.

Art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wko (dag, bso)

Art 4 lid 2 (dag) en 13 lid 2 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 3.000

 

€ 2.000

  • c.

    Het beleid is niet compleet.

Art 1.49 lid 1, 1.50 lid 1 en 2 en 1.60c lid 1 Wko (dag, bso)

Art 4 lid 3 onder a, b, c, d, e, f, art 7 lid 5 en 6 (dag), art 13 lid 3 onder a, b, c, d, e, f en art 16 lid 5 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 500 per onderdeel

  • d.

    Er is niet te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen.

Art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wko (dag, bso)

Art 4 lid 5 (dag) en 13 lid 4 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Art 8 (dag) en 9b (bso) Regeling Wko

Hoog

€ 3.000

 

1.4.2 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder heeft voor het personeel geen meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld. In de meldcode is niet stapsgewijs aangegeven hoe met signalen wordt omgegaan.

    De meldcode draagt niet bij aan het zo snel en adequaat mogelijk bieden van hulp.

Art 1.51a lid 1 en 1.60c lid 1 Wko (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    De meldcode is niet compleet.

Art 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wko (dag, bso)

 

Art 5 (dag) en art 14 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 500 per onderdeel

  • c.

    De houder bevordert niet de kennis en het gebruik van de meldcode.

Art 1.51a lid 4 Wko (dag, bso)

Hoog

€ 2.000

 

1.4.3 Meld-, overleg- en aangifteplicht

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder bevordert niet de kennis en het gebruik van de handelswijze dat hij onverwijld in overleg treedt met de vertrouwensinspecteur kinderopvang nadat hem bekend is geworden dat een werknemer zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind.

Art 1.51b lid 1 en 5 en 1.60c lid 1 Wko (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    De houder bevordert niet de kennis en het gebruik van de handelswijze dat hij onverwijld aangifte doet bij de opsporingsambtenaar nadat uit het overleg met de vertrouwensinspecteur kinderopvang is gebleken dat sprake is van een redelijk vermoeden dat een persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling.

     

    De houder stelt de vertrouwensinspecteur kinderopvang niet onverwijld in kennis van de aangifte.

Art 1.51b lid 2 en 5 1.60c lid 1 Wko (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

  • c.

    De houder bevordert niet de kennis en het gebruik van de handelswijze dat een werknemer die op enigerlei wijze bekend is geworden dat een andere werknemer zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind, de houder daarvan onverwijld in kennis stelt.

Art 1.51b lid 3, 4 en 5 en 1.60c lid 1 Wko (dag, bso)

Hoog

€ 3.000

  • d.

    De houder van een kindercentrum bevordert niet de kennis en het gebruik van de handelswijze dat een werknemer die bekend is geworden dat de houder zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind, in contact kan treden met de vertrouwensinspecteur kinderopvang en bij een redelijk vermoeden onverwijld aangifte doet bij de opsporingsambtenaar.

Art 1.51c Wko (dag, bso)

Hoog

€ 2.000

 

1.5. Accommodatie

1.5.1 Eisen aan ruimtes

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De binnen- en buitenruimtes zijn niet:

    • -

      veilig;

    • -

      toegankelijk;

    • -

      passend ingericht

  • in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de opvangkinderen.

Art 1.50 lid 1 en 2 Wko (dag, bso)

 

Art 10 lid 1 (dag) en 19 lid 1 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 3.000

  • b.

    Per aanwezig kind is niet ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

Art 1.50 lid 1 en 2 Wko (dag, bso)

 

Art 10 lid 2 (dag) en 19 lid 2 (bso) Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 3.000

  • c.

    Per aanwezig kind is niet ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar (dag, bso).

     

    De buitenspeelruimte is niet aangrenzend (dag).

    De buitenspeelruimte is niet in de directe nabijheid van het kindercentrum gelegen en voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar (bso).

Art 1.50 lid 1 en 2 Wko (dag, bso)

 

Art 10 lid 3 en art 19 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang (dag)

Hoog

€ 2.000

 

€ 1.000

  • d.

    Een stamgroep beschikt niet over een afzonderlijke vaste stamgroepruimte. Binnenruimtes buiten de stamgroepruimte worden niet naar evenredigheid aan de groepen toebedeeld (dag).

Art 1.50 lid 1 en 2 Wko (dag)

 

Art 10 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang (dag)

Hoog

€ 2.000 per groep

  • e.

    Het kindercentrum beschikt niet over een op het aantal kinderen afgestemde afzonderlijke slaapruimte (dag).

Art 1.50 lid 1 en 2 Wko (dag)

 

Art 10 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang (dag)

Hoog

€ 3.000

 

1.6. Ouderrecht

1.6.1 Informatie

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder informeert de ouders en eenieder die daarom verzoekt niet over het te voeren beleid als bedoeld in art. 1.48d tot en met 1.57d van de Wko.

Art 1.54 lid 1 Wko (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • b.

    De houder informeert ouders en personeel niet conform de Wko over het inspectierapport.

Art 1.54 lid 2 en 3 en 1.60c lid 1 Wko (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • c.

    De houder brengt de mogelijkheid om geschillen aan de geschillencommissie voor te leggen niet (passend) onder de aandacht van de ouders.

Art 1.57c lid 2 Wko (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

 

1.6.2 Oudercommissie

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder heeft geen reglement oudercommissie vastgesteld.

Art 1.46 lid 2, 1.58 lid 2 en 1.59 lid 1 Wko (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • b.

    Het reglement voldoet niet aan de eisen.

Art 1.59 lid 2, 3, 4 en 5 Wko (dag, bso)

Laag

€ 500

  • c.

    De houder heeft geen oudercommissie ingesteld of de houder spant zich niet voldoende in om een oudercommissie in te stellen.

Art 1.58 lid 1 en 2 en 1.58a lid 1 Wko (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • d.

    De oudercommissie voldoet niet aan de eisen.

Art 1.58 lid 4, 5 en 6, art 1.58a lid 3 en art 1.60c lid 2 Wko (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • e.

    De houder betrekt de ouders niet voldoende bij de onderwerpen waarvoor het adviesrecht geldt. De houder biedt ouders niet de gelegenheid om deel te nemen aan een oudercommissie.

Art 1.58 lid 2 en 3 en 1.60 lid 1 Wko (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

 

1.6.3 Klachten en geschillen

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder heeft geen klachtenregeling getroffen.

Art 1.57b lid 1 en 1.60c lid 1 Wko (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • b.

    De klachtenregeling is niet schriftelijk vastgelegd.

     

    De klachtenregeling is niet compleet.

Art 1.57b lid 2 Wko (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

 

€ 500 per onderdeel

  • c.

    De houder brengt de klachtenregeling en wijzigingen daarvan niet (passend) onder de aandacht van de ouders. De houder handelt niet overeenkomstig de klachtenregeling.

Art 1.57b lid 3 Wko (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

  • d.

    De houder draagt geen zorg voor een (tijdig) jaarverslag klachten. Het jaarverslag is herleidbaar tot natuurlijke personen.

     

    Het jaarverslag klachten is niet compleet.

Art 1.57b lid 2 onder e en f, 4, 5, 6 en 9 Wko (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

 

€ 500 per onderdeel

  • e.

    De houder zendt het jaarverslag klachten niet tijdig aan de toezichthouder en brengt het niet gelijktijdig (passend) onder de aandacht van de ouders.

Art 1.57b lid 8 en 9 Wko (dag, bso)

Laag

€ 500

  • f.

    De houder is niet aangesloten bij een erkende geschillencommissie voor het behandelen van geschillen.

Art 1.57c lid 1 Wko (dag, bso)

Gemiddeld

€ 1.000

 

Hoofdstuk 2. Gastouderbureaus en voorzieningen voor gastouderopvang

 

2.1. Algemene voorwaarden kwaliteit en naleving

2.1.1 Registratie

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    Een gastouder /gastouderbureau is in exploitatie zonder dat uit onderzoek is gebleken dat dit zal plaatsvinden in overeenstemming met de kwaliteitseisen.

Art 1.45 lid 3 Wko (gob, vgo)

Hoog

€ 20.750

  • b.

    De gastouder voldoet niet aan alle voorwaarden uit de definitie van gastouderopvang.

Artikel 1.56b en artikel 1.1 Wko (vgo)

Hoog

€ 750

 

2.1.2 Wijzigingen

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder doet van een wijziging in de aangewezen gegevens niet onverwijld mededeling aan de gemeente.

Artikel 1.47 lid 1 Wko

 

Artikel 7 lid 2 en 3 Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang (gob)

Hoog

€ 1.000

 

2.1.3 Medewerking en naleving

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder en/of de gastouder komt een vordering of verzoek tot medewerking van de toezichthouder niet na.

Artikel 1.56 lid 1, artikel 1.62 lid 1, 2 en 4 Wko; artikel 5:20 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (gob)

 

Artikel 1.56b lid 1, artikel 1.62 lid 1, 3 en 4 Wko; artikel 5:20 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (vgo)

Hoog

€ 4.000

  • b.

    De houder en/of de gastouder volgt een vooraankondiging last onder dwangsom of bevel niet op.

Artikel 1.65 lid 5 Wko (gob, vgo)

Hoog

€ 4.000

  • c.

    De houder en/of de gastouder volgt een exploitatieverbod niet op.

Artikel 1.66 lid 1 en 2 Wko; exploitatieverbod (gob)

Hoog

€ 20.750

 

2.2. Pedagogisch klimaat

2.2.1 Pedagogisch beleid

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder van een gastouderbureau stelt geen pedagogisch beleidsplan vast.

Artikel 1.56 lid 1 en artikel 1.56b lid 2 Wko (gob)

 

Artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    Het pedagogisch beleidsplan is niet compleet.

Artikel 1.56b lid 2 Wko (gob)

Artikel 11 lid 2 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Artikel 12a lid 1 onder a, b en c Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Gemiddeld

€ 500 per onderdeel

 

2.2.2 Pedagogische praktijk

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder voert niet een zodanig beleid dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders een pedagogisch beleid uitvoeren dat in de praktijk leidt tot verantwoorde gastouderopvang.

Artikel 1.49 lid 4 onder a en 1.56 lid 1 Wko (gob)

Hoog

€ 10.000

  • b.

    De gastouder biedt geen verantwoorde gastouderopvang. De gastouder heeft geen/ onvoldoende kennis van en handelt niet overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau waarbij hij is aangesloten.

Artikel 1.56b lid 1 en 2 Wko (vgo)

Artikel 16 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Hoog

€ 1.000

 

2.3. Personeel en eisen aan gastouder

2.3.1 Verklaring omtrent het gedrag en personenregister kinderopvang

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    Een VOG-plichtige is niet in het bezit van een VOG

    en/of

    De inschrijving in het PRK en/of de koppeling aan de houder in het PRK heeft niet plaatsgevonden.

     

    Een persoon die niet voldoet aan de VOG/PRK-eisen heeft zijn werkzaamheden aangevangen.

Artikel 1.56 lid 3 Wko (gob)

Artikel 1.48d lid 2 en 3 Wko (gob)

Artikel 1.56 lid 3 en 1.50 lid 4 Wko (gob)

Artikel 1.56b lid 3 Wko (VGO)

Hoog

€ 3.000 per persoon

 

€ 1.000 per persoon in het geval alleen de koppeling ontbreekt

  • b.

    De gastouder overlegt op verzoek van de toezichthouder niet (tijdig) opnieuw de gevraagde VOG's of de overlegde VOG's zijn ouder dan twee maanden.

Artikel 1.56b lid 5 Wko (VGO)

 

Artikel 1.56b lid 7 Wko (VGO)

Hoog

€ 3.000

  • c.

    De houder verlangt niet dat een VOG-plichtige (tijdig) opnieuw zijn geldige VOG overlegt.

Artikel 1.56 lid 3 en 1.50 Wko (gob)

Hoog

€ 3.000

 

2.3.2 Personeelsformatie per gastouder

Overtreding

Artikel 

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder draagt er geen zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling.

Artikel 1.56 lid 7 Wko (gob)

 

Artikel 11b lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Hoog

€ 3.000 per vgo

 

2.3.3 Deskundigheid gastouder

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De gastouder beschikt niet over een passende beroepskwalificatie.

Artikel 1.56b lid 1 en 2 Wko (vgo)

Artikel 13 lid 1 onder a en lid 2 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Artikel 10, 10a en 10b Regeling Wko (vgo)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    De gastouder is niet in het bezit van een geldige kwalificatie voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen.

Artikel 1.56b lid 1 en 2 Wko (vgo)

Artikel 13 lid 1 onder b en lid 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Artikel 1 Regeling vooraankondiging last onder dwangsom geregistreerde certificaten voor kinderopvang inzake met goed gevolg afgesloten onderricht verlenen van eerste hulp aan kinderen (vgo)

Hoog

€ 300

 

2.3.4 Gebruik van de voorgeschreven voertaal

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De Nederlandse taal wordt niet als voertaal gebruikt.

Artikel 1.56b lid 1 en 1.55 lid 1 en 2 Wko (vgo)

Hoog

€ 300

 

2.4. Accommodatie en inrichting

2.4.1 Speel- en slaapruimte en buitenspeelmogelijkheid

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    Het opvangadres beschikt niet over voldoende binnen speel- en slaapruimte of de binnenruimtes zijn niet

    • -

      veilig

    • -

      toegankelijk

    • -

      passend ingericht.

Artikel 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko (vgo)

Artikel 15 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Art 14 lid 1 onder a Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Hoog

€ 200 bij onvoldoende speel- en slaapruimtes

 

€ 300 bij het niet veilig, toegankelijk en/of passend ingericht zijn

  • b.

    Het opvangadres beschikt niet over voldoende buitenspeelmogelijkheden of de buitenruimtes zijn niet

    • -

      veilig

    • -

      toegankelijk

    • -

      passend ingericht.

Artikel 1.49 lid 3 en 1.56b lid 2 Wko (vgo)

Artikel 15 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Artikel 14 lid 1 onder b Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Hoog

€ 200 bij onvoldoende buitenspeelmogelijkheden

 

€ 300 bij het niet veilig, toegankelijk en/of passend ingericht zijn

  • c.

    De opvang is niet voorzien rookmelders die voldoen aan de eisen.

Artikel 1.49 lid 3 en 1.56b lid 2 Wko (vgo)

Artikel 15 lid 2 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Artikel 14 lid 1 onder c Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Hoog

€ 200

  • d.

    De opvang is niet altijd rookvrij.

Artikel 1.49 lid 3 en 1.56b lid 2 Wko (vgo)

Artikel 15 lid 2 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Artikel 14 lid 1 onder d Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Hoog

€ 200

 

2.4.2 Groepssamenstelling

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    Bij een gastouder worden meer dan het aantal wettelijk toegestane aantal kinderen opgevangen.

Artikel 1.49 lid 3 en 1.56b lid 2 Wko (vgo)

Art 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Artikel 13 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Hoog

€ 300

 

2.4.3 Achterwacht

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De gastouder is telefonisch niet goed bereikbaar.

Artikel 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko (vgo)

Artikel 12 lid 2 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Gemiddeld

€ 100

  • b.

    De gastouder zorgt niet voor een adequate vervanging bij calamiteiten.

Artikel 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko (vgo)

Artikel 12 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Art 12 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Hoog

€ 300

 

2.5. Veiligheid en gezondheid

2.5.1 Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder organiseert zijn werkzaamheden niet zodanig dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders handelen volgens de opgestelde risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid. De houder voert geen beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen op het adres waar de opvang plaatsvindt door de gastouder zoveel mogelijk is gewaarborgd.

Artikel 1.49 lid 4 onder a, 1.51 en 1.56 lid 1 Wko (gob)

Artikel 7 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    De houder inventariseert niet samen met de gastouder jaarlijks de veiligheids- en gezondheidsrisico's die de opvang van kinderen in alle voor kinderen toegankelijke ruimtes met zich brengt. De houder draagt er geen zorg voor dat daartoe elk opvangadres ten minste één keer per jaar wordt bezocht door een bemiddelingsmedewerker werkzaam bij het gastouderbureau.

Artikel 1.49 lid 4 onder a, 1.56 lid 1 en 2 Wko (gob)

 

Artikel 7 lid 2 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Hoog

€ 3.000

  • c.

    De risico-inventarisatie is niet compleet.

Artikel 1.49 lid 4 onder a en 1.56 lid 1 en 2 Wko (gob)

 

Artikel 7 lid 2, 3 en 6 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

 

Artikel 11 lid 3 onder a en b Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Gemiddeld

€ 500 per onderdeel

  • d.

    De houder draagt er geen zorg voor dat samen met de gastouder in het plan van aanpak wordt aangegeven welke maatregelen binnen welke termijn zijn respectievelijk worden genomen in verband met de beschreven veiligheid- en gezondheidsrisico’s.

Artikel 1.49 lid 4 onder a en 1.56 lid 1 en 2 Wko (gob)

 

Artikel 7 lid 5 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Hoog

€ 3.000

  • e.

    De risico-inventarisatie is niet inzichtelijk voor vraagouders.

Artikel 1.49 lid 3 en 4 onder a en 1.56 lid 1 en 2 Wko (gob, vgo)

 

Artikel 7 lid 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob, vgo)

 

Artikel 11 lid 3 onder a en b Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Gemiddeld

€ 1.000

  • f.

    Er is geen ondertekende risico-inventarisatie bij de voorziening voor gastouderopvang aanwezig.

Artikel 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko (vgo)

Artikel 12 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Artikel 11 lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Gemiddeld

€ 100

  • g.

    De gastouder draagt er geen zorg voor dat de veiligheids- en gezondheidsmaatregelen uit het plan van aanpak binnen de gestelde termijn zijn respectievelijk worden genomen.

Artikel 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko (vgo)

Artikel 12 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Artikel 11 lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Hoog

€ 1.000

  • h.

    De gastouder draagt er geen zorg voor dat de lijst van ongevallen die hebben plaatsgevonden actueel is en voldoet aan de gestelde eisen.

Artikel 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko (vgo)

Artikel 12 lid 3 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Artikel 11 lid 3 onder c en lid 4 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (vgo)

Gemiddeld

€ 1.000

 

2.5.2 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder heeft voor de gastouders geen meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling vastgesteld. In de meldcode is niet stapsgewijs aangegeven hoe met signalen wordt omgegaan. De meldcode draagt niet bij aan het zo snel en adequaat mogelijk bieden van hulp.

Artikel 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wko; artikel 8 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    De meldcode is niet compleet.

Artikel 1.51a lid 5 Wko; artikel 8 lid 2 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Gemiddeld

€ 500 per onderdeel

  • c.

    De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode niet.

Artikel 1.51a lid 4 Wko (gob)

Hoog

€ 2.000

  • d.

    De gastouder heeft geen kennis van de door de houder van het gastouderbureau vastgestelde meldcode. De gastouder leeft de meldcode niet na.

Artikel 1.56b lid 1 en art 1.51a lid 4 Wko (vgo)

Hoog

€ 200

 

2.5.3. Meld-, overleg- en aangifteplicht

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder treedt niet, nadat hem bekend is geworden dat:

    • -

      een personeelslid; of

    • -

      een gastouder; of

    • -

      een meerderjarige als bedoeld in artikel 1.56b, lid 3, Wko

  • zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind, onverwijld in overleg met een aangewezen deskundige.

Artikel 1.51b lid 1 Wko (gob)

Hoog

€ 3.000

  • b.

    De houder doet niet onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar, nadat uit het overleg met de deskundige is geconcludeerd dat sprake is van een redelijk vermoeden dat de desbetreffende persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling. De houder stelt de deskundige niet onverwijld in kennis van de aangifte.

Artikel 1.51b lid 2 Wko (gob)

Hoog

€ 3.000

  • c.

    De houder stelt de houder van een kindercentrum of gastouderbureau niet, nadat hem bekend is geworden dat:

    • -

      een ander ten behoeve van die houder werkzaam persoon

    • -

      een gastouder of

    • -

      een persoon van 18 jaar of ouder als bedoeld in artikel 1.56b, derde lid

  • zich mogelijk schuldig maakt of heeft gemaakt aan een misdrijf tegen de zeden of mishandeling onverwijld in kennis.

Artikel 1.51b lid 3 en 4 Wko (gob)

Hoog

€ 3.000

  • d.

    De gastouder treedt niet, nadat hem bekend is geworden dat de houder (een natuurlijk persoon) zich mogelijk schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling jegens een opvangkind, onverwijld in overleg met een aangewezen deskundige.

Artikel 1.51c lid 1 (vgo)

Hoog

€ 300

  • e.

    De gastouder doet niet onverwijld aangifte bij een opsporingsambtenaar nadat uit het overleg met de deskundige is geconcludeerd dat sprake is van een vermoeden dat de houder zich schuldig heeft gemaakt aan een zedenmisdrijf of mishandeling.

Artikel 1.51c lid 2 Wko (vgo)

Hoog

€ 300

  • f.

    De gastouder heeft onvoldoende kennis van de meldcode.

Artikel 1.56b lid 1 Wko (vgo)

Hoog

€ 300

  • g.

    De houder bevordert de kennis en het gebruik van de handelswijze met betrekking tot misdrijven niet.

Artikel 1.51b lid 5 en 1.51c lid 3 Wko (gob)

Hoog

€ 2.000

 

2.6. Ouderrecht

2.6.1 Informatie

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder laat in de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder niet duidelijk zien welk deel van het betaalde bedrag naar het gastouderbureau gaat (uitvoeringskosten) en welk deel van het betaalde bedrag naar de gastouder gaat.

Artikel 1.56 lid 4 Wko; art 11b Regeling Wko (gob)

Hoog

€ 1.000 per vraagouder

  • b.

    De houder van een gastouderbureau informeert vraagouders en eenieder die daarom verzoekt niet over het te voeren beleid.

Artikel 1.54a lid 1 Wko (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • c.

    De houder draagt er geen zorg voor dat het gastouderbureau goed bereikbaar is voor de vraagouder en de gastouder en verstrekt hen hierover geen informatie.

Artikel 1.56 lid 2 Wko; art 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; art 11b lid 3 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • d.

    De houder informeert ouders, personeel en gastouders niet (juist) over het inspectierapport inzake zijn gastouderbureau of een aangesloten voorziening voor gastouderopvang.

Artikel 1.54a lid 2 en 3 Wko (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • e.

    De houder brengt de geschillencommissie niet (juist) onder de aandacht van ouders.

Artikel 1.57c lid 2 Wko (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

 

2.6.2. Oudercommissie

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder heeft geen reglement oudercommissie vastgesteld.

Artikel 1.59 lid 1 Wko (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • b.

    Het reglement voldoet niet aan de eisen.

Artikel 1.59 lid 2, 3, 4 en 5 Wko (gob)

Laag

€ 500

  • c.

    Er is geen oudercommissie ingesteld of de houder spant zich niet voldoende in om een oudercommissie in te stellen.

Artikel 1.58 lid 1 en 2 en 1.58a lid 1 Wko (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • d.

    De oudercommissie voldoet niet aan de eisen.

Artikel 1.58 lid 4, 5 en 6 en 1.58a lid 3 Wko (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • e.

    De houder betrekt ouders niet voldoende.

     

    De houder biedt ouders niet de gelegenheid om deel te nemen aan een oudercommissie.

Artikel 1.58 lid 2 en 3 en 1.60 lid 1 Wko (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

 

2.6.3 Klachten en geschillen

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder heeft geen klachtenregeling getroffen.

Artikel 1.57b lid 1 Wko (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • b.

    De klachtenregeling is niet schriftelijk vastgelegd.

     

    De klachtenregeling is niet compleet.

Artikel 1.57b lid 2 Wko (gob)

Gemiddeld

€ 1.000 voor het niet hebben van een schriftelijke klachtenregeling

 

€ 500 per onderdeel

  • c.

    De houder brengt de klachtenregeling of wijzigingen hiervan niet (passend) onder de aandacht van ouders. De houder handelt niet overeenkomstig de klachtenregeling.

Artikel 1.57b lid 3 Wko (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • d.

    De houder draagt geen zorg voor een (tijdig) jaarlijks klachtenverslag. Het jaarverslag is herleidbaar tot natuurlijke personen.

     

    Het klachtenverslag is niet compleet.

Artikel 1.57b lid 4, 5 en 6 Wko (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

 

€ 500 indien het verslag niet compleet is

  • e.

    De houder zendt het klachtenverslag niet tijdig aan de toezichthouder en/of brengt het niet gelijktijdig (passend) onder de aandacht van de ouders.

Artikel 1.57b lid 8 Wko (gob)

Laag

€ 500

  • f.

    De houder is niet aangesloten bij een erkende geschillencommissie voor het behandelen van geschillen.

Artikel 1.57c lid 1 Wko (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

 

2.7. Kwaliteit gastouderbureau en zorgplicht

2.7.1. Kwaliteitscriteria

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De houder draagt geen zorg voor het tot stand brengen en begeleiden van verantwoorde gastouderopvang.

Artikel 1.49 lid 4 onder a en 1.56 lid 2 Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11b lid 1 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Hoog

€ 10.000

  • b.

    De houder draagt er geen zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders tijdens de opvang de Nederlandse taal als voertaal gebruiken zonder dat hier een wettelijke uitzondering op is.

Artikel 1.56 lid 1 en 1.55 lid 1 Wko (gob)

 

OF

 

Artikel 1.56 lid 1 en 1.55 lid 2 Wko (gob)

Hoog

€ 500

  • c.

    De houder draagt er geen zorg voor dat de volgende gesprekken plaatsvinden:

    • -

      intakegesprek met de gast- en vraagouder;

    • -

      koppelingsgesprek met de gast- en vraagouder;

    • -

      voortgangsgesprek met de gastouder.

  • De gesprekken vinden niet plaats bij de voorziening voor gastouderopvang. De gesprekken worden niet gevoerd door een bemiddelingsmedewerker.

Artikel 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11a lid 1 onder a, b, c en d en lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Hoog

€ 1.000 per gesprek

  • d.

    De houder draagt er geen zorg voor dat een bemiddelingsmedewerker in ieder geval tweemaal per jaar de adressen bezoekt waar opvang door de gastouder plaatsvindt.

     

    Het jaarlijkse voortgangsgesprek met de gastouder is geen onderdeel van één van deze bezoeken.

Artikel 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11a lid 1 onder d en f en 2 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Hoog

€ 1.000 per vgo

  • e.

    De houder draagt er geen zorg voor dat de gastouderopvang jaarlijks mondeling met de vraagouders wordt geëvalueerd en/of legt de evaluatie niet schriftelijk vast.

Artikel 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11a lid 1 onder e Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Gemiddeld

€ 1.000

  • f.

    De houder toetst jaarlijks bij een bezoek aan de voorziening voor gastouderopvang niet of deze aan de volgende eisen voldoet:

    • -

      de voorziening beschikt over voldoende speel- en slaapruimte,

    • -

      de voorziening beschikt over voldoende buitenspeelmogelijkheden afgestemd op het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen;

    • -

      de voorziening is voorzien van voldoende en goed functionerende rookmelders;

    • -

      de voorziening is te allen tijde rookvrij.

Artikel 1.56 lid 1 en 2 Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 14 lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang (gob)

Hoog

€ 1.000 per vgo

 

2.7.2. Administratie gastouderbureau

Overtreding

Artikel

Prioriteit

Boetebedrag

  • a.

    De administratie is niet zodanig ingericht dat op verzoek tijdig gegevens kunnen worden verstrekt.

Artikel 1.56 lid 1 en 6 onder a Wko; artikel 11 lid 1 onder a en lid 4 Regeling Wko (gob)

Hoog

€ 1.000

  • b.

    De administratie is niet compleet.

Artikel 11 lid 2 en 3 regeling Wko en artikel 7 lid 4 besluit go (gob)

Hoog

€ 500 per onderdeel


1

AEF; Eindrapport scenario-ontwikkeling structureel toezicht voorschoolse educatie september 2021

2

Het exploiteren van een kinderopvangvoorziening zonder toestemming van de gemeente is strafbaar gesteld. Dit is een economisch delict (artikel 1 lid 2 Wet op de economische delicten).