Organisatie | Hulst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van staangeld |
Citeertitel | Verordening staangeld 2003 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiën / Belastingen / Leges |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-12-2002 | Nieuwe regeling | 19-12-2002 Zeeuwsch Vlaams Advertentieblad, 24-12-2002 | 158g |
De raad van de gemeente Hulst;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2002;
gelet op artikel 156, tweede lid, onderdeel f en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende verordening:
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
een standplaats als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Woningwet (Stb. 1991, 439).
een woonwagen als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van deWoningwet.
de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats c.a., waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld.
Onder de naam staangeld wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor een
woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang voor de standplaats een huurovereenkomst geldt.
Het recht als bedoel in artikel 2 wordt geheven naar het tarief , opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belasting in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 vervalt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.
Artikel 9 Termijnen van betaling
De aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er, met inbe-
grip van de maand van dagtekening van het aanslagbiljet, nog maanden in het be-
lastingtijdvak overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening
van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van de tarieven die zijn
opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de