Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deurne

Gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDeurne
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeenschappelijke regeling Peelgemeenten 2024
CiteertitelGemeenschappelijke regeling Peelgemeenten 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is tevens vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten Asten, Gemert-Bakel, Laarbeek en Someren.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 1, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen
  2. artikel 1, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-05-2024nieuwe regeling

21-05-2024

gmb-2024-225496

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten 2024

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek en Someren, ieder voor zover het betreft zijn bevoegdheden;

 

Overwegende dat:

 

  • 1.

    de vijf deelnemende gemeenten op 9 december 2016 een gemeenschappelijke regeling hebben getroffen voor de gezamenlijke uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, BMS taken (bijzondere bijstand, minimavoorzieningen en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening) en aanverwante wet- en regelgeving;

  • 2.

    de gemeenschappelijke regeling nadien is gewijzigd op 19 november 2020 (met citeertitel: Gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten 2020);

  • 3.

    de gemeenschappelijke regeling opnieuw dient te worden gewijzigd naar aanleiding van de op 1 juli 2022 gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen, overige wetswijzigingen en ontwikkelingen binnen de organisatie en samenwerking;

  • 4.

    de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten toestemming hebben verleend voor het wijzigen van de Gemeenschappelijke Regeling Peelgemeenten 2020;

Gelet op:

 

  • -

    artikel 1 eerste en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Besluiten:

 

De “Gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten 2020”, in werking getreden op 19 november 2020 , te wijzigen in “Gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten 2024”, waarvan de gehele tekst na wijziging komt te luiden als volgt:

 

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Instelling en plaats van vestiging

  • 1.

    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd “Gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten”.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd in Deurne.

  • 3.

    Onderdelen van de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam kunnen in de verschillende deelnemende gemeenten gehuisvest zijn.

Artikel 2. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • b.

      gemeenschappelijke regeling: de gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten 2024;

    • c.

      openbaar lichaam: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 1, eerste lid van deze regeling;

    • d.

      deelnemende gemeenten: de rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:1 vierde lid Awb waartoe onderscheidenlijk de colleges van burgemeester en wethouders Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek en Someren behoren;

    • e.

      colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

    • f.

      Algemeen bestuur: het Algemeen bestuur van het openbaar lichaam;

    • g.

      Dagelijks bestuur: het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam;

    • h.

      Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • i.

      Jeugd: Jeugdwet;

    • j.

      BMS: Bijzondere bijstand, Minimavoorzieningen, Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en aanverwante wet- en regelgeving waaronder de uitvoering van de Regeling gehandicaptenparkeerkaarten en de Regeling Sociaal Medische Indicatie Kinderopvang;

    • k.

      Inburgering: Wet Inburgering 2021;

    • l.

      basistaken(pakket): taken die het openbaar lichaam voor alle deelnemende gemeenten verricht. Deze taken hebben betrekking op Wmo, Jeugd, BMS, Inburgering en aanverwante wet- en regelgeving en bestaan uit beleidsvoorbereiding, beleidsuitvoering, inkoop, verstrekking van voorzieningen, (financiële) administratie, kwaliteitsbeheer en kwaliteitstoetsing ten behoeve van de deelnemende gemeenten, alsmede coördinerende en afstemmende taken die voor de deelnemende gemeenten tezamen worden verricht.

    • m.

      plustaken: overige taken die door het openbaar lichaam voor één of meerdere deelnemende gemeenten worden verricht en gerelateerd zijn aan de basistaken.

    • n.

      faciliterende taken: taken die door het openbaar lichaam voor een of meer al dan niet deelnemende gemeenten, samenwerkingsverbanden en/of derden worden verricht ter facilitering van samenwerking in het maatschappelijk veld op het gebied van werkgeverschap, leren en ontwikkelen, opgavegericht samenwerken, dienstverlening en bedrijfsvoering.

    • o.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • p.

      uitvoeringskosten: alle kosten (inclusief overhead) die gemaakt worden voor de uitvoering van de taken van de gemeenschappelijke regeling, niet zijnde geïndiceerde zorgkosten;

    • q.

      geïndiceerde zorgkosten: alle directe kosten met betrekking tot de verstrekkingen Wmo, Jeugd, BMS, Inburgering en aanverwante wet- en regelgeving;

    • r.

      RHCe: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven;

    • s.

      majeur dossier: dossiers die een grote politieke of bestuurlijke impact kunnen hebben of die in financieel opzicht aanzienlijke effecten kunnen hebben voor de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Daar waar in de gemeenschappelijke regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college, de burgemeester en de griffier, onderscheidenlijk: het openbaar lichaam, het Algemeen bestuur, het Dagelijks bestuur, de voorzitter en de secretaris.

HOOFDSTUK 2. Belang, doel, taken en bevoegdheden

Artikel 3. Belang en doel

  • 1.

    De colleges treffen deze regeling ter behartiging van de sturing en beheersing van ondersteunende processen en van uitvoeringstaken van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De colleges richten een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie op in de vorm van een openbaar lichaam voor de uitvoering van gemeentelijke taken op het terrein van Wmo, Jeugd, BMS, Inburgering en aanverwante wet- en regelgeving, dragen tezamen zorg voor de besturing ervan en houden daarbij rekening met de bevoegdhedenverdeling over de gemeentelijke organen en de zelfstandigheid van ieder van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het openbaar lichaam bundelt, mede door het Rijk beschikbaar gestelde, middelen en menskracht bij het uitvoeren van taken op uitvoeringsniveau, op het vlak van beleidsvoorbereiding en op het vlak van bestuurlijke samenwerking in het kader van de uitvoering van gemeentelijke taken ten behoeve van elk van de deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Het openbaar lichaam heeft tevens tot doel om samenwerking in het maatschappelijk veld te faciliteren op het gebied van werkgeverschap, leren en ontwikkelen, opgavegericht samenwerken, dienstverlening en bedrijfsvoering.

Artikel 4. Bevoegdheden

  • 1.

    Het Algemeen bestuur en Dagelijks bestuur hebben verordenende en regelgevende bevoegdheden met betrekking tot de aangelegenheden die de bedrijfsvoering van het openbaar lichaam betreffen.

  • 2.

    Het Algemeen bestuur respectievelijk het Dagelijks bestuur kunnen afzonderlijk of samen, ieder voor zover zij bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen, waarvan uitgezonderd het instellen van een openbaar lichaam, ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van het openbaar lichaam. Het Algemeen bestuur respectievelijk het Dagelijks bestuur gaan niet over tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling dan nadat zij hierover vooraf de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid hebben gesteld hun wensen en bedenkingen kenbaar te maken.

  • 3.

    Het Algemeen bestuur is bevoegd te besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, coöperaties en verenigingen, op voorwaarde dat de raden van de deelnemende gemeenten vooraf in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorgenomen besluit aan het Algemeen bestuur kenbaar te maken.

  • 4.

    Het Dagelijks bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van (samenwerkings)overeenkomsten met betrekking tot taken waarmee het openbaar lichaam is belast met een of meer al dan niet deelnemende gemeenten en samenwerkingsverbanden.

  • 5.

    Het Dagelijks bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten voor plustaken als bedoeld in artikel 6 van deze regeling met een of meer deelnemende gemeenten.

  • 6.

    Het Dagelijks bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van dienstverleningsovereenkomsten met betrekking tot faciliterende taken als bedoeld in artikel 7 van deze regeling met een of meer deelnemende gemeenten.

  • 7.

    Het Algemeen bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van dienstverleningsovereenkomsten met betrekking tot faciliterende taken als bedoeld in artikel 7 van deze regeling met een of meer niet deelnemende gemeenten, samenwerkingsverbanden en derden.

  • 8.

    De collegebevoegdheden betreffende de uitvoering van de Wmo, Jeugd, BMS, Inburgering en aanverwante wet- en regelgeving worden onder verantwoordelijkheid van de colleges opgedragen aan het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam op basis van een door elk college afzonderlijk vast te stellen extern mandaatbesluit. Het Dagelijks bestuur is bevoegd om ondermandaat te verlenen aan de ambtelijke organisatie. Uitgangspunt is dat bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie worden belegd.

Artikel 5. Basistaken

  • 1.

    Het openbaar lichaam houdt ten behoeve van alle deelnemende gemeenten een uitvoeringsorganisatie in stand met het oog op het vervullen van een basistakenpakket op het terrein van beleidsvoorbereiding, beleidsuitvoering, inkoop, verstrekking van voorzieningen, (financiële) administratie, kwaliteitsbeheer en kwaliteitstoetsing ten behoeve van de deelnemende gemeenten, alsmede coördinerende en afstemmende taken die voor de deelnemende gemeenten tezamen worden verricht.

  • 2.

    De uit te voeren taken door het openbaar lichaam hebben betrekking op de Wmo, Jeugd, BMS, Inburgering en aanverwante wet- en regelgeving.

  • 3.

    Het openbaar lichaam verleent diensten op basis van opgedragen bevoegdheden aan de deelnemende gemeenten gezamenlijk op basis van een extern mandaatbesluit passend binnen de in artikel 3 gegeven doelomschrijving.

  • 4.

    Uitbreiding van het basistakenpakket met andere beleidsvelden als benoemd in het tweede lid verplicht tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling.

  • 5.

    Bij wijziging van landelijke, of gemeentelijke wetgeving betrekking hebbende op het basistakenpakket zoals vermeld in het tweede lid verzoekt in voorkomend geval het Algemeen bestuur de colleges om over te gaan tot aanpassing van de verleende externe mandaten.

Artikel 6. Plustaken

  • 1.

    In aanvulling op de taken uit het basistakenpakket kan het openbaar lichaam, voor zover dit mogelijk is, op verzoek van een of meer deelnemende gemeenten ook overige taken uitvoeren die gerelateerd zijn aan het basistakenpakket zoals bedoeld in artikel 5 van deze regeling.

  • 2.

    Met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van een plustaak maken het Dagelijks bestuur en de deelnemende gemeente(n) schriftelijke werkafspraken in de vorm van een overeenkomst. Hierin worden ten minste afspraken gemaakt ten aanzien van de volgende aspecten:

    • a.

      Rollen, taken en verantwoordelijkheden;

    • b.

      Bevoegdheden;

    • c.

      Besluitvormingsproces;

    • d.

      Voorbereidings- en implementatiekosten;

    • e.

      Structurele kosten;

    • f.

      Overlegstructuur.

Artikel 7. Faciliterende taken

  • 1.

    Naast de in artikel 5 en artikel 6 bedoelde taken is het openbaar lichaam tevens bevoegd om voor een of meer al dan niet deelnemende gemeenten, samenwerkingsverbanden en derden taken te verrichten ter facilitering van samenwerking in het maatschappelijk veld op het gebied van werkgeverschap, leren en ontwikkelen, opgavegericht samenwerken, dienstverlening en bedrijfsvoering.

  • 2.

    Het openbaar lichaam verricht alleen faciliterende taken aan niet deelnemende gemeenten, samenwerkingsverbanden en derden als het Algemeen bestuur hiermee instemt, met dien verstande dat het openbaar lichaam ten minste tachtig procent van zijn werkzaamheden uitsluitend voor de deelnemende gemeenten verricht. Het Algemeen bestuur beslist over de dienstverlening aan niet deelnemende gemeenten, samenwerkingsverbanden en derden.

  • 3.

    Het openbaar lichaam en de al dan niet deelnemende gemeenten, samenwerkingsverbanden en/of derden sluiten een dienstverleningsovereenkomst over de uitvoering van faciliterende taken. In de dienstverleningsovereenkomst wordt vastgelegd welke prestaties het openbaar lichaam zal leveren, de kosten die hiervoor in rekening worden gebracht en de voorwaarden waaronder de taken worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK 3. Organen

Artikel 8. Organen

Het openbaar lichaam kent de volgende organen:

  • a.

    het Algemeen bestuur

  • b.

    het Dagelijks bestuur

  • c.

    de voorzitter

  • d.

    de door het bestuur ingestelde commissies.

HOOFDSTUK 4. Algemeen bestuur

Artikel 9. Samenstelling Algemeen bestuur

  • 1.

    Het Algemeen bestuur bestaat uit tien leden, de voorzitter inbegrepen. Ieder college wijst twee leden aan, te weten één portefeuillehouder sociaal domein en één portefeuillehouder financiën. Indien de portefeuillehouder sociaal domein en de portefeuillehouder financiën in één persoon verenigd zijn, wijst het college nog een ander collegelid aan als lid van het Algemeen bestuur.

  • 2.

    De leden van het Algemeen bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van 4 jaar en treden af op de dag waarop in het kader van een nieuwe zittingsperiode van de gemeenteraad een nieuw geïnstalleerd college een besluit neemt tot aanwijzing van de leden van het Algemeen bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 3.

    Indien een lid van het Algemeen bestuur om wat voor reden dan ook stopt als wethouder of burgemeester, eindigt het lidmaatschap van het Algemeen bestuur van rechtswege.

  • 4.

    Een lid van het Algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Dit gebeurt door mededeling aan het Algemeen bestuur.

  • 5.

    Indien tussentijds de plaats van een lid vacant komt, wijst het daartoe bevoegde college zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 6.

    Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.

  • 7.

    Elk lid van het Algemeen bestuur heeft een plaatsvervanger. Bepalingen in deze regeling geldende voor de leden van het Algemeen bestuur zijn mede van toepassing op de plaatsvervangende leden.

Artikel 10. Werkwijze Algemeen bestuur

  • 1.

    Het Algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement, en de daarin aangebrachte wijzigingen, wordt aan de colleges gezonden. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 t/m 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het Algemeen bestuur vergadert minimaal twee maal per jaar. Meer vergaderingen kunnen ingelast worden wanneer de voorzitter of het Dagelijks bestuur dit nodig acht, wanneer ter voldoening aan het bepaalde in artikel 13, eerste lid van deze regeling een of meer leden van het Dagelijks bestuur moeten worden benoemd of wanneer tenminste twee leden van het Algemeen bestuur, onder opgave van redenen, dit schriftelijk verzoeken.

  • 3.

    De vergaderingen van het Algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten, wanneer tenminste twee van de aanwezige leden hierom verzoeken of de voorzitter dit nodig acht, en het Algemeen bestuur hiertoe besluit. Voor het overige is ten aanzien van de openbaarheid artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    In een besloten vergadering van het Algemeen bestuur kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de rekening;

    • c.

      de vaststelling van het liquidatieplan;

    • d.

      de vaststelling of wijziging van deze gemeenschappelijke regeling;

    • e.

      het verlenen van ontslag aan een lid van het Dagelijks bestuur;

    • f.

      de vaststelling of wijziging van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • g.

      de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperaties en verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daaraan.

  • 5.

    Derden kunnen worden uitgenodigd om als adviseur de vergaderingen van het Algemeen bestuur bij te wonen.

Artikel 11. Bevoegdheden Algemeen bestuur

  • 1.

    Aan het Algemeen bestuur behoren met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstelling van het openbaar lichaam alle bevoegdheden, die bij deze regeling niet aan het Dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen.

  • 2.

    Het Algemeen bestuur kan de uitoefening van door hem te bepalen bevoegdheden volgens door hem te stellen regels overdragen aan het Dagelijks bestuur of aan een commissie als bedoeld in artikel 25 van de wet, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      het aangaan van geldleningen, het uitlenen van geld, het aangaan van rekening-courantovereenkomsten, of de regeling van hetgeen verder de geldmiddelen van het openbaar lichaam aangaat;

    • d.

      het nemen van besluiten over het instellen van commissies, als bedoeld in de artikelen 24, 24a en 25 van de wet;

    • e.

      Het oprichten en deelnemen in een rechtspersoon als bedoeld in artikel 31a van de wet.

Artikel 12. Besluitvorming Algemeen bestuur

  • 1.

    Bij het nemen van besluiten door het Algemeen bestuur brengt ieder lid één stem uit.

  • 2.

    De besluitvorming vindt met uitzondering van het bepaalde in het derde lid plaats bij volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 3.

    Besluiten betreffende vaststelling van de begroting, begrotingswijzigingen, jaarstukken en majeure dossiers worden genomen met een gekwalificeerde meerderheid van minimaal acht goedkeurende stemmen.

  • 4.

    Het Algemeen bestuur vergadert en besluit slechts indien meer dan de helft van het aantal leden van het Algemeen bestuur aanwezig is.

  • 5.

    Jaarlijks wordt een vergaderschema vastgesteld van de data waarop begroting en rekening worden behandeld.

  • 6.

    Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in het vierde lid niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden. Het gestelde in het vierde lid is dan niet van toepassing.

  • 7.

    Het Algemeen bestuur kan bij toepassing van het zesde lid over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolgde het vierde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is. Het gestelde in het derde lid is in deze vergadering ook van toepassing.

Artikel 13. Geheimhouding

  • 1.

    Het Algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid , omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het Algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het Algemeen bestuur haar opheft.

  • 2.

    Op grond van de belangen, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het Dagelijks bestuur en de voorzitter van het openbaar lichaam en door een commissie als bedoeld in artikel 24 of 25 van de wet, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het Algemeen bestuur of aan de leden van het Algemeen bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid aan het Algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het Algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, die door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigd meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid aan leden van het Algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd haar opheft, dan wel, indien het onderwerp waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het Algemeen bestuur is voorgelegd, tot het Algemeen bestuur haar opheft. Het Algemeen bestuur kan deze beslissing nemen in een vergadering die door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigd meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht.

HOOFDSTUK 5. Dagelijks bestuur

Artikel 14. Samenstelling Dagelijks bestuur

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur bestaat uit vijf portefeuillehouders sociaal domein, de voorzitter inbegrepen, afkomstig uit vijf verschillende colleges, aan te wijzen door en uit de leden van het Algemeen bestuur.

  • 2.

    De zittingsperiode van de leden van het Dagelijks bestuur is gelijk aan de zittingsperiode van de colleges. De leden kunnen opnieuw worden benoemd.

  • 3.

    Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt lid te zijn van het Algemeen bestuur dan wel ontslag neemt als lid van het Dagelijks bestuur.

  • 4.

    Het lid van het Dagelijks bestuur dat ontslag neemt blijft in functie tot de eerstvolgende vergadering van het Algemeen bestuur.

  • 5.

    Een lid, kan worden ontslagen, indien hij het vertrouwen niet meer bezit van het Algemeen bestuur.

  • 6.

    Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid aangewezen.

Artikel 15. Werkwijze Dagelijks bestuur

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur stelt in zijn eerste vergadering na zijn verkiezing een portefeuilleverdeling vast en deelt zijn besluit hierover mee aan het Algemeen bestuur.

  • 2.

    Het Dagelijks bestuur stelt voor de uitvoering van zijn taken een reglement van orde vast. Op het houden van de orde van de vergadering van het Dagelijks bestuur zijn de artikelen 52, 53 en 54 tot en met 60 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16. Bevoegdheden Dagelijks bestuur

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur oefent de taken en bevoegdheden uit, die in deze gemeenschappelijke regeling aan het Dagelijks bestuur zijn opgedragen.

  • 2.

    In het bijzonder is dit bestuur belast met:

    • a.

      het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de gemeenschappelijke regeling het Algemeen bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het Algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet en het bepaalde in artikel 11 tweede lid onder c van deze regeling;

    • e.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het Dagelijks bestuur of het Algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het Algemeen bestuur, voor zover het het Algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;

    • f.

      het voorstaan van de belangen van het openbaar lichaam bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor het openbaar lichaam van belang is;

    • g.

      de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam;

    • h.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • 3.

    Het Dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Artikel 17. Besluitvorming Dagelijks bestuur

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur vergadert minimaal zesmaal per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 2.

    Besluiten van het Dagelijks bestuur vinden plaats op basis van volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 3.

    De leden van het Dagelijks bestuur hebben allen één stem.

  • 4.

    Het Dagelijks bestuur vergadert en besluit slechts indien meer dan de helft van het aantal leden van het Dagelijks bestuur aanwezig is.

  • 5.

    Indien het vereiste aantal leden als bedoeld in het vierde lid niet aanwezig is bij een vergadering, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, welke binnen twee weken dient plaats te vinden. Het gestelde in het vierde lid is dan niet van toepassing.

  • 6.

    Het bepaalde in artikel 28, eerste tot en met derde lid, 29, 30 en 52 tot en met 60 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18. Geheimhouding

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur kan op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het Dagelijks bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het Dagelijks bestuur haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het Dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel het Algemeen bestuur haar opheft.

  • 3.

    Indien het Dagelijks bestuur zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot het Algemeen bestuur heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat het Algemeen bestuur haar opheft.

HOOFDSTUK 6. De voorzitter en vicevoorzitter

Artikel 19. De voorzitter en vicevoorzitter

  • 1.

    De voorzitter en vicevoorzitter van het openbaar lichaam worden in de eerste vergadering van elke zittingsperiode door het Algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen. Slechts de leden die ook plaatsnemen in het Dagelijks bestuur komen hiervoor in aanmerking.

  • 2.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen bestuur en Dagelijks bestuur en draagt er zorg voor, dat de besluiten van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging na overleg met het Dagelijks bestuur in rechtsgedingen en bij buitengerechtelijke rechtshandelingen opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 4.

    De voorzitter tekent, samen met de secretaris, de stukken die van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur uitgaan.

HOOFDSTUK 7. De secretaris

Artikel 20. De secretaris

  • 1.

    De algemeen directeur van het openbaar lichaam wordt door het Algemeen bestuur als secretaris van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur aangewezen.

  • 2.

    Het Algemeen bestuur wijst op voordracht van het Dagelijks bestuur een medewerker van het openbaar lichaam aan als plaatsvervangend secretaris.

  • 3.

    Alle stukken uitgaande van het Algemeen bestuur of het Dagelijks bestuur worden door de secretaris mede ondertekend.

HOOFDSTUK 8. Commissies, werkgroepen, overleg, tegemoetkoming

Artikel 21. Bestuurscommissies

  • 1.

    Het Algemeen bestuur kan, conform artikel 25 van de wet commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het Algemeen bestuur stelt vooraf de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte en stelt hen in de gelegenheid hun wensen en bedenkingen ter kennis van het Algemeen bestuur te brengen.

  • 2.

    Een lid van het Dagelijks bestuur is voorzitter van een commissie als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Bij de instelling wordt in ieder geval geregeld:

    • a.

      de samenstelling;

    • b.

      de bevoegdheid of bevoegdheden;

    • c.

      de werkwijze;

    • d.

      de openbaarheid van vergaderingen;

    • e.

      de voorbereiding, de uitvoering en de openbaarmaking van besluiten van de commissie;

    • f.

      het toezicht van het Algemeen bestuur respectievelijk het Dagelijks bestuur;

    • g.

      de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur;

    • h.

      de verantwoording aan het Algemeen bestuur;

    • i.

      wanneer de commissie is ingesteld voor bepaalde tijd, wordt tevens de einddatum van de commissie geregeld.

Artikel 22. Commissies van advies

  • 1.

    Het Algemeen bestuur kan besluiten commissies van advies in te stellen ten behoeve van de uitvoering van de hen opgedragen taken conform artikel 24 van de wet.

  • 2.

    De instelling van vaste commissies van advies aan het Dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het Algemeen bestuur op voorstel van het Dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.

  • 3.

    Andere commissies van advies aan het Dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden conform lid 3 van artikel 24 van de wet door het Dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

  • 4.

    Bij de instelling wordt in ieder geval geregeld:

    • a.

      de samenstelling;

    • b.

      de bevoegdheid / bevoegdheden;

    • c.

      de werkwijze;

    • d.

      de openbaarheid van vergaderingen;

    • e.

      de verantwoordingsrelatie tussen de commissie en het betreffende bestuursorgaan;

    • f.

      wanneer de commissie is ingesteld voor bepaalde tijd, wordt tevens de einddatum van de commissie geregeld;

    • g.

      de benoeming van de voorzitter van de commissie.

Artikel 23. Werkgroepen, overlegvormen

Het Algemeen bestuur, het Dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen werkgroepen en overlegvormen instellen.

Artikel 24. Burgerparticipatie

  • 1.

    Ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en raden van de deelnemende gemeenten betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid kan het Dagelijks bestuur besluiten om, in samenwerking met de gemeenteraden, aan ingezetenen en belanghebbenden gelegenheid te bieden betrokken te worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid, op een door het Dagelijks bestuur te bepalen wijze.

Artikel 25. Tegemoetkoming

  • 1.

    Het Algemeen bestuur kan voor zijn leden, de leden van het Dagelijks bestuur, de voorzitter bij verordening een tegemoetkoming in de kosten vaststellen. Deze verordening bevat regels omtrent de hoogte en de toekenning van de tegemoetkoming in de kosten.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten, mede rekening houdende met de tegemoetkoming in de kosten welke de bestuurder ontvangt uit hoofde van diens functie als burgemeester of wethouder van een van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Ten aanzien van de werkzaamheden en de kosten van de leden van de commissies, ingesteld met het oog op de behartiging van bepaalde belangen, is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De leden van adviescommissies die geen burgemeester, wethouder of raadslid zijn, kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen. De artikelen 96 tot en met 99 van de Gemeentewet, alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regelen, zijn alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, wanneer daarin sprake is van een onderverdeling in gemeenteklassen, het bepaalde voor de gemeenteklasse van 50 001-100 000 inwoners van toepassing is.

HOOFDSTUK 9. Voorhangprocedure

Artikel 26. Voorhangprocedure colleges

  • 1.

    Op verzoek van minimaal drie leden van het Dagelijks bestuur of van minimaal zes leden van het Algemeen bestuur kent het Dagelijks bestuur dan wel het Algemeen bestuur, afhankelijk van welk orgaan bevoegd is over het dossier te beslissen, aan een dossier de kwalificatie majeur dossier toe.

  • 2.

    Het Dagelijks bestuur dan wel het Algemeen bestuur beslist in ontwerp op majeure dossiers en stuurt het ontwerpbesluit naar de colleges voor het indienen van een eventuele zienswijze. De colleges kunnen binnen zes weken een zienswijze indienen op het ontwerpbesluit. Na deze termijn neemt het Dagelijks bestuur dan wel het Algemeen bestuur een definitief besluit inzake het majeure dossier waarbij de zienswijze gemotiveerd wordt betrokken.

  • 3.

    Het Dagelijks bestuur dan wel het Algemeen bestuur kan besluiten de besluitvorming over een majeur dossier maximaal 3 maanden aan te houden teneinde de colleges in de gelegenheid te stellen hun gemeenteraden te consulteren.

  • 4.

    Indien, om redenen van vereiste spoed, besluitvorming op korte termijn noodzakelijk is wordt er geen gebruik gemaakt van de in lid 3 opgenomen bevoegdheid.

Artikel 27. Voorhangprocedure gemeenteraden

  • 1.

    De raden van deelnemende gemeenten worden op basis van deze regeling in de gelegenheid gesteld om binnen 12 weken hun zienswijze kenbaar te maken ten aanzien van de volgende besluiten:

    • a.

      Het treffen van een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 4 lid 2;

    • b.

      Het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, coöperaties en verenigingen als bedoeld in artikel 4 lid 3;

    • c.

      Het instellen van bestuurscommissies als bedoeld in artikel 21 lid 1;

    • d.

      Het vaststellen van de ontwerpbegroting en begrotingswijzigingen als bedoeld in artikel 37;

    • e.

      Het vaststellen van het uittredingsplan als bedoeld in artikel 50;

    • f.

      Het vaststellen van het liquidatieplan als bedoeld in artikel 55;

  • 2.

    Indien grote beleidswijzigingen worden voorbereid, worden de raden van de deelnemende gemeenten door het Dagelijks bestuur in de gelegenheid gesteld om daarop binnen 12 weken hun zienswijze kenbaar te maken.

  • 3.

    Voorafgaand aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze gegeven is stelt het Dagelijks bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten en, indien het een besluit van het Algemeen bestuur betreft, het Algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze, bedoeld in het eerste en tweede lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

HOOFDSTUK 10. Verantwoording en informatievoorziening

Artikel 28. Verantwoordingsplicht lid Dagelijks bestuur

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het Algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het Dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2.

    Het Algemeen bestuur kan een lid van het Dagelijks bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen bestuur niet meer bezit, ontslag verlenen.

Artikel 29. Verantwoordingsplicht lid Algemeen bestuur

  • 1.

    Het lid van het Algemeen bestuur dat door de deelnemende gemeente is afgevaardigd is aan het college en de raad verantwoording schuldig over het door hem in het Algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 2.

    Het college kan een door hem aangewezen lid van het Algemeen bestuur, indien dit lid het vertrouwen van dat college niet meer bezit, ontslag verlenen.

Artikel 30. Interne informatievoorziening

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur geeft het Algemeen bestuur alle inlichtingen die het Algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 2.

    Het Algemeen bestuur regelt van welke besluiten van het Dagelijks bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het Algemeen bestuur. Daarbij kan het Algemeen bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het Dagelijks bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 31. Externe informatievoorziening

  • 1.

    Een lid van het Algemeen bestuur verstrekt aan het college dat hem heeft aangewezen de door een of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang.

  • 2.

    Het Algemeen bestuur, Dagelijks bestuur en de voorzitter van het openbaar lichaam verstrekken schriftelijk aan de raden de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen zo spoedig mogelijk, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang.

  • 3.

    De inlichtingen worden in ieder geval binnen twee maanden schriftelijk verstrekt en wel door het Dagelijks bestuur, tenzij de inlichtingen uitdrukkelijk van het Algemeen bestuur of de voorzitter worden verlangd.

  • 4.

    Het Algemeen bestuur, het Dagelijks bestuur en de voorzitter geven de raden van de deelnemende gemeenten uit eigen beweging alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid verschaffen het Algemeen bestuur, het Dagelijks bestuur en de voorzitter geen informatie rechtstreeks aan de raden over zaken waaromtrent krachtens artikel 13 of artikel 18 geheimhouding is opgelegd. Indien de raden deze informatie wel nodig hebben voor de uitoefening van hun taken, wordt deze informatie via de colleges met de raden gedeeld onder de voorwaarde dat de colleges krachtens artikel 87 Gemeentewet geheimhouding hebben opgelegd.

Artikel 32. Informatieplicht rekenkamer(commissies)

De rekenkamer(commissie)s van de deelnemende gemeenten, afzonderlijk en in samenwerking met elkaar, worden door het Dagelijks bestuur in staat gesteld om alle informatie te verkrijgen die voor de wettelijke taakuitoefening nodig is, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 184 Gemeentewet.

HOOFDSTUK 11. Uitvoeringsorganisatie

Artikel 33. De algemeen directeur

  • 1.

    Met de leiding van de uitvoeringsorganisatie van het openbaar lichaam is met inachtneming van het gestelde in of krachtens deze regeling belast de algemeen directeur. Dit behelst in het bijzonder:

    • a.

      het ontwikkelen en in stand houden van een doeltreffende en doelmatige uitvoeringsorganisatie inclusief een gezonde (financiële) huishouding;

    • b.

      het direct leiding geven aan de leden van het managementteam;

    • c.

      het voorzitten van het managementteam;

    • d.

      het ontwikkelen en in stand houden van een zodanige relatie met het Dagelijks bestuur dat het Dagelijks bestuur haar verantwoordelijkheid daadwerkelijk kan invullen;

    • e.

      het vertegenwoordigen van de uitvoeringsorganisatie in het maatschappelijk verkeer.

  • 2.

    Het Dagelijks bestuur beslist over het aangaan, wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst met de algemeen directeur.

  • 3.

    Het Dagelijks bestuur stelt voor de algemeen directeur een instructie vast.

  • 4.

    De algemeen directeur staat de bestuursorganen en de commissies van het openbaar lichaam bij in de vervulling van hun taak en woont de vergaderingen van de bestuursorganen als adviseur bij. Hij kan medewerkers van het openbaar lichaam aanwijzen, die hem daarin bijstaan.

  • 5.

    De algemeen directeur is bestuurder zoals bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden en vertegenwoordigt de uitvoeringsorganisatie in het overleg met de ondernemingsraad.

  • 6.

    Aan de algemeen directeur wordt maximaal mandaat verleend door het Algemeen dan wel Dagelijks bestuur. De algemeen directeur kan, voor zover hij daartoe bevoegd is, binnen de uitvoeringsorganisatie gebruik maken van het verlenen van ondermandaten.

  • 7.

    De algemeen directeur wordt aangewezen als secretaris zoals bedoeld in artikel 20 van deze regeling.

HOOFDSTUK 12. Personeel en arbeidsvoorwaarden

Artikel 34. Personeel

  • 1.

    Bij het openbaar lichaam zijn medewerkers werkzaam.

  • 2.

    Het aangaan, wijzigen en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met het personeel geschiedt door het Dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het Dagelijks bestuur kan de in het tweede lid bedoelde bevoegdheden tot het aangaan, wijzigen en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met het personeel van het openbaar lichaam mandateren aan de algemeen directeur met de bevoegdheid van ondermandaat aan overige leden van het management.

Artikel 35. Arbeidsvoorwaarden

  • 1.

    Op de arbeidsovereenkomst is de CAO SGO (Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties) van toepassing.

  • 2.

    Het Dagelijks bestuur beslist over de toepassing van overige arbeidsvoorwaarden van de algemeen directeur en het overig ambtelijk personeel dat in dienst is bij het openbaar lichaam.

HOOFDSTUK 13. Financiële bepalingen

Artikel 36. Kadernota

Het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam zendt in december, doch in ieder geval voor 30 april van het jaar voorafgaande aan dat jaar waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders (kadernota) aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 37. Begroting

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur stelt elk jaar een ontwerp begroting op van het openbaar lichaam overeenkomstig het bepaalde in artikel 186 tot en met 213 Gemeentewet alsmede het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2.

    De ontwerpbegroting geeft inzicht in de uitvoeringskosten en de te ontvangen inwonerbijdrage van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De ontwerpbegroting en begrotingswijzigingen worden minimaal 12 weken voordat deze worden vastgesteld door het Algemeen bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten gezonden om hen in de gelegenheid te stellen daarop hun zienswijze kenbaar te maken.

  • 4.

    Het Dagelijks bestuur voegt de commentaren op de ingediende zienswijze bij de ontwerpbegroting zoals deze aan het Algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    Het Dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede van de eventuele conclusie die het daaraan verbindt voorafgaande aan het vaststellen van de begroting.

  • 6.

    Het Dagelijks bestuur stuurt de door het Algemeen bestuur vastgestelde begroting vóór 15 september van het jaar voorafgaand aan dat jaar waarvoor de begroting dient op aan Gedeputeerde Staten.

  • 7.

    Besluiten tot wijzigen van de begroting kunnen tot uiterlijk het einde van het betreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 8.

    In afwijking van het onder het derde lid vermelde, kunnen begrotingswijzigingen die niet leiden tot een aanpassing van de gemeentelijke bijdragen, direct worden vastgesteld door het Algemeen bestuur.

Artikel 38. Periodieke rapportage

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur informeert de colleges periodiek over de ontwikkelingen, geïndiceerde zorgkosten en/of uitvoeringskosten.

  • 2.

    Aanvullend op het eerste lid verstrekt het Dagelijks bestuur de colleges jaarlijks een rapportage met betrekking tot de geïndiceerde zorgkosten.

Artikel 39. Jaarrekening en jaarverslag

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur zendt voor 30 april van het jaar dat volgt op het verslagjaar de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het Algemeen bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag betrekking hebbende op de uitvoeringskosten vast vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het verslagjaar.

  • 3.

    Het Dagelijks bestuur stuurt de door het Algemeen bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag betrekking hebbende op de uitvoeringskosten vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de jaarrekening betrekking heeft aan Gedeputeerde Staten en aan de colleges.

Artikel 40. Verdeling der kosten

  • 1.

    De uitvoeringskosten worden tussen de deelnemende gemeenten verrekend op basis van de door de gemeenten bepaalde benodigde capaciteit in de gebiedsteams enerzijds en de door het CBS geregistreerde inwoneraantal waarbij peildatum 1 januari van het voorgaande jaar geldt anderzijds. De berekening van de kosten vindt plaats op basis van de integrale kostprijs.

  • 2.

    De geïndiceerde zorgkosten worden door het openbaar lichaam met elke deelnemende gemeente individueel afgerekend op basis van de werkelijk gerealiseerde kosten van de verstrekkingen, tenzij andere (regionale) verrekeningsafspraken zijn vastgesteld.

  • 3.

    De kosten die verband houden met de uitvoering van faciliterende taken als bedoeld in artikel 7 van deze regeling, worden verdeeld op basis van de afspraken die zijn vastgelegd in de betreffende dienstverleningsovereenkomst. Deze financiële afspraken kunnen afwijken van het eerste en tweede lid van dit artikel.

Artikel 41. Verplichte uitgaven

Wanneer aan het Algemeen bestuur blijkt dat de raad van een deelnemende gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 42 van deze regeling, doet het Algemeen bestuur aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot overeenkomstige toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet.

Artikel 42. Financiële gegoedheid

  • 1.

    De deelnemende gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan alle verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2.

    Indien aan het Algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het Algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

  • 3.

    De deelnemers verbinden zich in geval van opheffing van het openbaar lichaam een liquidatieplan op te stellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

Artikel 43. Financiële voorschriften

  • 1.

    Het Algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten vast voor het financieel beleid alsmede het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Deze verordening als bedoeld in het eerste lid bevat in elk geval regels over:

    • a.

      waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

  • 3.

    Het Algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 4.

    Het Algemeen bestuur wijst de accountant aan die belast wordt met de controle op de in artikel 39 genoemde jaarrekening.

  • 5.

    De accountant zendt de accountantsverklaring en een verslag van bevindingen aan het Algemeen bestuur.

  • 6.

    De verordeningen als bedoeld in het eerste en derde lid van dit artikel worden binnen twee weken na vaststelling gezonden aan Gedeputeerde Staten.

  • 7.

    Het openbaar lichaam verzekert zich tenminste tegen:

    • a.

      Werkgeverschaprisicio’s.

    • b.

      Fraude en beroving.

  • 8.

    Als de verzekering een voor rekening van het openbaar lichaam komende schade niet dekt wordt deze gedragen door het openbaar lichaam.

  • 9.

    Schade die ontstaat door taken die in mandaat namens de deelnemende gemeenten worden uitgevoerd, is verzekerd via de aansprakelijkheidsverzekeringen van de deelnemende gemeenten.

HOOFDSTUK 14. Archief

Artikel 44. Archiefbescheiden

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam. Dit overeenkomstig een door het Algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995, vast te stellen regeling, de Archiefverordening, die aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeeld.

  • 2.

    Het Dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan het openbaar lichaam eventueel in de toekomst gedelegeerde taken.

  • 3.

    Voor de door deelnemende gemeenten gemandateerde taken berust de zorg voor de desbetreffende archiefbescheiden bij deze gemeenten.

  • 4.

    Met het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de gemandateerde taken is belast de archivaris van de deelnemende gemeente(n).

  • 5.

    Met het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het openbaar lichaam is belast de streekarchivaris van het RHCe.

  • 6.

    Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling en bij uittreding van een deelnemende gemeente wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.

Artikel 45. Archiefbewaarplaats

  • 1.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de gemandateerde taken is aangewezen de archiefbewaarplaats van de deelnemende gemeente(n).

  • 2.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van het openbaar lichaam is aangewezen de archiefbewaarplaats van het RHCe.

Artikel 46. Terbeschikkingstelling

  • 1.

    De deelnemende gemeenten stellen tijdig aan het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de gemandateerde taken.

  • 2.

    In een verklaring van terbeschikkingstelling worden de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden vastgelegd.

  • 3.

    In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de ter beschikkingstelling.

HOOFDSTUK 15. Evaluatie

Artikel 47. Evaluatie

Het Algemeen bestuur zal ieder vierde jaar, voor het eerst in 2024, een interne of externe evaluatie (laten) uitvoeren. De onderwerpen van de evaluatie worden door het Algemeen bestuur bepaald.

HOOFDSTUK 16. Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing

Artikel 48. Toetreding

  • 1.

    Toetreding van een college van een andere gemeente tot de gemeenschappelijke regeling vindt plaats op voorwaarde dat een volstrekte meerderheid van de colleges van de deelnemende gemeenten daarmee instemt.

  • 2.

    Het Algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan hier nadere voorwaarden aan verbinden.

  • 3.

    Toetreding vindt plaats met ingang van 1 januari van het jaar volgende op dat waarin de voor toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden, het college van de toetredende gemeente daartoe heeft besloten en voldoet aan de eventueel door het Algemeen bestuur aan de toetreding verbonden voorwaarden.

Artikel 49. Uittreding

  • 1.

    Alvorens een deelnemende gemeente het besluit tot uittreding neemt, stelt deze deelnemende gemeente het Dagelijks en Algemeen bestuur van het voornemen en de motieven van uittreding op de hoogte.

  • 2.

    Een deelnemende gemeente kan, na vooraf verkregen toestemming van de gemeenteraad, besluiten uit deze gemeenschappelijke regeling te treden. De deelnemende gemeente zendt het besluit tot uittreding aan het Algemeen bestuur. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het Algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.

  • 3.

    Tenzij het Algemeen bestuur een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op de datum van de in het tweede lid bedoelde ontvangstdatum.

  • 4.

    Het Dagelijks bestuur zendt een besluit tot uittreding aan de colleges van de overige deelnemende gemeenten.

  • 5.

    De colleges van de overige deelnemende gemeenten kunnen gedurende een periode van drie maanden na toezending als bedoeld in het vierde lid een zienswijze toezenden aan het Algemeen bestuur. Het Algemeen bestuur betrekt de zienswijze bij het opstellen van het uittredingsplan.

Artikel 50. Uittredingsplan

  • 1.

    Het Algemeen bestuur stelt een uittredingsplan vast. Het uittredingsplan regelt de gevolgen van de uittreding.

  • 2.

    Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële-, juridische-, personele- en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 3.

    Het uittredingsplan bepaalt de systematiek voor berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.

  • 4.

    De voorlopige respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in artikel 53 lid 1.

  • 5.

    Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten te maken door het openbaar lichaam die het directe gevolg zijn van de beslissing tot uittreding van een deelnemer.

  • 6.

    Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig, te maken dan wel te dragen door het openbaar lichaam die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij ingegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 7.

    Het openbaar lichaam brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in artikel 53 lid 1, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom.

  • 8.

    Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 9.

    De in het derde lid bedoelde systematiek wordt gebaseerd op:

    • a.

      Relevante wet- en regelgeving;

    • b.

      Relevante jurisprudentie;

    • c.

      Feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 10.

    Feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het moment van daadwerkelijke uittreding kunnen niet leiden tot wijziging van de hoogte van de uittreedsom, tenzij de uitgetreden deelnemer dan wel het Algemeen bestuur kan aantonen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou zijn bepaald indien:

    • a.

      de uittredende deelnemer dan wel het Algemeen bestuur onjuiste inlichtingen heeft verstrekt waarvan deze diende aan te nemen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou luiden indien de onjuiste inlichtingen niet zouden zijn verstrekt;

    • b.

      de uittredende deelnemer dan wel het Algemeen bestuur inlichtingen die hem op het moment van het bepalen van de uittreedsom bekend waren niet heeft verstrekt terwijl de uittredende deelnemer dan wel het Algemeen bestuur redelijkerwijs had moeten aannemen dat deze inlichtingen van invloed zouden kunnen zijn op de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 11.

    Het openbaar lichaam is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande hoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk betaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het Algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

  • 12.

    Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het vierde lid wordt een risico-opslag van 10 procent toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen.

  • 13.

    Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen voorlopige uittreedsom.

  • 14.

    Het uittredingsplan wordt minimaal 12 weken voordat het door het Algemeen bestuur wordt vastgesteld door het Dagelijks bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten gezonden om hen in de gelegenheid te stellen daarop hun zienswijze kenbaar te maken.

Artikel 51. Externe deskundige

  • 1.

    Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het Algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het Algemeen bestuur het concept uittredingsplan voorbereidt. De onafhankelijke deskundige kan, in overleg met het Algemeen bestuur, voor specifieke onderdelen van het uittredingsplan andere deskundigen inschakelen.

  • 2.

    De kosten voor het inschakelen van de onafhankelijke externe deskundige en overige inschakelde deskundigen vallen onder de frictiekosten als bedoeld in artikel 50 lid 5.

  • 3.

    Het Algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het Dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het Algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van meerderheid van stemmen in het Algemeen bestuur.

Artikel 52. Uittreedsom

  • 1.

    Ten minste 12 maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het Algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het Algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek die hiervoor is opgenomen in het uittredingsplan en op de jaarrekening van het openbaar lichaam over het meest recent verstreken begrotingsjaar.

  • 2.

    Uiterlijk 6 maanden na het moment van uittreding stelt het Algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het Algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek die hiervoor is opgenomen in het uittredingsplan en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.

  • 3.

    Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het Algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het Algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen. Als de uittredende deelnemer kiest voor betaling in termijnen kan het Algemeen bestuur een rentevergoeding in rekening brengen.

Artikel 53. Verplichtingen uittreder

  • 1.

    De uittredende deelnemer is gehouden zich in te spannen om de formatie van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt van het openbaar lichaam wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op alle andere verplichtingen van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding overtollig zijn geworden dan wel verminderd of beëindigd dienen te worden.

Artikel 54. Wijziging

  • 1.

    Een voorstel tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling kan worden gedaan door het Algemeen bestuur of door de colleges van tenminste twee van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De gemeenschappelijke regeling wordt gewijzigd indien de colleges van de deelnemende gemeenten daartoe, met toestemming van de raden, eensluidend besluiten.

Artikel 55. Opheffing

  • 1.

    Een besluit tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt niet genomen voordat de colleges van alle deelnemende gemeenten na verkregen toestemming van de raden daarmee hebben ingestemd.

  • 2.

    Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het Algemeen bestuur tot liquidatie en treft daarvoor de nodige afspraken. Bij dat besluit kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het Algemeen bestuur, nadat de raden van de deelnemende gemeenten hun zienswijze hebben kunnen inbrengen, vastgesteld.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel.

  • 5.

    Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van het openbaar lichaam.

  • 6.

    Het Dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 7.

    De organen van het openbaar lichaam blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie volledig is voltooid.

HOOFDSTUK 17. Geschillen en klachten

Artikel 56. Geschillen

  • 1.

    Voordat over een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de wet, de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het Algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2.

    De commissie, genoemd in lid 1 wordt als volgt samengesteld:

    • a.

      één lid aan te wijzen door de colleges van de deelnemende gemeenten die in geschil zijn;

    • b.

      één lid, aan te wijzen door het Algemeen bestuur;

    • c.

      één lid, aan te wijzen door de leden, bedoeld onder a. en b., met dien verstande, dat bij het ontbreken van overeenstemming tussen hen gedeputeerde staten dat lid aanwijzen.

  • 3.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4.

    De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden om partijen tot overeenstemming te brengen.

Artikel 57. Klachten

Voor de behandeling van klachten als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt door het Algemeen bestuur een voorziening getroffen.

HOOFDSTUK 18. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 58. Duur

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 59. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking in het gemeenteblad van de gemeente Deurne.

Artikel 60. Toezending

De bij de wet voorgeschreven toezending van deze regeling aan Gedeputeerde Staten geschiedt door het college van de gemeente Deurne.

Artikel 61. Aanhaling

Deze regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Peelgemeenten 2024”

Burgemeester en wethouders van Asten

De burgemeester

De secretaris

Datum besluit college

21 mei 2024

Datum toestemming gemeenteraad

14 mei 2024

Burgemeester en wethouders van Deurne

De burgemeester

De secretaris

Datum besluit college

16 april 2024

Datum toestemming gemeenteraad

26 maart 2024

Burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel

De burgemeester

De secretaris

Datum besluit college

16 april 2024

Datum toestemming gemeenteraad

11 april 2024

Burgemeester en wethouders van Laarbeek

De burgemeester

De secretaris

Datum besluit college

21 mei 2024

Datum toestemming gemeenteraad

14 maart 2024

Burgemeester en wethouders van Someren

De burgemeester

De secretaris

Datum besluit college

23 april 2024

Datum toestemming gemeenteraad

7 maart 2024