Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Borsele

Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBorsele
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota bodembeheer gemeente Borsele 2023
CiteertitelNota bodembeheer gemeente Borsele 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Nota bodembeheer voor de landbodem van de gemeente Borsele uit 2009.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-05-2024nieuwe regeling

07-12-2023

gmb-2024-227327

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023

De raad van de gemeente Borsele;

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 12 september 2023:

 

  • 1.

    De geactualiseerde Nota bodembeheer 2023 vast te stellen

  • 2.

    De geactualiseerde bodemkwaliteitskaarten 2023 vast te stellen

Voorwoord

 

Op 7 december 2023 heeft de gemeenteraad van Borsele de Nota bodembeheer inclusief bijbehorende bodemkwaliteitskaart vastgesteld.

 

Voorliggende Nota bodembeheer en bodemkwaliteitskaarten gemeente Borsele 2023 vervangen de Nota bodembeheer en bodemkwaliteitskaarten gemeente Borsele uit 2009.

 

De Nota bodembeheer en bodemkwaliteitskaarten gemeente Borsele 2023 worden vastgesteld door de gemeenteraad, waarbij de openbare voorbereidingsprocedure wordt gevolgd conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

De nota bodembeheer bevat de lokale uitwering van de milieu-hygiënische regelgeving voor het toepassen van grond en baggerspecie uit het Besluit bodemkwaliteit en de bijbehorende Regeling bodemkwaliteit.

 

Het in 2009 vastgestelde lokale beleid (gebied specifiek beleid) wordt beleidsneutraal voorgezet.

 

Wijzigingen:

 

  • Het herkomstgebied waarvoor verschillende lokale maximale waarden gelden. De waarden gelden voor grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden(gemeente Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland en Reimerswaal) en Tholen, in plaats van alleen de gemeente Borsele.

  • In de actualisatie van de bodemkwaliteitskaart is een extra zone voor de bestrijdingsmiddelen onderscheiden, de zone Bebouwde kernen vóór 1960. Het gebied specifiek beleid in de geactualiseerde nota is uitgebreid met lokale maximale waarden voor bestrijdingsmiddelen als DDE en DDT voor deze zone.

  • Er is een normering opgenomen voor de stofgroep PFAS in verschillende situaties. De normering voor PFAS bouwt voort op een aantal in 2020 regionaal afgestemde keuzes. Daarnaast vormen de hogere PFAS-gehalten langs de Westerschelde aanleiding om specifieke normen vast te stellen voor een strook van 200 m langs de Westerschelde.

  • In de nota zijn verder normen voor het toepassen van grond en baggerspecie geïntegreerd die eerder zijn opgenomen in de geactualiseerde bodemkwaliteitskaart van de wegbermen in de provincie Zeeland.

Onder de Omgevingsweg vallen de bodemfunctiekaart, de verschillende bodemkwaliteitskaarten en het gebied specifieke beleid uit de nota bodembeheer onder het overgangsrecht en worden daarmee automatisch onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.

 

Voorwoord

 

Op 1 oktober 2009 heeft de gemeenteraad van Borsele een Nota bodembeheer inclusief bijbehorende bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op 4 september 2014 heeft de gemeenteraad enkele kleine aanpassingen van de Nota bodembeheer vastgesteld.

 

Artikel 53 van het Besluit bodemkwaliteit schrijft voor dat tenminste eenmaal in de tien jaar wordt overwogen of het gebiedsspecifiek beleid uit de Nota bodembeheer aanpassing behoeft.

 

In het najaar van 2019 verstreek de periode van tien jaar sinds de eerste vaststelling van de nota bodembeheer van Borsele. Op dat moment kwam geen wens of aanleiding naar voren om de nota bodembeheer te herzien. Er is destijds voor gekozen om eerst de verdere ontwikkelingen met betrekking tot de Omgevingswet af te wachten.

 

Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Daarnaast is een deel van het gebiedsspecifiek beleid uit de oude nota bodembeheer niet meer actueel. Dit vormt de aanleiding om de zowel de bodemkwaliteitskaart als de nota bodembeheer van de gemeente Borsele te actualiseren.

 

Voorliggende Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023 vervangt de nota bodembeheer uit 2009.

Tegelijk is ook de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Borsele geactualiseerd.

 

De Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023 wordt vastgesteld door de gemeenteraad, waarbij de openbare voorbereidingsprocedure wordt gevolgd conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

De nota bodembeheer bevat de lokale uitwerking van de milieu-hygiënische regelgeving voor het toepassen van grond en baggerspecie uit het Besluit bodemkwaliteit en de bijbehorende Regeling bodemkwaliteit.

 

Het in 2009 vastgestelde lokale beleid (in de terminologie van het Besluit bodemkwaliteit: gebiedsspecifiek beleid; lokale maximale waarden) wordt in het algemeen beleidsneutraal voortgezet.

 

In de oude nota was gebiedsspecifiek beleid opgenomen ten behoeve van de werkzaamheden in het kader van de verdubbeling van de Sloeweg. Dit is niet meer actueel en daarom niet meer opgenomen in voorliggende nota bodembeheer.

 

Een aanpassing ten opzichte van de nota bodembeheer uit 2009 is het herkomstgebied waarvoor de verschillende lokale maximale waarden gelden. Deze gelden in voorliggende nota voor grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen (gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal en Tholen) in plaats van alleen voor de gemeente Borsele.

 

Bij de actualisatie van de bodemkwaliteitskaart is een extra zone voor de bestrijdingsmiddelen onderscheiden, de zone Bebouwde kernen voor 1960. Het gebiedsspecifiek beleid is in voorliggende nota uitgebreid met lokale maximale waarden voor DDE en DDT voor deze zone.

 

Nieuw ten opzichte van de nota bodembeheer uit 2009 is het opnemen van normering voor de stofgroep PFAS in verschillende situaties. De normering voor PFAS bouwt voort op een aantal in 2020 regionaal afgestemde keuzes. Daarnaast vormen de hogere PFAS-gehalten langs de Westerschelde aanleiding om specifieke normen vast te stellen voor een strook van 200 meter langs de Westerschelde.

 

In de Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023 zijn verder de normen voor het toepassen van grond en baggerspecie geïntegreerd die eerdere zijn opgenomen in de geactualiseerde bodemkwaliteitskaart van de wegbermen in de provincie Zeeland.

 

In de Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023 is het gebiedsspecifieke beleid vervat in een aantal artikelen met regelgeving, voorzien van een artikelgewijze toelichting. Uitleg over landelijke regelgeving en procedures is tot een minimum beperkt. Met deze opzet wordt ingespeeld op de vorm van het toekomstige omgevingsplan.

 

Bij het in werking treden van de Omgevingswet (1 januari 2024) vallen de bodemfunctiekaart, de verschillende bodemkwaliteitskaarten en het gebiedsspecifieke beleid uit de nota bodembeheer onder het overgangsrecht. De bodemfunctiekaart en het gebiedsspecifiek beleid worden daarmee automatisch onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.

 

PARAGRAAF 1: ALGEMEEN

 

Artikel 1 (werkingsgebied)

Deze nota heeft betrekking op het gebied waar de gemeente Borsele bevoegd gezag is voor het Besluit bodemkwaliteit.

Artikel 2 (bodemfunctiekaart)

De bodemfunctiekaart van de gemeente Borsele is weergegeven in bijlage 1

 

PARAGRAAF 2: NORMEN VOOR HET TOEPASSEN VAN GROND EN BAGGERSPECIE

 

Artikel 3 (bodembeheergebied regio Bevelanden en Tholen)

Het bodembeheergebied regio Bevelanden en Tholen bestaat uit de gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal en Tholen.

Artikel 4 (toepassingskaarten)

  • 1.

    Grond en baggerspecie die worden toegepast op de landbodem voldoen voor de parameters uit het standaard stoffenpakket uit NEN5740, versie januari 2009, alsmede arseen en chroom aan de bodemkwaliteitsklassen zoals in kaart weergegeven in de volgende bijlagen:

    • a.

      bijlage 2A voor grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen

    • b.

      bijlage 2B voor grond en baggerspecie afkomstig van buiten de regio Bevelanden en Tholen

  • 2.

    Grond en baggerspecie die worden toegepast op de landbodem voldoen voor DDD, DDE, DDT en drins aan de waarden zoals in kaart weergegeven in de volgende bijlagen:

    • a.

      bijlage 3A voor grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen

    • b.

      bijlage 3B voor grond en baggerspecie afkomstig van buiten de regio Bevelanden en Tholen

  • 3.

    Grond en baggerspecie die worden toegepast op de landbodem voldoen voor de stofgroep PFAS aan de waarden zoals in kaart weergegeven in de volgende bijlagen:

    • a.

      bijlage 4A voor grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen

    • b.

      bijlage 4B voor grond en baggerspecie afkomstig van buiten de regio Bevelanden en Tholen

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid voldoen grond en baggerspecie die worden toegepast in gezoneerde wegbermen aan de toepassingsnormen die in kaart zijn weergegeven in bijlage 5

Artikel 5 (toepassingsnormen voor bodemfunctieklassen wonen en industrie)

  • 1.

    Grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen die wordt toegepast op een locatie met bodemfunctieklasse wonen of bodemfunctieklasse industrie voldoet voor de volgende stoffen tot een diepte van 2,0 m-mv aan de maximale waarden voor wonen:

    • a.

      de stoffen uit het standaard stoffenpakket uit NEN5740, versie januari 2009,

    • b.

      arseen

    • c.

      chroom

    • d.

      DDD

    • e.

      DDE

    • f.

      DDT

    • g.

      drins (som aldrin, dieldrin en endrin)

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid gelden ter plaatse van (voormalige) boomgaarden die in de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart zijn opgenomen in boomgaardzone 1 of boomgaardzone 2 voor DDE, DDT en drins de waarden die zijn opgenomen in artikel 7

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid gelden voor toepassingen in de zone Bebouwde kernen voor 1960 van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart dezelfde waarden als voor boomgaardzone 2 zijn opgenomen in artikel 7, tweede lid

  • 4.

    Grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen die wordt toegepast op een locatie met bodemfunctieklasse wonen of bodemfunctieklasse industrie voldoet voor de stofgroep PFAS tot een diepte van 1,0 m-mv aan de volgende waarden:

    • a.

      PFOA (som): 7,0 µg/kgds

    • b.

      PFOS (som): 3,0 µg/kgds

    • c.

      overige individuele PFAS: 3,0 µg/kgds

Artikel 6 (toepassingsnormen voor industrieterrein ’t Sloe)

  • 1.

    In afwijking van artikel 5, eerste lid, voldoet grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen die wordt toegepast op het industrieterrein ‘t Sloe tot een diepte van 2,0 m-mv voor de volgende stoffen aan de maximale waarden voor industrie:

    • a.

      de stoffen uit het standaard stoffenpakket uit NEN5740, versie januari 2009,

    • b.

      arseen

    • c.

      chroom

    • d.

      DDD

    • e.

      DDE

    • f.

      DDT

    • g.

      drins (som aldrin, dieldrin en endrin)

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op grond en baggerspecie afkomstig uit de gemeente Vlissingen.

Artikel 7 (toepassingsnormen voor bestrijdingsmiddelen ter plaatse van (voormalige) boomgaarden)

  • 1.

    Grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen die wordt toegepast op een locatie in boomgaardzone 1 van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart voldoet tot een diepte van 2,0 m-mv aan de volgende waarden:

    • a.

      DDD: maximale waarde voor wonen

    • b.

      DDE: interventiewaarde

    • c.

      DDT: interventiewaarde

    • d.

      Drins (som aldrin, dieldrin, endrin): maximale waarde voor industrie

  • 2.

    Grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen die wordt toegepast op een locatie in boomgaardzone 2 van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart voldoet tot een diepte van 2,0 m-mv aan de volgende waarden:

    • a.

      DDD: maximale waarde voor wonen

    • b.

      DDE: 0,75 mg/kgds (omgerekend naar standaardbodem)

    • c.

      DDT: 0,65 mg/kgds (omgerekend naar standaardbodem)

    • d.

      Drins (som aldrin, dieldrin, endrin): maximale waarde voor wonen

Artikel 8 (gebiedsspecifiek beleid wegbermen)

  • 1.

    Voor het toepassen van grond en baggerspecie in de zones ‘A: voorheen teerhoudende asfaltwegen’ en ‘B: Niet teerhoudende bitumineuze wegen’ uit de bodemkwaliteitskaart voor wegbermen in de provincie Zeeland gelden de in dit artikel opgenomen toepassingsnormen.

  • 2.

    Gezoneerde bermgrond uit de in het eerste lid vermelde bodemkwaliteitskaart voldoet voor de stoffen uit het standaard stoffenpakket uit NEN5740, versie januari 2009, aan de maximale waarden voor industrie.

  • 3.

    Gezoneerde bermgrond uit de in het eerste lid vermelde bodemkwaliteitskaart voldoet voor de stofgroep PFAS aan de volgende waarden:

    • a.

      PFOA (som): 7,0 µg/kgds

    • b.

      PFOS (som): 3,0 µg/kgds

    • c.

      overige individuele PFAS: 3,0 µg/kgds

  • 4.

    In afwijking van het derde lid voldoet bermgrond afkomstig uit een strook van 200 meter langs de Westerschelde, die binnen diezelfde strook weer wordt toegepast voor PFOS aan de waarde die is vermeld in artikel 10.

  • 5.

    Grond afkomstig van buiten de wegbermketen voldoet aan de toepassingsnormen zoals die gelden voor het omliggende gebied.

  • 6.

    In afwijking van het vijfde lid voldoet grond afkomstig van buiten de wegbermketen voor PAK en minerale olie aan de maximale waarde voor wonen, indien op grond van dat lid voor deze stoffen een lagere waarde zou gelden.

Artikel 9 (algemene toepassingsnormen voor PFAS)

  • 1.

    Tenzij in deze paragraaf anders bepaald gelden voor de stofgroep PFAS de volgende toepassingsnormen:

    • a.

      PFOA (som): 1,9 µg/kgds

    • b.

      PFOS (som): 1,4 µg/kgds

    • c.

      overige individuele PFAS: 1,4 µg/kgds

  • 2.

    Voor de stofgroep PFAS wordt geen bodemtypecorrectie toegepast

Artikel 10 (toepassingsnormen voor PFAS in een strook van 200 meter langs de Westerschelde)

Grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen die wordt toegepast in een strook van 200 meter langs de Westerschelde, gerekend vanaf de buitenkruin van de dijk, voldoet voor de stofgroep PFAS tot een diepte van 1,0 m-mv aan de volgende waarden:

  • a.

    PFOA (som): 7,0 µg/kgds

  • b.

    PFOS (som): 15,0 µg/kgds

Artikel 11 (toepassingsnormen voor PFAS bij verspreiden van baggerspecie op aangrenzende percelen)

  • 1.

    Voor het verspreiden van baggerspecie op aan dezelfde watergang grenzende percelen voor PFAS de volgende waarden:

    • a.

      PFOA (som): 7,0 µg/kgds

    • b.

      PFOS (som): 3,0 µg/kgds

    • c.

      overige individuele PFAS: 3,0 µg/kgds

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt voor PFOS voor het verspreiden van baggerspecie op aan dezelfde watergang grenzende percelen binnen een strook van 200 meter langs de Westerschelde de waarde zoals vermeld in artikel 10.

Artikel 12 (toepassingsnormen voor PFAS in grootschalige bodemtoepassingen)

  • 1.

    Grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen die worden toegepast in de afdeklaag van een grootschalige bodemtoepassing voldoen voor PFAS aan de waarden die voor de toepassingslocatie op grond van artikel 5, 9 dan wel 10 gelden voor het dieptetraject 0-1,0 m-mv

  • 2.

    Grond en baggerspecie die boven de grondwaterspiegel in de kern van een grootschalige bodemtoepassing worden toegepast voldoen voor PFAS aan de volgende waarden:

    • a.

      PFOA (som): 7,0 µg/kgds

    • b.

      PFOS (som): 3,0 µg/kgds

    • c.

      overige individuele PFAS: 3,0 µg/kgds

Artikel 13 (maximum percentage bodemvreemd materiaal)

  • 1.

    In bijlage 6 is in kaart weergegeven hoeveel gewichtsprocent bodemvreemd materiaal toe te passen grond en baggerspecie maximaal mag bevatten voor zover het steenachtig materiaal of hout betreft.

  • 2.

    Grond en baggerspecie bevatten maximaal 5% bodemvreemd materiaal wanneer deze worden toegepast op een locatie in de zone A: Buitengebied en woonwijken > 1960 van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart.

  • 3.

    Het tweede lid geldt niet voor:

    • a.

      het verspreiden van baggerspecie op aan dezelfde watergang grenzende percelen

    • b.

      grootschalige bodemtoepassingen

  • 4.

    Het derde lid vervalt bij het in werking treden van de Omgevingswet

Artikel 14 (grondstromenmatrix voor het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel)

  • 1.

    Bijlage 7 bevat een grondstromenmatrix waarin is weergegeven in welke situaties de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart als grondslag kan dienen voor een milieuhygiënische verklaring voor de kwaliteit van bij ontgraving vrijkomende grond.

  • 2.

    Voor grond afkomstig uit de zone C: Woonwijken voor 1900 kan de gemeentelijke bodemkwaliteits-kaart voor de NEN5740-parameters alleen als grondslag voor een milieuhygiënische verklaring dienen voor toepassingen op locaties met een relatief ongevoelig terreingebruik.

  • 3.

    Grond die wordt ontgraven uit een strook van 500 meter langs de Westerschelde dient altijd te worden geanalyseerd op PFAS wanneer deze buiten deze strook van 500 meter wordt toegepast.

Artikel 15 (aanvaarding bodemkwaliteitskaarten van andere bestuursorganen in Zeeland)

  • 1.

    De gemeente Borsele aanvaardt alle rechtsgeldige bodemkwaliteitskaarten die zijn vastgesteld door andere bestuursorganen binnen Zeeland.

  • 2.

    Het eerste lid geldt ook voor nieuwe bodemkwaliteitskaarten die door andere bestuursorganen in Zeeland worden vastgesteld.

 

SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 (intrekken nota bodembeheer uit 2009)

De Nota bodembeheer voor de landbodem van de gemeente Borsele uit 2009, 1e herziening 4 september 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 17 (in werking treden en citeertitel)

  • 1.

    Deze nota treedt in werking direct nadat de bestuurlijke vaststelling hiervan door de gemeenteraad onherroepelijk is.

  • 2.

    Deze nota wordt aangehaald als Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023

Vastgesteld in de gemeenteraad van 7 december 2023

Toelichting

Algemeen

 

Actualisatie nota bodembeheer

 

Op 1 oktober 2009 heeft de gemeenteraad van Borsele een Nota bodembeheer inclusief bijbehorende bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Op 4 september 2014 heeft de gemeenteraad enkele kleine aanpassingen van de Nota bodembeheer vastgesteld.

 

Artikel 53 van het Besluit bodemkwaliteit schrijft voor dat tenminste eenmaal in de tien jaar wordt overwogen of het gebiedsspecifiek beleid uit de Nota bodembeheer aanpassing behoeft.

 

In het najaar van 2019 verstreek de periode van tien jaar sinds de eerste vaststelling van de nota bodembeheer van Borsele. Op dat moment kwam geen wens of aanleiding naar voren om de nota bodembeheer te herzien. Er is destijds voor gekozen om eerst de verdere ontwikkelingen met betrekking tot de Omgevingswet af te wachten.

 

Na enkele malen te zijn uitgesteld treedt de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking. Daarnaast is een deel van het gebiedsspecifiek beleid uit de oude nota bodembeheer niet meer actueel. Dit vormt de aanleiding om de zowel de bodemkwaliteitskaart als de nota bodembeheer van de gemeente Borsele te actualiseren.

 

Voorliggende Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023 vervangt de nota bodembeheer uit 2009.

Tegelijk is ook de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Borsele geactualiseerd1.

 

De nota bodembeheer bevat de lokale uitwerking van de milieu-hygiënische regelgeving voor het toepassen van grond en baggerspecie uit het Besluit bodemkwaliteit en de bijbehorende Regeling bodemkwaliteit. Gedeeltelijk volgt de gemeente Borsele de algemene regels uit de landelijke regelgeving, het zogeheten ‘generieke toetsingskader’ uit het Besluit bodemkwaliteit. Daarnaast heeft de gemeenteraad in 2009 voor een aantal situaties gebiedsspecifiek beleid vastgesteld.

 

Ruimere lokale maximale waarden (LMW) dan de generieke landelijke normen gelden alleen voor het toepassen van grond en baggerspecie afkomstig uit het eigen bodembeheergebied. Dit laatste vanwege het in de landelijke regelgeving opgenomen principe van standstill op gebiedsniveau. In 2009 was het bodembeheergebied gedefinieerd als de gemeente Borsele. In de Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023 is als bodembeheergebied gekozen voor de regio Bevelanden en Tholen (de gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal en Tholen).

 

In het Besluit bodemkwaliteit zijn de generieke normen voor het toepassen van grond en baggerspecie op de landbodem afhankelijk gesteld van zowel de kwaliteit als de functie van de ontvangende bodem.

 

De kwaliteit van de bodem is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart. Het gaat daarbij om de ‘gemiddelde’ kwaliteit van gebieden (zones), afgezien van lokale verontreinigingen veroorzaakt door puntbronnen.

De functie (bodemfunctieklasse) van de bodem is vastgelegd in de bodemfunctiekaart. In het algemeen is deze ongewijzigd overgenomen uit bijlage 3 van de nota bodembeheer uit 2009.

 

De combinatie van de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctiekaart levert de toepassingskaart op: een kaart waarin is weergegeven waar welke toepassingseisen volgens het generieke beleidskader gelden voor het toepassen van grond en baggerspecie. Dit zijn de normen die gelden voor grond en baggerspecie afkomstig van buiten de regio Bevelanden en Tholen.

In de toepassingskaart voor grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen gelden in een aantal situaties lokale maximale waarden.

 

Aanleiding voor gebiedsspecifiek beleid

 

In paragraaf 5.1 van de nota bodembeheer uit 2009 is de aanleiding voor gebiedsspecifiek beleid als volgt verwoord:

 

Binnen de gemeente komt ter plaatse van voormalige boomgaarden grond en bagger vrij, die op grond van de gehaltes DDD, DDE en DDT de bodemkwaliteitsklasse industrie heeft. Daarnaast komt in de oudste delen van de bebouwde kernen grond vrij, die de bodemkwaliteitsklasse industrie heeft. Binnen het generieke kader zijn er nauwelijks mogelijkheden om deze grond weer binnen de gemeente nuttig toe te passen. Zelfs bij projecten met een gesloten grondbalans kan een knelpunt ontstaan, omdat de grond niet voldoet aan de generieke toepassingseis van de ontvangende bodem.

 

Op bedrijfsterreinen kan ter plaatse van voormalige boomgaarden volgens het generieke kader wel grond van klasse industrie worden toegepast vanwege de verhoogde gehaltes bestrijdingsmiddelen in de voormalige boomgaarden. Binnen het generieke kader betekent dit, dat grond die op deze plaatsen wordt toegepast ook voor andere stoffen getoetst wordt aan MaxINDUSTRIE, ook al komt er verder binnen dit bedrijfsterrein geen verontreiniging met deze andere stoffen voor. Binnen hetzelfde bedrijfsterrein gelden volgens het generieke kader niet alleen voor de bestrijdingsmiddelen, maar ook voor alle overige stoffen verschillende toepassingseisen.

 

Het generieke kader uit het Besluit bodemkwaliteit past niet volledig bij de lokale situatie van de gemeente Borsele (…) Met deze keuzes zijn er meer mogelijkheden om vrijkomende licht en matig verontreinigde grond nuttig te hergebruiken binnen de gemeente, zonder dat dit tot onacceptabele risico’s leidt voor het betreffende gebruik van de bodem. Op gebiedsniveau leidt dit niet tot een verslechtering van de milieukwaliteit. De verontreinigingen zijn al in het milieu aanwezig en worden door het grondverzet enkel verplaatst. Een goede afstemming van vraag en aanbod van hergebruiksgrond leidt tot lagere kosten. Daarnaast is gekozen voor eenduidigheid in het beleid.

 

Het voorgaande geldt nog steeds. In aanvulling hierop is het wenselijk om een lokaal normenkader voor PFAS vast te stellen:

  • omdat er nog geen normering voor PFAS is opgenomen in de landelijke regelgeving (het landelijke Handelingskader voor PFAS heeft geen juridische status maar betreft advieswaarden die worden aangemerkt als invulling van de zorgplicht);

  • en vanwege de hogere PFAS-gehalten die langs de Westerschelde aangetroffen worden.

Beleidsneutrale voortzetting van gebiedsspecifiek beleid

 

In principe wordt het gebiedsspecifieke beleid uit 2009 beleidsneutraal voortgezet.

 

Een aanpassing ten opzichte van de nota bodembeheer uit 2009 is het herkomstgebied waarvoor de verschillende lokale maximale waarden gelden. Deze gelden in voorliggende nota voor grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen (gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal en Tholen) in plaats van alleen voor de gemeente Borsele.

 

Bij de actualisatie van de bodemkwaliteitskaart is een extra zone voor de bestrijdingsmiddelen onderscheiden, de zone Bebouwde kernen voor 1960. Het gebiedsspecifiek beleid is in voorliggende nota uitgebreid met lokale maximale waarden voor DDE en DDT voor deze zone.

 

Samengevat zijn in artikel 5 t/m 7 van deze nota bodembeheer de volgende lokale maximale waarden (LMW) vastgelegd:

 

Gebied

LMW

Bodemfunctieklasse Wonen

Bodemfunctieklasse Industrie

(met uitzondering van industrieterrein ’t Sloe)

NEN5740-parameters: Maxwonen

DDD: Maxwonen

DDE: Maxwonen

DDT: Maxwonen

Drins (som): Maxwonen

Bodemfunctieklasse Industrie

Industrieterrein ’t Sloe (Vlissingen-Oost)

NEN5740-parameters: : MaxINDUSTRIE

DDD: : MaxINDUSTRIE

DDE: : MaxINDUSTRIE

DDT: : MaxINDUSTRIE

Drins (som): : MaxINDUSTRIE

Boomgaardzone 1

van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart

(ongeacht bodemfunctieklasse)

DDD: Maxwonen

DDE: Interventiewaarde

DDT: Interventiewaarde

Drins (som): MaxINDUSTRIE

Boomgaardzone 2

van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart

(ongeacht bodemfunctieklasse)

DDD: Maxwonen

DDE: 0,75 mg/kgds (standaardbodem)

DDT: 0,65 mg/kgds (standaardbodem)

Drins (som): Maxwonen

Zone Bebouwde kernen voor 1960

van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart

DDD: Maxwonen

DDE: 0,75 mg/kgds (standaardbodem)

DDT: 0,65 mg/kgds (standaardbodem)

Drins (som): Maxwonen

 

NEN5740-parameters = de stoffen uit het standaard stoffenpakket uit NEN5740, versie januari 2009, aangevuld met arseen en chroom

MaxWONEN = Maximale waarden voor wonen

MaxINDUSTRIE = Maximale waarden voor industrie

 

Verder is in artikel 13 vastgelegd dat grond en baggerspecie die worden toegepast op een locatie in de zone ‘A buitengebied en woonwijken > 1960’ van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart maximaal 5% bodemvreemd materiaal mogen bevatten (in plaats van de landelijke norm van 20%).

 

Een bodemkwaliteitskaart kan niet als bewijsmiddel (milieu-hygiënische verklaring) worden gebruikt wanneer sprake is van een lokaal afwijkende situatie, bijvoorbeeld een locatie die historisch verdacht is voor bodemverontreiniging vanwege een puntbron. Daarom was in de nota bodembeheer uit 2009 opgenomen dat bij het gebruik van de bodemkwaliteitskaart eerst een historisch onderzoek wordt uitgevoerd van zowel de herkomst- als de toepassingslocatie.

 

Onder de Omgevingswet is het uitvoeren van voorafgaand bodemonderzoek expliciet geborgd via algemene regels die zijn opgenomen in paragraaf 5.2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving (BAL), met verwijzing naar NEN5725. Bij het inwerkingtreden van de Omgevingswet gelden deze algemene regels en vervalt de noodzaak om dit op gemeentelijk niveau vast te leggen. In voorliggende nota is dit daarom niet meer expliciet opgeschreven, maar uiteraard moet ook tot het in werking treden van de Omgevingswet nog steeds een controle worden gedaan of geen sprake is van een uitzonderingssituatie.

 

Integratie van wegbermen en PFAS in één nota bodembeheer

 

Er is sinds 2013 een afzonderlijke nota bodembeheer inclusief bodemkwaliteitskaart voor de wegbermen in de provincie Zeeland. In 2020 is deze geactualiseerd2. Het gebiedsspecifieke beleid hieruit is geïntegreerd in de Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023.

 

Voor de stofgroep PFAS is in 2020 in eerste instantie een regionale bodemkwaliteitskaart gemaakt, samen met de gemeenten Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal en Tholen3. Voor de gemeente Borsele is de bodemkwaliteitskaart voor PFAS in 2023 geactualiseerd en geïntegreerd in de nieuwe gemeentelijke bodemkwaliteitskaart.

 

Aanleiding voor deze regionale bodemkwaliteitskaart was het ‘Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie’. De eerste versie hiervan is op 8 juli 2019 door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat toegezonden aan de Tweede Kamer. Het tijdelijk handelingskader is vervolgens enkele malen geactualiseerd.

De regionale bodemkwaliteitskaart voor PFAS uit 2020 bevat een aantal regionaal afgestemde beleidskeuzes voor de te hanteren toepassingsnormen voor PFAS. Grotendeels zijn deze regionale beleidskeuzes ongewijzigd geïntegreerd in de Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023. Daarnaast vormen de hogere PFAS-gehalten langs de Westerschelde aanleiding om specifieke normen vast te stellen voor een strook van 200 meter langs de Westerschelde.

 

Risicotoolbox

 

Een voorwaarde voor het vaststellen van lokale maximale waarden (LMW) is, dat de gevolgen van deze waarden worden beoordeeld met behulp van de risicotoolbox (www.risicotoolbox.nl). Dit instrument is ontwikkeld om te bepalen welke risico’s de LMW met zich meebrengen bij een bepaald terreingebruik.

 

Voor de NEN5740-parameters en de bestrijdingsmiddelen was de toepassing van de risicotoolbox opgenomen in hoofdstuk 6 van de in 2009 vastgestelde bodemkwaliteitskaart4. Dit hoofdstuk is nog steeds actueel.

 

Volledigheidshalve is voornoemde toepassing van de risicotoolbox ongewijzigd overgenomen in een afzonderlijke notitie5. In die notitie wordt tevens aandacht besteed aan relevante door het RIVM afgeleide risiconormen voor PFAS. De stofgroep PFAS is nog niet opgenomen in de risicotoolbox.

 

Overgangsrecht Omgevingswet

 

Het omgevingsrecht in Nederland wordt ingrijpend herzien. Diverse sectorale wet- en regelgeving over de leefomgeving wordt samengebracht in de Omgevingswet met vier bijbehorende AmvB’s en één Ministeriële regeling. De huidige Wet bodembescherming verdwijnt en wordt in beknoptere vorm opgenomen in de Omgevingswet.

 

Onder de Omgevingswet wordt alle gemeentelijke regelgeving voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in één omgevingsplan. Er bestaan op termijn – na een overgangsperiode – dus geen afzonderlijke bestemmingsplannen, nota’s bodembeheer e.d. meer. Bij het in werking treden van de Omgevingswet heeft de gemeente van rechtswege een tijdelijk deel van het omgevingsplan.

 

Het in werking treden van de Omgevingswet is enkele malen uitgesteld. Na instemming van de Eerste en Tweede Kamer is in maart 2023 het Koninklijk Besluit (KB) ondertekend dat de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking treedt.

 

Bij het in werking treden van de Omgevingswet vallen de bodemfunctiekaart, de verschillende bodemkwaliteitskaarten en het gebiedsspecifieke beleid uit de nota bodembeheer onder het overgangsrecht en komen daarmee automatisch in het tijdelijk deel van het omgevingsplan.

 

Het tijdelijk deel van het omgevingsplan bevat verder een aantal zogeheten bruidsschatregels. Voor het eind van de overgangsperiode van het tijdelijk deel van het omgevingsplan moet de gemeente over de regels uit de bruidsschat een afweging maken: behouden, aanpassen of schrappen.

 

De bruidsschat bevat ook enkele regels over bodem en ondergrond, namelijk over:

  • het aanleggen en gebruiken van gesloten bodemenergiesystemen;

  • bouwen op verontreinigde bodem;

  • nazorg na saneren van de bodem;

  • kleinschalig graven boven de interventiewaarde bodemkwaliteit (≤ 25 m3);

  • historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico.

De weging van de bruidsschatregels is in een later stadium voorzien.

 

Beknopter format: artikelen met bijbehorende toelichting

 

De nota bodembeheer beschrijft binnen de kaders van het Besluit bodemkwaliteit de voorwaarden voor het grond- en baggerverzet binnen de gemeente Borsele. De nota bodembeheer uit 2009 bevatte uitgebreide beschrijvingen van algemeen geldende landelijke regelgeving en de lokale uitwerking daarvan op basis van de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctiekaart.

 

Zoals hiervoor al vermeld komt het gebiedsspecifiek beleid uit de nota bodembeheer volgens het overgangsrecht automatisch in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Op termijn moet dit worden overgezet naar het nieuwe deel van het omgevingsplan. Onderdelen uit de nota bodembeheer die meer dienen als beleidsregels of als uitleg van landelijke regelgeving, passen niet in het omgevingsplan.

 

In de Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023 is het gebiedsspecifieke beleid vervat in een aantal artikelen met regelgeving, voorzien van een artikelgewijze toelichting. Uitleg over landelijke regelgeving en procedures is tot een minimum beperkt.

 

Met deze opzet wordt ervoor gekozen om in te spelen op de vorm van het toekomstige omgevingsplan. Des te minder inspanning kost het in de toekomst om de regels over te zetten naar het nieuwe deel van het omgevingsplan.

 

Artikelsgewijs

 

PARAGRAAF 1: ALGEMEEN

 

Artikel 1 (werkingsgebied)

 

De gemeente is in principe het bevoegd gezag Besluit bodemkwaliteit voor toepassingen op de landbodem. Uitzondering zijn inrichtingen waarvoor een ander bestuursorgaan de omgevingsvergunning verleent.

 

De in bijlage 1 t/m 6 opgenomen kaarten hebben betrekking op het gebied waarvoor de gemeente het bevoegd gezag is voor het Besluit bodemkwaliteit.

 

Voor toepassingen in oppervlaktewaterlichamen is de waterbeheerder het bevoegd gezag. De Waterregeling bevat kaarten met de begrenzing van de gebieden waar Rijkswaterstaat vergunningverlener is in het kader van de Waterwet en in het verlengde daarvan het bevoegd gezag is voor het Besluit bodemkwaliteit. Onder de Omgevingswet wordt deze begrenzing opgenomen in de Omgevingsregeling.

 

Artikel 2 (bodemfunctiekaart)

 

Gemeenten zijn volgens het Besluit bodemkwaliteit verplicht om een bodemfunctiekaart vast te stellen. Deze verplichting blijft bestaan onder de Omgevingswet. De bodemfunctiekaart is van belang om te bepalen welke normen gelden voor het toepassen van grond en baggerspecie en welke terugsaneerwaarden gelden bij bodemsaneringen.

 

In een bodemfunctiekaart wordt een gemeente ingedeeld in de volgende bodemfunctieklassen:

  • Landbouw/natuur

  • Wonen

  • Industrie

De bodemfunctiekaart van de gemeente Borsele is weergegeven in bijlage 1. In het algemeen is deze ongewijzigd overgenomen uit bijlage 3 van de nota bodembeheer uit 2009. Op enkele plekken zijn wat kleine verbeteringen in begrenzingen doorgevoerd.

 

Bij het inwerkingtreden van de Omgevingswet maakt de bodemfunctiekaart van rechtswege deel uit van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.

 

PARAGRAAF 2: NORMEN VOOR HET TOEPASSEN VAN GROND EN BAGGERSPECIE

 

De regels uit deze paragraaf vallen onder het overgangsrecht van de Omgevingswet. Dit betekent dat bij het inwerkingtreden van de Omgevingswet de artikelen 3 t/m 14 van rechtswege onderdeel worden van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.

 

Artikel 3 (bodembeheergebied regio Bevelanden en Tholen)

 

Het Besluit bodemkwaliteit maakt onderscheid in:

  • generiek beleid (met toepassingsnormen volgens landelijke regelgeving)

  • gebiedsspecifiek beleid (waarbij als toepassingsnormen lokale maximale waarden worden vastgesteld)

Het Besluit bodemkwaliteit gaat uit van standstill op gebiedsniveau. Dit betekent dat hogere lokale maximale waarden (LMW) dan de generieke toepassingsnormen alleen gelden voor grond en bagger afkomstig uit hetzelfde aangewezen bodembeheergebied.

 

In de nota bodembeheer uit 2009 was als bodembeheergebied voor dergelijke hogere LMW uitgegaan van de gemeente Borsele. In de afgelopen jaren hebben zich in de praktijk situaties voorgedaan dat beschikbare grond uit een andere Bevelandse gemeente niet kon worden toegepast op het industrieterrein ’t Sloe, terwijl deze wel voldeed aan de LMW die in de nota bodembeheer waren vastgelegd voor grond uit de gemeente Borsele.

 

Bij de regionale bodemkwaliteitskaart voor PFAS uit 2020 was er voor PFAS al voor gekozen om bij grondverzet binnen en tussen de gemeenten in de regio Bevelanden en Tholen in het algemeen dezelfde toepassingsnormen te hanteren.

 

In de Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023 wordt deze lijn doorgetrokken naar de overige stofgroepen waarvoor LMW zijn vastgesteld, zodat meer regionaal grondverzet mogelijk is en minder vrijkomende grond uit de regio afgevoerd moet worden.

 

In artikel 3 is vastgelegd dat de regio Bevelanden en Tholen bestaat uit de gemeenten Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland, Reimerswaal en Tholen, zodat niet iedere keer alle gemeentenamen herhaald hoeven te worden.

 

 

Artikel 4 (toepassingskaarten)

 

Generieke toepassingsnormen volgens landelijke regelgeving

 

In het Besluit bodemkwaliteit (en in de toekomst onder de Omgevingswet) zijn de regels voor het toepassen van grond en bagger afhankelijk gesteld van zowel de bodemkwaliteitsklasse als de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. De strengste is daarbij (in het generieke beleid) maatgevend:

 

Bodemkwaliteitsklasse

Bodemfunctieklasse *

Generieke toepassingseis

Landbouw/natuur

Landbouw/natuur (Overig)

Klasse Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Wonen

Klasse Landbouw/natuur

Landbouw/natuur

Industrie

Klasse Landbouw/natuur

Wonen

Landbouw/natuur (Overig)

Klasse Landbouw/natuur

Wonen

Wonen

Klasse Wonen

Wonen

Industrie

Klasse Wonen

Industrie

Landbouw/natuur (Overig)

Klasse Landbouw/natuur

Industrie

Wonen

Klasse Wonen

Industrie

Industrie

Klasse Industrie

 

* Het huidige Besluit bodemkwaliteit kent strikt genomen alleen de bodemfunctieklassen Wonen en Industrie. De terminologie onder de Omgevingswet bevat tevens de bodemfunctieklasse Landbouw/natuur.

 

De bodemkwaliteitsklasse is vastgelegd in een bodemkwaliteitskaart. De bodemfunctieklasse is vastgelegd in de bodemfunctiekaart. De toepassingskaarten vormen de combinatie van deze twee kaarten, aangevuld met lokaal beleid.

 

Voorbeeld 1:

Wanneer de gemiddelde bodemkwaliteit van een industrieterrein voldoet aan klasse Landbouw/natuur, dan geldt volgens het generieke beleidskader als toepassingseis dat de toe te passen grond ook aan klasse Landbouw/natuur dient te voldoen.

 

Voorbeeld 2:

Wanneer de gemiddelde bodemkwaliteit van een oud stadscentrum niet voldoet aan klasse Wonen (maar bijvoorbeeld wel aan klasse Industrie), dan geldt volgens het generieke beleidskader als toepassingseis klasse Wonen.

 

Mogelijkheid voor lokaal maatwerk: gebiedsspecifiek beleid

 

Binnen bepaalde grenzen en randvoorwaarden mogen gemeenten besluiten om af te wijken van het ‘generieke beleid’ en voor een deel van hun grondgebied een strenger of juist minder streng beleid voeren. De gemeenteraad stelt dan ‘Lokale Maximale Waarden’ (LMW) vast voor één of meer stoffen. In dat geval spreekt het Besluit bodemkwaliteit van ‘gebiedsspecifiek beleid’. Onder de Omgevingswet worden deze in het Besluit activiteiten leefomgeving (BAL) aangeduid als ‘Lokale waarden’, die worden opgenomen in een maatwerkregel in het omgevingsplan.

 

Het Besluit bodemkwaliteit gaat uit van standstill op gebiedsniveau. Dit betekent dat hogere lokale maximale waarden dan de generieke toepassingsnormen alleen gelden voor grond en bagger afkomstig uit hetzelfde aangewezen bodembeheergebied. In artikel 3 is het bodembeheergebied gedefinieerd als de regio Bevelanden en Tholen.

 

De lokale maximale waarden die zijn opgenomen in de artikelen 5, 6 en 7 gelden dus alleen voor grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen.

In bijlage 2 t/m 4 is daarom onderscheid gemaakt in toepassingskaarten voor grond en bagger afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen en grond en bagger afkomstig van buiten de regio Bevelanden en Tholen.

 

Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Borsele en algemene toepassingskaarten per stofgroep

 

De algemene bodemkwaliteitskaart van de gemeente Borsele is in 2022/2023 geactualiseerd6. In de bodemkwaliteitskaart is de gemeente ingedeeld in een aantal zones met een vergelijkbare milieu-hygiënische bodemkwaliteit. Het gaat daarbij om de ‘gemiddelde’ kwaliteit van deze gebieden, afgezien van lokale verontreinigingen veroorzaakt door puntbronnen.

 

De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Borsele bestaat uit drie verschillende zone-indelingen, afhankelijk van de stofgroep:

  • zones voor de NEN5740-parameters (inclusief arseen en chroom) 7;

  • zones voor bestrijdingsmiddelen (DDD, DDE, DDT en drins)

  • zones voor PFAS

De begrenzingen van deze drie zone-indelingen komen niet met elkaar overeen, omdat de processen die aan deze zone-indelingen ten grondslag liggen verschillend zijn.

 

In het verlengde hiervan zijn per stofgroep verschillende keuzes gemaakt voor het vaststellen van lokale maximale waarden en zijn in bijlage 2 t/m 4 toepassingskaarten per stofgroep opgenomen.

 

De toepassingskaarten voor grond en bagger afkomstig van buiten de regio Bevelanden en Tholen geven in principe de landelijke generieke toepassingseisen weer. Daarbij zijn echter de NEN5740-parameters (aangevuld met arseen en chroom) enerzijds en de bestrijdingsmiddelen DDD, DDE, DDT en drins anderzijds apart beschouwd. Oftewel: geen hogere toepassingsnormen voor bestrijdingsmiddelen vanwege hogere generieke toepassingsnormen voor de NEN5740-parameters en vice versa.

 

In de bodemkwaliteitskaart is onderscheid gemaakt in de dieptetrajecten 0-0,5 m-mv en 0,5-2,0 m-mv. Deze dieptetrajecten sluiten aan bij wat in milieu-hygiënisch bodemonderzoek wordt aangemerkt als de bovengrond en de ondergrond.

 

In 2009 is de beleidskeuze gemaakt om in het gebiedsspecifieke beleid voor het hele dieptetraject 0-2,0 m-mv dezelfde toepassingseisen te hanteren. Deze keuze is voortgezet in het gebiedsspecifieke beleid uit de artikelen 5, 6 en 7.

Voor PFAS bevatten de artikelen 5 en 10 toepassingsnormen voor het dieptetraject 0-1,0 m-mv (zie toelichting bij artikel 5).

 

Voor grond en baggerspecie afkomstig van buiten de regio Bevelanden en Tholen is op een aantal plaatsen de toepassingseis klasse Wonen in het dieptetraject 0-0,5 m-mv en klasse Landbouw/natuur in het dieptetraject 0,5-2,0 m.mv. Dit komt doordat hier de bovengrond in de bodemkwaliteitskaart is ingedeeld in de kwaliteitsklasse Wonen, terwijl de ondergrond volgens de bodemkwaliteitskaart voldoet aan klasse Landbouw/natuur.

 

Dieper dan 2,0 m-mv mag alleen grond en baggerspecie worden toegepast die aan klasse Landbouw/natuur voldoet. Overigens vinden de meeste toepassingen plaats op het maaiveld of in de bovengrond.

 

Bodemkwaliteitskaart en toepassingskaart wegbermen

 

Bij het onderhoud van de wegbermen in Zeeland vindt veel grondverzet plaats. Het gaat daarbij in principe om een gesloten systeem: bermgrond komt bij werkzaamheden op de ene plek vrij en wordt later weer als aanvulmateriaal in een andere wegberm toegepast. Sinds 2005 wordt voor dit grondverzet een provinciebrede bodemkwaliteitskaart van de wegbermen gebruikt. Hiermee hoeft de milieuhygiënische kwaliteit niet voor elke partij bermgrond afzonderlijk te worden vastgesteld.

 

De actuele versie van de bodemkwaliteitskaart van de wegbermen8 heeft betrekking op de bermen van de verharde wegen van de volgende wegbeheerders:

  • waterschap Scheldestromen;

  • provincie Zeeland;

  • gemeentes (alleen de wegen in het buitengebied van 9 van de 13 gemeenten, maar niet in de gemeente Borsele).

Veel bermgrond is verontreinigd als gevolg van het gebruik van teerhoudend asfalt in het verleden. Om vrijkomende bermgrond weer in wegbermen te kunnen toepassen zijn in 2013 lokale maximale waarden vastgesteld. Hierop heeft in 2020 een herziening plaatsgevonden. De herziene lokale maximale waarden zijn overgenomen in artikel 8 en in kaart weergegeven in de toepassingskaart voor de gezoneerde wegbermen in bijlage 5.

 

Artikel 5 (toepassingsnormen voor bodemfunctieklassen wonen en industrie)

 

NEN5740-parameters

 

Voor de NEN5740-parameters betreft dit een ongewijzigde voortzetting van het beleid uit de nota bodembeheer uit 2009. Onderstaande toelichting is overgenomen uit de nota bodembeheer uit 2009.

 

Volgens het generieke beleid geldt in een deel van de woonwijken als toepassingseis de Maximale waarden voor wonen (MaxWONEN) en in een ander deel van de woonwijken de Achtergrondwaarde. De gemeente kiest voor een eenduidig toetsingskader voor alle woonwijken. In recente woonwijken kan dit leiden tot enige verslechtering van de bodemkwaliteit, maar de bodem blijft duurzaam geschikt voor de functie ‘wonen’.

 

Het ligt voor de hand deze lijn door te zetten voor de bedrijfsterreinen. Met andere woorden: ook bij de bodemfunctie “industrie” wordt de toepassingseis standaard verhoogd naar MaxWONEN.

 

Afgezien van industrieterrein ’t Sloe (zie artikel 6) wordt de toepassingseis voor de functie “industrie” niet standaard verhoogd naar de Maximale waarden voor industrie (MaxINDUSTRIE). Het verschil in gehaltes tussen de MaxWONEN en MaxINDUSTRIE is beduidend groter dan het verschil tussen de Achtergrondwaarde en MaxWONEN.

Er is geen directe noodzaak om de Lokale Maximale Waarden (LMW) voor alle bedrijfsterreinen verder te verhogen dan MaxWONEN en door de LMW niet verder te verhogen wordt geen mogelijke beperking gecreëerd voor een eventuele toekomstige functiewijziging van bedrijfsterrein naar wonen.

 

Bestrijdingsmiddelen

 

In 2009 is ervoor gekozen om voor de bestrijdingsmiddelen DDD, DDE, DDT en drins (som) aan te sluiten bij de hiervoor beschreven keuze voor de NEN5740-parameters. Deze beleidskeuze wordt voortgezet.

 

Grond en baggerspecie afkomstig uit de regio Bevelanden en Tholen moet ook voor DDD, DDE, DDT en drins (som) bij de bodemfunctieklasse wonen of industrie voldoen aan de Maximale waarden voor wonen. Ter plaatse van voormalige boomgaarden gelden voor DDE en DDT en deels ook voor drins ruimere normen (zie artikel 7).

 

Nieuw in de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart uit 2023 is de zone ‘Bebouwde kernen voor 1960’. DDT blijkt in het verleden ook te zijn gebruikt in particuliere tuinen. Daarom zijn voor de bestrijdingsmiddelen de bebouwde kernen voor 1960 opgenomen in een aparte zone. De gehalten in deze zone zijn vergelijkbaar met de gehalten in boomgaardzone 2 uit de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart.

 

In het derde lid van artikel 5 is voor de zone ‘Bebouwde kernen voor 1960’ vastgelegd dat voor de bestrijdingsmiddelen dezelfde normen gelden als in artikel 7 zijn opgenomen voor boomgaardzone 2.

 

PFAS

 

De toepassingsnormen voor PFAS uit dit artikel zijn ongewijzigd overgenomen uit de regionale bodemkwaliteitskaart PFAS Bevelanden en Tholen uit 2020. Onderstaande toelichting is (geredigeerd) overgenomen uit paragraaf 4.3 van voornoemd rapport.

 

Het tijdelijk handelingskader vermeldt als toepassingswaarden voor de bodemkwaliteits- en bodemfunctieklassen wonen en industrie 7 μg/kgds voor PFOA en 3 μg/kgds voor de overige PFAS (ook wel aangeduid als de 3/7/3 waarden). Deze hebben nu nog niet de status van Maximale waarden voor wonen of industrie. Naar verwachting worden op termijn wel Maximale waarden voor wonen of industrie opgenomen in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit. Naar verwachting zullen die in dat geval gelijk zijn aan deze 3/7/3 waarden dan wel ruimer zijn dan deze waarden.

 

In de regionale bodemkwaliteitskaart voor PFAS uit 2020 is ervoor gekozen om de toepassingsnormen aan te laten sluiten bij de toepassingsnormen zoals die in de gemeentelijke nota’s bodembeheer zijn vastgelegd voor de stoffen uit het NEN5740-pakket. Afhankelijk daarvan worden de 3/7/3 waarden uit het tijdelijk handelingskader als norm gehanteerd in plaats van de landelijke achtergrondwaarden uit artikel 9.

 

In regionaal verband is afgesproken dat de 3/7/3 normen in dat geval ook gelden voor grondverzet tussen de gemeenten in de regio Bevelanden en Tholen.

 

Volgens het tijdelijk handelingskader d.d. 2 juli 2020 gelden de 3/7/3 waarden alleen voor toepassingen boven de grondwaterspiegel (tot ten hoogste 1 meter onder het maaiveld bij een hoge grondwaterstand). De grondwaterstand is niet constant en daardoor in de praktijk lastig te hanteren als criterium. De 3/7/3 waarden gelden daarom voor het dieptetraject 0-1,0 m-mv, ongeacht de werkelijke grondwaterstand.

 

In het handelingskader voor PFAS versie december 2021 is voornoemd onderscheid tussen boven en onder de grondwaterspiegel losgelaten. Er is echter vooralsnog geen aanleiding om dit in de regionale bodemkwaliteitskaart PFAS Bevelanden en Tholen gemaakte onderscheid te herzien.

Voor het dieptetraject 1,0-2,0 m-mv en dieper dan 2,0 m-mv gelden dus altijd de achtergrondwaarden zoals opgenomen in artikel 9.

 

Artikel 6 (toepassingsnormen voor industrieterrein ‘t Sloe)

 

Ook voor het industrieterrein ’t Sloe (Vlissingen-Oost) geldt volgens het generieke beleid als toepassingseis de Achtergrondwaarde. Op dit industrieterrein is veel zware industrie gevestigd en het is niet waarschijnlijk, dat de functie van dit gebied ooit zal veranderen in wonen.

 

In de nota bodembeheer uit 2009 is daarom vastgelegd dat voor industrieterrein ’t Sloe (Vlissingen-Oost) als toepassingsnormen de Maximale waarden voor industrie gelden voor zowel de NEN5740-parameters als de bestrijdingsmiddelen DDD, DDE, DDT en drins (som). Deze keuze wordt in dit artikel voortgezet.

 

Met deze keuze wordt ruimte geboden voor de afzet van grond met kwaliteitsklasse industrie (grond afkomstig uit de oudste delen van de kernen en grond afkomstig van voormalige boomgaarden).

 

In de nota bodembeheer uit 2009 was verder opgenomen dat het voorgaande in de toekomst tevens zou gaan gelden voor het industrieterrein Sloepoort, nadat in een gewijzigd en onherroepelijk vastgesteld bestemmingsplan de bedrijfsbestemming van dit gebied zou zijn vastgelegd. Dit is niet meer opgenomen in de Nota bodembeheer gemeente Borsele 2023.

 

De gemeentegrens loopt dwars door het industrieterrein Vlissingen-Oost / ’t Sloe. Daarom is in het tweede lid opgenomen dat de gebiedsspecifieke normen voor industrieterrein ’t Sloe ook gelden voor grond en baggerspecie afkomstig uit de gemeente Vlissingen. De nota bodembeheer van Vlissingen bevat een vergelijkbare bepaling voor grond en baggerspecie afkomstig uit de gemeente Borsele.

 

Artikel 7 (toepassingsnormen voor bestrijdingsmiddelen ter plaatse van (voormalige) boomgaarden)

 

In de jaren na de tweede wereldoorlog is in boomgaarden veelvuldig gebruik gamaakt van het bestrijdingsmiddel DDT. Sinds 1974 is het gebruik van DDT in Nederland geheel verboden.

 

Als gevolg van het DDT-gebruik worden in de bodem van (voormalige) boomgaarden uit die periode nog altijd verhoogde gehalten aangetroffen van DDT en de afbraakproducten DDD en DDE. In de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart zijn de boomgaarden in kaart gebracht op basis van oude topogtrafische kaarten uit verschillende jaargangen. Vervolgens zijn de oude boomgaarden in de bodemkwaliteitskaart ingedeeld in twee boomgaardzones9.

 

Om grond afkomstig uit (voormalige) boomgaarden weer toe te kunnen passen in (voormalige) boomgaarden bevat dit artikel lokale maximale waarden (LMW) voor DDD, DDE, DDT en drins, ongeacht de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. Deze LMW zijn ongewijzigd overgenomen uit de nota bodembeheer uit 2009. De actualisatie van de bodemkwaliteitskaart in 2023 geeft geen aanleiding om deze LMW te herzien.

 

Boomgaardzone 1 bevat de boomgaarden die zijn weergegeven in de topografische kaarten uit zowel 1936 als 1960. Kort na de tweede wereldoorlog was het DDT-gebruik het hoogst en in deze boomgaardzone komen de hoogste DDT-gehalten voor. In een belangrijk deel van de voormalige boomgaarden in deze zone voldoen de gehalten DDE en DDT niet aan de Maximale waarden voor industrie. Daarom is voor DDE en DDT gekozen voor de interventiewaarde als LMW. In verband met de afstemming met het saneringsbeleid is er in 2009 voor gekozen om geen hogere LMW dan de interventiewaarde vast te stellen.

 

Boomgaardzone 2 bevat de overige boomgaarden die zijn weergegeven op één of meer topografische kaarten uit de periode 1936 – 1970. Ook in deze zone komen verhoogde gehalten DDE en DDT voor, maar die zijn beduidend lager dan in boomgaardzone 1. Voor deze zone zijn in 2009 de volgede LMW vastgesteld:

  • DDE: 0,75 mg/kgds (standaardbodem)

  • DDT: 0,65 mg/kgds (standaardbodem)

Deze LMW waren gebaseerd op de 80-percentielwaarden (P80) uit de toenmalige bodemkwaliteitskaart. In de bodemkwaliteitskaart uit 2023 liggen deze LMW voor zowel DDE als DDT tussen de 80-percentielwaarde en de 90-percentielwaarde van Boomgaardzone 2.

 

Voor DDD is in beide boomgaardzones net als in 2009 gekozen voor de Maximale waarde voor wonen. De gehalten DDD zijn in het algemeen ruim beneden de Maximale waarde voor wonen. De keuze voor de Maximale waarde voor wonen dekt de bandbreedte aan voorkomende gehalten goed af.

 

Voor de drins(som) was de 90-percentielwaarde in de bodemkwaliteitskaart uit 2009 in Boomgaardzone 1 iets hoger dan de Maximale waarde voor industrie. In boomgaardzone 2 was de 90-percentielwaarde iets hoger dan de Maximale waarde voor wonen. Op basis daarvan zijn in 2009 voor drins (som) als LMW in de boomgaardzones respectievelijk de Maximale waarde voor industrie en de Maximale waarde voor wonen vastgesteld.

In de bodemkwaliteitskaart uit 2023 komt voor de drins geen duidelijk verschil tussen beide boomgaardzones meer naar voren. In beide boomgaardzones is de 90-percentielwaarde hoger dan de Maximale waarde voor wonen en is de 95-percentielwaarde hoger dan de Maximale waarde voor industrie. Er is niettemin gekozen voor beleidsneutrale voortzetting van het bestaande beleid.

 

Artikel 8 (gebiedsspecifiek beleid wegbermen)

 

Het bodembeheergebied voor de wegbermen bestaat uit de gezoneerde wegbermen in de provincie Zeeland.

 

Onderstaande toelichting is geredigeerd overgenomen uit paragraaf 4.4 van de nota bodembeheer inclusief bodemkwaliteitskaart voor de wegbermen in Zeeland uit 2020.

 

Voor de gezoneerde wegbermen gelden in de gemeente Borsele de volgende toepassingseisen (exclusief PFAS):

 

Zone

Ontgravingsklasse

Toepassingseis voor gezoneerde bermgrond

Toepassingseis voor overige grond en bagger

A: Voorheen teerhoudende asfaltwegen

Industrie

MaxINDUSTRIE

Achtergrondwaarde,

met uitzondering van:

PAK-totaal: MaxWONEN 

Minerale olie: MaxWONEN

B: Niet teerhoudende bitumineuze wegen

Industrie

MaxINDUSTRIE

Achtergrondwaarde,

met uitzondering van:

PAK-totaal: MaxWONEN 

Minerale olie: MaxWONEN

C: Elementenwegen

Achtergrondwaarde

Achtergrondwaarde

Achtergrondwaarde

 

MaxWONEN = Maximale waarden voor wonen

MaxINDUSTRIE = Maximale waarden voor industrie

 

Voor PFAS gelden in de gezoneerde wegbermen de volgende toepassingseisen (*):

 

Zone

Toepassingseis voor gezoneerde bermgrond

Toepassingseis voor overige grond en bagger

A: Voorheen teerhoudende asfaltwegen

PFOA (som): 7 μg/kgds

PFOS (som): 3 μg/kgds

Overige indiv. PFAS: 3 μg/kgds

Toepassingsnormen zoals door de gemeente vastgesteld voor het omliggende gebied

B: Niet teerhoudende bitumineuze wegen

PFOA (som): 7 μg/kgds

PFOS (som): 3 μg/kgds

Overige indiv. PFAS: 3 μg/kgds

Toepassingsnormen zoals door de gemeente vastgesteld voor het omliggende gebied

C: Elementenwegen

Toepassingsnormen zoals door de gemeente vastgesteld voor het omliggende gebied

Toepassingsnormen zoals door de gemeente vastgesteld voor het omliggende gebied

 

(*) met uitzondering van de strook langs de Westerschelde waarvoor de normen uit artikel 10 gelden.

 

Aan de gekozen toepassingseisen liggen de volgende overwegingen ten grondslag:

  • de mogelijkheid behouden om al of niet gekeurde bermgrond in bermen te kunnen blijven toepassen;

  • per saldo geen verdere verslechtering van de wegbermen;

  • een alternatief creëren voor het gebruik van schone grond bij een lokaal tekort aan bermgrond (toepassing van schone grond is niet duurzaam, omdat belasting vanuit de omgeving en interactie in de bermgrondketen ervoor zorgt dat deze schone grond licht verontreinigd raakt).

In de gemeentes ten noorden van de Westerschelde gelden voor de zones ‘A: Voorheen teerhoudende asfaltwegen’ en ‘B: niet teerhoudende bitumineuze wegen’ verschillende toepassingseisen, afhankelijk van of er sprake is van het toepassen van bermgrond dan wel grond die van buiten de bermgrondketen afkomstig is.

 

De classificatie van de zone ‘C: Elementenwegen’ op basis van het rekenkundig gemiddelde voldoet aan de Achtergrondwaarde. Voor deze zone geldt in de hele provincie als generieke toepassingseis klasse Landbouw/natuur.

 

Toelichting op de Lokale Maximale Waarden (LMW)

 

Het grondverzet in de wegbermen vormt in beginsel een gesloten systeem: bij werkzaamheden vrijgekomen bermgrond blijft binnen de keten van wegbermen.

 

Om deze reden wordt in de gemeentes ten noorden van de Westerschelde onderscheid gemaakt tussen bermgrond, die na tijdelijke opslag weer elders in een wegberm wordt toegepast en de import en export van grond in en uit de keten van bermgrond.

 

Voor het opnieuw in een berm toepassen van grond uit gezoneerde bermen (ongeacht de herkomstzone) gelden voor de zone ‘A: Voorheen teerhoudende wegen’ in de hele provincie als toepassingseisen de Maximale waarden voor Industrie (MaxINDUSTRIE). Dit geldt voor alle in de bodemkwaliteitskaart wegbermen opgenomen stoffen.

 

Als gevolg van de toetsingsregels uit de Regeling bodemkwaliteit wijkt de ontgravingsklasse (klasse industrie) van de zone ‘B: Niet teerhoudende bitumineuze wegen’ af van de toepassingsklasse (klasse wonen). Hierdoor is hergebruik van bermgrond binnen dezelfde zone volgens het landelijke, generieke beleidskader niet meer mogelijk. De gemeenten ten noorden van de Westerschelde kiezen ervoor om in deze zone voor bermgrond de toepassingsnorm te laten aansluiten bij de ontgravingsklasse en dus voor gezoneerde bermgrond ook in deze zone als toepassingseisen de Maximale waarden voor Industrie (MaxINDUSTRIE) vast te stellen. Dit geldt voor alle in deze bodemkwaliteitskaart opgenomen stoffen.

Dit is een wijziging ten opzichte van de nota bodembeheer van de wegbermen uit 2013. Destijds voldeed de zone ‘B: Niet teerhoudende bitumineuze wegen’ aan de Achtergrondwaarde en waren voor deze zone geen lokale maximale waarden vastgesteld.

 

In de gemeentes ten noorden van de Westerschelde geldt voor grond afkomstig van buiten de wegbermketen een strengere toepassingseis. Voor grond afkomstig van buiten de wegbermketen is in 2013 de beleidskeuze gemaakt dat voor PAK en minerale olie als toepassingseis MaxWONEN geldt en de Achtergrondwaarde voor de overige stoffen. Bij de overige stoffen wordt nog wel de toetsingsregel voor de Achtergrondwaarde uit de Regeling bodemkwaliteit gehanteerd.

 

Voor PAK bedraagt MaxWONEN 6,8 mg/kgds. Voor minerale olie is MaxWONEN gelijk aan de Achtergrond-waarde (190 mg/kgds). Feitelijk geldt voor grond van buiten de bermketen dus alleen voor PAK een lokale maximale waarde.

 

De hiervoor beschreven toepassingseisen gelden ongeacht de bodemfunctieklasse zoals deze voor de omgeving van de wegberm is vastgelegd in de gemeentelijke bodemfunctiekaarten.

 

Voorwaarde voor het vaststellen van deze LMW is, dat met behulp van de risicotoolbox wordt nagegaan wat de gevolgen van deze LMW zijn voor de bodemkwaliteit. De toepassing van de risicotoolbox is opgenomen in bijlage 15 van de nota bodembeheer inclusief bodemkwaliteitskaart voor de wegbermen in de provincie Zeeland. De conclusie van de risicotoolbox is, dat deze LMW geen risico’s opleveren: de bodem blijft duurzaam geschikt voor het betreffende bodemgebruik.

 

Op de LMW wordt de gangbare bodemtypecorrectie toegepast zoals opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit.

 

De toepassingseis voor gezoneerde bermgrond in de zones ‘A: Voorheen teerhoudende asfaltwegen’ en ‘B: niet teerhoudende bitumineuze wegen’ bedraagt 7 μg/kgds voor PFOA en 3 μg/kgds voor PFOS en de overige PFAS. Deze waarden sluiten aan bij de toepassingseisen voor PFAS die de gemeente hanteert voor gebieden waar de toepassingseisen voor de NEN5740-stoffen klasse Wonen of klasse Industrie zijn. Met deze toepassingseis voor PFAS blijft het gesloten systeem van uitwisseling van bermgrond mogelijk.

 

In het vierde lid van dit artikel is opgenomen dat het voorgaande niet geldt binnen een strook langs de Westerschelde. In deze strook gelden voor (berm)grond afkomstig uit diezelfde strook de ruimere PFAS-normen uit artikel 10.

 

Artikel 9 (algemene toepassingsnorm voor PFAS)

 

Voor PFAS is in de landelijke regelgeving nog geen normering vastgelegd. Het handelingskader voor PFAS heeft geen wettelijke status, maar bevat wel toepassingswaarden voor verschillende situaties. Deze hebben het karakter van advieswaarden ter invulling van de zorgplicht. Op basis van de versie uit december 2021 van het handelingkader voor PFAS (zonder voorvoegsel ‘tijdelijk’) wordt het traject gestart van de wettelijke verankering van de PFAS-normering.

 

Omdat de normstelling voor PFAS nu nog niet wettelijk geregeld is, is alle normstelling voor PFAS voor toepassingen op de landbodem opgenomen in deze nota bodembeheer.

 

De definitieve landelijke achtergrondwaarden zoals bepaald door het RIVM10 in juni 2020 gelden daarbij als ondergrens. Er worden geen strengere normen voor PFAS gesteld dan deze landelijke achtergrondwaarden, ongeacht herkomst of dieptetraject. De artikelen 4, 7 en 10 t/m 13 bevatten voor een aantal situaties ruimere toepassingsnormen voor PFAS.

 

Voornoemde definitieve achtergrondwaarden zijn sindsdien opgenomen in het (tijdelijk) handelingskader voor PFAS en naar verwachting worden deze waarden uiteindelijk wettelijk verankerd.

 

 

Deze definitieve landelijke achtergrondwaarden zijn als volgt:

  • PFOA (som lineair + vertakt): 1,9 μg/kgds

  • PFOS (som lineair + vertakt): 1,4 μg/kgds

De overige PFAS zijn in het onderzoek van het RIVM zelden boven de detectiegrens aangetoond. In het handelingskader voor PFAS is opgenomen dat voornoemde achtergrondwaarde van PFOS (1,4 μg/kgds) ook als toepassingswaarde kan gelden voor de overige PFAS. Deze waarde is overgenomen uit het handelingskader voor PFAS, in de verwachting dat deze op termijn ook voor de overige PFAS wordt opgenomen in de landelijke regelgeving.

 

Deze landelijke achtergrondwaarden gelden bijvoorbeeld altijd voor toepassingen dieper dan 1,0 m-mv. Ook grond en baggerspecie afkomstig van buiten de regio Bevelanden en Tholen moet altijd aan deze achtergrondwaarden voldoen.

Volgens het landelijk Handelingskader voor PFAS hoeft geen bodemtypecorrectie te worden toegepast als het percentage organische stof minder dan 10% bedraagt (op dezelfde wijze als bij PAK). Bij hogere percentages wordt volgens het handelingskader de voor organische verbindingen gebruikelijke bodemtypecorrectie toegepast.

 

In het tweede lid van artikel 9 is opgenomen, dat bij PFAS ongeacht het percentage organische stof geen bodemtypecorrectie plaatsvindt. De milieu-hygiënische risico’s van PFAS in de bodem zijn niet afhankelijk van het percentage organische stof. Daarom kiest de gemeente ervoor om voor PFAS geen bodemtypecorrectie toe te passen. Overigens worden in de gemeente Borsele in de landbodem maar zelden percentages organische stof hoger dan 10% aangetroffen.

 

Artikel 10 (toepassingsnormen voor PFAS in een strook van 200 meter langs de Westerschelde)

 

Langs de Westerschelde komen hogere PFAS-gehalten in de bodem voor als gevolg van seaspray, tot boven de toepassingswaarden voor wonen en industrie uit het handelingskader voor PFAS. In eerste instantie kwam dit duidelijk naar voren in onderzoeken ten behoeve van de dijkversterking bij Hansweert.

 

Vervolgens zijn 19 raaien onderzocht op PFAS tussen de Belgische grens en het Sloegebied. Waterschap Scheldestromen heeft het dwarsprofiel van de dijk onderzocht. De gemeenten Borsele, Kapelle en Reimerswaal hebben gezamenlijk een strook van 500 meter langs de dijk onderzocht (gerekend vanaf de buitenkruin van de dijk). Uit deze onderzoeken blijkt dat op Zuid-Beveland langs de hele noordkant van de Westerschelde hogere PFAS-gehalten voorkomen.

 

Vanwege de hogere PFAS-gehalten bij Hansweert is een afzondelijke bodemkwaliteitskaart ten behoeve van de dijkversterking opgesteld11 en inclusief lokale maximale waarden (LMW) vastgesteld door de gemeenteraden van Kapelle en Reimerswaal. Met deze LMW is grondverzet binnen het projectgebied van de dijkversterking mogelijk gemaakt, waarbij binnen het projectgebied ook uitwisseling tussen de gemeentes Kapelle en Reimerswaal mogelijk is.

 

Voor grondverzet binnen het projectgebied van de dijkversterking gelden de volgende LMW:

 

zone

onderdeel

som PFOS

Som PFOA

overige PFAS

Dijk langs Westerschelde en aangrenzende land-bodem

toekomstig dijklichaam (*)

36 µg/kgds

10 µg/kgds

1,4 µg/kgds

parkzone, incl. steunberm

15 µg/kgds

7 µg/kgds

1,4 µg/kgds

overig achterland

36 µg/kgds

10 µg/kgds

1,4 µg/kgds

Kanaalzone en slibdepot

hele zone

15 µg/kgds

7 µg/kgds

1,4 µg/kgds

 

(*) met uitzondering van de steunberm (vanaf de rand van de toekomstige weg) ter hoogte van de parkzone in de gemeente Reimerswaal.

 

Ook elders langs de Westerschelde vinden werkzaamheden met grondverzet plaats. Voor ongeveer de helft van het dijktraject langs de Zak van Zuid-Beveland ligt een opgave in het kader van de waterveiligheid. Tot en met 2025 loopt de verkenningsfase naar de meest geschikte oplossingen voor deze opgave.

 

Om grondverzet in projecten langs de Westerschelde mogelijk te maken willen de gemeenten Borsele, Kapelle en Reimerswaal identiek beleid vaststellen voor PFAS in de strook langs de Westerschelde. Daarom zijn in artikel 10 voor een strook van 200 meter langs de Westerschelde de volgende LMW overgenomen uit de eerdere bodemkwaliteitskaart van de dijkversterking bij Hansweert:

  • PFOS (som lineair+vertakt): 15 µg/kgds

  • PFOA (som lineair+vertakt): 7 µg/kgds

Deze LMW gelden voor de dijk met uitzondering van het buitentalud waarvoor Rijkswaterstaat het bevoegd gezag is. De strook van 200 meter wordt gerekend vanaf de buitenkruin van de dijk (= de grens tussen bevoegd gezag gemeente en Rijkswaterstaat). Het is ook mogelijk om grond of baggerspecie die aan deze LMW voldoet vanuit de rest van het bodembeheergebied (regio Bevelanden en Tholen) toe te passen in het projectgebied van de dijkversterking Hansweert (maar niet in het buitentalud).

 

De LMW zijn beperkt tot een strook van 200 meter, gerekend vanaf de buitenkruin van de dijk. In het gedeelte tussen 200 en 500 meter vanaf de dijk zijn in het algemeen geen gehalten boven de landelijke achtergrondwaarden gemeten. Voor dit laatste deel is wel in artikel 14 een onderzoeksplicht opgenomen wanneer vrijkomende grond buiten de strook van 500 meter langs de Westerschelde wordt toegepast.

 

Uit oogpunt van eenduidigheid gelden de LMW voor het herkomstgebied regio Bevelanden en Tholen. In de praktijk betreffen de toepassingen primair grondverzet over korte afstand binnen de strook langs de Westerschelde, met name binnen de dijk en Beschermingszone A. Beschermingszone A is door waterschap Scheldestromen gedefinieerd als een aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig in de legger is opgenomen, waarin ter bescherming van dat waterstaatswerk voorschriften krachtens de keur van toepassing zijn. Nuttige toepassingen waarbij grond met hogere PFAS-gehalten vanuit de rest van de regio Bevelanden en Tholen wordt toegepast zullen in de praktijk zeer zelden voorkomen.

 

Waterschap Scheldestromen heeft verzocht om voor Beschermingszone A om de ruimere waarden van 36 µg/kgds PFOS en 10 µg/kgds voor PFOA als LMW vast te stellen. Hier kiezen de drie Bevelandse gemeenten langs de Westerschelde niet voor. In het onderzoek van de 19 raaien zijn slechts op enkele plekken hogere PFAS-gehalten gemeten dan de nu gekozen LMW van 15 µg/kgds PFOS en 7 µg/kgds PFOA. In de gemeente Borsele ligt Beschermingszone A in het algemeen binnen de strook van 200 meter, met uitzondering van het gedeelte bij de Westerscheldetunnel en de inlaag tussen de Westerscheldetunnel en Ellewoutsdijk.

 

In de verdere uitwerking van de opgave in het kader van de waterveiligheid wordt o.a. meer PFAS-onderzoek in de dijk uitgevoerd. Mocht hieruit blijken dat ruimere PFAS-normen wenselijk zijn dan kunnen die op een later moment op projectniveau worden vastgesteld, zoals eerder is gedaan voor de dijkversterking bij Hansweert.

 

Artikel 11 (toepassingsnormen voor PFAS bij verspreiden van baggerspecie op aangrenzende percelen)

 

Onderstaande toelichting is overgenomen uit paragraaf 4.5 van de regionale bodemkwaliteitskaart PFAS Bevelanden en Tholen uit 2020.

 

De Regeling bodemkwaliteit bevat een afzonderlijke normering voor het verspreiden van bagger op aan dezelfde watergangen grenzende percelen. Het is volgens het Besluit bodemkwaliteit niet toegestaan om in gebiedsspecifiek beleid strengere normen vast te leggen dan deze ‘maximale waarden voor het verspreiden van baggerspecie over aangrenzend perceel’.

 

Deze normen voor het verspreiden van bagger bestaan uit:

  • een modelmatige berekening van de ecologische risico’s, aangeduid als msPAF (meer stoffen Potentieel Aangetaste Fractie);

  • afzonderlijke samenstellingswaarden voor cadmium en minerale olie. Daarnaast mag (ongeacht de uitkomst van msPAF) voor geen enkele stof het gehalte hoger zijn dan de interventiewaarde;

  • de Achtergrondwaarde voor de overige, niet in de msPAF-berekening opgenomen stoffen.

Het tijdelijk handelingskader vermeldt voor het verspreiden van bagger op aan dezelfde watergang grenzende percelen de 3/7/3/3 waarden. Deze 3/7/3/3 waarden zijn gebaseerd op een risicomodelering van het RIVM voor de bodemfuncties landbouw en natuur12.

 

Voor het verspreiden van bagger op aan dezelfde watergang grenzende percelen hanteert de regio Bevelanden en Tholen de 3/7/3/3 waarden zoals vermeld in het tijdelijk handelingskader. De verwachting is dat deze 3/7/3/3 waarden op termijn als normering voor het verspreiden van bagger worden opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit.

 

Artikel 12 (toepassingsnormen voor PFAS in grootschalige bodemtoepassingen)

 

Onderstaande toelichting is overgenomen uit paragraaf 4.6 van de regionale bodemkwaliteitskaart PFAS Bevelanden en Tholen uit 2020.

 

Voor grootschalige bodemtoepassingen (GBT) op de landbodem vermeldt het tijdelijk handelingskader de volgende toepassingswaarden:

  • boven grondwaterniveau: de 3/7/3/3 waarden

  • onder grondwaterniveau: de landelijke achtergrondwaarden

In de regio Bevelanden en Tholen gelden voor grootschalige bodemtoepassingen op de landbodem (GBT) de volgende toepassingsnormen:

 

Gedeelte van de GBT

Toepassingsnormen

Afdeklaag

toepassingsnormen zoals beschreven voor het dieptetraject 0-1,0 m-mv

Kern van de GBT, boven grondwaterspiegel

De 3/7/3/3 waarden

Kern van de GBT, onder grondwaterspiegel

toepassingsnormen zoals beschreven voor het dieptetraject 1,0-2,0 m-mv

 

Voor de afdeklaag wordt aangesloten bij de toepassingsnormen die voor ‘gewone’ toepassingen voor het dieptetraject 0-1,0 m-mv zijn vastgelegd in artikel 5, 9 dan wel 10.

 

Artikel 13 (maximum percentage bodemvreemd materiaal)

 

Grond en baggerspecie zijn in het Besluit bodemkwaliteit gedefinieerd als materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 mm en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter.

 

In voorkomende gevallen wordt in grond en baggerspecie ook ander materiaal aangetroffen, zoals minerale bestanddelen (puin, vliegas, slakken) en niet-minerale, niet-natuurlijke bestanddelen (glas, plastic, behandeld en onbehandeld hout). Dit andere materiaal wordt gezien als bodemvreemde bijmengingen. Oogstrestanten (in bijvoorbeeld tarragrond) afkomstig van verwerkingsactiviteiten gelden ook als bodemvreemde bijmengingen.

 

In het Besluit bodemkwaliteit is voor toe te passen partijen grond en bagger een maximaal percentage bodemvreemde bijmengingen opgenomen van 20%. Sinds eind november 2018 is dit in de Regeling bodemkwaliteit aangescherpt, waarbij ander bodemvreemd materiaal dan steenachtig materiaal of hout (bijvoorbeeld plastic en piepschuim) slechts sporadisch aanwezig mag zijn in toe te passen grond of baggerspecie.

 

Gemeentes kunnen in gebiedsspecifiek beleid een lager percentage vaststellen. In de zone ‘A buitengebied en woonwijken > 1960’ van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart komen bodemvreemde bijmengingen normaliter niet of nauwelijks voor. Om deze reden was in paragraaf 5.3 van de nota bodembeheer uit 2009 voor deze zone een lager maximaal percentage bodemvreemde bijmengingen van 5% vastgelegd. Dit beleid wordt in dit artikel voortgezet.

 

Volgens de huidige regelgeving uit het Besluit bodemkwaliteit is het niet mogelijk om gebiedsspecifiek beleid vast te stellen voor toepassingen in grootschalige bodemtoepassingen (GBT) en voor het verspreiden van baggerspecie op aan dezelfde watergang grenzende percelen. In het tweede lid worden deze toepassingen daarom uitgezonderd. Onder de Omgevingswet komt deze beperking te vervallen, zodat in het derde lid is opgenomen dat het tweede lid vervalt bij het in werking treden van de Omgevingswet.

 

Bijlage 6 bevat een kaart waarin is weergegeven waar het lagere percentage bodemvreemde bijmengingen van 5% geldt. Dit lagere percentage geldt ongeacht de herkomst van de grond of bagger.

 

Artikel 14 (grondstromenmatrix voor het gebruik van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel)

 

In algemene zin kan de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart als grondslag voor een milieuhygiënische verklaring van ontgraven grond dienen als de in de bodemkwaliteitskaart vastgelegde kwaliteit voldoet aan de per stofgroep vastgelegde toepassingsnormen in bijlage 2B, 3B en 4B. Dit is in een grondstromenmatrix weergegeven in bijlage 7.

 

In de grondstromenmatrix is ook opgenomen in welke gevallen de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel kan dienen bij toepassingen in een grootschalige bodemtoepassing (GBT). In de bovengrond van de zone C: Woonwijken < 1900 is de 75-percentielwaarde voor lood hoger dan de emissietoetswaarde. Daarom kan de bodemkwaliteitskaart bij deze zone voor de NEN5740-parameters niet worden gebruikt als grondslag voor een milieuhygiënische verklaring bij toepassingen in een GBT.

 

Op grond van de uitkomsten van de risicotoolboxberekeningen kan de bodemkwaliteitskaart voor deze zone alleen als bewijsmiddel dienen voor toepassingen op locaties met een relatief gevoelig terreingebruik zoals infrastructurele werken en niet bij gevoeliger bodemfuncties zoals ‘wonen met tuin’ en ‘plaatsen waar kinderen spelen’.

 

Verder is als beleidskeuze in de grondstromenmatrix opgenomen dat grond die afkomstig is uit de strook van 500 meter langs de Westerschelde altijd onderzocht moet worden op PFAS wanneer deze buiten deze strook wordt toegepast. In het gedeelte tussen 200 en 500 meter vanaf de buitenkruin van de dijk komen op de meeste plaatsen geen gehalten boven de landelijke achtergrondwaarde voor. Plaatselijk kan dit wel het geval zijn, maar dat valt op basis van vooronderzoek niet te voorspellen.

 

Artikel 15 (aanvaarding bodemkwaliteitskaarten van andere bestuursorganen)

 

Bij de 1e herziening van de nota bodembeheer in 2014 is opgenomen dat alle bodemkwaliteitskaarten binnen Zeeland als bewijsmiddel worden erkend, voor zover deze zijn opgesteld en vastgesteld conform het Besluit bodemkwaliteit.

 

Inmiddels hebben alle gemeenten in Zeeland een conform het Besluit bodemkwaliteit vastgestelde bodemkwaliteitskaart. Deze worden onderling erkend. Ook de waterbodemkwaliteitskaart van waterschap Scheldestromen wordt met dit artikel aanvaard.

 

De aanvaarding geldt zolang de bodemkwaliteitskaart geldig is voor het gebied van het bestuursorgaan dat de bodemkwaliteitskaart heeft vastgesteld. Toekomstige actualisaties van bodemkwaliteitskaarten hoeven niet met een nieuw besluit opnieuw erkend te worden, maar worden automatisch aanvaard wanneer het bevoegde bestuursorgaan de geactualiseerde bodemkwaliteitskaart vaststelt.

 

SLOTBEPALINGEN

 

De slotbepalingen spreken voor zich en behoeven geen toelichting.

Bijlage 01- Bodemfunctiekaart

 

Bijlage 02A- ToepassingskaartNENgeneriek

 

Bijlage 02B- ToepassingskaartNENgebiedsspecifiek

 

Bijlage 03A- ToepassingskaartDDTgeneriek

 

Bijlage 03B- ToepassingskaartDDTgebiedsspecifiek

 

Bijlage 04A- ToepassingskaartPFASgeneriek

 

Bijlage 04B- ToepassingskaartPFASgebiedsspecifiek

 

Bijlage 05- Toepassingskaart-Wegbermen

 

Bijlage 06- Maxbodemvreemd

 

Bijlage 7 Grondstromenmatrix

 


1

Bodemkwaliteitskaart gemeente Borsele – Actualisatie 2023; Marmos Bodemmanagement, 25 augustus 2023

2

Nota bodembeheer inclusief bodemkwaliteitskaart voor wegbermen in de provincie Zeeland – Actualisatie 2020; Marmos Bodemmanagement, 26 november 2020.

3

Bodemkwaliteitskaart PFAS Bevelanden en Tholen; Marmos Bodemmanagement, 11 augustus 2020.

4

Bodemkwaliteitskaart Gemeente Borsele; Marmos Bodemmanagement, 6 oktober 2009

5

Risicobeoordeling bij bodemkwaliteitskaart en Lokale Maximale Waarden (LMW) gemeente Borsele; Marmos Bodemmanagement, 25 augustus 2023

6

Bodemkwaliteitskaart gemeente Borsele - Actualisatie 2023; Marmos Bodemmanagement, 25 augustus 2023

7

Het standaard stoffenpakket uit de NEN5740, versie januari 2009 bestaat uit: barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink, som-PAK, minerale olie, som-PCB’s, lutum en organische stof. Onder de Omgevingswet is ditzelfde stoffenpakket als het Standaardonderzoekspakket, variant A opgenomen in bijlage J van de Regeling bodemkwaliteit 2022In aanvulling hierop zijn in de bodemkwaliteitskaart ook de beschikbare gegevens van arseen en chroom meegenomen. Deze twee metalen maakten tot 2009 deel uit van het stoffenpakket van de NEN5740.

8

Nota bodembeheer inclusief bodemkwaliteitskaart voor wegbermen in de provincie Zeeland – Actualisatie 2020; Marmos Bodemmanagement, 26 november 2020.

9

De namen van de boomgaardzones zijn bij de actualisatie van de bodemkwaliteitskaart in 2023 hernoemd tot:Boomgaardzone 1 (was “boomgaard in zowel 1960 als 1960”)Boomgaardzone 2 (was “overige boomgaardperiodes vanaf 1936 t/m 1970”)

10

Achtergrondwaarden perfluoralkylstoffen (PFAS) in de Nederlandse landbodem; A. Wintersen et al., RIVM-briefrapport 2020-0100, 2020.

11

Bodemkwaliteitskaart en lokale maximale waarden dijkversterking Hansweert (PRJ1013H); Marmos Bodemmanagement, 22 juni 2022.

12

Overzicht van risicogrenzen voor PFOS, PFOA en GenX ten behoeve van een tijdelijk handelings-kader voor het toepassen van grond en baggerspecie op of in de landbodem; RIVM, 4 maart 2019.