Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nissewaard

Besluit van het college van burgemeester en wethouders en van de burgemeester van de gemeente Nissewaard, houdende beleidsregels voor de handhaving van de wetgeving in de horeca (Handhavingsprotocol Horeca 2024 Nissewaard)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNissewaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders en van de burgemeester van de gemeente Nissewaard, houdende beleidsregels voor de handhaving van de wetgeving in de horeca (Handhavingsprotocol Horeca 2024 Nissewaard)
CiteertitelHandhavingsprotocol Horeca 2024 Nissewaard
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-05-2024nieuwe regeling

14-05-2024

gmb-2024-223884

4136588

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders en van de burgemeester van de gemeente Nissewaard, houdende beleidsregels voor de handhaving van de wetgeving in de horeca (Handhavingsprotocol Horeca 2024 Nissewaard)

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Nissewaard, ieder voor zoveel het zijn bevoegdheid betreft;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluiten de volgende beleidsregels vast te stellen:

 

Handhavingsprotocol Horeca 2024 Nissewaard.

Artikel 1  

Horecagelegenheden zijn sfeerbepalende ontmoetingsplaatsen, de horeca zorgt ook voor bedrijvigheid en werkgelegenheid. Om dit zo te houden, zijn regels nodig voor ondernemers en bezoekers. Hoe deze regels kunnen worden gehandhaafd, staat in het als bijlage bij dit besluit gevoegde Handhavingsprotocol.

Artikel 2  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 3 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Handhavingsprotocol Horeca 2024 Nissewaard.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard op 14 mei 2024.

De gemeentesecretaris,

drs. M. Visscher

De burgemeester,

mr. F. van Oosten

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Nissewaard op 14 mei 2024

De burgemeester,

mr. F. van Oosten

Bijlage Handhavingsprotocol Horeca 2024

 

Handhavingsafspraken van de gemeenten Voorne aan Zee, Nissewaard en Goeree-Overflakkee

 

Leeswijzer

Het voorliggende Handhavingsprotocol Horeca 2024 is een eindproduct na een samenwerking tussen de gemeenten Voorne aan Zee, Nissewaard en Goeree-Overflakkee (de deelnemende gemeenten) en is gezamenlijk opgesteld. De politie als adviseur van de openbare orde en veiligheid en als handhaver daarvan heeft een adviserende rol bij de actualisering van het handhavingsprotocol. De politie treedt dan ook bestuursrechtelijk en – waar nodig – strafrechtelijk op tegen overtredingen in de horeca.

 

In dit document wordt met ‘deelnemende gemeenten’ verwezen naar de bovengenoemde drie gemeenten. Wanneer het gaat om een bevoegdheid van de burgemeester wordt er verwezen met ‘de gemeente’ of ‘burgemeester’. Hiermee wordt één van de deelnemende gemeenten bedoeld. Waar deelnemende gemeenten een verschillende regeling of beleidsregels hebben, dan wordt dat specifiek aangegeven.

 

Het Handhavingsprotocol Horeca 2024 start met een voorwoord waarin het belang voor het opstellen van dit document wordt aangegeven. Het voorliggende document wordt vervolgd door hoofdstuk 1, waarin het handhavingskader wordt beschreven. In hoofdstuk 2 treft u de handhavingsarrangementen voor overtredingen van de op basis van de Algemene plaatselijke verordening verleende exploitatievergunningen. In hoofdstuk 3 wordt de sanctiestrategie met betrekking tot de Wet op de kansspelen weergegeven. Het handhavingsprotocol wordt in hoofdstuk 4 vervolgd met overtredingen van de Algemene plaatselijke verordening, in hoofdstuk 5 overtredingen van de Alcoholwet, in hoofdstuk 6 overtredingen van de Wet op de kansspelen, in hoofdstuk 7 overtredingen van de Opiumwet en tot slot komen in hoofdstuk 8 de overige overtredingen op grond van de Algemene plaatselijke verordening aan bod met betrekking tot geluid.

 

Voorwoord

Horecagelegenheden zijn van groot belang voor gemeenten. Het zijn sociale ontmoetingsplaatsen en zijn sfeerbepalend. Daarnaast zorgt de horeca ook voor bedrijvigheid en werkgelegenheid. Echter heeft de horeca niet alleen positieve effecten, maar soms ook negatieve effecten. Het kan leiden tot aantasting van de openbare orde en veiligheid en kan overlast veroorzaken voor de omgeving en bezoekers en daarmee het woon- en leefklimaat verstoren. Deze negatieve effecten dienen voorkomen te worden, dan wel teruggebracht te worden tot een aanvaardbaar niveau. Daarom is het van belang dat gemeenten door inzet van handhavingsmiddelen adequaat en consistent optreden tegen deze negatieve effecten en overtredingen. Het is daarom van belang om vast te leggen hoe de gemeenten acteren bij handhaving van de wet- en regelgeving indien er sprake is van overtredingen bij de horecagelegenheden.

 

Het voorliggend Handhavingsprotocol Horeca 2024 is geactualiseerd naar de recente ontwikkelingen op het gebied van de Alcoholwet en is vastgesteld door de deelnemende gemeenten: Voorne aan Zee, Nissewaard en Goeree-Overflakkee. In dit document wordt aangegeven over welke handhavingsinstrumenten de gemeenten beschikken en hoe deze toegepast worden bij overtredingen. Het doel is een leidraad te bieden aan iedereen die betrokken is bij de handhaving van de wet- en regelgeving voor de horeca. Ook verschaft het ondernemers en derden met name inzicht in het bestuursrechtelijk optreden tegen overtredingen in de horeca. Daarnaast is de politie bevoegd om strafrechtelijk op te treden tegen overtredingen in de horeca voor zover zij bevoegd zijn. De strafrechtelijke mogelijkheden worden in dit document buiten beschouwing gelaten.

 

Wij hopen dat dit protocol voorziet in praktisch uitvoerbare handhavingsstappen en wensen alle betrokkenen succes met de uitvoering hiervan. Ook burgers en horecaondernemers hopen wij met dit protocol van dienst te kunnen zijn, door helderheid te geven in de stappen die wij als deelnemende gemeenten zetten indien er sprake is van een overtreding van de wet- en regelgeving.

 

Voor opmerkingen en/of vragen over dit handhavingsprotocol, kunt u contact opnemen met de behandelende afdeling van de gemeente.

 

Vaststelling

Dit handhavingsprotocol is vastgesteld door de burgemeesters en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Voorne aan Zee, Nissewaard en Goeree-Overflakkee, ieder voor zover het zijn of haar bevoegdheid betreft.

 

Inhoud

  • 1.

    Handhavingskader

    1.1. Achtergrond en aanleiding

    1.2. Doelstelling van de Alcoholwet

    1.3. Handhaving

    1.4. Gedogen

    1.5. Optreden door de politie

    1.6. Maatregelen door de burgemeester

    1.7. High trust, High penalty

    1.8. Proportionaliteit, subsidiariteit en gelijkheid

    1.9. Openbare orde

    1.10. Afwijkingsbevoegdheid

    1.11. Meerdere maatregelen/’stapeling’

    1.12. Bestuursrecht en strafrecht

    1.13. Last onder dwangsom en begunstigingstermijn

    1.14. Bestuurlijke boete

    1.15. Algemene wet bestuursrecht (Awb)

    1.16. Erfelijke belasting

    1.17. Artikel 35 ontheffing (AW)

    1.18. Sluiting horeca-inrichting of tijdelijk intrekken (schorsen) exploitatievergunning

    1.19. Geluidoverlast

  • 2.

    Handhavingsarrangementen

    2.1. Overtredingen Algemene plaatselijke verordening

    2.1.1. Principes handhavingskaders

    2.2. Exploitatieplan

    2.3. Spoedsluiting

    2.4. Intrekken of schorsen exploitatievergunning

    2.5. Schijnbeheer

    2.6. Slecht levensgedrag

    2.7. Ernstig geweld

    2.8. Geweld

    2.9. Strafbare feiten in of vanuit de openbare inrichting

    2.10. Aanwezigheid vuurwapens

    2.11. Drugshandel en aanwezigheid handelshoeveelheid drugs

    2.12. Overlast

    2.13. Discriminatie

    2.14. Exploitatie zonder geldige vergunning

    2.15. Incidentele ontheffing

    2.16. Wijzigen exploitatievorm (activiteit) zonder nieuwe vergunning

    2.17. Uitbreiding exploitatie zonder nieuwe vergunning

    2.18. Wijzigen exploitant/ondernemer zonder melding

    2.19. Illegale portier

    2.20. Afwezigheid leidinggevende

    2.21. Overtreden sluitingstijden

    2.22. Overtreden voorschriften

    2.23. Terras

    2.24. Geen vertrouwen in ondernemer

  • 3.

    Sanctiestrategie Wet op de kansspelen

    3.1. Handhaving overtreding Wet op de kansspelen

    3.2. Hoogdrempelige inrichting

    3.3. Aantal kansspelautomaten

  • 4.

    Overtredingen op grond van de Algemene plaatselijke verordening

  • 5.

    Overtredingen op grond van de Alcoholwet

  • 6.

    Overtredingen op grond van de Wet op de kansspelen

  • 7.

    Overtredingen op grond van de Opiumwet

  • 8.

    Overige overtredingen op grond van de Algemene plaatselijke verordening m.b.t. een incidentele festiviteit

1. Handhavingskader

 

1.1 Achtergrond en aanleiding

De regelgeving omtrent de Alcoholwet (AW), voorheen ‘Drank- en Horecawet’ is met ingang van 1 juli 2021 veranderd. Ook is in de afgelopen jaren gebleken dat er een aantal omissies is in het vorige beleidsdocument, deze omissies worden in het huidige beleidsdocument herzien. Er is geen sprake van een grootschalige wijziging van de inhoud van dit document. Praktijkervaring heeft laten zien dat wijziging en actualisering van bepaalde onderdelen noodzakelijk is. Daarnaast is het belangrijk om met nabij gelegen gemeenten eenduidig te handelen wanneer er sprake is van een overtreding. Dit document is dan ook vastgesteld in samenwerking met de gemeenten Voorne aan Zee, Nissewaard en Goeree-Overflakkee (hierna: deelnemende gemeenten). De politie heeft een adviserende rol gehad bij de actualisering van dit document.

 

In dit handhavingsprotocol, dat de status heeft van een beleidsregel, worden de handhavingskaders en de wijze waarop handhavingsmiddelen worden toegepast (het handhavingsarrangement) beschreven. Het handhavingsarrangement heeft betrekking op de horeca-gerelateerde artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening (APV), Alcoholwet (AW), Wet op de kansspelen (WOK), Opiumwet (OW) en overige overtredingen op grond van de Algemene plaatselijke verordening met betrekking tot geluid.

 

1.2 Doelstelling van de Alcoholwet

De doelstelling van de AW is het voorkomen van gezondheidsschade en verstoring van de openbare orde door alcoholgebruik. De wet is in het verleden aangescherpt om drankmisbruik door jongeren beter aan te kunnen pakken. Jongeren onder de achttien jaar worden door de Alcoholwet nu ook zelf strafbaar als zij in een horeca-inrichting alcohol drinken of in de openbare ruimte alcohol bij zich hebben. Andere belangrijke wijzigingen zijn als volgt:

  • Bouwbesluit 2012 is leidend, vanaf 1 januari 2024 Besluit bouwwerken leefomgeving.

  • Een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, heeft ten minste één horecalokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 35 m². Een lokaliteit is gedefinieerd als ‘een ruimte die omsloten is door scheidingsconstructies. NB de gemeente krijgt de bevoegdheid om nog hogere minimale eisen te stellen.

  • Hoogte-eis voor nieuwbouw is 2.60 meter van de vloer af gemeten en voor bestaande bouw is dat 2.10 meter.

  • Voor nieuwbouw geldt 2 toiletten zonder verdere eisen van voorportaal/apart handen wassen. Indien maximaal 15 personen zijn aangewezen op het toilet dan volstaat één toilet. Voor bestaande bouw geldt dat één toilet volstaat, indien er maximaal 25 personen op zijn aangewezen.

  • Mechanische afvoer is niet verplicht. Luchtverversingscapaciteit bij nieuwbouw is 4 dm³/s per persoon (vereist voor nieuwbouw is dat de luchttoevoer rechtstreeks van buiten komt). Voor bestaande bouw geldt 2,12 dm³/s per persoon.

  • Wederverstrekking wordt strafbaar. Dit betekent dat het strafbaar is voor een volwassene om alcoholhoudende drank te kopen, bijvoorbeeld in de horeca, en deze drank dan door te geven aan een minderjarige.

  • 14- en 15-jarige VMBO-scholieren mogen tijdens een stage in de horeca in het kader van hun opleiding alcohol schenken.

  • Aanbiedingen op alcohol door verkopers ‘voor gebruik elders dan ter plaatse’ mogen maximaal 25% korting zijn op de normale verkoopprijs. Zo zijn voor supermarkten/slijters prijsacties voor alcohol als ‘twee halen, één betalen’ niet meer toegestaan. Voor de horeca geldt dat gemeenten de bevoegdheid hebben om ‘happy hours’ aan banden te leggen.

  • Gemeenten krijgen extra mogelijkheden om gebieden waar sprake is van overlast door gebruik dan wel verstrekking van alcohol aan te kunnen wijzen als overlastgebied. Voor dit gebied kan de gemeente dan extra regels stellen.

1.3 Handhaving

Regelgeving is zinloos zonder handhaving. Dat geldt ook voor de wet- en regelgeving voor de horeca. De gemeente zorgt via toezicht en handhaving ervoor dat die regels worden nageleefd. Daarbij is de wens dat er in voorkomende gevallen adequaat en consequent wordt opgetreden.

 

Handhavingsafspraken zijn erop gericht dat:

  • burgers, bedrijven en externe partners weten welke visie de gemeente heeft op handhaving, dat de gemeente ook daadwerkelijk handhaaft en dat kan verantwoorden;

  • burgers, bedrijven en externe partners weten hoe de gemeente haar handhavingstaak op basis van uniformiteit en rechtszekerheid uitvoert;

  • de uitvoering van handhaving uiteindelijk leidt tot een beter gedrag met als uiteindelijk resultaat een betere leefbaarheid en veiligheid.

De deelnemende gemeenten leggen in dit handhavingsprotocol vast op welke wijze op overtredingen gereageerd wordt. Het Handhavingsprotocol Horeca 2024 zorgt ervoor dat afspraken rond handhaving adequaat en consistent worden uitgevoerd. In veel gevallen wordt bij een eerste overtreding tot het geven van een bestuurlijke waarschuwing overgegaan, maar is dit geen regel. In het handhavingsprotocol is opgenomen dat optreden van de gemeente ingrijpender wordt naarmate de ernst van de overtreding toeneemt of wanneer de overtreding aanhoudt of wordt herhaald. Door eerst te waarschuwen krijgt de overtreder ruimte om zijn gedrag aan te passen en maatregelen te nemen. Dit zal uiteraard per geval beoordeeld moeten worden. Aan de hand van de feiten en omstandigheden van het geval kunnen sommige stappen worden overgeslagen. Dat wil zeggen dat de burgemeester bijvoorbeeld direct een handhavingsprocedure kan starten in plaats van eerst een bestuurlijke waarschuwing af te geven of juist kan kiezen om een lichtere bestuurlijke maatregel op te leggen in plaats van een zwaardere. Uiteraard zijn de feiten en omstandigheden daarbij doorslaggevend. Daarnaast kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten om afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval af te wijken van de in dit protocol opgenomen stappen.

 

1.4 Gedogen

Gedogen is in beginsel niet aan de orde. Gedogen wordt overwogen in zeer specifieke situaties, waar geen gedoogkader in voorziet. Derhalve is om discussie over het gedoogkader te voorkomen en een discretionaire handelingsvrijheid te waarborgen gekozen om niet bij voorbaat gevallen aan te wijzen waarvoor een mogelijkheid bestaat om te gedogen. Onder gedogen wordt verstaan: het expliciete besluit van een bestuursorgaan om tegen een bepaalde overtreding niet handhavend op te treden. Dit betekent dat geconstateerde overtredingen niet worden gedoogd, tenzij zéér bijzondere omstandigheden een rol spelen. In dat geval worden de bijzondere omstandigheden in de belangenafweging afgewogen tegen het algemene belang dat gediend is met handhaving, of tegen de belangen van andere belanghebbenden (in het geval van een handhavingsverzoek of (overlast)melding).

 

1.5 Optreden door de politie

Op grond van artikel 6.2 van de APV is de politie samen met de buitengewone opsporingsambtenaren van de gemeente belast met toezicht op de naleving van de APV. Daarnaast kan de politie bij strafbare feiten strafrechtelijk optreden. Gezien het doel van dit handhavingsprotocol worden de strafrechtelijke bevoegdheden buiten beschouwing gelaten. De politie treedt conform het handhavingsprotocol op indien zij bestuursrechtelijk gaan handhaven. Mondelinge waarschuwingen worden vastgelegd en de burgemeester wordt hierover – bij voorkeur – schriftelijk geïnformeerd. Mocht de situatie dat vereisen, dan kan de politie op grond van artikel 3 van de Politiewet 2012 en namens de burgemeester, de openbare inrichting ontruimen en sluiten. Het uitgangspunt daarbij is dat de politie bij een (bestuursrechtelijke) overtreding de burgemeester informeert en in overleg met de burgemeester bepaalt wat de vervolgstappen zijn. Indien een overtreding enkel strafrechtelijk van aard is, dan treedt de politie zoals gebruikelijk strafrechtelijk op.

 

Voor een adequate bestuurlijke reactie na incidenten/overtredingen in een openbare inrichting en het doorlopen van een eventueel juridisch (na)traject, is een goed dossier essentieel. De politie levert zo spoedig mogelijk na een incident, aan de burgemeester alle relevante informatie aan in een bestuurlijke rapportage, op basis waarvan de burgemeester passende bestuurlijke maatregelen kan nemen.

 

1.6 Maatregelen door de burgemeester

Bij een ernstige overtreding, illegale situatie of opeenstapeling van bestuursrechtelijke overtredingen kan de burgemeester een last onder bestuursdwang opleggen. Dit kan (tijdelijke) sluiting van de openbare inrichting inhouden. De hieraan verbonden kosten moeten door de overtreder worden betaald. De burgemeester kan ook besluiten tot het (tijdelijk) intrekken van de exploitatievergunning. Ten aanzien van de meeste overtredingen van de Alcoholwet kan gelijktijdig ook een bestuurlijke boete worden opgelegd.

 

Iedere ondernemer is verantwoordelijk voor een goede exploitatie. Uitgangspunt is dat de openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat niet mogen worden aangetast. Het intrekken van de exploitatievergunning gebeurt wanneer door een incident het vertrouwen in de exploitant is weggevallen. Is herhaling waarschijnlijk, dan kan de inrichting voor onbepaalde tijd worden gesloten door intrekking van de exploitatievergunning. Dient dezelfde exploitant binnen een jaar na de sluiting en/of intrekking van de vergunning een nieuwe aanvraag in, dan wordt deze geweigerd, behalve als er duidelijk sprake is van gewijzigde omstandigheden. Maar ook daarna weegt de voorgeschiedenis van de betrokkene mee bij een nieuwe aanvraag.

 

De burgemeester kan in bepaalde gevallen ook een last onder dwangsom opleggen. Als de ondernemer niet voldoet aan de lastgeving, moet deze een dwangsom betalen. Het betalen van een dwangsom neemt niet weg dat alsnog aan de lastgeving moet worden voldaan. De burgemeester kan daarom na het bereiken van het maximum van de dwangsom een nieuwe last onder dwangsom opleggen of overgaan tot het toepassen van last onder bestuursdwang.

 

1.7 High trust, High penalty

Het handhavingskader gaat uit van vertrouwen in de ondernemer. De maatregelen die volgen bij niet naleving sluiten aan bij de ernst van de overtreding. Als de ondernemer het vertrouwen schaadt, volgt daarop een strenge maatregel (high penalty). De ondernemer krijgt het vertrouwen indien wordt voldaan aan de vergunningsvoorschriften die vooraf zijn gesteld en er wordt geëxploiteerd conform aanvraag. De ondernemer die de regels naleeft, wordt minder vaak gecontroleerd.

 

Afhankelijk van de ernst van het incident of de overtreding en de rol van de horecaondernemer hierbij, wordt bekeken hoe toekomstige onregelmatigheden in en rondom het bedrijf kunnen worden voorkomen. De horecaondernemer krijgt de gelegenheid aan te tonen dat hij kan zorgen voor een deugdelijke exploitatie van de inrichting. Bijvoorbeeld door een gedegen exploitatieplan op te stellen.

 

Als naar het oordeel van de burgemeester een maatregel getroffen moet worden, zal, behoudens directe of tijdelijke sluiting, deze maatregel (in sommige gevallen, waar noodzakelijk en mogelijk) zo veel mogelijk ruimte laten aan de ondernemer om aan te tonen dat zijn exploitatie zonder openbare-orde-problemen kan worden voortgezet. Uitgaan van vertrouwen brengt een grote eigen verantwoordelijkheid voor ondernemers met zich mee. Een goede bedrijfsvoering is daarbij een eerste vereiste.

 

1.8 Proportionaliteit, subsidiariteit en gelijkheid

Een bestuursrechtelijke handhavingsmaatregel moet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldoen. Dit houdt in dat de maatregel niet verder mag strekken dan noodzakelijk en dat bij de keuze uit verschillende bevoegdheden geen zwaardere bevoegdheid wordt gebruikt, dan de concrete situatie vereist. De feiten en omstandigheden van de situatie spelen dan ook een rol bij de beoordeling of een maatregel nodig is, en zo ja, welke maatregel. De proportionaliteit en subsidiariteit zijn in het handhavingsarrangement ingebouwd. De burgemeester toetst elk geval afzonderlijk, aan de hand van dit handhavingsarrangement.

 

Krachtens het gelijkheidsbeginsel worden gelijke gevallen gelijk behandeld en ongelijke gevallen ongelijk, naar de mate waarin zij verschillen. Daarom wordt in dit document onderscheid gemaakt tussen ‘lichte’ en ‘zware’ horeca. Onder lichte horeca wordt in ieder geval, maar niet uitsluitend verstaan: horeca die in beginsel alleen overdag is geopend voor vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden, behoudens de verkoop van alcoholhoudende drank, zoals een lunchroom, ijssalon, koffiebar en broodjeszaak et cetera. Omdat de lichte horeca slechts beperkte hinder veroorzaakt voor omwonenden en voorbijgangers, wordt de lichte horeca minder vaak gecontroleerd.

 

Onder ‘zware horeca’ wordt in ieder geval, maar niet uitsluitend verstaan: horeca die ’s avonds en ’s nachts geopend is en/of alcoholhoudende drank verstrekt, zoals een bar, café, kroeg, nachtclub en discotheek cetera. Dergelijke horecabedrijven kunnen aanzienlijke hinder voor omwonenden en voorbijgangers veroorzaken. De impact van dergelijke vormen van horeca voor de buurt is dan ook groter dan bij ‘lichte horeca’. Daarom gelden er strengere regels voor de ‘zware horeca’ en wordt deze vorm vaker gecontroleerd.

 

1.9 Openbare orde

Handhaving heeft tot doel het voorkomen van (verdere) aantasting van de openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat. Daarnaast is het doel van handhaving herstel van de openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat wanneer deze door overtredingen zijn verstoord. Bij de handhaving van overtredingen in het horecagebied wordt waar nodig aansluiting gezocht bij het van toepassing zijnde veiligheidsbeleid binnen de gemeente.

 

De burgemeester weegt in zijn besluitvorming over een bestuurlijke maatregel het belang van de overtreder af tegen het algemene belang dat door handhaving is gediend. Indien het algemene belang zwaarder weegt dan de belangen van de overtreder, dan volgt een bestuurlijke maatregel.

 

Een horecaondernemer heeft in die zin een zogenoemde 'risicoaansprakelijkheid'. Bij incidenten kijkt de burgemeester ook naar onder meer de handelwijze van de ondernemer voor, tijdens en na het incident. De burgemeester stelt daarbij bijvoorbeeld de volgende vragen: Hoe heeft de ondernemer gehandeld? Wat heeft de ondernemer gedaan om het incident te voorkomen of te beperken? Wat is de geschiedenis van de betreffende inrichting? Deze vragen zijn uiteraard niet uitputtend bedoeld.

 

Op basis van deze overwegingen kan de burgemeester besluiten dat er geen aanleiding is om een bestuurlijke maatregel te treffen, dat een bestuurlijke waarschuwing voldoende is of dat een bestuurlijke waarschuwing overgeslagen moet worden in dat specifieke geval. Ook kan de burgemeester juist besluiten dat het – op basis van de feiten en omstandigheden – noodzakelijk is om de exploitatievergunning tijdelijk te schorsen/intrekken en de ondernemer te verplichten om een exploitatieplan op te stellen. Het algemene belang weegt zwaar, maar dit neemt niet weg dat de bestuurlijke maatregelen – zoals hiervoor aangegeven – moeten voldoen aan de beginselen subsidiariteit en proportionaliteit. De feiten en omstandigheden zijn leidend bij het al dan niet treffen van een bestuurlijke maatregel. Daarom kan het dus zijn dat de ondernemer heeft gedaan wat hij kon, maar dat toch een maatregel getroffen moet worden om de openbare orde en veiligheid in en rond de inrichting te herstellen.

 

1.10 Afwijkingsbevoegdheid

De burgemeester heeft bij zijn besluitvorming over de te treffen maatregelen een eigen afwijkingsbevoegdheid. De feiten en omstandigheden van een specifiek geval zijn daarbij doorslaggevend. De stappen in het handhavingsprotocol gelden daarbij als uitgangspunt. Als de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven, kan de burgemeester afwijken van deze uitgangspunten. Zo kan worden besloten om een stap over te slaan en niet eerst te waarschuwen, terwijl dit wel in het stappenplan is opgenomen, maar meteen tot een bestuurlijke maatregel over te gaan. Waar het stappenplan aangeeft dat normaliter eerst wordt gewaarschuwd, kan de burgemeester besluiten dat hier een (tijdelijke) sluiting van de openbare inrichting of schorsing van de exploitatievergunning noodzakelijk is. Aan de andere kant kunnen bijzondere omstandigheden een rol spelen om minder zware maatregelen op te leggen. Ook dan neemt de burgemeester dit op in de motivering van het besluit.

 

1.11 Meerdere maatregelen/’stapeling’

Het kan zijn dat bij bepaalde feiten en omstandigheden sprake is van overtreding van meerdere wet- en regelgeving. Hierdoor is het mogelijk dat meerdere bestuurlijke maatregelen of verschillende handhavingsstappen van toepassing zijn. In dat geval kan de zwaarste bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Voor overlast geldt in principe een strenger handhavingsregime dan voor het overtreden van bijvoorbeeld sluitingstijden. De maatregel die geldt bij overlast, gaat dan vóór op de maatregel voor het overtreden van de sluitingstijden. Daarnaast is het ook mogelijk om de overtredingen afzonderlijk te beoordelen en te bepalen welke maatregel passend is om een overtreding ongedaan te (laten) maken. In dat geval kan bijvoorbeeld een openbare inrichting tijdelijk worden gesloten (bestuursdwang) in verband met overtreding van de Opiumwet, daarnaast kan ook een last onder dwangsom worden opgelegd om te voorkomen dat de sluitingstijden wederom worden overtreden. Feit blijft dat het nemen van meerdere maatregelen in sommige gevallen noodzakelijk is. Het gelijktijdig nemen van meerdere bestuurlijke maatregelen is in het bestuursrecht soms toegestaan. Het moet dan wel gaan om verschillende overtredingen en verschillende maatregelen. Immers, het tijdelijk sluiten van een bedrijf vanwege overtreding van de Opiumwet en het tijdelijk intrekken van de exploitatievergunning, is mogelijk, maar niet nodig daar de openbare inrichting door een van de maatregelen al niet toegankelijk is voor het publiek.

 

Stapeling van sluitingstermijnen gebeurt niet. Als er sprake is van twee verschillende overtredingen, is het niet zo dat de openbare inrichting eerst twee weken wordt gesloten voor de ene overtreding en daarna nog een keer vier weken moet sluiten voor de andere overtreding. Het samengaan van overtredingen kan de burgemeester wel doen besluiten om een handhavingsstap over te slaan of een zwaardere maatregel te treffen.

 

1.12 Bestuursrecht en strafrecht

Het kan zijn dat een incident of overtreding maakt dat zowel op basis van bestuursrecht als op basis van strafrecht een maatregel of sanctie wordt getroffen. Een bestuursrechtelijke herstelsanctie is altijd reparatoir bedoeld en heeft als doel om de geschokte openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat te herstellen. Strafrecht is punitief: op een overtreding van een wetsartikel volgt als straf een sanctie. Bestuursrecht en strafrecht kunnen daarom naast elkaar worden toegepast. Een uitzonderling daarop is de bestuurlijke boete. Dit is een bestuurlijke strafsanctie en die gaat niet samen met een strafrechtelijke strafsanctie. Dit geldt ook bij maatregelen die worden getroffen in het kader van geluidsoverlast. Op basis van het handhavingsarrangement kan de burgemeester bij de door DCMR gemeten geluidsoverschrijdingen besluiten dat sprake is van een overlastsituatie en een herstelmaatregel nemen. De DCMR kan tegelijkertijd zijn eigen (strafrechtelijke) handhavingskader toepassen en een bestuurlijke strafbeschikking opleggen.

 

1.13 Last onder dwangsom en begunstigingstermijn

Het opleggen van een last onder dwangsom heeft niet het karakter van een straf, maar is een middel om de overtreder te bewegen tot herstel van een illegale situatie en het voorkomen van herhaling van een overtreding. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet de hoogte van een dwangsom voldoende prikkelend zijn om te (laten) voldoen aan de last, zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.

 

Deze herstelsanctie strekt tot het binnen de hersteltermijn ongedaan maken of beëindigen van een overtreding of – bij een preventieve lastgeving – tot het voorkomen van een klaarblijkelijke overtreding, onder de verplichting tot betaling van een dwangsom, indien de lastgeving niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. De hoogte van de dwangsom en duur van de begunstigingstermijn zijn onder andere gerelateerd aan de aard en de ernst van de overtreding. De dwangsom moet in ieder geval hoog genoeg zijn om effect te hebben, maar mag niet hoger zijn dan voor het gewenste effect nodig is. Een rol mag spelen welk financieel voordeel de overtreder zou behalen met het voortzetten van de overtreding.

 

De lengte van de hersteltermijn moet redelijk zijn en in ieder geval voldoende lang om de last te kunnen uitvoeren zonder een dwangsom te verbeuren. Afhankelijk van de soort overtreding, bijvoorbeeld als het gaat om een gedragswijziging, kan ook een termijn van enkele dagen worden vastgesteld. Toepassing van deze herstelsanctie betekent maatwerk.

 

Daarbij is het belangrijk om te vermelden dat de in dit document genoemde dwangsommen en begunstigingstermijnen slechts richtlijnen zijn. Afhankelijk van de feiten en omstandigheden kan de burgemeester of het college van de dwangsom en begunstigingstermijnen afwijken. Bijvoorbeeld wanneer het aannemelijk is dat het financiële voordeel voor de overtreder groter is dan de hoogte van die bedragen. Zoals eerder aangegeven zijn altijd de feiten en omstandigheden van het geval doorslaggevend.

 

1.14 Bestuurlijke boete

De burgemeester is bevoegd om in sommige gevallen een bestuurlijke boete op te leggen. De bestuurlijke boete is anders dan een last onder dwangsom geen herstelsanctie maar een bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom. Hierbij is het van belang dat de cautie is afgegeven, dat de overtreding door een toezichthouder is geconstateerd, een boeterapport is opgemaakt met het bewijs en het boeterapport is verzonden naar de overtreder met een zienswijze mogelijkheid. Indien de zienswijze niet leidt tot een ander besluit, dan kan de boetebeschikking worden opgelegd, met daarin de bezwaar- en beroepsclausules.

 

Het bovenstaande is vooral van toepassing indien de burgemeester een bestuurlijke boete wil opleggen voor overtreding van de Alcoholwet. De burgemeester kan sinds de AW in werking is getreden ook bestuurlijke boetes opleggen. In artikel 44a lid 4 van de AW is bepaald dat geen bestuurlijke boete mag worden opgelegd wanneer de burgemeester voornemens is om de vergunning in te trekken.

 

1.15 Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Een bestuurlijke maatregel vormt een besluit in de zin van de Awb. De Awb is dan ook van toepassing op de voorbereiding van deze besluiten. Dit betekent onder meer dat voordat een sanctie wordt opgelegd, de overtreder in staat wordt gesteld een zienswijze op het voornemen te geven. Daarnaast zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van toepassing. Conform artikel 4:11 van de Awb zijn er situaties waarin de zienswijzemogelijkheid van de overtreding overgeslagen mag worden. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de vereiste spoed zich daartegen verzet, de overtreder reeds eerder in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan, of indien het met de beschikking beoogde doel slechts kan worden bereikt indien belanghebbende daarvan niet reeds tevoren in kennis is gesteld. Na de bekendmaking van het besluit staan bovendien de reguliere bezwaar- en beroepsmogelijkheden open. Verder is het mogelijk dat een overtreder – indien er sprake is van spoedeisendheid – zich kan wenden tot de voorzieningenrechter met het verzoek om een voorlopige voorziening. Dit houdt in dat het besluit al dan niet tijdelijk wordt geschorst ten tijde van de behandeling van het bezwaar.

 

1.16 Erfelijke belasting

Handhaving vindt plaats per horecaondernemer, per bedrijf en per locatie. Wanneer een nieuwe ondernemer het bedrijf overneemt, worden in beginsel de stappenplannen in het handhavingsarrangement ‘gereset’ (teruggebracht naar de startsituatie). In een enkel geval kan het zo zijn dat de volgende ondernemer wordt belast met de "erfenis" van zijn voorganger(s). Dit gebeurt bijvoorbeeld bij nadere eisen aan de geluidsproductie of langdurige en steeds terugkerende locatie gebonden vormen van overlast of verstoringen van de openbare orde. Voorbeeld hiervan is de situatie waarbij het verschillende horecaondernemers niet is gelukt op een bepaalde plek de overlast voor de woon- en leefomgeving te beteugelen. Dit wordt expliciet aan de nieuwe ondernemer verteld bij zijn vergunningaanvraag en, voor zover van toepassing, ook als voorwaarde in zijn vergunning opgenomen.

 

"Erfelijke belasting" geldt in ieder geval als een ondernemer zijn ondernemingsvorm wijzigt, bijvoorbeeld wanneer er een vennoot in de zaak bij komt. De nieuw intredende ondernemer krijgt dan ook te maken met het verleden van zijn compagnon. De stap in het handhavingsarrangement blijft in dit geval gewoon gelden en de volgende stap volgt gewoon. De stappen worden niet 'gereset'. Dit geldt ook als een ondernemer in de tussentijd zijn vergunning wijzigt of vernieuwt en als een beheerder op dezelfde locatie de gevestigde openbare inrichting overneemt.

 

Voorts kan een geluidsovertreding op grond van de Omgevingswet zich ook lenen voor het toepassen van een zogenaamde ‘zakelijke werking’ bij het opleggen van een herstelsanctie. Dit heeft tot gevolg dat deze herstelmaatregel ook geldt voor de rechtsopvolgers en jegens hen dan ook kan worden geëffectueerd.

 

Een rechtsopvolger is degene die in de rechten van de oorspronkelijke overtreder treedt door eigendomsoverdracht, huuroverdracht of aandelenovername. In de horecabranche is wisseling van rechthebbenden een veelvuldig voorkomend verschijnsel.

 

Een maatregel kan ook gevolgen hebben voor meerdere horecabedrijven. Bijvoorbeeld wanneer een ondernemer meerdere inrichtingen heeft en hij in een van de bedrijven ernstige overlast of anderszins veroorzaakt. Op het moment dat er regelmatig overlast wordt veroorzaakt in of rondom de openbare inrichtingen van één ondernemer, dan kan de burgemeester het vertrouwen in die ondernemer opzeggen. Daarnaast is het ook mogelijk dat de burgemeester een ondernemer verplicht om een exploitatieplan te overhandigen waaruit blijkt welke maatregelen de ondernemer zal treffen om overlast te voorkomen dan wel terug te brengen tot een aanvaardbaar niveau.

 

1.17 Artikel 35 ontheffing (AW)

Wanneer een overtreding wordt geconstateerd die betrekking heeft op een verleende ontheffing op grond van artikel 35 van de AW kan, gelet op de omstandigheden, een stap uit het handhavingsarrangement worden opgelegd als de leidinggevende van de ontheffing ook ondernemer is van een openbare inrichting die in de gemeente is gevestigd. Deze stap uit het handhavingsarrangement wordt dan opgelegd aan de openbare inrichting van de betreffende ondernemer. Dit is een extra stimulans ook bij en tijdens evenementen de voorschriften na te leven. Naast het opleggen van een stap wordt bij de geconstateerde overtreding ten aanzien van de ontheffing volgens artikel 35 AW ook op een andere wijze door middel van een proces verbaal, bestuurlijke boete, last onder dwangsom of bestuursdwang handhavend opgetreden.

 

1.18 Sluiting horeca-inrichting of tijdelijk intrekken (schorsen) exploitatievergunning

Er is een wezenlijk (juridisch) verschil tussen sluiting (ziet op het pand) of tijdelijk intrekken voor bepaalde tijd van de exploitatievergunning (gevolgen voor de ondernemer). De sluiting van het horecapand is bedoeld om de openbare orde en het woon- en leefklimaat zich te laten herstellen. Bij een sluiting van het pand staat het pand centraal en is het besluit objectgebonden.

 

Wanneer een overtreding wordt geconstateerd en sluiting van het pand aan de orde is, adviseert de politie een sluitingstermijn om de openbare orde en veiligheid te herstellen. In dat geval dient de (nieuwe) ondernemer te wachten op opening van het pand. Tenzij de politie adviseert dat de sluiting van het pand moet worden verlengd, kan het pand na de sluitingstermijn worden vrijgegeven en heeft de (nieuwe) ondernemer weer toegang tot het pand.

 

Een ander middel om de openbare orde en veiligheid te waarborgen en te herstellen is het tijdelijk intrekken (schorsen) van de exploitatievergunning. Zowel bij een tijdelijke sluiting als bij een tijdelijke intrekking/schorsing mag de horeca-inrichting niet worden geopend of worden geëxploiteerd en heeft het publiek geen toegang tot de inrichting. Hierdoor kan de openbare orde zich ook herstellen. Bij kwesties rondom de openbare orde en veiligheid laat de burgemeester zich informeren en adviseren door de politie. Daarnaast kan de burgemeester de ondernemer verplichten om een exploitatieplan aan te leveren. Een belangrijk verschil tussen een tijdelijke sluiting en intrekking/schorsing van de exploitatievergunning is dat bij een tijdelijke sluiting de ondernemer ook geen toegang heeft tot de inrichting en dat toegang alleen incidenteel en bij uitzondering en op verzoek kan worden verschaft, om bijvoorbeeld persoonlijke spullen of documenten op te halen. Bij een intrekking/schorsing van de exploitatievergunning heeft de ondernemer wel blijvend toegang tot de inrichting, maar mag er niet geëxploiteerd worden.

 

Aan de hand van het advies van de politie en de overige feiten en omstandigheden en eventueel de zienswijze van de overtreder, maakt de burgemeester een beoordeling voor de al dan niet in te zetten bestuurlijke maatregel.

 

1.19 Geluidoverlast

Er kunnen in relatie tot horeca verschillende klachten worden onderscheiden. Vaak betreffen het klachten over geluidsoverlast. Afhankelijk van de afspraken tussen de deelnemende gemeenten en de DCMR, is de DCMR verantwoordelijk voor het verrichten van metingen bij aanhoudende geluidoverlast bij horeca-inrichtingen op grond van de Omgevingswet op het gebied van milieu. De gemeente is primair verantwoordelijk voor de afhandeling van horecaklachten. De DCMR moet de bij de controle, naar aanleiding van klachten, gesignaleerde feiten zorgvuldig registreren en verzenden naar de contactpersoon of afdeling die dergelijke zaken behandelt.

 

2. Handhavingsarrangementen

 

2.1 Overtredingen Algemene plaatselijke verordening

 

2.1.1 Principes handhavingskaders

De algemene uitgangspunten van het handhavingskader zoals in hoofdstuk 1 zijn weergegeven, worden onderstaand op hoofdlijnen aangegeven:

  • Hoe ernstiger de overtreding, des te korter het handhavingstraject. Indien het een ernstige overtreding betreft, dan is het wenselijk om sneller een maatregel te treffen. Hiermee wordt voorkomen dat de ernstige situatie en/of de overtreding langer blijft bestaan.

  • Hoe ernstiger de overtreding, des te zwaarder de sanctie. Daarbij kan de burgemeester bepaalde stappen uit dit Handhavingsprotocol overslaan om sneller te kunnen optreden.

  • De ernst van de overtreding wordt bepaald aan de hand van de volgende punten:

    • o

      Gevolgen van de overtreding:

      • (vrijwel) nihil: lichte overtredingen met bijna geen gevolgen;

      • beperkt: overtreding is licht te noemen, maar heeft beperkte nadelige gevolgen;

      • van belang: overtreding heeft nadelige gevolgen voor de openbare orde en veiligheid, leefbaarheid, gezondheid, maar herstel is mogelijk;

      • aanzienlijk en/of onomkeerbaar: overtreding heeft ernstige nadelige gevolgen voor de openbare orde en veiligheid, leefbaarheid, gezondheid en de gevolgen zijn onomkeerbaar;

    • o

      Gedrag van de overtreder:

      • Goedwillend: de overtreder is proactief, geneigd om de regels te volgen en de overtreding was het gevolg van onbedoeld handelen;

      • Neutraal: overtreder is passief, in een houding van ‘moet kunnen’ en niet onder de indruk van de gevolgen van de overtreding of zijn handelen;

      • Calculerend: wanneer de overtreder de gevolgen had kunnen of moeten weten en de gevolgen op de koop toeneemt, bewust risico’s op overtreding neemt en zijn handelen alleen aanpast als hij daarop wordt aangesproken door de politie of een toezichthouder;

      • Notoir: de overtreder overtreedt de regels bewust en structureel, controle bewust belemmert, criminele activiteiten ontplooit en/of deel uitmaakt van een criminele organisatie of anderszins sprake is van strafbare feiten;

    • o

      Verzwarende omstandigheden (niet uitputtend):

      • Onomkeerbare gevolgen van de overtreding;

      • Recidive;

      • Verkregen financieel voordeel;

      • Combinatie van andere overtredingen;

      • Betrokkenheid criminele organisaties.

  • De onder paragraaf 1.7 genoemde beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en gelijkheid en de onder paragraaf 1.14 genoemde algemene maatregelen van bestuur gelden onverkort voor het al dan niet sneller en zwaarder/strenger optreden door de burgemeester. Dit betekent dat de maatregelen die de burgemeester wil nemen dienen te voldoen aan deze beginselen en niet zwaarder mogen zijn dan noodzakelijk.

  • De handhavingstrajecten die gestart zijn in het kader van de exploitatievergunning en Alcoholwetvergunning sluiten op elkaar aan en de maatregelen worden op elkaar afgestemd. Het is van belang dat de verschillende handhavingstrajecten elkaar niet doorkruisen.

  • Afhankelijk van de feiten en omstandigheden kan de burgemeester gemotiveerd besluiten van een maatregel af te zien of te volstaan met een bestuurlijke waarschuwing. Dit geldt zelfs voor de gevallen waarin volgens het handhavingskader een zwaardere maatregel is voorgeschreven dan de burgemeester wil opleggen. De burgemeester kan echter ook besluiten een stap in het handhavingsarrangement over te slaan om bijvoorbeeld direct een maatregel te nemen, terwijl eerst een waarschuwing staat voorgeschreven. Daarnaast kan de burgemeester besluiten om de exploitatievergunning van de ondernemen (tijdelijk) in te trekken/schorsen en de ondernemer verplichten om een exploitatieplan aan te leveren.

  • Met de in de tabellen van de handhavingsarrangementen opgenomen begrippen “toezichthouder” of “gemeentelijk opsporingsambtenaar” worden personen bedoeld die door het college of de burgemeester zijn aangewezen om toezichthoudende taken (zie ook de Algemene wet bestuursrecht) uit te voeren voor de wetten en verordeningen die van toepassing zijn op de overtredingen.

  • Politieambtenaren hebben een algemene opsporingsbevoegdheid en zijn op grond van artikel 6:2 van de APV, naast de aangewezen BOA’s, belast met het toezicht op de naleving van de APV.

  • Op grond van artikel 41 van de AW zijn in de gemeente alleen de door de burgemeester aangewezen ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van de AW. Politieambtenaren moeten eerst aangewezen zijn door de burgemeester voor de AW alvorens toezicht te kunnen houden op de AW.

2.2 Exploitatieplan

In bepaalde gevallen moet een horecaondernemer een exploitatieplan aanleveren om een vergunning te krijgen. Ook kan het zijn dat na een incident of overtreding de verplichting wordt opgelegd om een exploitatieplan aan te leveren. De ondernemer krijgt dan de kans om te laten zien hoe hij in de toekomst zonder incidenten of overtredingen zijn openbare inrichting kan exploiteren. Het exploitatieplan wordt in deze gevallen gezien als een onderdeel van de vergunning, of beter gezegd: aan de vergunning wordt het voorschrift verbonden dat wordt geëxploiteerd volgens het exploitatieplan. Als wordt geconstateerd dat de ondernemer dit plan niet naleeft, is dit een ernstige overtreding, die kan leiden tot intrekking van de exploitatievergunning. Het ingediende exploitatieplan wordt door de gemeente en de politie beoordeeld. Zo wordt er gekeken of het exploitatieplan voldoende is om te exploiteren zonder incidenten of overtredingen. Indien uit het ingediende exploitatieplan onvoldoende blijkt dat kan worden geëxploiteerd zonder incidenten of overtredingen, kan de gemeente in overleg met de politie nadere eisen stellen aan het plan of vragen om onderbouwing, motivatie en bewijsmiddelen.

 

Minimale vereisten exploitatieplan

Deze vereisten zijn uiteraard niet uitputtend bedoeld. Het exploitatieplan kan afhankelijk van de feiten en omstandigheden en op basis van het incident – op verzoek van de gemeente of politie – uitgebreid of beperkt worden tot bepaalde onderwerpen.

 

Openbare orde, aantasting woon- en leefklimaat

  • Welke maatregelen worden getroffen om aantasting van de openbare orde en het woon- en leefklimaat te voorkomen? Hierbij kan onder andere worden gedacht aan toezicht in en om de inrichting en wijze van instructie van personeel;

  • Op welke wijze wordt wapenbezit, drugshandel, drugsgebruik, heling, et cetera in de inrichting voorkomen?;

  • Welke maatregelen worden getroffen als toch overtredingen/strafbare feiten/incidenten in de inrichting plaatsvinden?

Deurbeleid

  • Welke huisregels zijn van toepassing?

  • Wanneer worden bezoekers geweigerd?

  • Op welke manier worden portiers/beveiligers geïnformeerd?

  • Hoe wordt gecontroleerd of men zich aan het deurbeleid houdt?

Beveiliging, portiers en bewaking

  • Welke maatregelen worden genomen om agressieve gedrag van portiers/beveiligers te voorkomen?

  • Hoe worden de portiers/beveiligers gecontroleerd of zij hun werk doen?

  • Een plan waarin de inzet van portiers/beveiligers is opgenomen. Denk aan: inzettijden, aantallen, taakomschrijving, wat te doen bij overtredingen, lastige bezoekers et cetera.

Voldoen aan wet- en regelgeving

  • Hoe worden overtredingen van de Alcoholwet voorkomen, zoals doorschenken?

  • Hoe wordt bepaald of een bezoeker nog een glas alcohol krijgt?

Sluitingstijden

  • Hoe wordt voorkomen dat bezoekers na sluitingstijd nog op het terras of binnen de horeca-inrichtingen blijven zitten?

2.3 Spoedsluiting

Bij ernstige en acute verstoringen van de openbare orde volgt in sommige gevallen – afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval – een voorlopige sluiting van minimaal twee weken. De voorlopige sluiting dient om de openbare orde en veiligheid in en rond de inrichting te laten herstellen. Tijdens de tijdelijke sluiting wordt nader onderzoek gedaan naar de overtreding en/of toedracht van de verstoring van de openbare orde en veiligheid. Na die twee weken beoordeelt de burgemeester, eventueel in overleg met de politie, of de openbare inrichting weer geopend kan worden.

 

De burgemeester kan overgaan tot oplegging van spoedeisende bestuursdwang inhoudende (tijdelijke) sluiting op basis van de voorlopige bestuurlijke rapportage dan wel feitenoverzicht van de politie. Grondslag van deze tijdelijke sluiting hangt af van de feiten en omstandigheden, dit kan bijvoorbeeld de Gemeentewet, Opiumwet of op grond van de APV zijn. Deze periode is ook bedoeld om meer informatie te krijgen over de toedracht van het incident dat de openbare orde heeft verstoord. De tijdelijke sluiting is nodig om de situatie te ‘bevriezen’ en om erger te voorkomen, omdat de ernst van de situatie niet direct duidelijk is. Tijdens de sluitingsperiode doet de politie nader onderzoek en wordt een definitieve bestuurlijke rapportage opgemaakt. Omdat de vereiste spoed zich daartegen verzet, is een zienswijzegesprek vóór een spoedsluiting niet aan de orde. Tegen de spoedsluiting is bezwaar en beroep wél mogelijk.

 

Als na het politieonderzoek blijkt dat het gevaar voor de openbare orde en veiligheid voldoende is weggenomen, kan de burgemeester de openbare inrichting toestemming geven de deuren weer te openen, tenzij de exploitatievergunning wordt ingetrokken op grond van weggevallen vertrouwen in de exploitant. Als er nog steeds een gevaar is en/of een kans op herhaling van een incident of als het onderzoek nog loopt, zal aanvullend op de voorlopige sluiting een maatregel door de burgemeester worden getroffen, zoals verlengen van de sluiting of tijdelijk intrekken/schorsen van de exploitatievergunning. Ook kan de burgemeester de ondernemer verplichten om een exploitatieplan aan te leveren.

 

Onder ernstige verstoring van de openbare orde wordt in ieder geval (maar niet uitsluitend) het volgende verstaan:

  • Wapenvondst;

  • Schietincident;

  • Drugshandel en/of aanwezigheid handelshoeveelheid drugs;

  • Geweldsincident.

2.4 Intrekken of schorsen exploitatievergunning

In dit handhavingsarrangement wordt onderscheid gemaakt tussen schorsing en intrekking van de exploitatievergunning. De burgemeester schorst (ook tijdelijke intrekking genoemd) de exploitatievergunning, wanneer hij meent dat met betrekking tot deze vergunning een maatregel voor bepaalde tijd noodzakelijk is.

 

De burgemeester trekt de vergunning in als hij meent dat de desbetreffende ondernemer niet meer over een exploitatievergunning moet beschikken. Dit hangt in de eerste plaats af van de feiten en omstandigheden, bijvoorbeeld in geval van ernstige strafbare feiten. Daarbij is het ook mogelijk dat de burgemeester het vertrouwen in de ondernemer verliest, doordat er sprake is van opeenvolgende incidenten. Ook kan de burgemeester besluiten om de exploitatievergunning in te trekken indien blijkt dat de ondernemer niet in staat is om zijn bedrijf zonder gevaar voor de openbare orde te exploiteren. De intrekking van de exploitatievergunning geldt voor onbepaalde tijd. Ook de Alcoholwetvergunning zal in dat geval moeten worden ingetrokken.

 

2.5 Schijnbeheer

Er is sprake van schijnbeheer als blijkt dat niet de vergunninghouder feitelijk zeggenschap heeft over (en leiding geeft aan) de openbare inrichting, maar een persoon die niet als zodanig op de vergunning staat vermeld. Een reden kan bijvoorbeeld zijn dat een persoon vanwege zijn of haar strafrechtelijke verleden geen vergunning kan krijgen en daarom een ander de vergunning laat aanvragen. Onder schijnbeheer worden die situaties verstaan waarbij de feitelijke eigenaar bewust op de achtergrond blijft. Bijvoorbeeld om een antecedentencheck of een Bibob-onderzoek te ontwijken. Dergelijke schijnbeheerconstructies worden niet getolereerd.

 

Op basis van het dossier zal de burgemeester beoordelen of voldoende aannemelijk is dat een schijnbeheerconstructie wordt gebruikt. Gaat het niet om schijnbeheer, dan volgt handhaving volgens de stappen bij 'Wijzigen exploitant zonder nieuwe vergunning'.

 

2.6 Slecht levensgedrag

Van een ondernemer wordt verwacht dat deze niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is. Ook is het wenselijk en de verwachting dat de ondernemer gekwalificeerd personeel aanstelt en de leiding over zijn openbare inrichting in handen geeft van personen aan wie deze leiding kan worden toevertrouwd. Wanneer wordt geconstateerd dat de exploitant of zijn beheerder(s) in enig opzicht van slecht levensgedrag is/zijn, is dit een reden om de exploitatievergunning in te trekken dan wel te wijzigen door de beheerder hiervan te verwijderen.

 

Als de burgemeester een horecavergunning weigert omdat hij van mening is dat de ondernemer van ‘slecht levensgedrag’ is, dan heeft de burgemeester volgens een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een plicht om te motiveren waarom de burgemeester dat vindt. De burgemeester moet motiveren waarom de feiten en omstandigheden waarop de weigering is gebaseerd, relevant zijn voor de exploitatie van een horecabedrijf en hoe de ondernemer vooraf had kunnen weten dat die feiten en omstandigheden in de weg staan aan het verlenen van de vergunning. Ook moet de burgemeester motiveren waarom de feiten en omstandigheden niet gering zijn en waarom die, ondanks het eventuele tijdsverloop, nog steeds iets zeggen over de betrouwbaarheid van de ondernemer om op verantwoorde wijze een horecabedrijf uit te oefenen. Indien een ‘Beleidsregel slecht levensgedrag’ van toepassing is binnen de gemeente, dan zal de burgemeester bij een weigering van een exploitatievergunning om die reden, conform de geldende beleidsregels acteren.

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Slecht levensgedrag exploitant

Ernstige overtreding

1e constatering:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

Indien exploitant: Intrekken exploitatievergunning

Slecht levensgedrag beheerder

Overtreding

1e constatering:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:

Indien beheerder: Wijzigen exploitatievergunning door verwijderen beheerder

Slecht levensgedrag beheerder

Ernstige overtreding

Elke volgende constatering:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

Elke volgende constatering:

Wijzigen exploitatievergunning door verwijderen beheerder of maatregelen conform paragraaf “Geen vertrouwen in ondernemer”.

 

De constatering, dat een exploitant of beheerder van slecht levensgedrag is, kan er tevens voor zorgen dat hij volgens de AW niet in aanmerking komt voor een AW-vergunning en dat ook ten aanzien van deze vergunning maatregelen getroffen moeten worden. Zie hiervoor het Handhavingsarrangement Alcoholwet.

 

Herhaling van constateringen dat beheerders van slecht levensgedrag zijn, kan ertoe leiden dat de burgemeester zijn vertrouwen verliest in de horecaondernemer en dienovereenkomstig maatregelen treft (zie onderdeel ‘Geen vertrouwen in ondernemer’). Tevens kunnen er omstandigheden zijn waarin de burgemeester aanleiding ziet om een BIBOB-onderzoek te doen naar de onderneming.

 

2.7 Ernstig geweld

Onder ernstige geweldsincidenten (in, vanuit of in de directe omgeving van de openbare inrichting) wordt in ieder geval (maar niet uitsluitend) het volgende verstaan:

  • Incidenten waarbij een of meer vuur-, steek-, of slagwapens is/zijn gebruikt of met gebruik ervan is gedreigd;

  • Incidenten waarbij een of meer dodelijke slachtoffer(s) is/zijn gevallen;

  • Incidenten waarbij een of meer slachtoffer(s) ernstig gewond is/zijn geraakt;

  • Grootschalige vechtpartijen waarbij grote groepen bezoekers, dan wel personeel van de horeca-inrichting bij betrokken zijn;

  • Ernstige zedendelicten (zoals verkrachting);

  • (Onvrijwillige) toediening van bedwelmende middelen zoals opgenomen in lijst I en II van de Opiumwet.

Bij ernstige geweldsincidenten zijn de openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat in en rondom de openbare inrichting per definitie aangetast. Daarnaast veroorzaken dergelijke incidenten gevoelens van angst en onveiligheid bij bezoekers en inwoners van de desbetreffende gemeente. Daarbij wordt in dit handhavingsarrangement ook nadrukkelijk gekeken naar de ernst van de gedraging en/of het geweld dat is toegepast met al dan niet letsel als gevolg. Uitgangpunt daarbij is dat de openbare orde geacht wordt ernstiger verstoord te zijn, naarmate het letsel ernstiger is. Op basis van de feiten en omstandigheden en op advies van de politie kan de burgemeester besluiten om door middel van spoedeisende bestuursdwang de openbare inrichting tijdelijk te sluiten, op grond van de Gemeentewet, Opiumwet dan wel de Algemene plaatselijke verordening . Wanneer de burgemeester daartoe besluit, kan de ondernemer in bezwaar gaan en tevens de voorzieningenrechter verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen. Een zienswijzemogelijkheid bij een spoedsluiting is niet aan de orde.

 

De burgemeester kan op basis van de feiten en omstandigheden en het advies van de politie ook besluiten om een reguliere sluitingsprocedure te starten. In dat geval krijgt de ondernemer de mogelijkheid om zijn zienswijze kenbaar te maken. De burgemeester betrekt de zienswijze dan bij zijn besluitvorming. Indien de burgemeester besluit om de openbare inrichting tijdelijk te sluiten, staan er rechtsmiddelen open voor de ondernemer.

 

Als uit onderzoek en eventuele zienswijze van de ondernemer blijkt dat er kans is op herhaling van geweldsincidenten en/of de openbare orde zo ernstig is geschokt dat heropening van het bedrijf niet verantwoord is, besluit de burgemeester om de tijdelijke sluiting te verlengen. Daarnaast kan de burgemeester ook afhankelijk van de feiten en omstandigheden besluiten om de exploitatievergunning tijdelijk in te trekken/schorsen. Dit is bijvoorbeeld het geval indien het ongewijzigd exploiteren van de inrichting onverantwoord is. In dat geval kan de burgemeester de ondernemer ook verplichten om een exploitatieplan aan te leveren.

 

Na ontvangst van een bestuurlijke rapportage van de politie wordt beoordeeld welke bestuurlijke maatregel in dat geval kan worden opgelegd. Daarbij wordt de rol van de ondernemer in acht genomen. Bij incidenten of overtredingen reikt de verantwoordelijkheid van de ondernemer verder (risicoaansprakelijkheid).

 

Geweldsincidenten kunnen ook gevolg hebben voor de AW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.

 

Voor het Handhavingsarrangement Exploitatievergunning (par. 2.1) geldt bij diverse overtredingen dat een volgende stap wordt gezet in het stappenplan wanneer binnen een jaar na een vorig incident of vorige constatering opnieuw een incident of overtreding plaatsvindt. Een incident of overtreding blijft vijf jaar meetellen. Vindt een incident of overtreding plaats binnen vijf jaar na het vorige incident of de vorige overtreding, maar is die vorige keer langer dan een jaar geleden, dan wordt de handhavingsstap die voor dat bedrijf en die ondernemer geldt, herhaald. Dit tenzij er aanleiding is om hiervan af te wijken, bijvoorbeeld omdat de burgemeester oordeelt dat er wel degelijk reden is om een handhavingsstap over te slaan of een ander stappenplan te hanteren.

 

Als de ondernemer en/of zijn personeel (waaronder ook de portiers van de openbare inrichting worden verstaan) bij het incident betrokken zijn en hierbij een laakbare rol spelen, dan wel onvoldoende in het werk hebben gesteld om het incident te doen stoppen of het te voorkomen, kan de burgemeester zijn vertrouwen in de ondernemer opzeggen en dienovereenkomstig (aanvullende) maatregelen treffen.

 

2.8 Geweld

Onder geweldsincidenten worden de situaties verstaan waarin een handgemeen of ongewenste intimiteiten plaatsvinden in, in de directe nabijheid van of vanuit de openbare inrichting, voor zover geen sprake is van ernstige geweldsincidenten. Na ontvangst van een bestuurlijke rapportage van de politie wordt beoordeeld welke bestuurlijke maatregel in dat geval kan worden opgelegd. Daarbij wordt de rol van de ondernemer in acht genomen. Bij incidenten of overtredingen reikt de verantwoordelijkheid van de ondernemer verder (risicoaansprakelijkheid).

 

Geweldsincidenten kunnen ook gevolg hebben voor de AW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.

 

Als er zich binnen vijf jaar opnieuw een geweldsincident voordoet volgt een herhaling van de desbetreffende stap. Als de exploitant en/of zijn personeel (dus ook de portiers van de openbare inrichting) bij het incident betrokken zijn en hierbij een laakbare rol spelen, dan wel onvoldoende in het werk hebben gesteld om het incident te doen stoppen of het te voorkomen, kan de burgemeester zijn vertrouwen in de ondernemer opzeggen en dienovereenkomstig (aanvullende) maatregelen treffen (zie paragraaf ‘Geen vertrouwen in ondernemer’).

 

2.9 Strafbare feiten in of vanuit de openbare inrichting

De deelnemende gemeenten tolereren niet dat horecabedrijven het toneel zijn van strafbare handelingen of een uitvalsbasis vormen voor criminelen. Daarom treden zij streng op tegen horecabedrijven waar dergelijke praktijken plaatsvinden. Van horecaondernemers wordt verwacht dat zij ervoor zorgen dat in hun bedrijf geen zaken gebeuren die het spreekwoordelijke daglicht niet kunnen verdragen.

 

Hierbij kan onder andere (maar niet uitsluitend) gedacht worden aan:

  • Heling;

  • Illegaal gokken;

  • Handel in verdovende middelen;

  • Aanwezigheid handelshoeveelheid verdovende middelen;

  • Zedendelicten;

  • Aanwezigheid Outlaw Motorcycle Gangs;

  • Tewerkstellen van illegalen (werknemers zonder geldige titel voor het verrichten van arbeid).

De betreffende strafbare feiten kunnen ook gevolg hebben voor de AW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.

 

Als de ondernemer en/of zijn personeel (dus ook de portiers van de openbare inrichting) bij de strafbare feiten betrokken zijn en hierbij een laakbare rol spelen dan wel onvoldoende in het werk hebben gesteld om de feiten te doen stoppen of te voorkomen, kan de burgemeester de ondernemer of zijn personeel van slecht levensgedrag achten. Ook kan de burgemeester zijn vertrouwen in de ondernemer opzeggen en dienovereenkomstig (aanvullende) maatregelen treffen (zie “Geen vertrouwen in ondernemer”). Dit alles is afhankelijk van de rol van de betrokkenen.

 

2.10 Aanwezigheid vuurwapens

De aanwezigheid van vuurwapens levert een direct risico op voor personeel, bezoekers, passanten en omwonenden van de openbare inrichting. Wanneer vuurwapens in een openbare inrichting worden aangetroffen, is dit een ernstige overtreding. De aanwezigheid van vuurwapens duidt op betrokkenheid dan wel een dreiging vanuit een crimineel milieu. Dit is dan ook een onwenselijke situatie. Het niet optreden tegen de aanwezigheid van vuurwapens is aan te merken als een experiment richting de omgeving, passanten, omwonenden en bezoekers.

 

Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van vuurwapens en het gebruik ervan. Wordt met een vuurwapen geschoten, dan is er sprake van een ernstig geweldsincident en wordt gehandhaafd volgens het bijbehorende stappenplan. Dit geldt ook wanneer met een vuurwapen wordt gedreigd of als deze ter hand wordt genomen.

 

De aanwezigheid van een vuurwapen in een openbare inrichting wordt gezien als een gevaar voor de openbare orde. Op basis van het dossier beoordeelt de burgemeester of het treffen van een bestuurlijke maatregel noodzakelijk is. Hierbij spelen de feiten en omstandigheden, zoals het optreden door de horecaondernemer en maatregelen die in de openbare inrichting zijn getroffen om vuurwapens uit de onderneming te weren, een belangrijke rol.

 

De aanwezigheid van vuurwapens kan ook gevolg hebben voor de AW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid. In het stappenplan Alcoholwet is dit verder uitgewerkt.

 

2.11 Drugshandel en aanwezigheid handelshoeveelheid drugs

De deelnemende gemeenten tolereren niet dat horecagelegenheden een uitvalsbasis zijn voor drugshandel. Daarom treedt de burgemeester, samen met politie en het Openbaar Ministerie, hard op tegen dergelijke praktijken. De deelnemende gemeenten verwachten van ondernemers dat zij er streng op toezien dat in hun bedrijven geen drugs worden gebruikt en/of verhandeld.

 

Als toch het sterke vermoeden bestaat dat in of vanuit een openbare inrichting drugs worden gebruikt en/of verhandeld, treft de burgemeester maatregelen om deze handel te stoppen. Wat dat betreft is – indien van toepassing – het Damoclesbeleid van de gemeente overeenkomstig van toepassing wanneer het gaat om drugshandel en aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs. De burgemeester handelt dan ook conform het van toepassing zijnde Damoclesbeleid.

 

Er is in ieder geval een ernstig vermoeden van drugsgebruik en/of handel in drugs vanuit de openbare inrichting als één of meer van deze omstandigheden zich voordoen (niet-limitatieve opsomming):

  • Aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs;

  • Aanwezigheid drugshandel gerelateerde attributen;

  • Aanwezigheid versnijdingsmiddelen;

  • Uit de manier waarop de drugs zijn verpakt kan worden opgemaakt dat deze voor de handel bestemd zijn;

  • Aanwezigheid van een groot geldbedrag;

  • Een of meer getuigenverklaring(en) en/of schepklanten tegenover de politie wijzen op handel in drugs vanuit de openbare inrichting;

  • Andere signalen die duidelijk wijzen op de handel in drugs vanuit de openbare inrichting (bijvoorbeeld klachten van bewoners over af- en aan rijdende auto’s); of

  • Constateringen (door bijvoorbeeld de politie) dat in of vanuit de openbare inrichting wordt gehandeld in drugs.

Van de ondernemer wordt verwacht dat hij, bij een 1e constatering, binnen in beginsel twee weken, een exploitatieplan aanlevert. Dit exploitatieplan wordt beschouwd als onderdeel van de exploitatievergunning en als voorschrift aan de exploitatievergunning verbonden. Wanneer een ondernemer vervolgens niet exploiteert conform dit exploitatieplan heeft dat direct een maatregel tot gevolg (zie stappenplan ‘Exploiteren niet conform aan vergunning verbonden voorschriften’).

 

Naast het feit dat er daadwerkelijk sprake kan zijn van drugshandel in de openbare inrichting, maakt de aanwezigheid van een handelshoeveelheid verdovende middelen het aannemelijk dat er sprake is van drugshandel. De burgemeester gaat bij het bepalen hiervan uit van de richtlijnen die het Openbaar Ministerie hierover heeft opgesteld. Bij middelen volgens lijst I van de Opiumwet (harddrugs) gaat het om een hoeveelheid groter dan 0,5 gram of drie pillen/tabletten. Bij middelen volgens lijst II van de Opiumwet (softdrugs) gaat het om een hoeveelheid groter dan 5 gram.

 

Wanneer een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen in een openbare inrichting is de openbare orde per definitie in het geding. Dit komt onder meer doordat een geval waarin sprake is van een handelshoeveelheid volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aangemerkt dient te worden als een ‘ernstig geval’. Verder wordt (vuurwapen)geweld in het drugscircuit niet geschuwd. Drugshandel gerelateerde activiteiten veroorzaken tevens gevoelens van angst en onveiligheid bij inwoners van deelnemende gemeenten. Verstoring van de openbare orde is verder aannemelijk wanneer blijkt dat in drugs wordt gehandeld in of vanuit de inrichting, ook als dit gebeurt buiten medeweten van de ondernemer of zijn personeel om. Als de horecaondernemer of zijn personeel zelf betrokken is bij de drugshandel of andere personen met zijn medeweten vanuit de openbare inrichting in drugs handelen, geldt dit als een verzwarende omstandigheid. Verder wordt de aanwezigheid van vuurwapens, bekendheid en eventuele loop naar de openbare inrichting ook gezien als verzwarende omstandigheden. Verder wordt bij de beoordeling van de feiten en omstandigheden gaat de burgemeester uit van het Damoclesbeleid.

 

Drugshandel en/of aanwezigheid van drugs in een openbare inrichting kan ook gevolg hebben voor de AW-vergunning, omdat het van kracht blijven van deze vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid.

 

2.12 Overlast

Bij (klachten van) overlast moet het volgende in ieder geval duidelijk zijn:

  • De aard van de overlast;

  • Op welke momenten ervaart men overlast;

  • Of er contact is geweest tussen de ondernemer en degene die overlast ervaart of veroorzaakt;

  • Of er duidelijke negatieve effecten zijn op de woon- en leefomgeving (de situering van de openbare inrichting en het karakter van de omgeving wordt daarbij meegewogen);

  • Of de overlast te herleiden is tot het bedrijf waarop de klachten betrekking hebben; en

  • Het moet gaan om "objectiveerbare" overlast. Dat wil zeggen dat gemiddeld genomen ieder weldenkend mens dit als overlast zou beschouwen. Deze overlast moet dan wel worden waargenomen (en als zodanig geregistreerd) door politieambtenaren (algemeen), toezichthouders van DCMR (waar het om geluid gaat) of gemeentelijke toezichthouders (voor zover bevoegd en waar het om ergernissen in de buitenruimte gaat). Onder de gemeentelijke toezichthouders vallen ook de zogeheten SUS-teams (indien deze wordt ingezet door de deelnemende gemeenten). Voorbeelden zijn, maar niet uitputtend: parkeerexcessen, vandalisme, brakende of urinerende bezoekers op straat, afval en schreeuwen op straat. Overschrijding van de geluidsnorm vanuit de inrichting wordt doorgaans pas gemeten als klachten zijn gemeld van overlast. De productie van meer decibellen dan wettelijk toegestaan is daarom mede een aantasting van het woon- en leefklimaat.

Geur en geluid van koelmotoren en luchtbehandelingsinstallaties van horeca zorgen minder frequent dan muziekgeluid voor overlastsituaties. Daarbij komt dat minder snel sprake is van ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit laat onverlet dat bij excessen het handhavingsarrangement van toepassing kan zijn. Ook bij dergelijke vormen van overlast geldt dat er sprake moet zijn van objectiveerbare overlast.

 

Hoewel door meerdere toezichthouders kan worden geconstateerd dat overlast wordt veroorzaakt, is er wel een verschil in de mate waarin constateringen bijdragen aan de ‘bewijslast’. Een geluidsmeting door daartoe opgeleide DCMR-medewerkers die een overschrijding van de wettelijk geldende geluidsnorm laat zien, weegt zwaarder dan een enkele constatering door een politiemedewerker “dat de muziek wel erg hard staat”. De burgemeester beoordeelt deze constateringen op hun merites. De constatering door de politieambtenaar zal in dit geval ten minste ondersteund moeten worden door andere constateringen die aannemelijk maken dat het openbare inrichting overlast veroorzaakt, bijvoorbeeld klachten van omwonenden of een eerdere geluidsmeting. Dit geldt des te meer voor stankoverlast: medewerkers van DCMR worden deskundig gevonden om te kunnen vaststellen dat een openbare inrichting ontoelaatbare stank veroorzaakt. Dit betekent niet dat constateringen door andere toezichthouders geen waarde hebben. Omdat overlast in en rondom de horeca zeer serieus wordt genomen, kiest de gemeente ervoor dat een dossier, op basis waarvan kan worden gehandhaafd, niet slechts hoeft te bestaan uit metingen. Ook op andere manieren kan aannemelijk worden gemaakt dat een openbare inrichting overlast veroorzaakt en kan worden opgetreden.

 

Afhankelijk van de feiten en omstandigheden, bijvoorbeeld als het gaat om ernstige overlast of als uit onderzoek blijkt dat de ondernemer weinig doet om de overlast te beperken, kan de burgemeester besluiten een of meer handhavingsstappen over te slaan. Bij geluidsoverlast kunnen meerdere maatregelen worden opgelegd, namelijk bestuursrechtelijk volgens het stappenplan, maar ook strafrechtelijk.

 

2.13 Discriminatie

Discriminatie door personeel (waaronder portiers) aan de deur van een openbare inrichting of in een horecagelegenheid is voor de deelnemende gemeenten onacceptabel. Discriminatie kan door toezichthouders en de politie worden geconstateerd, maar kan ook via klachten worden aangegeven. Wanneer regelmatig klachten van discriminatie worden ontvangen of wanneer aangifte wordt gedaan van discriminatie, stelt de politie nader onderzoek in en stelt zij, als het onderzoek hiertoe aanleiding geeft, een dossier op voor de burgemeester. Daarnaast kan het voorkomen dat deelnemende gemeenten steekproefsgewijs dan wel naar aanleiding van klachten en meldingen zelf een onderzoek instelt door middel van mystery guests.

 

2.14 Exploitatie zonder geldige vergunning

Exploiteren van een openbare inrichting mag alleen met de geldige benodigde vergunningen. Zolang er geen vergunningen zijn verleend, moet de openbare inrichting gesloten blijven. De burgemeester maakt gebruik van zijn bevoegdheid om de openbare inrichting te sluiten, tenzij de horecaondernemer zelf het bedrijf gesloten houdt. De sluiting van de openbare inrichting is in beginsel tijdelijk van aard en blijft van kracht totdat de ondernemer de benodigde vergunningen heeft verkregen. Dit betekent dat de benodigde vergunningen daadwerkelijk moeten zijn verleend, alvorens de openbare inrichting mag worden geopend. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de ondernemer om op tijd de benodigde vergunningen aan te vragen.

 

Er is in ieder geval (maar niet uitputtend) sprake van illegale exploitatie als:

  • wordt geëxploiteerd bijvoorbeeld bij een overname terwijl nog geen (tijdelijke) vergunning(en) is/zijn verleend;

  • wordt geëxploiteerd terwijl de vergunning(en) is/zijn ingetrokken, geschorst of geweigerd;

  • wordt geëxploiteerd nadat de exploitatievergunning is vervallen;

  • indien niet alle benodigde vergunningen zijn verkregen.

Op het moment dat de politie of gemeentelijke toezichthouders exploitatie zonder geldige vergunning constateert, dan wordt de burgemeester daarover geïnformeerd, bij voorkeur schriftelijk. Aan de ondernemer wordt aangegeven dat er sprake is van een overtreding en dat de burgemeester hierover geïnformeerd zal worden. Na ontvangst van de (bestuurlijke) rapportage beoordeelt de burgemeester de feiten en omstandigheden van het geval om daarna een bestuurlijke maatregel te treffen.

 

2.15 Incidentele ontheffing

De mogelijkheid om een incidentele ontheffing van de openings- en sluitingstijden te krijgen en/of incidentele verhoging van het geluidsplafond is een gunst die elke horecaondernemer volgens de daarvoor geldende regels in de Omgevingswet kan krijgen. Die gunst wordt alleen maar verleend als de ondernemers hiervan gebruik maken zonder overlast te veroorzaken.

 

2.16 Wijzigen exploitatievorm (activiteit) zonder nieuwe vergunning

In het vergunningstelsel zijn niet meer de exploitatievormen (zoals café, restaurant of snackbar) vergund, maar de activiteiten. Uit de vergunning blijkt daarmee duidelijk welke activiteiten in een openbare inrichting wel en welke niet zijn toegestaan. Vinden in een openbare inrichting activiteiten plaats die niet zijn vergund, dan wordt hiertegen streng opgetreden. Dit geldt ook voor het niet uitvoeren van activiteiten die wel zijn vergund. Dit laatste kan bijvoorbeeld optreden wanneer de vergunde activiteit met het verstrekken van maaltijden de indruk wekt dat een restaurant wordt geëxploiteerd. Het niet verstrekken van de maaltijden maakt dat dus eigenlijk een café wordt geëxploiteerd. Daarbij is het van belang dat de openbare inrichting conform het exploitatieplan wordt geëxploiteerd om verstoring van de openbare orde en veiligheid en overtredingen te voorkomen.

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Wijzigen exploitatievorm (activiteit) zonder geldige vergunning

Overtreding

1e constatering:

Mondelinge waarschuwing (ondernemer moet activiteit onmiddellijk staken.

1e constatering:

Bestuurlijke waarschuwing of last onder dwangsom (ondernemer moet exploitatie onmiddellijk staken)

2e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester.

2e constatering:

Afhankelijk van de feiten en omstandigheden schorsen exploitatievergunning 1 maand of een last onder dwangsom opleggen

3e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

3e constatering:

Schorsen exploitatievergunning 3 maanden

4e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

4e constatering:

Intrekken exploitatievergunning

Binnen vijf jaar: herhaling desbetreffende stap

 

2.17 Uitbreiding exploitatie zonder nieuwe vergunning

De exploitatievergunning wordt verstrekt voor het exploiteren van een openbare inrichting binnen bepaalde vertrekken/vierkante meters van het desbetreffende pand. Wordt er geëxploiteerd binnen vertrekken of vierkante meters, die niet binnen de vergunning vallen, dan is sprake van illegale uitbreiding. Voorbeeld hiervan is dat er een vergunning is verleend voor een aantal vierkante meters gelegen op de begane grond van een pand, terwijl ook geëxploiteerd wordt op de eerste verdieping, in de kelder of in een achtervertrek. Dit is volgens de vergunning niet toegestaan. In dat geval treedt de burgemeester handhavend op.

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Illegale uitbreiding

Overtreding

1e constatering:

Mondelinge waarschuwing

1e constatering: Bestuurlijke waarschuwing of last onder dwangsom (exploitant moet de strijdige exploitatie onmiddellijk staken)

2e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

2e constatering:

Afhankelijk van de feiten en omstandigheden schorsen exploitatievergunning 1 maand of een last onder dwangsom opleggen

3e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

3e constatering:

Schorsen exploitatievergunning 3 maanden

4e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering):

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

4e constatering:

Intrekken exploitatievergunning

Binnen vijf jaar: herhaling desbetreffende stap

 

2.18 Wijzigen exploitant/ondernemer zonder melding

De ondernemer is te allen tijde verantwoordelijk voor de exploitatie van de openbare inrichting. De vergunning wordt dan ook verleend aan degene die hem aanvraagt of aan degene namens wie een vergunning is aangevraagd.

 

De ondernemer is verplicht elke wijziging in de zeggenschap door te geven en een nieuwe vergunning aan te vragen. Doet hij dit niet, dan kan de burgemeester een maatregel treffen. In beginsel wordt de ondernemer gewaarschuwd dat hij een nieuwe vergunning moet aanvragen en wordt hem een termijn geboden om de aanvraag te doen. Doet hij dit niet dan is dat reden voor de burgemeester om de exploitatievergunning in te trekken.

 

Ook als de ondernemer, na een waarschuwing, aangeeft de situatie weer te hebben hersteld naar de vergunde situatie, moet hij een nieuwe vergunning aanvragen. De zeggenschap heeft immers in de tussentijd bij een andere persoon gelegen. De gemeente moet kunnen bepalen in hoeverre de leiding weer volledig in handen is van de ondernemer.

 

Als blijkt dat moedwillig is gekozen voor een constructie waarbij eigenlijk wordt geëxploiteerd door een andere persoon die niet op de vergunning staat en de verplichting dat deze persoon als exploitant wordt geregistreerd wordt ontweken, dan is sprake van schijnbeheer en worden dienovereenkomstig maatregelen genomen.

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Wijzigen exploitant zonder nieuwe vergunning

Overtreding

1e constatering:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:

Bestuurlijke waarschuwing en verplichting om binnen 1 week een exploitatievergunning aan te vragen

2e constatering (binnen 1 jaar na vorige constatering of als niet binnen 1 week een exploitatievergunning is aangevraagd of wanneer de nieuwe aanvraag wordt geweigerd:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

2e constatering:

Sluiting pand totdat er een nieuwe exploitatievergunning is verleend.

 

Wijzigen ondernemer zonder melding heeft ook gevolg voor de AW-vergunning. In de sanctiestrategie Alcoholwet is dit verder uitgewerkt.

 

2.19 Illegale portier

Schakelt de ondernemer een portier in voor het bewaken van de orde aan de deur en in de openbare inrichting, dan moet deze portier beschikken over de juiste papieren. Het gaat om een gecertificeerde portier die toestemming heeft om beveiligingswerk te doen. Van deze portier mag worden verwacht dat hij weet hoe te handelen in situaties waarin die (openbare) orde en veiligheid onder druk staat. Gezien deze zware verantwoordelijkheid wordt slechts toegestaan dat gecertificeerde portiers dit werk doen. Niet-gekwalificeerde portiers zonder toestemming of aanmelding bij de korpschef, worden niet geduld. De ondernemer moet erop toezien dat hij een legale portier inhuurt en is daar ook verantwoordelijk voor. Ook is de ondernemer verantwoordelijk om de papieren van de portier te controleren. De Minister van Veiligheid en Justitie beboet de exploitant die een illegale portier in dienst neemt. De politie informeert de burgemeester bij voorkeur schriftelijk over deze overtreding.

 

2.20 Afwezigheid leidinggevende

De gemeente stelt als voorwaarde dat een op de vergunning genoemde exploitant of beheerder aanwezig is wanneer het bedrijf is geopend voor publiek. Deze persoon is voorts verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Bovendien wordt de exploitant geacht de openbare orde in en rondom de openbare inrichting te kunnen bewaken (gekwalificeerd toezicht).

 

Een bedrijf is open voor publiek, wanneer de deur is geopend en iedereen feitelijk het bedrijf kan binnengaan of wanneer er bezoekers in het bedrijf zijn (ook als de deur dicht is).

 

Afwezigheid van leidinggevende personen kan ook gevolgen hebben voor de AW-vergunning. In het stappenplan Alcoholwet is dit verder uitgewerkt.

 

Overtreding of incident

Toezichthouder

Burgemeester

Afwezigheid leidinggevende

Overtreding

1e constatering:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

1e constatering:

Bestuurlijke waarschuwing

2e constatering:

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

2e constatering:

Last onder dwangsom

Elke volgende constatering

Proces-verbaal en dossier naar burgemeester

Elke volgende constatering

Last onder dwangsom met hoger bedrag.

 

2.21 Overtreden sluitingstijden

Horecabedrijven zijn gebonden aan in de APV vastgestelde openings- en sluitingstijden. De tijden waarbinnen een bedrijf mag exploiteren zijn in de vergunning nadrukkelijk benoemd. Is het bedrijf desondanks geopend, zonder dat een (incidentele) ontheffing van de sluitingstijden is verleend, dan wordt dit gezien als een ernstige overtreding.

 

2.22 Overtreden voorschriften

Aan de exploitatievergunning worden altijd voorschriften verbonden. Dit kunnen algemene voorschriften zijn die in de reguliere vergunningverlening aan de desbetreffende openbare inrichting worden opgelegd (bijvoorbeeld dat wordt geëxploiteerd conform het bij de vergunningaanvraag of na een incident dan wel overtreding ingediende exploitatieplan), maar ook specifieke voorschriften die bijvoorbeeld zijn bedoeld om de ondernemer expliciet te dwingen om op de voorgeschreven manier te exploiteren. Ook kan de burgemeester aan de vergunning voorschriften verbinden op grond van de Wet BIBOB of naar aanleiding van een BIBOB-onderzoek.

 

Als wordt geconstateerd dat de ondernemer zich niet aan de voorschriften houdt, wijst de burgemeester de exploitant er in principe altijd eerst op dat hij zich aan de voorschriften moet houden. Dit zal altijd het geval zijn bij BIBOB-voorschriften. Ook geldt dit wanneer na een incident is bepaald dat een exploitatieplan moet worden aangeleverd en conform dit exploitatieplan geëxploiteerd dient te worden.

 

2.23 Terras

Voor het voeren van een terras bij een openbare inrichting is een vergunning nodig. Dat een terras mag worden gevoerd en zo ja, waar en met welke omvang (maatvoering en vierkante meters), staat in de exploitatievergunning en indien van toepassing in de AW-vergunning vermeld. Voert men een terras zonder vergunning, dan wordt dit gezien als een ernstige overtreding die gevolgen kan hebben voor de exploitatievergunning.

 

In de exploitatievergunning is opgenomen met hoeveel vierkante meters een terras mag worden geëxploiteerd. Voert de horecaondernemer toch een groter terras dan is vergund, dan overtreedt hij daarmee feitelijk de beperkingen die aan zijn vergunning zijn verbonden. Ten aanzien van zijn terras worden dan maatregelen getroffen.

 

Wanneer de ondernemer een terras exploiteert gedurende de periode dat een maatregel geldt, voert hij een illegaal terras en worden stappen ondernomen zoals omschreven bij 'Illegaal terras'. De eerste stap (waarschuwen) slaat de burgemeester daarbij over. De burgemeester gaat in deze gevallen meteen over tot het treffen van een bestuurlijke maatregel.

 

2.24 Geen vertrouwen in ondernemer

Wanneer een ondernemer telkens de wet- en regelgeving overtreedt en zich ogenschijnlijk door getroffen maatregelen niet ertoe laat leiden dat hij zijn bedrijfsvoering dusdanig aanpast dat hij overtredingen of incidenten in de toekomst zal voorkomen, kan de burgemeester oordelen dat hij zijn vertrouwen in de desbetreffende ondernemer is kwijtgeraakt. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer bestuurlijke maatregelen zijn getroffen, maar dit niet heeft geleid tot verandering en ook wanneer de ondernemer niet exploiteert conform het ingediende exploitatieplan. De burgemeester meent dan dat de ondernemer met zijn exploitatie een gevaar vormt voor de openbare orde en het woon- en leefklimaat en treft maatregelen om een verstoring van de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de toekomst tegen te gaan. Dit geldt des te meer wanneer de exploitatie van de desbetreffende ondernemer al heeft geleid tot al dan niet ernstige incidenten of wanneer de ondernemer of zijn personeel bij deze incidenten op een ontoelaatbare wijze betrokken zijn geweest of zelfs verwijtbaar hebben gehandeld.

 

De burgemeester kan, afhankelijk van de omstandigheden, besluiten dat hij een laatste waarschuwing geeft en de ondernemer verplichten een afdoend exploitatieplan aan te leveren. De burgemeester kan echter ook besluiten dat intrekking van de exploitatievergunning wenselijk is.

 

De burgemeester zal in zijn besluit motiveren wat maakt dat hij zijn vertrouwen in de ondernemer heeft verloren en welke maatregel hij passend acht.

 

3. Sanctiestrategie Wet op de kansspelen

 

3.1 Handhaving overtreding Wet op de kansspelen

Wanneer een bijzonder opsporingsambtenaar van de gemeente of algemeen opsporingsambtenaar van de politie een overtreding constateert, worden de aangegeven acties volgens het onderstaande handhavingsarrangement uitgevoerd. Hierop is de Awb van toepassing, wat betekent dat voordat besloten wordt tot intrekking van de vergunning of het opleggen van een dwangsom of een last onder bestuursdwang, de vergunninghouder eerst een voornemen van dat besluit krijgt en zijn zienswijze daarover naar voren kan brengen, tenzij vereiste spoed zich daartegen verzet en er spoedeisend bestuursdwang wordt toegepast. Tevens wordt in het voornemen van dat besluit kenbaar gemaakt dat er rechtsmiddelen openstaan: bezwaar en beroep. Naast de Kansspelautoriteit is ook de gemeente bevoegd om handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van kansspelautomaten. In dat kader zijn de buitengewone opsporingsambtenaren van de gemeente bevoegd tot controle en toezicht op de (naleving van de) aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten en de van toepassing zijnde vergunningvoorschriften.

 

Indien herhaald strijdig wordt gehandeld met artikel 31 lid 2 AW kan de Kansspelvergunning ook worden ingetrokken.

 

3.2 Hoogdrempelige inrichting

Om een inrichting als hoogdrempelig te kunnen kwalificeren moet in beginsel van de volgende voorwaarden worden uitgegaan:

  • 1.

    Het bezit zijn van een AW-vergunning; en

  • 2.

    Het gaat om een café of een restaurant;

  • 3.

    Het café- of restaurantbezoek staat op zichzelf; en

  • 4.

    De activiteiten zijn gericht op personen van 18 jaar en ouder.

3.3 Aantal kansspelautomaten

Er zijn maximaal twee kansspelautomaten in een hoogdrempelige inrichting toegestaan.

 

4 Overtredingen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening

 

 

Overtredingen en misdrijven

Politie en/of gemeentelijk opsporingsambtenaar

Burgemeester (en wethouders)

Bijzonderheden

1

Exploiteren horecabedrijf of openbare inrichting zonder geldige exploitatievergunning

 

Het exploiteren van een horecabedrijf/ openbare inrichting zonder of zonder geldige vergunning c.q. proefvergunning

1e keer:

Burgemeester schriftelijk informeren. Bij acute noodzaak direct sluiting op grond van artikel 3 Politiewet of toepassen spoedeisende bestuursdwang.

 

2e keer:

  • Verbaliseren

  • Burgemeester bij voorkeur schriftelijk informeren

3e keer:

  • Verbaliseren

  • Sluiting op grond van bestuursdwangbevel

1e keer:

Na ontvangst van de informatie via de politie of BOA, dan last onder bestuursdwang opleggen om de inrichting per direct te sluiten en gesloten te houden totdat er een vergunning is verleend.

 

2e constatering binnen een jaar:

sluiten tot vergunningverlening.

 

3e constatering:

sluiten voor onbepaalde tijd.

Uitgangspunt is dat een horecabedrijf/openbare inrichting niet zonder een geldige vergunning mag worden geëxploiteerd. Daarbij maakt het geen verschil of het een bestaande of nieuwe horeca-inrichting betreft. Ook in geval van overname van een horecabedrijf/openbare inrichting geldt dat het horecabedrijf/openbare inrichting pas mag worden geëxploiteerd als de exploitant gescreend is en beschikt over alle benodigde vergunningen.

 

Bij een nieuwe inrichting moet eerst worden nagegaan of het bestemmingsplan vestiging (uitbreiding en/of verandering soort) horeca toestaat in het betreffende pand. Dit duurt langer dan de beoordeling van de exploitatieaanvraag. In dat geval is sluiting in afwachting van mogelijke legalisering noodzakelijk vanwege de onvoorziene impact op de leefomgeving, ruimtelijke ordening en openbare orde en veiligheid.

 

Afschrift aanvraag/vergunning/besluit bestuursdwang aan:

  • politie

  • brandweer

  • bouw- en woningtoezicht

  • milieudienst

2

Het exploiteren van een terras zonder of zonder geldige vergunning.

1e keer:

  • burgemeester informeren, bij voorkeur schriftelijk. Tenzij acuut gevaar, in dat geval spoedeisend bestuursdwang toepassen

  • mondelinge waarschuwing bij voorkeur schriftelijk vastleggen

2e keer:

  • Verbaliseren

  • Burgemeester bij voorkeur schriftelijk informeren

Elke volgende geconstateerde overtreding:

  • Verbaliseren (mag, niet verplicht)

  • Burgemeester informeren

Na ontvangst informatie:

 

1e constatering:

Voornemen last onder bestuursdwang verwijderen en verwijderd houden van het terras, totdat er een vergunning wordt verleend. Indien sprake van spoedeisendheid, dan is spoedeisende bestuursdwang mogelijk. In dat geval geen voornemen en geen zienswijzemogelijkheid.

In geval van een terras met vaste schotten die in de grond zijn bevestigd en dus niet elke avond verwijderd kunnen worden, is mogelijk tevens een bouwvergunning nodig (mits de gemeente dit toestaat via de terrassen/horecanota).

 

De gemeente kan van de hoogte van het dwangsombedrag afwijken in geval van bijzondere omstandigheden.

 

De gemeente bepaalt de inhoud van de bestuursdwangbeschikking.

 

Afschrift bestuursdwang- of dwangsombeschikking aan:

  • politie

  • brandweer

  • bouw- en woningtoezicht

  • milieudienst

3

Overtreding van een voorschrift van een exploitatievergunning (waaronder terras) of ontheffing, op de openingstijden en sluitingstijden

(bijv. ramen en deuren open hebben, te groot terras, muziek op terras, niet weghalen van terras ’s avonds, consumptie meenemen/serveren buiten de inrichting en/of het terras of aan mensen die niet op het terras zijn).

  • De bepaling dat het verboden is om bezoekers toe te laten of te laten verblijven buiten de in de verordening genoemde openings- en sluitingstijden;

lid 1 jo. lid 2;

  • Een voorschrift verbonden aan de exploitatievergunning (waaronder het terras) voor wat betreft de sluitingstijd

lid 3;

  • Een voorschrift verbonden aan een ontheffing van de openings- en sluitingstijden

lid 3;

  • Een opgelegde beperking van de in de verordening genoemde openings- en sluitingstijden of andere vastgestelde tijden voor een inrichting of daarbij behorend terras.

1e keer:

  • Burgemeester informeren

2e keer:

  • Verbaliseren

  • aan burgemeester t.b.v. voorbereiden dwangsom

Elke volgende constatering binnen 1 jaar:

  • Verbaliseren

  • aan burgemeester i.v.m. inning dwangsom

1e constatering:

Bestuurlijke waarschuwing

 

2e constatering binnen een jaar:

aanschrijving om voorschriften of beperkingen per direct na te leven. Tegelijkertijd voornemen kenbaar maken tot last onder dwangsom ter hoogte van € 1000,- per dag met een maximum van € 3000,- onder verwijzing naar redelijke zienswijzetermijn

 

Na afloop zienswijzetermijn:

belangenafweging maken en eventueel dwangsombeschikking vaststellen.

 

Iedere volgende constatering na dwangsom:

inning dwangsom.

 

Na verbeuring maximale dwangsom:

Hogere last onder dwangsom of aanzegging van bestuursdwang of tijdelijke intrekking/schorsing exploitatievergunning.

Afhankelijk van de zwaarte van het overtreden voorschrift kan worden afgeweken van de hoogte van de dwangsom of termijn van de sluiting van de inrichting, intrekking of schorsing van de exploitatievergunning. Ook kan direct worden overgegaan op het opleggen van een last onder dwangsom, in plaats van een bestuurlijke waarschuwing.

4

Verstoring openbare orde in, vanuit of rondom de inrichting

 

categorie 1:

  • schietincident

  • steekincident

  • aantreffen (vuur)wapen(s)

  • langdurige overlast

  • geweld (door personeel of bezoekers)

  • schijnbeheer

  • tewerkstellen van personen zonder geldige verblijfstitel in relatie tot overtreding van artikel 264 Wetboek van Strafrecht (mensenhandel, -smokkel of uitbuiting)

  • Handelen in en/of aanwezigheid handelshoeveelheid verdovende middelen

1e keer en volgende keren

 

categorie 1:

  • bij acute noodzaak toepassing procedure spoedsluiting (artikel 3 Politiewet) tot de last onder bestuursdwang is opgelegd door het bevoegd gezag of spoedeisend bestuursdwang toepassen via de burgemeester.

  • bij minder acute noodzaak (ter beoordeling van burgemeester), verbaliseren en de burgemeester informeren door middel van een bestuurlijke rapportage.

Na ontvangst bestuurlijke rapportage

 

categorie 1:

1e keer:

Spoedsluiting minimaal 2 weken. Na die 2 weken:

  • Sluiting verlengen;

  • Exploitatievergunning intrekken of schorsen;

  • Inrichting mag weer open.

Indien er geen sprake is van spoedeisendheid, dan zal de burgemeester de ontvangen informatie beoordelen om vervolgens al dan niet een bestuurlijke maatregel te treffen.

 

2e keer binnen een jaar:

bestuursdwangbeschikking (na belangenafweging) overgaan tot sluiting voor 6 of 12 maanden.

 

3e keer binnen vijf jaar:

bestuursdwangbeschikking (na belangenafweging) overgaan tot sluiting voor onbepaalde tijd onder gelijktijdige intrekking van de exploitatievergunning.

De burgemeester kan naast de bestuurlijke maatregelen voor zowel categorie 1 als 2 de ondernemer verplichten om een exploitatieplan op te stellen.

 

Wanneer er sprake is van drugshandel of aanwezigheid handelshoeveelheid verdovende middelen, dan wordt opgetreden conform het van toepassing zijnde Damoclesbeleid.

5

Verstoring openbare orde in, vanuit of rondom de inrichting

 

Categorie 2:

  • Heling

  • Illegaal gokken

  • zedendelicten

  • discriminatie

  • overlast in en vanuit de inrichting (incl. terras)

  • niet gecertificeerde portier(s) o.g.v. WBPR

  • geweld (door personeel of bezoekers)

  • tewerkstellen van personen zonder geldige verblijfstitel of legaal verblijf zonder tewerkstellingsvergunning

De opsomming per categorie is niet limitatief.

1e keer en volgende keren categorie 2:

  • Verbaliseren

Bestuurlijke rapportage aan burgemeester

1e en 2e keer:

Ter beoordeling van de burgemeester op basis van bestuurlijke rapportage: bestuurlijke waarschuwing, last onder dwangsom of bestuursdwang, tijdelijk intrekken of schorsen exploitatievergunning met eventueel verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan.

Alleen de politie (korpschef) is bevoegd om de certificaten van de portiers te controleren.

 

5 Overtredingen op grond van de Alcoholwet

 

 

Overtredingen en misdrijven

Politie en/of gemeentelijk opsporingsambtenaar

Burgemeester (en wethouders)

Bijzonderheden

6

Artikel 3 Alcoholwet

Het uitoefenen van het horecabedrijf of slijtersbedrijf zonder vergunning.

Na constatering burgemeester schriftelijk informeren.

1e keer en keren daarna:

Direct sluiten en gesloten houden in afwachting van verleende alcoholwetvergunning.

Uitgangspunt: geen drankverstrekking vooruitlopend op vergunningverlening. Een slijtersbedrijf wordt ook gesloten, tenzij de verkoop van alcohol ondergeschikt is. Een neringsruimte zonder vergunning kan ook worden gesloten.

 

Het moet hier gaan om een bestaand bedrijf dat:

  • a.

    in het bezit is van de geldige vergunningen;

  • b.

    voortgezet wordt zonder wijziging in de exploitatie.

NB:

Iedere gemeente heeft beleidsvrijheid en kan derhalve afwijken van het in dit protocol opgenomen stappenplan.

7

Artikel 4, lid 4 Alcoholwet

Het door een para-commerciële rechtspersoon zonder ontheffing afwijken van de bij gemeentelijke verordening gestelde regels die in elk geval betrekking hebben op:

  • a.

    de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank mag worden verstrekt;

  • b.

    in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

  • c.

    in de inrichting te houden bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

Bestuurlijke waarschuwing

 

2e keer binnen een jaar:

Last onder dwangsom € 1000, max € 3000.

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Nieuwe overtreding nadat maximum dwangsombedrag is bereikt:

minimaal 2 weken sluiten en exploitatieplan aanleveren.

Nadat de termijn van 2 weken is verstreken en geen exploitatieplan is aangeleverd, kan de burgemeester de sluiting verlengen. Het een en ander is afhankelijk van de feiten en omstandigheden.

8

Artikel 4, lid 5 Alcoholwet

Het niet in de inrichting aanwezig hebben van een ontheffing of een afschrift daarvan.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing

 

2e, keer binnen een jaar:

opleggen last onder dwangsom € 1000,- per keer met maximum van € 3000,-;

 

Keren daarna:

innen dwangsom;

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

9

artikel 9, lid 3 jo. lid 4 Alcoholwet

Het niet in de inrichting aanwezig hebben van:

  • de registratie van de barvrijwilligers die een voorlichtingsinstructie hebben gekregen of een afschrift van die registratie;

  • het bestuursreglement of een afschrift daarvan.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing

 

2e, keer binnen een jaar:

opleggen last onder dwangsom € 1000,- per keer met maximum van € 3000,-

 

Keren daarna:

innen dwangsom

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

10

Artikel 12, lid 1 Alcoholwet

Het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik in een andere lokaliteit dan in de vergunning vermeld.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing en wijzen op de mogelijkheid een aanvraag tot wijziging van de vergunning in te dienen

 

2e keer binnen een jaar zonder een volledige aanvraag:

opleggen last onder dwangsom € 1000,- per keer met maximum van € 3000,-

 

Keren daarna;

innen dwangsom

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning

11

Artikel 12, lid 2 Alcoholwet

Het verstrekken van sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse anders dan in een slijtlokaliteit.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

Vooraankondiging last onder dwangsom met een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen van € 1000 per overtreding met een maximum van € 3000,-. Of bestuurlijke waarschuwing afgeven.

 

De volgende keren dwangsom innen tot aan het maximumbedrag.

 

Maximale last onder dwangsom bereikt en voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

Deze overtreding betekent meestal dat sterke drank wordt verstrekt vanuit een laagdrempelige inrichting bijvoorbeeld een supermarkt. Gezien de doelstellingen van de Alcoholwet is dit aangemerkt als een ernstige overtreding.

 

Afhankelijk van de zienswijze afwijken van de last en waarschuwing afgeven.

12

Artikel 13, lid 1 Alcoholwet

Het verstrekken van alcoholhoudende drank in een horecalokaliteit of op een terras voor gebruik elders dan ter plaatse.

Na constatering aan gemeente.

 

1e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

vooraankondiging last onder dwangsom met een zienswijzetermijn van één week.

 

Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen van € 1000 per overtreding met een maximum van € 3000,-. Of een bestuurlijke waarschuwing afgeven.

 

De volgende keren dwangsom innen tot aan het maximumbedrag.

 

Maximale last onder dwangsom bereikt en voortduring overtreding: intrekking vergunning.

Vanwege openbare ordeverstoringen op openbare weg of strijdigheid met lokaal verbod om alcohol op straat te nuttigen in bepaalde gebieden aangemerkt als ernstige overtreding.

 

Afhankelijk van de zienswijze afwijken van de last en waarschuwing afgeven.

13

Artikel 13, lid 2 Alcoholwet

Het verstrekken van alcoholhoudende drank in een slijtlokaliteit voor gebruik ter plaatse, tenzij het betreft verstrekking om niet door een persoon die in die slijtlokaliteit dienst pleegt te doen en die verstrekking tot doel heeft een klant die daarom verzoekt een alcoholhoudende drank die in dat slijtersbedrijf verkrijgbaar is, te laten proeven.

Na constatering aan gemeente en VWA.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met een maximum van € 3000,-. Zienswijzetermijn van één week. Daarna last onder dwangsom opleggen.

 

Keren daarna:

innen dwangsom;

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

Slijten en verstrekken mag nooit in dezelfde inrichting plaatsvinden. Het gratis proeven daarentegen is wel door de wetgever mogelijk gemaakt. Gezien deze ontwikkeling wordt een overtreding gekwalificeerd als gering.

14

Artikel 14, lid 1 Alcoholwet

Het gelijktijdig in gebruik hebben van een slijtlokaliteit voor het verrichten van andere bedrijfsactiviteiten dan die welke tot het slijtersbedrijf behoren dan wel toe te laten dat daarin zodanige activiteiten worden uitgeoefend.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen;

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

Het gaat hier om het (bij herhaling) gebruik van een horecalokaliteit voor andere bedrijfsactiviteiten, bijvoorbeeld een georganiseerde schilderijenverkoop vanuit een hotel, verkoping van tapijten etc.

15

Artikel 14, lid 2 Alcoholwet

Het in gebruik hebben van een horecalokaliteit of een terras voor het uitoefenen van de kleinhandel of zelfbedieningsgroothandel of het uitoefenen van de in het derde lid genoemde activiteiten, dan wel toe te laten dat daarin zodanig handel wordt of zodanige activiteiten worden uitgeoefend, tenzij het betreft de verkoop van etenswaren die voor consumptie gereed zijn.

 

De in het derde lid genoemde activiteiten zijn:

het bedrijfsmatig aan particulieren verkopen van goederen in het kader van een openbare verkoping;

het bedrijfsmatig aanbieden van diensten, uitgezonderd diensten van recreatieve of culturele aard;

het bedrijfsmatig verhuren van goederen;

het in het openbaar bedrijfsmatig opkopen van goederen).

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

innen last

 

Blijvende voortduring overtreding: intrekking vergunning.

Lastgeving: geen andere bedrijfsactiviteiten dan drankverkoop.

16

Artikel 15, lid 1 Alcoholwet

Het uitoefenen van:

de kleinhandel;

de zelfbedieningsgroothandel;

het bedrijfsmatig aan particulieren verkopen van goederen in het kader van een openbare verkoping;

het bedrijfsmatig aanbieden van diensten;

het bedrijfsmatig verhuren van goederen;

het in het openbaar bedrijfsmatig opkopen van goederen,

in een lokaliteit van een inrichting waar het horecabedrijf wordt uitgeoefend, indien het publiek uitsluitend toegang heeft tot die lokaliteit door een lokaliteit te betreden waar alcoholhoudende drank aanwezig is.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

17

artikel 15, lid 2 Alcoholwet

Rechtstreekse verbinding tussen slijterij en andere neringruimte.

Na constatering aan gemeente

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

De slijtlokaliteit mag niet rechtstreeks in verbinding staan met ruimte "detail en diensten"

18

Artikel 16 Alcoholwet

Het aanwezig hebben van automaten waaruit afnemers zelfstandig alcoholhoudende drank kunnen betrekken, tenzij deze zich bevinden in hotelkamers ingericht voor nachtverblijf, welke deel uitmaken van een inrichting, waarin het horecabedrijf rechtmatig wordt uitgeoefend.

Na constatering aan gemeente.

 

1e en volgende keer direct proces-verbaal en inbeslagneming alcohol door politie

overtreding

 

1e keer:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

last onder dwangsom of bestuursdwang tot verwijdering automaat.

Voorkomen moet worden dat alcoholverkoop zonder toezicht plaatsvindt en alcohol op straat genuttigd wordt ter voorkoming van openbare orde verstoringen.

19

Artikel 17 Alcoholwet

Verstrekken van alcoholhoudende drank (voor gebruik elders dan ter plaatse) anders dan in een gesloten verpakking, die niet zonder kenbare beschadiging kan worden geopend.

Na constatering aan gemeente.

 

overtreding:

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna: dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning of opleggen last onder bestuursdwang of last onder dwangsom tot verwijdering alcoholhoudende drank.

In voorkomend geval kan er tevens sprake zijn van overtreding van artikel 3 Alcoholwet.

20

Artikel 18, lid 1 Alcoholwet

Het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse anders dan in een slijtersbedrijf.

 

Dit verbod geldt niet ten aanzien van het verstrekken in:

een winkel;

een warenhuis met een grote levensmiddelenafdeling;

een voor het publiek besloten ruimte inrichting waar hoofdzakelijk gerede

eetwaren worden verkocht.

Na constatering aan gemeente.

 

overtreding:

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding: intrekking vergunning of last onder bestuursdwang of last onder dwangsom tot verwijdering zwakalcoholhoudende drank.

21

Artikel 18, lid 3 Alcoholwet

Het zodanig plaatsen van zwakalcoholhoudende dranken dat deze voor het publiek niet duidelijk zijn te onderscheiden van alcoholvrije dranken. Dit verbod geldt niet voor alcoholvrije alternatieven voor bier en wijn.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring:

hogere last onder dwangsom

22

Artikel 19, lid 1 Alcoholwet

Het bieden van gelegenheid tot het doen van bestellingen voor sterke drank anders dan in de rechtmatige uitoefening van het slijtersbedrijf of het partijencateringbedrijf.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring:

intrekking vergunning of last onder bestuursdwang tot verwijdering sterke drank of hogere last onder dwangsom

23

Artikel 19, lid 2, Alcoholwet

Het bieden van gelegenheid tot het doen van bestellingen voor zwakalcoholhoudende drank en zwakalcoholhoudende drank af te leveren of te doen afleveren aan huizen van particulieren anders dan vanuit:

  • a.

    een niet voor publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin overeenkomstige bestellingen plegen te worden aanvaard, niet zijnde een horecalokaliteit;

  • b.

    een ruimte als bedoeld in artikel 18, tweede lid;

  • c.

    een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend.

Na constatering aan gemeente en VWA.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning of last onder bestuursdwang/dwangsom tot verwijdering zwakalcoholhoudende drank.

24

Artikel 20, lid 1 Alcoholwet

Het door de overige natuurlijke personen of rechtspersonen bedrijfsmatig anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat deze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, dan wel welke drank kennelijk bestemd is voor een persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

Na constatering aan gemeente

 

Ernstige overtreding:

 

1e en volgende keer:

proces-verbaal

Ernstige overtreding

 

1e keer:

boeterapport en/of last onder dwangsom van € 1500,- per overtreding met een maximum van € 4500,-.

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

Het schenken van alcohol aan minderjarigen wordt altijd gezien als een ernstige overtreding. Van de horecaondernemers wordt een strenge controle op leeftijd en wederverstrekking verwacht.

 

Overtreding van artikel 20, lid 1 Alcoholwet zal dan ook leiden tot een boeterapport. Alleen in zeer bijzondere gevallen / omstandigheden kan de burgemeester gemotiveerd besluiten om hiervan af te zien en de overtreding afdoen moet een schriftelijke waarschuwing.

 

Een bedrijf als bedoeld in artikel 18, tweede lid of artikel 19 tweede lid, sub a (niet vergunningplichtige bedrijven) welke in een periode van 12 maanden 3 maal artikel 12, eerste lid, heeft overtreden kan de bevoegdheid worden ontzegd zwak – alcoholhoudende drank te verkopen.

25

Artikel 20, lid 2 Alcoholwet

Vaststelling leeftijd aan jongeren die niet onmiskenbaar ouder dan 16 jaar respectievelijk 18 jaar zijn, gebeurt niet volgens vastgestelde documenten.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding:

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer:

boeterapport en/of last onder dwangsom van € 1500,- per overtreding met een maximum van € 4500,-.

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

Er wordt voor gekozen om de ondernemer te waarschuwen dat hij niet de juiste documenten gebruikt voor vaststelling leeftijd (kans op vervalsingen groter). Blijft de ondernemer dit bij herhaling toch doen dan gaan we uit van kwade opzet en moet misschien wel de vergunning worden ingetrokken. Natuurlijk heeft de politie dan ook al een dossier opgebouwd.

 

De vaststelling vindt plaats aan de hand van een: nationaal paspoort, diplomatiek paspoort, dienstpaspoort, reisdocument voor vluchtelingen, reisdocument voor vreemdelingen, Europese identiteitskaart of rijbewijs (artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht).

26

Artikel 20, lid 3 Alcoholwet

Geen aanduiding leeftijdsgrenzen of aanduiding niet goed leesbaar.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen

 

Maximale last onder dwangsom bereikt en voortduring overtreding:

hogere last onder dwangsom € 2.000,- per overtreding met een maximum van € 6000,-

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

Stickers worden door toezichthouders uitgedeeld om hieraan te voldoen.

27

Artikel 20, lid 4 Alcoholwet

Het in een slijtlokaliteit of horecalokaliteit of op een terras toelaten van de aanwezigheid van een persoon die in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen verkeert.

Na constatering aan gemeente.

 

1e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Maximale last onder dwangsom bereikt en voortduring overtreding:

hogere last onder dwangsom € 2.000,- per overtreding met een maximum van € 6000,-.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

Geen bestuurlijke boete mogelijk enkel proces-verbaal, bij bestraffende sanctie ook altijd strafrechtelijke procedure volgen.

28

Artikel 20, lid 5 Alcoholwet

Het in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen dienst doen in een slijtlokaliteit of horecalokaliteit.

Na constatering aan gemeente.

 

1e en volgende keer:

proces-verbaal.

overtreding

 

1e keer:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Maximale last onder dwangsom bereikt en voortduring overtreding:

hogere last onder dwangsom € 2.000,- per overtreding met een maximum van € 6000,-.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

Geen bestuurlijke boete mogelijk enkel proces-verbaal, bij bestraffende sanctie ook altijd strafrechtelijke procedure volgen.

 

Als de enige leidinggevende in kennelijke staat van dronkenschap verkeerd, dan wordt de inrichting per direct gesloten voor die dag of nacht, tenzij andere leidinggevenden aanwezig zijn om het over te nemen. In dat geval bestuurlijke waarschuwing aan de ondernemer.

29

Artikel 21 Alcoholwet

Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank, indien redelijkerwijs moet worden vermoed, dat dit tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid zal leiden.

Na constatering aan gemeente.

 

1e en volgende keren:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Maximale last onder dwangsom bereikt en voortduring overtreding:

hogere last onder dwangsom € 2.000,- per overtreding met een maximum van € 6000,-.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

Geen bestuurlijke boete mogelijk enkel proces-verbaal. Openbare orde problematiek, waarbij strafrechtelijk en bestuursrechtelijk moet worden opgetreden.

30

Artikel 22, lid 1 onder a Alcoholwet (evt. in combinatie met artikel 25)

Het bedrijfsmatig en anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank:

op plaatsen waar brandstof voor middelen van vervoer aan particulieren wordt verstrekt en;

in winkels die aan een benzinestation zijn verbonden.

Na constatering Bestuurlijke rapportage aan gemeente.

 

1e en volgende keer:

proces-verbaal

Overtreding:

 

1e keer: vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna: dwangsom innen.

Maximale last onder dwangsom bereikt en voortduring overtreding: hogere last onder dwangsom € 2.000,- per overtreding met een maximum van € 6000,-.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

31

Artikel 22, lid 1 onder b Alcoholwet (evt. in combinatie met artikel 25)

Het bedrijfsmatig en anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank in winkels die verbonden zijn aan een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend langs een autoweg.

Na constatering aan gemeente.

 

1e en volgende keer:

proces-verbaal

Overtreding:

 

1e keer:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Maximale last onder dwangsom bereikt en voortduring overtreding:

hogere last onder dwangsom € 2.000,- per overtreding met een maximum van € 6000,-.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

32

Artikel 22, lid 1 onder c Alcoholwet (evt. in combinatie met artikel 25)

Het bedrijfsmatig en anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank in een ruimte langs een autosnelweg, tenzij het betreft het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse in een horecalokaliteit of en nabij die lokaliteit gelegen terras.

Na constatering aan gemeente.

 

1e en volgende keer:

proces-verbaal

Overtreding:

 

1e keer:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Maximale last onder dwangsom bereikt en voortduring overtreding:

hogere last onder dwangsom € 2.000,- per overtreding met een maximum van € 6000,-.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

33

Artikel 24, lid 1 Alcoholwet

Het voor het publiek geopend houden van een horeca- of slijtlokaliteit indien in de inrichting niet aanwezig is:

een leidinggevende die vermeld staat op het aanhangsel bij de vergunning met betrekking tot die inrichting of een andere vergunning van dezelfde vergunninghouder;

een persoon wiens

bijschrijving op het aanhangsel bij de vergunning is gevraagd, zolang op die aanvraag niet is beslist.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Maximale last onder dwangsom bereikt en voortduring overtreding: hogere last onder dwangsom €2.000,- per overtreding met een maximum van € 6000,-.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

34

Artikel 24, lid 2 Alcoholwet

Het door een paracommerciële rechtspersoon voor het publiek geopend houden van een horecalokaliteit, gedurende de tijd dat daar alcoholhoudende drank wordt verstrekt, indien in de inrichting niet aanwezig is:

een leidinggevende die vermeld staat op het aanhangsel bij de vergunning met betrekking tot die inrichting of een andere vergunning van dezelfde vergunninghouder;

een persoon wiens

bijschrijving op het aanhangsel bij de vergunning is gevraagd, zolang op die aanvraag niet is beslist;

een barvrijwilliger die een voorlichtingsinstructie als bedoeld in artikel 9, tweede lid, heeft gekregen.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Maximale last onder dwangsom bereikt en voortduring overtreding:

hogere last onder dwangsom € 2000,- per overtreding met een maximum van € 6000,-.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

35

Artikel 24, lid 3 Alcoholwet

Personen jonger dan 16 jaar dienst laten doen in een horeca- of slijtlokaliteit, gedurende de tijd dat daarin dranken worden verstrekt.

Na constatering aan gemeente.

 

1e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing

 

2e keer binnen een jaar:

boeterapport en/of vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna: dwangsom innen.

 

Maximale last onder dwangsom bereikt en voortduring overtreding:

hogere last onder dwangsom € 2.000,- per overtreding met een maximum van € 6000,-.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

36

Artikel 25, lid 1 onder a Alcoholwet

Het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank in een voor het publiek toegankelijke ruimte anders dan in de rechtmatige uitoefening van het slijters- of horecabedrijf, tenzij dit geschiedt ten dienste van het rechtmatig in die ruimte bedrijfsmatig of anders dan om niet aan particulieren verstrekken van zwakalcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse, mits deze drank zich bevindt in een verpakking die voldoet aan de bij artikel 17 gestelde eis.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal (en mogelijk inbeslagname)

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

37

Artikel 25, lid 1 onder b Alcoholwet

Het in voorraad hebben van alcoholhoudende drank in een voor het publiek niet toegankelijk deel van die ruimte, tenzij het betreft:

het in voorraad hebben van zwakalcoholhoudende drank ten dienste van het in de rechtmatige uitoefening van een ander bedrijf dan het slijtersbedrijf bedrijfsmatig aan particulieren verstrekken van deze drank voor gebruik elders dan ter plaatse, mits deze drank zich bevindt in een verpakking die voldoet aan de bij artikel 17 gestelde eis;

het in voorraad hebben van alcoholhoudende drank ten dienste van het uitoefenen van een bedrijf, waarin waren uit onder meer alcoholhoudende drank plegen te worden vervaardigd.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal (en mogelijk inbeslagname)

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing

 

2e keer:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 500,- per overtreding met maximum van € 1000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

38

Artikel 25, lid 2 Alcoholwet

Het anders dan in de rechtmatige uitoefening van het horecabedrijf toelaten dat in een voor het publiek geopende ruimte alcoholhoudende drank wordt genuttigd.

Van overtreding is geen sprake als de uitzondering van artikel 13, tweede lid, van toepassing is (proeverij in een slijterij).

Na constatering aan gemeente.

 

1e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 500,- per overtreding met maximum van € 1000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

39

Artikel 25, lid 3 Alcoholwet

Het aanwezig hebben van alcoholhoudende drank in een voertuig dat gebruikt wordt voor het rondtrekkende uitoefenen van de kleinhandel, tenzij het betreft een vervoermiddel dat wordt gebruikt voor:

het rechtmatig aan particulieren afleveren van alcoholhoudende drank op bestelling;

het binnen het vervoermiddel verstrekken van

zwakalcoholhoudende drank in het kader van het rondtrekkend uitoefenen van de kleinhandel overwegend bestaand uit de handel in een gevarieerd assortiment levensmiddelen en kruideniersartikelen.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 500,- per overtreding met maximum van € 1000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

40

Artikel 29, lid 3 Alcoholwet

Het niet in de inrichting aanwezig hebben van:

de vergunning en het daarbij behorende aanhangsel of afschriften daarvan;

in voorkomende gevallen een afschrift van de aanvraag als bedoeld in artikel 30a, eerste lid;

de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 30a, vierde lid of een afschrift daarvan.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 500,- per overtreding met maximum van € 1500,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

intrekking vergunning.

41

Artikel 31, eerste lid, aanhef onder sub d jo. 30 Alcoholwet

Het niet melden van een zodanige verandering van de inrichting dat zij niet meer in overeenstemming is met de in de vergunning gegeven omschrijving.

Na constatering aan gemeente.

De vergunning moet worden ingetrokken ingevolge artikel 31 van de Alcoholwet.

Wanneer een inrichting een zodanige verandering ondergaat dat zij niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning gegeven omschrijving, moet de vergunninghouder deze wijziging binnen twee weken melden aan de burgemeester.

 

Geen bestuurlijke boete mogelijk.

42

Artikel 31, eerste lid, aanhef onder sub d jo. artikel 30a Alcoholwet

Het niet melden van:

een nieuwe leidinggevende;

het feit dat een leidinggevende geen bemoeienis heeft met de bedrijfsvoering of exploitatie van het horeca- of slijtersbedrijf.

Na constatering aan gemeente.

De vergunning moet worden ingetrokken ingevolge artikel 31.

 

1e constatering:

schriftelijke waarschuwing;

 

2e constatering:

schriftelijke waarschuwing;

 

3e constatering:

intrekking vergunning.

De wettekst noemt geen termijn waarbinnen een dergelijk verzoek gemeld moet worden en ook niet welke ruimte wordt geboden aan de vergunninghouder om deze overtreding te repareren. De deelnemende gemeenten hanteren een redelijke termijn van twee weken.

 

Bij constatering wordt het feit als niet gemeld beschouwd. Bij controle dient bewijs van de melding overhandigd te worden.

 

Volgens jurisprudentie moet in een periode van beperkte omvang, ten minste driemaal worden aangetoond dat leidinggevende werkzaamheden worden uitgeoefend door een persoon die niet als leidinggevende op de vergunning staat vermeld. Om die reden wordt tweemaal de mogelijkheid geboden na waarschuwing de overtreding te repareren, bij een derde constatering wordt de vergunning ingetrokken.

 

NB: situaties waarbij de exploitatie wordt overgedragen aan een ander, wordt de vergunning door de oorspronkelijke vergunninghouder niet meer uitgeoefend. In deze situatie treedt artikel 33 sub b AW in werking waardoor de vergunning vervalt.

43

Artikel 35, lid 1 Alcoholwet

Het zonder ontheffing uitoefenen van het horecabedrijf bij een aangewezen bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard.

Na constatering aan gemeente.

 

1e en volgende keer:

proces-verbaal

Bij constatering mondelinge aanzegging bestuursdwang binnen 1 uur ontruimen/verwijderen. Na ingebrekestelling spoedbestuursdwang toepassen.

De procedure voor spoedbestuursdwang is geregeld in artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht. De inzet van deze bestuurlijke maatregel is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en de inbreuk die wordt gemaakt op de openbare orde en veiligheid.

44

Artikel 35, lid 1 Alcoholwet

Het verstrekken van

zwakalcoholhoudende drank bij een aangewezen bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard:

onder de onmiddellijke leiding van een persoon:

die niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;

in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

indien bij deze gelegenheid geen persoon aanwezig is die volgens de ontheffing onmiddellijk leiding behoort te geven.

Indien de overtreding heeft bijgedragen tot verstrekking van zwakalcoholhoudende drank aan een persoon jonger dan 16 jaar is er sprake van een ernstige overtreding:

Na constatering burgemeester informeren, bij voorkeur schriftelijk.

 

Geringe overtreding:

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer: proces-verbaal

 

Ernstige overtreding:

 

1e en volgende keer:

proces-verbaal.

Geringe overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer binnen een jaar:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

weigering aanvraag ontheffing

 

Ernstige overtreding

 

1e keer:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

weigering aanvraag ontheffing

Geen bestuurlijke boete mogelijk.

45

Artikel 35, lid 2 Alcoholwet

Het niet naleven van de aan de ontheffing verbonden beperkingen of voorschriften.

Na constatering aan gemeente.

 

overtreding

 

1e keer:

waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing;

 

2e keer:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

weigering aanvraag

Bestuurlijke boete mogelijk.

46

Artikel 35, lid 4 Alcoholwet

Het niet ter plaatse aanwezig hebben van de ontheffing of een afschrift daarvan.

Na constatering aan gemeente.

 

1e keer:

aan gemeente en waarschuwing

 

2e en volgende keer:

proces-verbaal

overtreding

 

1e keer:

bestuurlijke waarschuwing

 

2e keer:

vooraankondiging last onder dwangsom van € 1000,- per overtreding met maximum van € 3000,- en een zienswijzetermijn van één week. Na beoordeling zienswijze last onder dwangsom opleggen

 

Keren daarna:

dwangsom innen.

 

Blijvende voortduring overtreding:

weigering aanvraag

47

Artikel 38 Alcoholwet

Overtreding van verbod om onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken ter zake van een aanvraag om een vergunning of een ontheffing.

Na constatering aan gemeente.

Aanvraag buiten behandeling stellen.

 

OF

 

Intrekking van de vergunning op grond van artikel 31, eerste lid, onder a.

 

OF

 

Indien dit niet tot een ander besluit zou hebben geleid, dan wordt een boeterapport opgemaakt.

 

Bij opzet kan aangifte gedaan worden bij politie van valsheid in geschrifte.

De burgemeester heeft de bevoegdheid om gemotiveerd af te wijken en een bestuurlijke waarschuwing af te geven in plaats van een boete, dit gezien de feiten en omstandigheden.

48

Artikel 45 Alcoholwet

Het aanwezig hebben of voor consumptie gereed hebben van alcoholhoudende drank op voor het publiek toegankelijke plaatsen, mits degene de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.

Na constatering burgemeester schriftelijke informeren

 

1e keer:

boete van de eerste categorie

n.v.t.

Geen bestuurlijke boete mogelijk enkel proces-verbaal. De categorieën van geldboetes zijn vermeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.

 

BOA’s NSW: alcoholhoudende drank wordt inbeslaggenomen. Jongere wordt doorverwezen naar bureau HALT. HALT-verwijzing is ook strafrechtelijk, daarom boete of HALT.

 

6. Overtredingen op grond van de Wet op de kansspelen

 

Overtredingen en misdrijven

Politie en/of gemeentelijk opsporingsambtenaar

Burgemeester (en wethouders)

Bijzonderheden

49

Artikel 30b, lid 1 Wet op de kansspelen

aanwezig hebben van kansspelautomaten zonder (geldige) vergunning:

op of aan de openbare weg

op voor het publiek toegankelijke plaatsen

in niet voor het publiek toegankelijke inrichtingen, waarvoor ingevolge artikel 3 van de Alcoholwet een vergunning voor de uitoefening van het horecabedrijf is vereist of waarvan de ondernemer inschrijfplichtig is bij het Bedrijfschap Horeca.

dan wel

overtreding van een voorschrift of beperking van een vergunning (artikel 30d).

1e keer constatering overtreding:

waarschuwing

 

Bij elke volgende constatering overtreding:

verbaliseren

 

horeca ondernemer en speelautomatenexploitant conform richtlijn

 

Procureur-Generaal

 

Bestuurlijke rapportage aan burgemeester en wethouders

 

Bestuurlijke rapportage aan Kansspelautoriteit

 

Na intrekking vergunning:

in beslagname automaten en proces verbaal opmaken

Na ontvangst ingeval geen vergunning:

aanschrijving last onder dwangsom om binnen vijf werkdagen een vergunning aan te vragen

 

Bij uitblijven vergunningaanvraag of weigering vergunning, de politie verzoeken tot inbeslagname van de automaten en proces-verbaal op te maken voor de horeca ondernemer én de speelautomaten-exploitant.

 

Na ontvangst handeling in strijd met vergunning:

politie opdracht geven tot inbeslagname automaten overtollige of afwijkende speelautomaten onderzoeken of er een intrekkingsgrond aanwezig is.

Er bestaat geen bevoegdheid voor gemeenten om bestuursdwang toe te passen of een last onder dwangsom op te leggen, enkel intrekking van de aanwezigheidsvergunning.

 

Intrekking kan alleen indien:

onjuiste of onvolledig gegevens bij het indienen van de aanvraag zijn verstrekt die tot een andere beslissing hadden geleid;

voor de inrichting niet de vergunning als bedoeld in artikel 30b van kracht is;

niet langer voldaan wordt aan de eisen in artikel 30d, vierde lid, onder a;

de vergunninghouder de bepalingen heeft overtreden

de vrees gewettigd is dat het van kracht blijven van de vergunning ernstig gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

 

Gemeenten kunnen bij APV regelen hoeveel kansspelautomaten (wettelijk maximaal 2) zijn toegestaan.

50

Diverse overtredingen o.g.v. titel 5A van de Wet op de kansspelen

het door de vergunninghouder laten bespelen van een kansspelautomaat door personen beneden de leeftijd van achttien jaar;

het bespelen van een kansspelautomaat door een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar op een locatie als bedoeld in artikel 30b, eerste lid.

1e keer constatering overtreding:

waarschuwing

 

Bij elke constatering overtreding:

verbaliseren horeca ondernemer en speelautomatenexploitant conform richtlijn Procureur Generaal

 

Bestuurlijke rapportage aan burgemeester en wethouders

 

Bestuurlijke rapportage aan Kansspelautoriteit

Intrekking aanwezigheidsvergunning na ontvangst rapportage politie of Kanspelautoriteit.

Rapportage kan ook door Kansspelautoriteit worden opgemaakt.

 

Indien de ondernemer een overtreding/misdrijf op grond van de Wet op de kansspelen begaat, dan kan de gemeente dezelfde sanctie toepassen als aangegeven bij punt 9, mits de gemeente dit artikel in de APV heeft opgenomen.

 

Vervolging conform richtlijn na opmaak PV.

 

Toelichting: het toezicht houden op het exploiteren of vervaardigen van speelautomaten of speelautomatenhal/casino zonder vergunning van het Ministerie is voorbehouden aan de Kansspelautoriteit

 

Gemeenten kunnen eigen toezichthouders aanwijzen voor het houden van toezicht op de naleving van de aanwezigheidsvergunning.

 

Op grond van artikel 30c kan een gemeente bij verordening bepalen hoeveel speelautomaten in een inrichting aanwezig mogen zijn.

 

7 Overtredingen op grond van de Opiumwet

 

Overtredingen en misdrijven

Politie en/of gemeentelijk opsporingsambtenaar

Burgemeester (en wethouders)

Bijzonderheden

51

Artikel 2:28, lid 1 jo. 1:4 APV jo. artikel 13b Opiumwet

 

Overtreding (I)AHOJGBI-pluscriteria;

  • -

    Affichering

  • -

    Verkooptransactie > 5 gram

  • -

    Handelsvoorraad > 500gram

  • -

    Verkoop alcohol

  • -

    Besloten club

  • -

    Ingezetenen van NL 18 jaar of ouder

1e (en volgende) keer:

  • -

    Verbaliseren

  • -

    Eventueel inbeslagname

  • -

    Voorstel bestuurlijke maatregel

Bij acute noodzaak:

Directe sluiting (artikel 3 Politiewet) in afwachting van de bestuursdwangbeslissing

1e keer:

Bestuurlijke waarschuwing

 

2e keer:

Sluiting maximaal 12 maanden.

Gelijktijdig met deze sluiting zal de exploitatievergunning ook worden ingetrokken/geschorst voor dezelfde periode als de coffeeshop wordt gesloten.

 

3e keer:

Intrekking gedoogverklaring en sluiting voor onbepaalde tijd

 

Intrekking exploitatievergunning voor onbepaalde tijd.

Voor deze paragraaf geldt dat de sluitingsduur afhankelijk is van de feiten en omstandigheden en advies van de politie. De termijnen betreffen maximum te hanteren richtlijnen.

 

De mate van de geconstateerde overtreding of een cumulatie hiervan kan naar eigen oordeel van de burgemeester leiden tot het overslaan van de genoemde stappen.

 

Let op: het besluit tot sluiting van het lokaal of erf moet opgenomen worden in de openbare registers (3:16, boek 3 BW).

 

Artikel 3 Politiewet (artikel 2 Politiewet oud) geeft een taakomschrijving van de politie die uiteen valt in de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en de handhaving van de openbare orde. Uit jurisprudentie blijkt dat de politie op grond van dit artikel bij handhaving van de openbare orde in enkele gevallen de zelfstandige bevoegdheid heeft de burger een verplichting op te leggen of een bevel te geven. De politie kan feitelijke handelingen verrichten ter handhaving van de openbare orde. Bevelen door de politie gegeven ter handhaving van de openbare orde vallen binnen de kring van de bevoegdheden.

 

APV sluiting vindt plaats op grond van de APV en is een beslissing van de burgemeester. In geval van acute noodzaak kan bijv. op grond van art. 3 Politiewet een bevel gegeven worden om de inrichting te verlaten of om zich te verwijderen uit de omgeving (indien de situatie dit vereist).

 

OM vervolgt conform de richtlijn.

52

Artikel 2:28, lid 1 jo. 1:4 APV jo. artikel 13b Opiumwet

 

Overtreding (I)AHOJG-pluscriteria;

  • -

    Harddrugs aanwezig/handel;

  • -

    Aanwezigheid van/verkoop aan minderjarigen.

1e (en volgende) keer:

  • -

    Verbaliseren/informeren OM;

  • -

    Voorstel bestuurlijke maatregel;

  • -

    Inbeslagname;

Bij acute noodzaak:

Directe sluiting o.g.v. art. 3 Politiewet (zie bijzonderheden genoemd bij nr. 51) of sluiting art. 13b Opiumwet.

1e keer:

Sluiting maximaal 12 maanden.

 

2e keer:

Intrekking gedoogverklaring en sluiting voor onbepaalde tijd.

Voor deze paragraaf geldt dat de sluitingsduur afhankelijk is van de feiten en omstandigheden en advies van de politie. De termijnen betreffen maximum te hanteren richtlijnen. Uitgangspunt is dat verkoop aan minderjarigen verboden is en bij overtreding sluiting volgt, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. In dat geval is een last onder dwangsom ook mogelijk.

 

Artikel 13b Opiumwet bepaalt dat de burgemeester bevoegd is op te treden indien een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Wanneer artikel 13b van de Opiumwet van toepassing is, dan handelt de burgemeester conform het Damoclesbeleid van de gemeente.

 

OM vervolgt conform de richtlijn.

53

Artikel 2:28, lid 1 jo. 1:4 APV jo. artikel 13b Opiumwet jo. artikel 2:31, sub a, APV

 

Overtreding (I)AHOJG-pluscriteria;

  • -

    Overlastgevend handelen van bezoekers.

1e (en volgend keer):

  • -

    Meldingen registreren;

  • -

    Verbaliseren

  • -

    Einde maken aan concrete overlast;

  • -

    Melding doorgeven aan de gemeente.

1e keer:

Gemeente registreert en maakt afspraken met exploitant om overlast te beëindigen;

 

2e keer (geen verbetering):

Bestuurlijke waarschuwing;

 

3e keer (nog geen verbetering):

Sluiting maximaal 12 maanden.

Afspraken die er toe moeten leiden dat de overlast wordt beëindigd kunnen onder meer zijn dat de coffeeshopexploitant een portier aanstelt en/of dat de openings- of sluitingstijden van de coffeeshop worden beperkt, in die zin dat de coffeeshop op de uren dat de overlast zich voordoet niet open is.

 

OM vervolgt conform de richtlijn.

54

Artikel 2:28, lid 1 jo. 1:4 APV jo. artikel 13b Opiumwet

 

Overtreding (I) AHOJG-pluscriteria;

Verkoop aan niet-ingezetenen.

1e (en volgende) keer:

  • -

    Verbaliseren/informeren OM;

  • -

    Voorstel bestuurlijke maatregel;

  • -

    Eventueel inbeslagname;

  • -

    Bij acute noodzaak:

    Directe sluiting o.g.v. artikel 3 Politiewet (zie bijzonderheden genoemd bij nr. 51) of sluiting art. 13b Opiumwet.

1e keer:

Sluiting maximaal 12 maanden

 

2e keer:

Intrekking gedoogverklaring en sluiting voor onbepaalde tijd.

Voor deze paragraaf geldt dat de sluitingsduur afhankelijk is van de feiten en omstandigheden en advies van de politie. De termijnen betreffen maximum te hanteren richtlijnen.

 

OM vervolgt conform de richtlijn.

55

Artikel 2:28, lid 1 jo. 1:4 APV jo. artikel 13b Opiumwet.

 

Overtreding vergunningvoorschriften en aanvullende bestuursrechtelijke criteria;

  • -

    Zie aanvullende voorschriften in exploitatievergunning.

1e (en volgende) keer:

  • -

    Verbaliseren;

  • -

    Eventueel inbeslagname

  • -

    Voorstel Bestuurlijke Maatregel;

  • -

    Bij acute noodzaak:

    Directe sluiting o.g.v. art. 3 Politiewet (zie bijzonderheden genoemd bij nr. 51) of sluiting art. 13b Opiumwet.

1e keer:

Bestuurlijke waarschuwing

 

2e keer:

Sluiting maximaal 12 maanden.

 

3e keer:

Intrekking gedoogverklaring en sluiting voor onbepaalde tijd.

Maximaal 12 maanden wil zeggen: uitgangspunt is sluiting voor 6 maanden, sluiting voor 3 maanden indien reden voor matiging; sluiting voor 12 maanden indien reden voor verscherping.

 

OM vervolgt conform de richtlijn.

 

Toelichting:

  • Lijst I (harddrugs) en II (softdrugs) bij de Opiumwet omvatten hard- en softdrugs. Onder een handelshoeveelheid wordt verstaan: een hoeveelheid soft- of harddrugs die een gebruikershoeveelheid overschrijdt en bestemd is voor handel en verkoop. Onder een gebruikershoeveelheid drugs wordt verstaan: een hoeveelheid die doorgaans wordt aangeboden voor eigen gebruik. Dit kan voor harddrugs één bolletje, één pil of een halve gram zijn. Voor softdrugs is dit maximaal 5 gram.

  • Handel in drugs is aannemelijk ingeval er aanwijzingen zijn op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat er in- of vanuit de inrichting in drugs wordt gehandeld. Deze aanwijzingen kunnen voortkomen uit feitelijke acties/observaties c.q. waarnemingen ter plaatse door de politie (onder meer het aantreffen van drugs, verklaringen van schepklanten (d.w.z. getuigen/verdachten van een strafbaar feiten) en/of personeel, bekendheid van de inrichting als uitvalsbasis c.q. ontmoetingsplaats voor drugsdealers en verslaafden). Andere aanwijzingen zijn onder meer de aanwezigheid van een weegschaal, verpakkingen (gripzakjes), voorverpakte en/of geprijsde drugs of bestellijsten in de inrichting.

  • Verkoop van softdrugs mag alleen vanuit de coffeeshop plaatsvinden die door de gemeente wordt gedoogd (d.m.v. exploitatievergunning op grond van de APV onder de voorwaarden van de (I) AHOJGBI-criteria).

  • Er wordt niet gedoogd. Het wordt andere exploitanten van een reguliere horeca-inrichting zwaar aangerekend wanneer er in een dergelijke inrichting softdrugs worden aangetroffen en/of vanuit de inrichting illegale verkoop van softdrugs dan wel handel in softdrugs plaatsvindt.

8 Overige overtredingen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening m.b.t. een incidentele festiviteit

 

Overtredingen en misdrijven

Politie en/of gemeentelijk opsporingsambtenaar

Burgemeester (en wethouders)

Bijzonderheden

56

Het niet doen van een kennisgeving aan burgemeester en wethouders voor het houden van een incidentele festiviteit in de inrichting.

Bij elke overtreding:

  • -

    verbaliseren

  • -

    Schriftelijke informatie doorgeven aan de DCMR en burgemeester en wethouders

Bestuurlijke waarschuwing dat in het vervolg een kennisgeving moet worden gedaan. Wanneer het maximum aantal kennisgevingen is overschreden, dient de incidentele festiviteit verboden te worden. In dat geval kan er gehandhaafd worden door middel van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang.

Wanneer er een festiviteit plaatsvindt waarbij de voorschriften van het Besluit activiteiten leefomgeving en Omgevingsplan worden overtreden, zonder dat er een voorafgaande kennisgeving is gedaan aan het college, dan is er sprake van overtreding van de bovengenoemde voorschriften. In dat geval is de sanctiestrategie van de DCMR van toepassing.

 

Op basis van de Omgevingswet kan direct strafrechtelijk of bestuursrechtelijk worden gehandhaafd.

 

Er kan voor worden gekozen om standaard achteraf een dag van het maximum aantal af te halen (op grond van artikel 4:3 lid 5 APV.

57

Overlast; geluid, stank, afval, parkeerexcessen, vandalisme, brakende of urinerende bezoekers op straat en schreeuwen op straat. Let op: niet limitatief.

Bij elke overtreding:

  • -

    verbaliseren

  • -

    Schriftelijke informatie doorgeven aan de DCMR en burgemeester en wethouders

1e keer:

Bestuurlijke waarschuwing

 

2e keer:

weigering aanvraag incidentele festiviteit voor een periode van een jaar. Daarnaast staan ook handhavingsmiddelen open zoals een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang.