Organisatie | Heerenveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen raads- en commissieleden, wethouders en raadsfracties |
Citeertitel | Verordening voorzieningen raads- en commissieleden, wethouders en raadsfracties |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Verordening voorzieningen raads- en commissieleden etc 2006 toelichting.pdf Raadsbesluit wijziging verordening 29 maart 2007.pdf Verordening voorzieningen raads- en commissieleden etc 2006 raadsbesluit.pdf |
Deze verordening werkt voor wat betreft de artikelen 1 tot en met 13 en 25 tot en met 27 terug tot en met 16 maart 2006 en voor wat betreft de artikelen 15 tot en met 24 ten aanzien van de op 24 april 2006 beëdigde wethouders terug tot en met de dag van hun beëdiging. Artikel 14 werkt terug tot en met 11 oktober 2006. De artikelen 35 tot en met 37 werken voor zover het de op 24 april 2006 beëdigde wethouders betreft terug tot en met de dag van hun beëdiging.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-12-2006 | 16-03-2006 | 01-01-2015 | gewijzigde regeling toevoeging art. 3, lid 3 en art. 35, lid 3 per 29 maart 2007 | 11-12-2006 22-12-2010 | Onbekend. |
12-12-2006 | 16-03-2006 | 28-03-2007 | nieuwe regeling | 11-12-2006 22-12-2010 | Onbekend. |
De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling (alleen burgemeester en wethouders) en gemeentelijke verordening. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en het Rechtspositiebesluit wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in de rechtspositiebesluiten overwegend dwingend geregeld. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling voor de kinderopvang en de uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen en vast te leggen in een verordening.
Een uitgebreide toelichting op de arbeidsverhouding van wethouders en raadsleden is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.
Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden
Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden
Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt vastgesteld.
Aan een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt vastgesteld.
De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders. 5
Artikel 8 Cursus, congres, seminar of symposium
Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap. 6
Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentepersoneel geldende spaarloonregeling.
Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid
Op aanvraag verlaagt het college de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. 8
Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering
In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
Artikel 14 Vervanging raadsleden
De voorzitter van het centraal stembureau benoemt een vervanger voor de plaats die is opengevallen als gevolg van een tijdelijk ontslag. De hoofdstukken V en W van de Kieswet zijn van toepassing, waarbij de benoeming uiterlijk op de tiende dag na de dagtekening van de kennisgeving van benoeming wordt aangenomen. 12
Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders
Aan de wethouder wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Aan de wethouder van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 25, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit wethouders.
Artikel 19 Cursus, congres, seminar of symposium
De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de gemeentesecretaris. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van wethouder.
Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden
Artikel 25 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen
Het lid van een raadscommissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een raadscommissie een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Hoofdstuk VI De procedure van declaratie
Artikel 29 Betaling van kosten
Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door
Artikel 33 Intrekking oude verordening
Met ingang van de datum bedoeld in artikel 35, lid 1 vervalt de “Verordening voorzieningen Raadsleden, Wethouders, Commissieleden, Burgemeester, Gemeentesecretaris, Raadsgriffier en Raadsfracties 2002.”
Deze verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen raads- en commissieleden, wethouders en raadsfracties 2006.
Deze verordening werkt voor wat betreft de artikelen 1 tot en met 13 en 25 tot en met 27 terug tot en met 16 maart 2006 en voor wat betreft de artikelen 15 tot en met 24 ten aanzien van de op 24 april 2006 beëdigde wethouders terug tot en met de dag van hun beëdiging. Artikel 14 werkt terug tot en met 11 oktober 2006. De artikelen 35 tot en met 37 werken voor zover het de op 24 april 2006 beëdigde wethouders betreft terug tot en met de dag van hun beëdiging.
Ook de hoogte van de onkostenvergoeding is gesteld op het maximumbedrag. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten: representatie, vakliteratuur, contributies/lidmaatschappen, telefoonkosten, bureaukosten/porti, zakelijke giften, bijdrage aan fractiekosten, ontvangsten thuis, excursies.
In de verordening is aansluiting gezocht bij de vergoedingen uit de Regeling rechtspositie wethouders. Tot 2004 werd verwezen naar de Reisregeling Binnenland, maar sinds 1 januari 2004 zijn voor politieke ambtsdragers specifieke regelingen opgesteld, waardoor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de mogelijkheid heeft meer op het ambt toegespitste vergoedingen op te stellen. Om deze reden wordt verwezen naar de Regeling rechtspositie wethouders. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd. Dit geldt voor alle vergoedingen die in principe belastingvrij vergoed worden.
Voor cursussen e.d. op eigen initiatief gelden aanvullende voorwaarden. Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen en aangeven dat hij de aanvraag ondersteunt. De in dit artikel bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld.
Een computer kan alleen onbelast vergoed, verstrekt of ter beschikking gesteld worden, indien deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt. Door de verstrekte laptops te vergrendelen (men kan geen eigen software toevoegen of eigen apparaten aansluiten) kan de gemeente richting belastingdienst aantonen dat deze uitsluitend zakelijk gebruikt worden.
In de WAO en de WIA geldt het algemene principe dat als iemand inkomen uit arbeid ontvangt, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de uitkering. Voor raads- en commissieleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door de vergoeding voor de werkzaamheden een grote teruggang betekent voor de hoogte van de uitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Door een lagere vergoeding voor de werkzaamheden te geven kan dit voorkomen worden.
Artikel 20 van de Werkloosheidswet komt erop neer dat wanneer iemand een uitkering ontvangt op grond van die wet, deze wordt gekort met het aantal uren dat in een eventuele nieuwe functie wordt gewerkt. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Als de verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Door middel van artikel 12 wordt dit nadeel gecompenseerd.
Dit artikel is gebaseerd op de Regeling van de tijdelijke vervanging van leden van de Tweede Kamer en Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden wegens zwangerschap en bevalling of ziekte (Staatsblad 2006, 418) en het Besluit houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding (Staatsblad 2006, 449), zijnde 11 oktober 2006.
Een wethouder is een werknemer en kan daarom gebruik maken van de spaarloonregeling dan wel de levensloopregeling. Wanneer de wethouder gebruik maakt van de gemeentelijke levensloopregeling is het niet toegestaan een levensloopbijdrage ten laste van de gemeente te verstrekken. De opbouw van de levensloopvoorziening mag uitsluitend ten laste van de wethouderswedde plaatsvinden. Aangezien wethouders geen verlof kennen, is het slechts mogelijk dat de opgebouwde voorziening bij de beëindiging van het wethouderschap wordt meegenomen naar een volgende werkgever of dat uitbetaling ineens plaatsvindt.
Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. Bij verhuizing naar de gemeente komen zij in aanmerking voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast. In de ministeriële regeling zijn maximumbedragen opgenomen.
Het gaat daarbij om vergoeding van de volgende kosten: reis- en verblijfkosten van raadsleden, zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders, reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders, reis- en pensionkosten en verhuiskosten, reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies.
Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen: deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders, zakelijke reis- en verblijfskosten van wethouders, reis- en pensionkosten en verhuiskosten, reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.
Aan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar gesteld worden voor functionele uitgaven ten laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen: zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders, reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders, reis- en pensionkosten en verhuiskosten.