Organisatie | Valkenswaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bestrijden misbruik, oneigenlijk gebruik en afstemming gemeente Valkenswaard 2024 |
Citeertitel | Verordening bestrijden misbruik, oneigenlijk gebruik en afstemming gemeente Valkenswaard 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt hoofdstuk 4 van de verordening Participatiewet 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-05-2024 | nieuwe regeling | 16-05-2024 |
De raad van de gemeente Valkenswaard;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 maart 2024;
gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a en c Participatiewet, artikel 8b Participatiewet, artikel 35 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 35 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
gezien het advies van cliëntenraad;
overwegende dat in Nederland verreweg de meeste inwoners de regels naleven, maar maatschappelijk draagvlak wel vereist dat misbruik en oneigenlijk gebruik bestreden moet worden, zonder de mens achter het misbruik of oneigenlijk gebruik uit het oog te verliezen.
besluiten vast te stellen de verordening bestrijden misbruik, oneigenlijk gebruik en afstemming gemeente Valkenswaard 2024.
Hoofdstuk 2: bestrijden misbruik en oneigenlijk gebruik
De gemeente controleert regelmatig of de inwoner recht heeft op een uitkering of voorziening en of hij de juiste uitkering of voorziening heeft aangevraagd of ontvangt. Hiervoor maakt de gemeente gebruik van verschillende onderzoeksmethoden, zoals bijvoorbeeld administratief onderzoek, huisbezoeken en gesprekken. Daarbij wordt de basis gevormd door een respectvolle bejegening in combinatie met een basishouding van vertrouwen in een juiste omgang met gemeentelijke regelingen door inwoners.
Artikel 4. De maatregel en de berekeningsgrondslag
Als de inwoner naar het oordeel van de gemeente de uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt dan wel anderszins tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan betoont, wordt overeenkomstig de wet en deze verordening een maatregel toegepast. Deze maatregelen kunnen ook worden opgelegd indien een inwoner een uitkering uit de Bbz 2004 ontvangt.
Hoofdstuk 3.1: Afstemming geüniformeerde arbeidsverplichtingen
Hoofdstuk 3.2: Afstemming niet geüniformeerde arbeidsverplichtingen
Artikel 9. Maatwerk hoogte maatregel
De gemeente kan als de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de inwoner en zijn gezin daartoe aanleiding geven afwijken van de in de artikelen opgenomen maatregelpercentages. Het doel hiervan is om op een passende te reageren op ongewenst gedrag van onze inwoners, zodat de maatregel evenredig is.
Artikel 11. Niet of onvoldoende medewerking verlenen
De gemeente legt een maatregel op van 20% voor de duur van één maand. Als een inwoner op verzoek van de gemeente niet of onvoldoende de medewerking verleent die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet. Hieronder wordt mede begrepen het niet, niet tijdig of niet volledig heeft verstrekt van benodigde bewijsstukken, zoals bankafschriften. Tenzij het recht op bijstand over de af te stemmen periode al wordt ingetrokken.
De gemeente legt een maatregel op van 20% voor de duur van één maand. Als een inwoner die de leeftijd van 27 jaren nog niet heeft bereikt onvoldoende inspanningen heeft verricht om algemeen geaccepteerde arbeid of opleidingsmogelijkheden te verkrijgen of onderzoeken.
Artikel 14. Maatregel financieel ontzorgen
De gemeente legt een maatregel op van 10% voor de duur van één maand. Als een inwoner niet meewerkt aan de uitvoering van het financieel ontzorgen van artikel 56a Participatiewet
Artikel 16. Meewerken aan doorbetalingen bij gegronde redenen voor onverantwoorde besteding van bestaansmiddelen
De gemeente legt geen maatregel op als een inwoner niet meewerkt aan de uitvoering van artikel 57, onderdeel a, Participatiewet. Indien een inwoner niet meewerkt dan kan de gemeente overgaan tot het verlenen van bijstand in natura op grond van artikel 57, onderdeel b, Participatiewet.
Artikel 17. Maatregelen IOAW en IOAZ
De gemeente legt een maatregel op van 20% voor de duur van één maand:
Als een inwoner op verzoek van de gemeente niet of onvoldoende de medewerking verleent die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet. Hieronder wordt mede begrepen het niet, niet tijdig of niet volledig heeft verstrekt van benodigde bewijsstukken, zoals bankafschriften. Tenzij het recht op bijstand over de af te stemmen periode al wordt ingetrokken.
Artikel 18. Zeer ernstige misdragingen
Als een inwoner zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de Participatiewet als bedoeld in artikel 9 lid 6 van die wet, IOAW als bedoeld in artikel 37 lid 1, onderdeel g, van die wet of tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de IOAZ als bedoeld in artikel 37 lid 1, onderdeel g, van die wet, wordt een maatregel opgelegd van:
De inwoner moet de gemeente zelf verzoeken om de verlaging te stoppen of niet uitvoeren. De inwoner moet het verzoek schriftelijk hebben ingediend voordat de maatregel volledig is uitgevoerd, maar nadat het besluit om de uitkering te verlagen is genomen. Een uitgevoerde maatregel kan door de inkeerregeling niet meer ongedaan gemaakt worden.
Hoofdstuk 4: Samenloop en recidive
Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schendingen van de verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd. Hierbij geldt dat weigeren van een uitkering een hogere sanctie is dan een procentuele maatregel.
Wanneer een inburgeringsplichtige een uitkering ontvangt en zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het PIP, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur verlaging van de uitkering plaats op grond van artikel 18 Participatiewet en de verordening zoals bedoeld in artikel 8 lid 1, onderdeel a, Participatiewet. De gemeente legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de Wet inburgering 2021 op.
Wanneer een inburgeringsplichtige die een uitkering ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en aan overige afspraken en verplichtingen in het PIP, legt de gemeente bij voorkeur een boete op grond van de Wet inburgering 2021 op. De gemeente verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.
De gemeente kan de bestuurlijke boete die op grond van de Wet inburgering 2021 aan de inburgeringsplichtige is opgelegd, verrekenen met de algemene uitkering voor levensonderhoud. Onder verrekenen wordt in dit artikel verstaan verrekenen zoals geregeld in artikel 4:93 van de Awb. De gemeente houdt hierbij rekening met de beslagvrije voet volgens Artikel 475.b. e.v. Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering dit is een fictieve draagkracht van 5 procent van de norm die van toepassing is, inclusief vakantietoeslag.
Als een inwoner zich binnen twaalf maanden, na de datum van de beschikking waarin de vorige verwijtbare gedraging is vastgesteld, opnieuw schuldig maakt aan een gedraging waarvoor een maatregel is of kan worden opgelegd zoals bedoelt in artikel 10 tot en met 18 van deze verordening. Dan wordt de hoogte van de maatregel verdubbeld of wordt de duur van de maatregel verdubbeld.