Organisatie | Veiligheidsregio en Gemeentelijke Gezondheidsdienst Limburg-Noord |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Dekkingsplan 4.0 |
Citeertitel | Dekkingsplan 4.0 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 14 van de Wet veiligheidsregio’s
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | nieuwe regeling | 22-03-2024 |
2.0 PROCESSTAP 1 – “DEKKING BIJSTELLEN” 7
2.1 INTERNE ONTWIKKELINGEN.. 7
2.2 EXTERNE ONTWIKKELINGEN.. 9
3.0 PROCESSTAP 2 – “DEKKING BESCHRIJVEN” 11
3.1 PROCESSTAP 2.1 – OPKOMSTTIJD.. 11
3.2 PROCESSTAP 2.2 – SNELHEID.. 13
3.3 PROCESSTAP 2.3 – SLAGKRACHT. 21
3.4 PROCESSTAP 2.4 – PARAATHEID.. 24
3.5 PROCESSTAP 2.5 – WERKDRUK.. 27
4.0 PROCESSTAP 3 – “DEKKING BEOORDELEN” 29
4.1 PROCESSTAP 3A – GEBIEDSGERICHTE OPKOMSTTIJDEN.. 29
4.2 PROCESSTAP 3B – SLAGKRACHT. 36
4.3 PROCESSTAP 3C – GROOTSCHALIG BRANDWEEROPTREDEN.. 37
4.4 PROCESSTAP 3D – ONDERSTEUNINGSEENHEDEN.. 38
BIJLAGE 1: REPRESSIEVE ORGANISATIE.. 41
BIJLAGE 2: MATERIËLE WIJZIGINGEN 2019-2022. 46
BIJLAGE 3: UITGANGSPUNTEN INCIDENTBESTRIJDING.. 47
BIJLAGE 4: INFRASTRUCTURELE WIJZIGINGEN.. 49
BIJLAGE 5: DEKKINGSGRAFIEK SNELHEID 1e TS.. 51
BIJLAGE 6: DEKKINGSGRAFIEK SNELHEID 1e TS en TS-FLEX. 52
BIJLAGE 7: GRAFIEK SLAGKRACHT OPKOMSTTIJD 1e t/m 3e TS.. 53
BIJLAGE 8: AANDACHTSPUNTENLIJST. 54
AGS Adviseur Gevaarlijke Stoffen
BAG Basisregistratie Adressen en Gebouwen
BVR Besluit Veiligheidsregio’s
CBS Centraal Bureau voor Statistiek
CVE Coördinator Verkenningseenheden
GBO Grootschalig Brandweer Optreden
GMS Geïntegreerd Meldkamer Systeem
GSE Gevaarlijke Stoffen Eenheid
HOvD Hoofd Officier van Dienst
IBGS Incidentbestrijding Gevaarlijke Stoffen
LAC Lokaal Afhandelingscentrum
MCU Multidisciplinaire Commando Unit
PM Personeel/-materieel voertuig
RBOP Repressief brandweerorganisatieplan
RCDV Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio’s
SBE Specialistische brandbestrijdingseenheden
SHE Specialistische hulpverleningseenheden
STH Specialisme Technische Hulpverlening
TST Tankautospuit terreinwaardig
USAR Urban Search and Rescue Team
VRLN Veiligheidsregio Limburg-Noord
VRBN Veiligheidsregio Brabant-Noord
VRBZO Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost
VRGZ Veiligheidsregio Gelderland-Zuid
VRZL Veiligheidsregio Zuid-Limburg
Voor u ligt het Dekkingsplan 4.0 Brandweer Limburg-Noord. Dit dekkingsplan is onderdeel van de beleidscyclus die in 2022 is gestart en volgt het Dekkingsplan 3.0 op dat is vastgesteld in 2019. De Wet veiligheidsregio’s (Wvr) beschrijft dat het bestuur van iedere veiligheidsregio de voor de brandweer geldende opkomsttijden vastlegt in een beleidsplan. Deze worden beschreven in het dekkingsplan brandweer. Het dekkingsplan 4.0 is opgesteld volgens een nieuwe landelijke systematiek voor dekkingsplannen. Hierin wordt gewerkt met het Beoordelingskader voor Gebiedsgerichte Opkomsttijden waarin wordt gekeken naar de opkomsttijden van gebieden in plaats van objecten. Daarnaast zorgt deze landelijke systematiek ervoor dat door regio’s vergelijkbare dekkingsplannen worden opgeleverd. Iets wat voorheen in mindere mate het geval was, omdat elke regio een eigen methode hanteerde voor het opstellen van dekkingsplannen. Bovendien wordt er met de nieuwe systematiek naast enkel de factor snelheid ook inzicht gegeven in capaciteit, paraatheid en werkdruk. Snelheid en capaciteit worden beoordeeld door middel van een beoordelingskader.
Het dekkingsplan geeft inzicht in de opkomsttijden van een tankautospuit en maakt duidelijk hoe dit zich, in geval van een brand in een gebouw, verhoudt tot het brandrisico in dit gebied. Op dit moment bestaat er alleen een normering voor een tankautospuit (TS6), maar deze kan ook gebruikt worden voor red- en hulpverleningsvoertuigen. Nadat de handreiking in een ministeriele regeling is vastgelegd zal de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio (RCDV) een aanvulling voor tankautospuiten die uitrukken met 4 mensen uit gaan werken. Het Dekkingsplan is dan een belangrijk hulpmiddel bij de bepaling of er wellicht zwakkere plekken zitten in de huidige brandweerzorg in de regio. Daarmee is het een meetinstrument om de brandweerzorg cyclisch en periodiek bespreekbaar te maken bij de Bestuurscommissie Veiligheid, Algemeen Bestuur en gemeenteraden. Dit dekkingsplan dient als een ijkdocument en is daarmee bedoeld als een basis voor volgende dekkingsplannen waarin wijzigingen worden opgenomen die invloed hebben op de regionale dekking.
Veranderingen in de samenleving, zoals die in de technologie of maatschappij, hebben invloed op de brandweerorganisatie. In het beleidsplan VRLN 24-27 en het brandweerrisicoprofiel 24-27 zal hier meer aandacht aan besteed worden. Betreffende het dekkingsplan zijn er ontwikkelingen die de repressieve brandweer direct raken en vragen om aanpassingsvermogen.
In Limburg-Noord zijn 30 brandweerposten gevestigd. Twee van deze posten zijn 24 uur per dag bezet (beroepsbrandweer), daarnaast worden enkele posten tijdens kantooruren ondersteund door beroepspersoneel. Bij de rest van de posten wordt de paraatheid verzorgd door vrijwilligers. Werving van deze vrijwilligers is, en blijft een uitdaging voor de brandweerorganisatie. Waar een vrijwilliger zich voorheen voor een periode van vele jaren aan de brandweer committeerde, is dat nu vaak een uitzondering. Men werkte voorheen in of dicht bij hun woonplaats, nu is dat veel minder het geval. Daarnaast worden er steeds hogere eisen gesteld aan de vakbekwaamheid wat zorgt voor een hogere belasting van de vrijwilliger. Op verschillende manieren zoals met de Behapbare Basis en het werken met kazernering wordt hard gewerkt aan het flexibeler maken van rol van de vrijwillige brandweer.
Steeds meer gemeenten verlagen de maximumsnelheid in de bebouwde kom van 50 naar 30 kilometer per uur. Daarnaast streeft Veilig Verkeer Nederland ernaar om de maximumsnelheid op provinciale wegen te verlagen van 80 naar 60. Deze snelheidsbeperkende maatregelen zullen direct invloed hebben op de opkomsttijden van de brandweer. Om de effecten op de repressieve prestatie van de brandweer zo goed mogelijk in kaart te krijgen is het goed om de brandweerorganisatie vroeg bij dit soort infrastructurele wijzigingen te betrekken.
2.0 PROCESSTAP 1 – “DEKKING BIJSTELLEN”
Het dekkingsplanproces begint met processtap 1: de “bijstelling” van de dekking. In deze processtap maakt de brandweer de bestaande situatie inzichtelijk. Hiervoor worden interne- en externe ontwikkelingen die de regionale dekking beïnvloeden in kaart gebracht.
Artikel 2.1 INTERNE ONTWIKKELINGEN
Onderstaande wijzigingen in brandweerposten hebben plaatsgevonden binnen het verzorgingsgebied Limburg-Noord gedurende de periode 2019-2022. In tabel 1 is een totaal aantal weergeven (zie bijlage 1 voor een gedetailleerd overzicht van de brandweerposten).
Tabel 1: Wijziging aantal brandweerposten Limburg-Noord
Onderstaande materiële wijzigingen hebben plaatsgevonden binnen het verzorgingsgebied Limburg-Noord in de periode 2019-2022 of zijn voorgenomen in de eerste helft van 2023. Zie bijlage 2 voor een overzicht in tabelvorm.
Er is een handcrewteam opgericht in kazerne Kelpen-Oler. Een handcrew is een team dat uit minimaal 16 en maximaal 20 brandweermensen bestaat. Zij kunnen natuurbranden met handgereedschappen bestrijden. De hoofdtaak van een handcrew is het weghalen van brandstof op plekken waar een blusvoertuig niet kan komen.
Overige Repressieve wijzigingen:
Onderstaande repressieve afspraken zijn vastgesteld door het algemeen bestuur.
Het KAR-systeem van de provincie wordt continu doorontwikkeld. Het KAR-systeem beïnvloedt verkeerslichten en pollars, waardoor de opkomsttijd van hulpdiensten verbeterd.
Ook het navigatiesysteem in operationele voertuigen is geüpdatet (“DeTour” van SafetyCT). Momenteel worden voertuigprofielen aangemaakt op kenteken waardoor de opkomsttijd wordt berekend op basis van het voertuigtype en soort. Dit verbetert de opkomsttijd van kleinere voertuigen.
OPERATIONELE GRENZEN EN DYNAMISCH ALARMEREN
Per 26-09-2022 wordt gebruik gemaakt van interregionaal alarmeren (VRBZO, VRBN en VRGZ). Met Zuid-Limburg zijn in het verleden afspraken gemaakt die zijn vastgesteld in een convenant. Hiermee komt de snelste eenheid ter plaatse ongeacht de regionale grenzen. De dekking van eenheden is gebaseerd op basis van de snelste eenheid ter plaatse. De Bestuurscommissie Veiligheid is hierover op 11-02-2022 geïnformeerd. VRBZO en VRGZ maken binnen deze interregionale samenwerking gebruik van de systematiek dynamisch alarmeren. Internationaal zijn op lokaal niveau enkele operationele afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn niet inzichtelijk gemaakt in het dekkingsplan wegens het ontbreken van technische data. Koppelingen zijn op dit moment nog niet mogelijk. De VRLN is gestart met het ERMWIC project[1] wat in de komende beleidsperiode onder andere zal resulteren tot de verbetering en intensivering van landgrensoverschrijdende samenwerking.
[1] De VRLN is op 1 juli 2023 met behulp van Interreg-subsidie gestart met het vierjarige ERMWIC project: Euregionale Rijn-Maas-Waal incidentbestrijding en crisisbeheersing. Het project streeft naar regie op en intensivering van landgrensoverschrijdende samenwerking.
Onder deze (project)samenwerking tussen de VRLN, de drie Gelderse Veiligheidsregio’s met de Kreis Kleve en Kreis Viersen liggen sinds 2017-2018 samenwerkingsovereenkomsten. De Bezirk
Op basis van bovenstaande situatie en toepassing van de landelijk uniforme systematiek voor dekkingsplannen zal het toepassen van de systematiek dynamisch alarmeren ook voor de VRLN in beeld komen. Met dynamisch alarmeren worden voertuigen op basis van de GPS-positie van het incident gealarmeerd. Dit is een meer accurate manier van het verlenen van snelle brandweerzorg. Dit is een losstaand project waar nog verschillende keuzes in gemaakt moeten worden. Postcommandanten zullen hierbij betrokken worden. Dynamisch alarmeren zal nog op de bestuurlijke agenda komen zodra dit project zich in een verder stadium bevindt.
Binnen Brandweer Limburg-Noord wordt het TS-Flex concept toegepast. De TS-Flex is een tankautospuit met een flexibele bezetting. De bezetting bestaat uit minimaal een bevelvoerder, chauffeur en twee manschappen. Dit noemen we een TS4 omdat er minimaal een 4-persoonsbezetting op deze TS aanwezig is. De voorkeur gaat altijd uit naar een uitruk met TS6 (bevelvoerder, chauffeur en vier manschappen).
In het dekkingsplan (processtap 2) wordt de verwachte dekking van een volledige brandweereenheid (TS6) inzichtelijk gemaakt. Hierop wordt ook de beoordeling uitgevoerd. In het geval dat de eerste TS geen volledige bezetting heeft, is een tweede TS noodzakelijk om een 6-persoonsbezetting te borgen. Het verschil van opkomsttijd ten opzichte van een eerste en tweede wordt met een zogenaamde dubbele S-curve inzichtelijk gemaakt.
Artikel 2.2 EXTERNE ONTWIKKELINGEN
Veiligheidsregio Limburg-Noord bestaat uit 15 gemeenten: Gennep, Mook en Middelaar, Bergen, Venray, Horst aan de Maas, Venlo, Peel en Maas, Beesel, Nederweert, Weert, Leudal, Roermond, Maasgouw, Roerdalen en Echt-Susteren. Gezamenlijk hebben deze gemeenten in 2022 ruim 511.000 inwoners (CBS). De regio kenmerkt zicht door landelijke en bosrijke gebieden met veel agrarische bedrijven in de vorm van land- en tuinbouw en intensieve veehouderij. De regio is smal (5 tot 25 km) en lang gerekt (85km) en wordt in de gehele lengterichting gesplitst door de Maas. Naast deze belangrijke waterweg kent de regio veel grindgaten, afgravingen, bruggen, ponden, sluizen en stuwen. Er vindt veel beroepsvaart plaats, maar er is ook veel waterrecreatie. De Maasplassen vormen het grootste aaneengesloten watersportgebied van Nederland.
De regio wordt doorkruist door een aantal belangrijke wegen, waaronder de A2, A67, A73, N271 en N280. Verder kent de regio een aantal belangrijke spoorlijnen onder andere richting Brabant, Zuid-Limburg en Duitsland. Het Designer Outlet Center in Roermond en pretpark Toverland worden het hele jaar door bezocht door toeristen uit binnen- en buitenland.
Binnen de regio hebben de afgelopen jaren verschillende infrastructurele wijzigingen plaatsgevonden die in meer of mindere mate invloed hebben op de aanrijtijd van de brandweer. Daarnaast zijn hier de wijzigingen meegenomen waarvan momenteel bekend is dat deze ergens in de komende vier jaar zullen plaatsvinden. Het gaat hier vooral om de bouw van nieuwe woonwijken en industrieterreinen, of uitbreiding hiervan.
Naast ontwikkelingen in de bebouwde omgeving, ontwikkelt het landelijke beleid en de wetgeving hieromheen. Er is een uniform landelijke systematiek voor dekkingsplannen ontwikkeld welke in de raad van regionaal commandanten en het Veiligheidsberaad is vastgesteld. Ook is afgesproken dat Veiligheidsregio’s deze systematiek hanteren bij het opstellen van nieuwe dekkingsplannen. Een wettelijke verankering voor toepassing van deze methodiek volgt. Daarmee is deze externe ontwikkeling een uitgangspunt voor het opstellen van dit nieuwe dekkingsplan welke de VRLN volgt. Het dekkingsplan 4.0 wordt dan ook gebruikt als ijkdocument in overeenstemming met deze landelijke uniforme systematiek.
In bijlage 4 wordt aangegeven welke (grote) infrastructurele wijzigingen hebben plaatsgevonden of binnenkort zullen plaatsvinden. Dit zijn grote ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de opkomsttijd van (basis)brandweereenheden.
DE RISICO’S IN DE VEILIGHEIDSREGIO
Gelijktijdig aan het Dekkingsplan 4.0 wordt er een brandweerrisicoprofiel opgesteld. De regio Limburg-Noord hanteert volgens het brandweerrisicoprofiel zes incidenttypen. Deze zijn gebaseerd op wettelijke taken van de brandweer uit de Wet Veiligheidsregio’s waarbij de brandweer een rol heeft in het voorkomen en/of bestrijden. De volgende incidenttypen zijn uitgewerkt:
Het incidenttype ‘brand in gebouwen’ sluit het meeste aan op het dekkingsplan. Dit omdat met het dekkingsplan gewerkt wordt aan het in beeld brengen van het risico op brand in gebouwen per gebied. In het brandweerrisicoprofiel wordt in het hoofdstuk ‘brand in gebouwen’ ingegaan op de ongevallenhistorie tussen 2018 en 2022 die betrekking hebben op dit incidenttype. In de afgelopen vier jaar zijn er jaarlijks ruim 300 gebouwbranden geweest waar de brandweer naar uitgerukt is (Prio 1 & 2). Naast het aantal gebouwbranden wordt ook een beeld gegeven van de verdeling in opschaling en van verdeling van incidenten over gebouwfunctie (BAG).
Het Dekkingsplan 4.0 en het brandweerrisicoprofiel 2023 zullen een belangrijk fundament vormen voor de totstandkoming van het onderdeel brandweer in het beleidsplan VRLN 2024-2027.
RECHTSPOSITIE BRANDWEERVRIJWILLIGER
Naast risico’s in de fysieke omgeving zijn er andere externe ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op de brandweerorganisatie. De huidige rechtspositie van de brandweervrijwilliger ten opzichte van de Europese wet- en regelgeving staat ter discussie. Momenteel wordt gekeken naar op welke manier er meer onderscheid gemaakt kan worden tussen beroeps- en vrijwilligers zonder kwaliteit in te leveren.
Het dekkingsplan is gebiedsgericht, maar zal ook inzoomen op kwetsbare objecten, zoals gebouwen met een zorgfunctie. Wanneer deze categorie 1-objecten een opkomsttijd buiten de bandbreedte hebben, dat wil zeggen hoger dan tien minuten, is dit een aandachtsobject. Deze aandachtsobjecten dienen een afzonderlijke beoordeling te krijgen. Gezamenlijk met de aandachtsgebieden vormen de aandachtsobjecten in processtap 3 de zogeheten ‘aandachtsobjectenlijst’. Deze lijst maakt duidelijk waar de repressieve brandweerzorg zijn grens heeft bereikt.
Hoofdstuk 3.0 PROCESSTAP 2 – “DEKKING BESCHRIJVEN”
In processtap 2 beschrijft de brandweer de verwachte dekking in het verzorgingsgebied op basis van interne- en externe ontwikkelingen beschreven in processtap 1. Hiermee maakt de brandweer inzichtelijk waar zij repressief toe in staat is onder de gegeven omstandigheden. De beschrijving bevat de factoren snelheid, capaciteit, paraatheid en werkdruk.
Artikel 3.1 PROCESSTAP 2.1 – OPKOMSTTIJD
De opkomsttijd bij een incident is de tijdsduur tussen de melding van een hulpvraag bij de meldkamer tot het moment waarop een brandweereenheid op de incidentlocatie arriveert. De opkomsttijd bestaat uit drie tijdselementen: meldkamertijd, uitruktijd en rijtijd. Deze tijdselementen samen vormen de totale opkomsttijd. Zie figuur 1 voor een visualisatie.
Figuur 1: Tijdselementen van de opkomsttijd (Nederland, 2022)
Om de losse tijdselementen te bepalen worden registratiegegevens verzameld van de Meldkamer Brandweer (MKB). Deze data zijn opgeslagen in het Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS). Hierbij wordt ruwe GMS-data gehanteerd. Vervolgens zijn de registratiegegevens verrijkt. Hierdoor zijn foute gegevens verwijderd, onvolledige gegevens aangevuld en/of geverifieerd.
De meldkamertijd is de tijd die de meldkamer nodig heeft om een incidentmelding aan te nemen, triage te plegen en passende eenheden te alarmeren. De meldkamertijd voor Veiligheidsregio Limburg-Noord is gebaseerd op de tijd vanaf aanname meldkamer brandweer tot alarmering eerste eenheid. Dit is een mediaantijd[1]. Deze mediaantijd bedraagt 1 minuut en 13 seconden en is gebaseerd op alle gebouwbranden (prio1) over de afgelopen 4 jaar.
De uitruktijd is de tijd tussen de alarmering van een eenheid en de uitruk naar een incident. De uitruktijd voor de Veiligheidsregio Limburg-Noord is de mediaantijd in de periode 1-1-2018 t/m 28-11-2022[2]. Deze tijden zijn gefilterd op alle alarmeringen binnen de eerste twintig minuten vanaf start incident, alle prio-1-ritten en de specifieke uitruksituatie per kazerne. Voor de interregionale kazernes zijn gemiddelde uitruktijden gebruikt[3]. Verder wordt de uitruktijd alleen berekend voor de basiseenheid. Deze tijd wordt vervolgens in de berekening van de opkomsttijd van de overige specialistische eenheden ook gehanteerd. In tabel 2 zijn de uitruktijden per post weergeven.
Tabel 2: Uitruktijden brandweerposten
De rijtijd is de tijd tussen het vertrek vanaf de uitruklocatie tot de aankomst bij een incidentlocatie.
Het programma CARE berekent voor elk gebouw (BAG-objecten) aan de weg een rijtijd. In CARE wordt rekening gehouden met:
De realistische rijsnelheden (In het programma CARE heeft een aanpassing plaatsgevonden. Op alle autosnelwegen binnen de VRLN is de snelheid van 120 km/h gereduceerd naar 100 km/h. Dit in relatie tot de maximale snelheid die met een TS (richtlijnen vrachtauto) gereden mag worden volgens de brancherichtlijn “Optische en geluidsignalen Brandweer” (BRWNL, 2017))
OPKOMSTTIJD BEREKENEN EN ONDERBOUWEN
De opkomsttijd is berekend door voor een potentiële incidentlocatie per eenheid de drie afzonderlijke berekeningen van de tijdselementen meldkamer-, uitruk- en rijtijd bij elkaar op te tellen. De verschillende tijdselementen zijn onafhankelijk en beïnvloeden elkaar daardoor niet. De opkomsttijd is verwerkt in hoofdstuk “3.2 PROCESSTAP 2.2 – SNELHEID”.
[1] Mediaantijd: dit is de middelste waarde van alle waarden, nadat zij zijn gesorteerd van laag naar hoog.
[2] Gedurende deze periode hebben de kazernes Nederweert, Horst en Ittervoort een andere locatie gekregen. Voor het berekenen van de uitruktijd is de periode aangehouden vanaf het operationeel gaan op deze locaties.
[3] Mediaantijden zijn van deze kazernes nog niet beschikbaar.
Artikel 3.2 PROCESSTAP 2.2 – SNELHEID
Snelheid beschrijft de opkomsttijd waarmee de eerste brandweereenheid ter plaatse kan zijn. In het dekkingsplan onderscheiden we de volgende brandweereenheden:
De tankautospuit (TS) is het basisvoertuig van de brandweer. Een reguliere tankautospuit wordt als basiseenheid ingezet bij (gebouw, natuur)branden, (technische)hulpverlening, incidentbestrijding gevaarlijke stoffen en waterongevallen. Iedere post in Limburg-Noord beschikt over ten minste één tankautospuit.
Redvoertuigen (RV) zijn voertuigen die op hoogte kunnen komen zoals een autoladder of een hoogwerker. Redvoertuigen worden met name ingezet bij gebouwen (hoogbouw). Ze kunnen gebruikt worden om van bovenaf een brand te blussen en/of licht bij te schijnen tijdens een incident op een donkere plek. Redvoertuigen worden in toenemende mate ingezet voor de ondersteuning van de ambulancedienst bij het uit de woning halen van personen.
Een specialistische hulpverleningseenheid (SHE) bestaat uit een hulpverleningsvoertuig (HV) en een ondersteunend voertuig (ON-HV). Het SHE is specifiek ingericht voor technische hulpverlening en biedt aanvullende kennis en materieel bij incidenten waarbij de standaardbepakking van de tankautospuit ontoereikend is.
Een oppervlakte reddingsteam (ORT) kan een redding van mens of dier in het water uitvoeren, waarbij het slachtoffer zichtbaar aan de wateroppervlakte is en maximaal 200 meter uit de walkant ligt.
Een duikteam is de meest gespecialiseerde vorm van waterongevallenbestrijding. Bevindt een slachtoffer zich onder water, dan kan alleen een opgeleid en getraind brandweerduikteam nog veilig optreden.
Een gevaarlijke stoffen eenheid ondersteunt de basiseenheid bij het bestrijden van incidenten met gevaarlijke stoffen. Het gaat hierbij om incidenten met lekkage van gevaarlijke stoffen.
BESCHRIJVING VAN DE VERWACHTE DEKKINGSPRESTATIE
In het nieuwe dekkingsplan wordt een realistisch beeld gegeven van de dekking. Het dekkingsplan geeft inzicht in de opkomsttijden voor de eerste TS. In het geval van een uitruk met TS-flex (TS 4 of TS 5) is de opkomsttijd van de tweede TS bepalend voor het wettelijk uitgangspunt om een volledige TS 6 ter plaatse te hebben. Voor alle basis- en robuuste posten en de centrumposten Weert en Venray geldt dat zij een uitruksituatie kennen van vrije instroom (vrijwilligers) en deze in de basis met een TS 6 uitrukken. In dat geval is de opkomsttijd van de eerste TS leidend. Incidenteel zullen zij als TS-flex uitrukken. In deze situaties is opkomsttijd van de tweede TS bepalend.
Voor de centrumposten Weert en Venray geldt een kazernering op werkdagen tussen 08:00 en 17:00. Dit geldt voor directe uitruk van de SIV. Voor Weert is ook directe uitruk van één specialistische taak vanuit een gekazerneerde setting geborgd. Uitruk met TS is in Weert geborgd in de kazernering van de chauffeur en bevelvoerder maar de TS kan pas na opkomst van de vrijwilligers uitrukken. Hiermee wordt een betere paraatheid geborgd in verzorgingsgebieden met een hoger risico dan basis- en robuuste posten.
Voor de centrumposten Venlo en Roermond (24H-dienst) is, wegens een gegarandeerde paraatheid van 6 personen voor de TS, altijd de opkomsttijd van de eerste TS leidend. Veiligheidsregio Limburg-Noord kiest rondom deze stadskernen bewust voor deze vorm van “uitruksituatie” vanwege het hoge risico in Venlo en Roermond. Voor meer details over de risico’s in de regio wordt verwezen naar het “Brandweerrisicoprofiel Brandweer Limburg-Noord 2023”.
Om de snelste hulp ter plaatse te kunnen leveren wordt ook gebruik gemaakt van interregionaal alarmeren. Dit betekent dat onderstaande posten (tabel 3) uit buurregio’s inzetbaar zijn binnen het verzorgingsgebied Limburg-Noord. Bij deze posten is aangegeven welke eenheden zijn meegenomen in de berekening van de “dekkingskaarten snelheid” in hoofdstuk 3.2.
Tabel 3: Posten interregionaal alarmeren binnen de VRLN
In de “dekkingskaart snelheid TS6” (figuur 2) is de dekking op basis van TS6 inzichtelijk gemaakt met een grafische weergave. Hoe lichter de kleur in de figuur des te sneller de opkomsttijd van de eerste tankautospuit.
Figuur 2: Dekkingskaart snelheid o.b.v. TS6 in Limburg-Noord
In de “dekkingskaart snelheid RV” (figuur 3) is de dekking van redvoertuigen inzichtelijk gemaakt met een grafische weergave (posten Venray, Venlo, Roermond, Weert, Groesbeek, Cuijk, Helmond en Sittard-West). Hoe lichter de kleur in de figuur des te sneller de opkomsttijd van het redvoertuig.
Figuur 3: Dekkingskaart snelheid o.b.v. RV in Limburg-Noord
SNELHEID HULPVERLENINGSVOERTUIGEN
In de “dekkingskaart snelheid HV” (figuur 4) is de dekking van de specialistische hulpverleningseenheden (SHE’s) inzichtelijk gemaakt met een grafische weergave (posten Bergen, Panningen, Nederweert en Echt). Hoe lichter de kleur in de figuur des te sneller de opkomsttijd van het hulpverleningsvoertuig.
Figuur 4: Dekkingskaart snelheid o.b.v. SHE in Limburg-Noord
In de “dekkingskaart snelheid WO (duikteam)” (figuur 5) is de dekking van het WO (duikteam) inzichtelijk gemaakt met een grafische weergave (post Weert en ‘s-Hertogenbosch). Hoe lichter de kleur in de figuur des te sneller de opkomsttijd van het duikteam.
Figuur 5: Dekkingskaart snelheid o.b.v. WO-duikteam in Limburg-Noord
SNELHEID OPPERVLAKTEREDDINGSTEAM
In de “dekkingskaart snelheid WO (ORT)” (figuur 6) is de dekking van het oppervlakte reddingsteam inzichtelijk gemaakt met een grafische weergave (posten Bergen, Venlo, Roermond en Weert). Hoe lichter de kleur in de figuur des te sneller de opkomsttijd van het oppervlaktereddingsteam.
Figuur 6: Dekkingskaart snelheid o.b.v. WO-ORT in Limburg-Noord
In grafiek 1 is de opkomsttijd van de TS6 inzichtelijk gemaakt met een S-curve. Een S-curve toont in hoeveel procent van de in het verzorgingsgebied voorkomende objecten binnen welke opkomsttijd kunnen worden bereikt. Hierin zien we dat in 50% van de locaties de brandweer een opkomsttijd heeft tussen de 8 en 9 minuten. Zie voor een vergrote versie van grafiek 1, bijlage 5.
Grafiek 1: Dekkingsgrafiek snelheid 1e TS
In grafiek 2 is opkomsttijd van een TS 6 en TS-flex inzichtelijk gemaakt met twee S-curves. De blauwe (linker) S-curve toont de tijd waarin de eerste TS6 ter plaatse komt. De rode (rechter) S-curve toont de tijd waarin de eerste TS een TS-flex is en dus de opkomsttijd van de tweede TS bepalend is. De dekkingsgrafiek is een theoretisch model, waarin de daadwerkelijke opkomsttijden ergens tussen deze twee curves liggen. Zie voor een vergrote versie van grafiek 2, bijlage 6.
Grafiek 2: Dekkingsgrafiek snelheid 1e TS en TS flexuur 6: Dekkingsgrafiek snelheid TS6 en TS-flex in Limburg-Noord
Artikel 3.3 PROCESSTAP 2.3 – SLAGKRACHT
Slagkracht is het vermogen om bij opschaling snel meerdere eenheden ter plaatse te krijgen. Dit is onderdeel van de basisbrandweerzorg.
AANTAL TANKAUTOSPUITEN IN 15 MINUTEN
In de “dekkingskaart slagkracht” (figuur 7) is het aantal tankautospuiten in 15 minuten inzichtelijk gemaakt met een grafische weergave. Hoe lichter de kleur in de figuur des te meer tankautospuiten deze locatie kunnen bereiken in 15 minuten.
Figuur 7: Dekkingskaart slagkracht in Limburg-Noord (aantal tankautospuiten in 15 minuten)
OPKOMSTTIJD DRIE TANKAUTOSPUITEN
In de “dekkingskaart slagkracht” (figuur 8) is de opkomsttijd van drie tankautospuiten inzichtelijk gemaakt met een grafische weergave. Des te lichter de kleur des te korter het duurt voordat drie tankautospuiten een locatie bereiken.
Figuur 8: Dekkingskaart slagkracht in Limburg-Noord (opkomsttijd 3 tankautospuiten)
Grafiek 3 toont alle cumulatieve verdelingen (S-curves) van slagkracht 1 tot en met 3 tankautospuiten. Het bevat een cumulatieve verdeling, ook wel S-curve genoemd. Dit geeft aan welk percentage van de locaties in Veiligheidsregio Limburg-Noord bereikt wordt in een bepaalde opkomsttijd. Dat percentage loopt logischerwijze op naarmate de opkomsttijd toeneemt. Hoe langer de opkomsttijd, hoe meer gebieden er immers worden bereikt. Zie voor een vergrote versie van grafiek 3, bijlage 7.
Grafiek 3: Slagkracht opkomsttijd 1 t/m 3 tankautospuiten (S-curves)
GROOTSCHALIGE EN LANGDURIGE INZETTEN
Een incident met grootschalig brandweeroptreden (GBO) is een incident waarbij er vier tankautospuiten (4x TS = 1 peloton) of meer en/of een specialistisch peloton zijn gealarmeerd. De inzet van een peloton heeft impact op de geplande repressieve dekking. Uitgangspunt hierbij is dat er gelijktijdig in het verzorgingsgebied van de regio een grootschalig incident plaatsvindt. In tabel 4 worden de pelotons beschreven, welke de VRLN regionaal kan leveren met bijbehorende samenstelling en uitgangspunten (aantallen/tijden).
Tabel 4: Pelotons Brandweer Limburg-Noord
| ||
| ||
| ||
4x TST (4x4)[1] + 2x HA + 2x WTH + 1 PC |
|
[1] In het 1e peloton mag één TS 4x2 aanwezig zijn
Artikel 3.4 PROCESSTAP 2.4 – PARAATHEID
De paraatheid gaat over de mate waarin de brandweer volgens plan paraat kan zijn. Dit is de mate waarin de brandweer erin kan voorzien dat een aangewezen eenheid naar een incident kan uitrukken en daadwerkelijk kan optreden. De papieren werkelijkheid van een dekkingsplan is statisch: eenheden lijken dan altijd paraat. In de praktijk is dat echter niet altijd het geval. Diverse factoren hebben invloed op de paraatheid van eenheden. Deze processtap behandelt de kenmerken die van invloed zijn op paraatheid: “beschikbaarheid”, “gelijktijdigheid” en “restdekking”.
Beschikbaarheid is de mate waarin de brandweer voldoende (gekwalificeerd) personeel en werkend materieel beschikbaar heeft om daadwerkelijk naar een incident uit te rukken en deze te bestrijden.
Zie tabel 5 voor het aantal uur dat een post gemiddeld buiten dienst gaat op jaarbasis. Deze getallen zijn bepaald op basis van buitendienst meldingen die bij de meldkamer gemeld zijn.
Tabel 5: Buiten dienst meldingen brandweerposten (gemiddelde aantal uren buitendienst per jaar gedurende de periode 01-01-2019 t/m 31-08-2022)
Voor beroepsposten is bepaald dat ze gegarandeerd paraat moeten zijn. Dit ligt anders dan bij de posten waar met vrijwilligers wordt gewerkt. Hier mogen geen resultaatverplichtingen aan vastgesteld worden, omdat vrijwilligheid niet verplicht is. In hoofdstuk 2.2 is meer over de ontwikkelingen rond vrijwilligheid en de mate van verplichting terug te vinden.
De oorzaak van buitendienstmeldingen ligt in het uitmelden van vrijwilligers waardoor er onvoldoende personeel beschikbaar is voor een uitruk op de post. De post meldt zich vervolgens bij de meldkamer buitendienst.
Gelijktijdigheid ontstaat als de meldkamer een beroep wil doen op een eenheid die al is ingezet. Inzicht in de kans op gelijktijdigheid is relevant voor de paraatheid. Het zegt namelijk iets over de mate waarin de brandweer erin kan voorzien dat de snelste eenheid ter plaatse komt. Gelijktijdigheid geeft daarmee inzicht in de kwaliteit van de dekking.
Om gelijktijdigheid binnen het verzorgingsgebied van Veiligheidsregio Limburg-Noord te duiden worden op landelijk niveau technische instructies ontwikkeld. Deze zijn op dit moment nog niet beschikbaar. Na publicatie hiervan wordt dit onderdeel uitgewerkt op basis van de methode kwantitatieve inschatting, een empirische kijk naar de realisatie, een theoretische kansberekening of een simulatie om de gelijktijdigheid te prognosticeren.
Bij grootschalige en langdurige inzetten worden veel eenheden ingezet. Het aantal ingezette eenheden kan zo groot zijn, dat de beschikbaarheid van eenheden voor de rest van de veiligheidsregio fors terugloopt. Dit doet zich zowel voor bij een incident in het eigen verzorgingsgebied als in geval van bijstand in een andere regio bij een grote brandweerinzet. De inzet van een groot aantal eenheden tegelijkertijd heeft direct invloed op de dekking van (een deel van) het verzorgingsgebied.
Er is op dit moment nog geen beeld van de restdekking over de afgelopen periode. Vanaf oktober 2022 wordt de restdekking inzichtelijk gemaakt met een “restdekkingsmonitor” ontwikkeld door SafetyCT. Dit is een groeimodel dat momenteel in de opstartfase zit. Met deze restdekkingsmonitor heeft de Veiligheidsregio Limburg-Noord inzicht in de actuele restdekking. Zie figuur 9 voor een impressie.
Met de restdekkingsmonitor kan vroegtijdig geanticipeerd worden op buitendienstmeldingen en waar nodig worden bijgestuurd door teamleiders en operationeel leidinggevenden. Bijvoorbeeld door het herbezetten van kazernes of het verplaatsen van repressieve eenheden. Door het bijstellen bevordert de opkomsttijd in een gebied.
Artikel 3.5 PROCESSTAP 2.5 – WERKDRUK
Naast snelheid, capaciteit en paraatheid is werkdruk één van de vier factoren die een rol speelt bij de repressieve dekking. Al deze aspecten zijn nodig om de dekking realistisch te beschrijven, te beoordelen en (dynamisch) uit te voeren.
Omdat werkdruk een breed begrip is, wordt hier voor de meetbaarheid naar de alarmeringsfrequentie gekeken. Onder alarmeringsfrequentie wordt het volgende verstaan: ‘het gemiddelde aantal alarmeringen van iedere brandweereenheid op jaarbasis’. Het maakt hierbij niet uit om wat voor alarmering het gaat of welke prioriteit de alarmering heeft. Verder zijn zowel bijstand als opschaling meegenomen.
De volgende eenheden zijn meegenomen bij de bepaling van werkdruk:
Binnen de centrumposten (grafiek 4) wordt meer ingezet op specialistische taken. Zij beschikken dan ook over meer verschillende eenheden. De robuuste posten (grafiek 5) regelen basiszorg, maar hebben ook specialismen. De basisposten (grafiek 6) zijn kleiner en concentreren zich op basiszorg en voeren in principe geen specialismen uit. Zij beschikken dan ook enkel over één TS. Daarom wordt de werkdruk weer gegeven in grafieken per type post: centrum, robuust en basis. Op deze manier kan de werkdruk per eenheid het beste worden vergeleken.
Grafiek 4: Werkdruk eenheden centrumposten (gemiddelde per jaar over de periode 2018-2022)
Grafiek 5: Werkdruk eenheden robuuste posten (gemiddelde per jaar over de periode 2018-2022)
Grafiek 5 over de werkdruk op de robuuste posten bevat hier nog een categorie voor de Snelle Interventie Voertuigen (weergegeven met SI-2T). Deze voertuigen zijn per 01-09-2022 niet meer in gebruik bij de robuuste posten. In plaats van het uitrukken met een SIV zal hier uitgerukt moeten worden met een TS. Dit heeft gevolgen voor de werkdruk. Bij een alarmering voor een SIV kan er met twee vrijwilligers uitgerukt worden. Door deze wijziging zijn minimaal vier vrijwilligers nodig voor een uitruk. Dit betekent een verdubbeling van de werkdruk voor de gedeeltes die nu in de grafiek als SIV uitrukken staan weergegeven. Naast dat dit gevolgen heeft voor de werkdruk voor de vrijwilligers op de post, betekent dit ook hogere kosten door meer uitrukuren.
Voor de berekening van post Ittervoort zijn voor de jaren 2018, 2019 en de eerste maanden van 2020 de uitrukken van de posten Hunsel en Thorn opgeteld.
Grafiek 6: Werkdruk eenheden basis posten (gemiddelde per jaar over de periode 2018-2022)
Hoofdstuk 4.0 PROCESSTAP 3 – “DEKKING BEOORDELEN”
In de eerste twee stappen van het inrichtingsproces is beschreven op welke manier Brandweer Limburg-Noord haar repressieve organisatie inricht en welke repressieve dekking zij op basis daarvan verwacht te leveren. Dit op basis van de factoren snelheid, capaciteit, paraatheid en werkdruk. In processtap 3 toetst de brandweer op basis van de uitkomsten uit processtap 2, de verwachte repressieve dekking en beoordeelt deze.
Artikel 4.1 PROCESSTAP 3A – GEBIEDSGERICHTE OPKOMSTTIJDEN
Bij gebiedsgerichte opkomsttijden wordt gewerkt met opkomsttijden per gebied. Hierbij is sprake van een bandbreedte in opkomsttijd voor een gebied in plaats van één exacte tijd voor een specifiek object (oude methode). Gebiedsgerichte opkomsttijden geven een meer realistisch beeld en sluiten beter aan bij de praktijk dan objectgebonden opkomsttijden.
VEILIGHEIDSREGIO INDELEN IN CATEGORIEËN
Volgens de handreiking wordt het verzorgingsgebied Limburg-Noord allereerst ingedeeld in gebieden. Dit gebeurt op basis van CBS-buurten. Vervolgens worden de gebieden bestempeld met een categorie. Om te bepalen tot welke categorie een gebied hoort, wordt gekeken naar het overheersende karakter van een gebied.
In tabel 6 is het “beoordelingskader gebiedsgerichte opkomsttijden” weergeven. Hierin staan de verschillen tussen de categorieën en de daaraan gekoppelde referentiewaarden en bandbreedtes voor de snelheid waarmee de brandweer in een bepaald gebied ter plaatse wil zijn.
Tabel 6: Beoordelingskader Gebiedsgerichte opkomsttijden
Het eindresultaat van de indeling in categorieën is weergeven in figuur 10. Van de in totaal 490 gebieden binnen Limburg-Noord, zijn er 7 ingedeeld in categorie I. Dit zijn oude binnensteden, wijken met veel gebouwen met niet zelfredzame personen, portiekwoningen en/of objecten hoger dan 20 meter. Verder vallen 235 gebieden in categorie II. Dit zijn gebieden met vooral algemene woningen en/of gebouwen voor zelfredzame personen. Tenslotte zijn er 248 gebieden bestempeld met categorie III. Dit zijn verspreid liggende woningen en gebouwen met een lage stedelijkheid.
Figuur 10: Kaart van Limburg-Noord ingedeeld volgens de verschillende categorieën van gebieden.
BEOORDELING REPRESSIEVE DEKKING OP DE FACTOR SNELHEID
Nadat in figuur 10 de gebieden van het verzorgingsgebied Limburg-Noord zijn verdeeld in categorieën volgt de beoordeling van de repressieve dekking op de factor snelheid.
Voor elk gebied is de mediaan[1] van de verwachte opkomsttijd van de eerste tankautospuit (TS6) berekend. De opkomsttijd per gebied wordt getoetst aan referentiewaarden en bandbreedtes per categorie. Deze zijn gevisualiseerd in figuur 11. De referentiewaarden liggen in het midden van de bandbreedte.
[1] De mediaan is de waarde die precies in het midden van een dataset bevindt als je de waarden van laag naar hoog zet.
Figuur 11: Beoordelingskader gebiedsgerichte opkomsttijden.
De opkomsttijd per gebied wordt beoordeeld als:
Het resultaat van de beoordeling voor Limburg-Noord is gevisualiseerd in figuur 12[1].
In totaal zijn 490 gebieden beoordeeld op basis van het beoordelingskader. 398 gebieden scoren een “goed”, 77 gebieden een “voldoende” en 15 gebieden een “onvoldoende”.
[1] Wegens het ontbreken van de benodigde technische data en koppelingen is internationaal alarmeren niet meegenomen in dit dekkingsplan. In de gebieden waar lokale operationele afspraken gemaakt zijn met korpsen uit Duitsland of België is de feitelijke situatie gunstiger dan hier grafisch weergegeven.
Figuur 12: Beoordeling dekking op de factor snelheid voor een eerste tankautospuit (TS6).
BEOORDELING AANDACHTSPUNTENLIJST
Om inzichtelijk te maken waar de grenzen van de brandweerzorg zijn bereikt is een “aandachtspuntenlijst” opgesteld. De aandachtspuntenlijst bestaat uit:
Aandachtsobjecten, bestaande uit gebouwen in oude binnensteden, gebouwen voor niet zelfredzame personen, woningen hoger dan 20 meter en portiekwoningen die, ongeacht de buurt categorie waarin ze staan, een opkomsttijd hebben van meer dan 10 minuten. Binnen Veiligheidsregio Limburg-Noord zijn 47 aandachtsobjecten.
Deze aandachtsgebieden en aandachtsobjecten worden geplaatst op een aandachtspuntenlijst (tabel 7)[1].
[1] De aandachtspuntenlijst is gebaseerd op beschikbare landelijke objectdata (zoals BAG). Deze data wordt beheerd door gemeenten.
Tabel 7: Aandachtsgebieden en aandachtsobjecten binnen de VRLN (d.d. 26-01-2023)
* Bij de cijfers zijn objecten gelegen aan hetzelfde straatdeel geclusterd tot een aandachtsobject.
In bijlage 8 is een uitgebreide lijst met namen van aandachtsgebieden en aandachtsobjecten weergeven per gemeente.
Figuur 13 toont een visuele weergave van alle aandachtsobjecten (boven 10-minuten norm) binnen de beoordeling dekking op de factor snelheid voor een eerste tankautospuit (TS6).
Figuur 13: Beoordeling dekking op de factor snelheid voor een eerste tankautospuit (TS6) met daarin opgenomen alle aandachtsobjecten die buiten de 10-minuten norm vallen.
BEHANDELING AANDACHTSPUNTENLIJST
Met de nieuwe systematiek voor dekkingsplannen wordt de dekking op theoretische wijze weergeven. Hiermee verandert de inrichting van de repressieve organisatie niet. Met deze methodiek wordt een realistischer beeld geschetst van de presentaties uit de repressieve organisatie.
De aandachtspuntenlijst wordt gecommuniceerd met gemeenten. Intern heeft deze aandachtspuntenlijst de aandacht binnen de afdelingen risicobeheersing en incidentbestrijding. Deze wordt dan ook opgenomen in de jaarplannen van de betreffende afdelingen.
Volgens het vlinderdasmodel (RemBrand, 2015) kunnen maatregelen worden getroffen. Zie figuur 14 voor een visuele weergave. Het vlinderdasmodel geeft van links naar rechts de veiligheidsketen. Bij elke schakel in de keten hoort een reeks van factoren en activiteiten op het gebied van brandveiligheid.
Figuur 14: Vlinderdasmodel (RemBrand, 2015)
Risicobeheersing (preventie) heeft invloed op de korte termijn. Hierbij valt te denken aan:
Op de lange termijn behoren ook repressieve maatregelen (repressie) tot de mogelijkheden. Denk hierbij aan het verplaatsen, sluiten en/of samenvoegen van kazernes. Maar ook andere organisatievormen zoals dynamische kazernering waarbij repressieve collega’s flexibel ingezet worden op posten waarbij het nodig is om de paraatheid te verhogen. Ook het accepteren van een eventueel restrisico behoort tot de mogelijkheden. Hiertoe is communicatie richting de samenleving en het bestuur belangrijk.
Artikel 4.2 PROCESSTAP 3B – SLAGKRACHT
De term gebiedsgerichte opkomsttijden gaat over de snelheid waarmee de brandweer met een eerste eenheid bij een incident ter plaatse kan zijn. Alleen focus op snelheid doet echter geen recht aan het totaalbeeld van de repressieve dekking van de brandweer. Daarom moet voor een zorgvuldig en genuanceerd beeld van de repressieve dekking ook aandacht gegeven worden aan andere factoren. Zo moet in het dekkingsplan ook verplicht aandacht zijn voor slagkracht. Dit gaat over de beschikbaarheid van voldoende eenheden.
De gehanteerde methodiek, het beoogd beoordelingskader, voor slagkracht is onder andere gerelateerd aan de brandveiligheidssituatie en ontvluchtingsmogelijkheden in een gebouw. De waarden in deze methodiek zijn referentiewaarden. Bij het toepassen van de referentiewaarden in gebieden komt naar boven dat er situaties zijn, waarbij niet aan de referentiewaarde wordt voldaan (net als bij het in beeld brengen van de eerste tankautospuit).
Tabel 8 geeft de koppeling weer tussen slagkracht en opkomsttijden.
Tabel 8: Koppeling van slagkracht en opkomsttijden aan het beoordelingskader Gebiedsgerichte Opkomsttijden
Op basis van de snelheidsberekeningen volgens de beschreven werkwijze in processtap 2, kan bepaald worden of een 2e en 3e TS buiten de genoemde bandbreedte in een bepaald gebied kan zijn. Dit wordt inzichtelijk gemaakt door een tabel toe te voegen, waarin wordt aangegeven in hoeveel gebieden de bandbreedte wordt overschreden. Tabel 9 geeft het aantal gebieden weer waar de opkomsttijd van de 1e, 2e of 3e TS buiten de norm valt.
Tabel 9: Aantal gebieden waarbij de opkomsttijd boven de bandbreedte ligt
In bijlage 9 is een uitgebreide lijst weergeven met gebieden die buiten de bandbreedte vallen.
Verbetering van de slagkracht in de aandachtsgebieden is voornamelijk mogelijk door repressieve maatregelen. Dit zijn maatregelen voor de lange termijn. Een kortetermijnoplossing hiervoor is er niet. Wel is de restdekkingsmonitor zoals beschreven in paragraaf 3.4 in ontwikkeling welke bijdraagt aan continue monitoring en bijstelling van de restdekking welke ook invloed heeft op de aanwezige slagkracht. Brandweer Limburg-Noord de afgelopen beleidsperiodes keuzemogelijkheden met betrekking tot slagkracht nadrukkelijk afgewogen op basis van eigen uitgangspunten en de enige (niet wettelijke) norm. Het accepteren van een restrisico, als dat al aanwezig is, is een voor de hand liggend en realistisch scenario.
Artikel 4.3 PROCESSTAP 3C – GROOTSCHALIG BRANDWEEROPTREDEN
Samen met het Beoordelingskader Gebiedsgerichte Opkomsttijden is het kader Grootschalig Brandweeroptreden (GBO) een belangrijk instrument binnen de handreiking landelijke uniforme systematiek voor dekkingsplannen (Nederland, 2022). Dit kader geldt alleen voor de factor capaciteit en heeft betrekking op grootschalige en langdurige inzetten.
Niet alleen regionale ontwikkelingen, keuzes en risico’s hebben invloed op de regionale dekking en de gebiedsgerichte opkomsttijden van de brandweer. De aspecten snelheid, capaciteit/slagkracht, paraatheid en werkdruk kunnen ook worden beïnvloed doordat een andere veiligheidsregio (acuut) om bijstand vraagt of dat er sprake is van Grootschalig Brandweeroptreden (GBO).
Levering van bijstand in het kader van GBO heeft gevolgen voor de resterende regionale dekking. Iedere veiligheidsregio bepaalt zelf tot op welke hoogte de resterende capaciteit/slagkracht voldoende is voor de eigen regionale incidentbestrijding.
In de visie op GBO verwacht de Raad van Commandanten en Directeuren Veiligheidsregio’s (RCDV) onder andere dat iedere veiligheidsregio in staat is om het volgende te leveren voor interregionale bijstand[1]:
Zie voor de inhoud van deze pelotons tabel 4 in hoofdstuk 3.3.
De uitruktijd voor grootschalige brandweereenheden is vastgesteld op tien minuten. Dat is de benodigde tijd om na alarmering naar een kazerne te komen en vanaf daaruit uit te rukken. Bij GBO moet een peloton binnen een uur na een aanvraag voor aflossing bij de regiogrens van de eigen veiligheidsregio zijn. Dit is een ruimere marge dan in geval van een acute bijstandsaanvraag, waarbij de bijstand zo snel mogelijk moet worden geleverd.
De VRLN is ingericht om deze pelotons te kunnen leveren en er is voldoende potentieel om aan de gestelde eisen te kunnen voldoen.
[1] De veiligheidsregio hoeft maar één van deze drie tegelijk te kunnen leveren.
Artikel 4.4 PROCESSTAP 3D – ONDERSTEUNINGSEENHEDEN
Het kan voorkomen dat incidenten om specialistische kennis of materieel vragen, anders dan de basisbrandweerzorg kan leveren. Hiervoor kent Brandweer Limburg-Noord een aantal ondersteuningseenheden (specialismes) die optreden bij dergelijke incidenten. Een ondersteuningseenheid is gedefinieerd in artikel 3.1.4. Besluit veiligheidsregio’s. Dit artikel schrijft voor dat een eenheid is belast met:
Brandweer Limburg-Noord is uitgerust om beknelde en ingesloten mensen en dieren te bevrijden. Er zijn vier specialistische Hulpverleningseenheden (SHE) in de regio, gestationeerd in Echt, Nederweert, Panningen en Bergen. Deze eenheden zijn regio dekkend binnen 30 minuten ter plaatse en voldoen daarmee aan de regionale norm. In de wet is hier geen normtijd voor vastgesteld.
Brandweer Limburg-Noord is uitgerust om incidenten met gevaarlijke stoffen te bestrijden. De gaspakkeneenheid (GSE) heeft de taken verkenning, redding, stabilisatie/effectbestrijding en (nood)ontsmetting (gestationeerd in Venlo). Deze eenheid wordt ondersteund door de Basis Ontsmettingseenheid (BOE) voor een adequate ontsmetting met hogere capaciteit van hulpverleners en slachtoffers (gestationeerd in Roermond). Het GSE en BOE zijn binnen 30 minuten ter plaatse in hoog risicogebieden (Venlo en Roermond), 60 minuten in middel risicogebieden (Weert en Venray) en 120 minuten in laagrisico gebieden (rest van de regio). Hiermee voldoen deze eenheden aan de landelijke normtijd. Ook beschikt Brandweer Limburg-Noord over 10 verkenningseenheden (meetploegen) voor het meten van stoffen in een bepaald gebied op giftigheid, explosiegevaar en radioactiviteit. De eerste twee eenheden zijn regio dekkend binnen 30 minuten ter plaatse en de derde en vierde eenheden binnen 60 minuten. Hiermee wordt voldaan aan de landelijke norm. Coördinatoren Verkenningseenheden (CVE) geven sturing aan de meetploegen en zijn conform landelijke norm binnen 30 minuten ter plaatse. Tenslotte zijn Adviseur(s) Gevaarlijke Stoffen (AGS), conform de normtijd van 60 minuten, beschikbaar voor deskundig advies over gevaarlijke stoffen aan operationeel leidinggevenden.
Binnen Brandweer Limburg-Noord kan iedere basiseenheid een zogenaamde grijpredding uitvoeren. In de wet zijn hier geen opkomsttijden voor vastgesteld. Aanvullend op de grijpredding kan Brandweer Limburg-Noord ondersteuning leveren bij waterongevallen. Hiervoor zijn vier oppervlakte reddingsteams (ORT) gestationeerd in Venlo, Roermond, Weert en Bergen. Het ORT kan een redding van mens en dier uitvoeren, waarbij het slachtoffer zichtbaar aan de wateroppervlakte is en maximaal 200 meter uit de walkant ligt. Deze teams zijn regio dekkend binnen 30 minuten ter plaatse en voldoen daarmee aan de regionale norm. Verder is een duikteam gestationeerd in Weert. Dit team kan veilig optreden als een slachtoffer zich onder water bevindt. Het duikteam kan in nagenoeg de hele regio reddend optreden binnen 60 minuten en bergend optreden binnen 75 minuten. Hiermee wordt voldaan aan de regionale norm. Wettelijk is voor het ORT en duikteam geen normtijd vastgesteld.
Conform de handreiking worden redvoertuigen ook getoetst. Wettelijk is een normtijd van 18 minuten vastgesteld. Regionaal is voor de eerste eenheid geen gerelateerde opkomsttijd vastgesteld en wordt vastgehouden aan een viertal redvoertuigen, strategische gestationeerd in Venlo, Roermond, Weert en Venray. In de hoog risicogebieden voldoet Brandweer Limburg-Noord ruimschoots aan de wettelijk vastgestelde norm van 18 minuten. In de uithoeken van de regio wordt niet voldaan aan de wettelijke norm.
Hoofdstuk 5.0 VERVOLG EN DUIDING
In processtap 3 is de verwachtte repressieve dekking getoetst en beoordeeld. In dit hoofdstuk worden de vervolgstappen beschreven en vindt aanvullende duiding plaats.
Na processtap 3 zullen onderstaande processtappen uit de dekkingsacht doorlopen worden.
PROCESSTAP 4: DEKKINGSPLAN VASTELLEN
Het doel van procestap 4 is het bestuurlijk vaststellen van het dekkingsplan. Het dekkingsplan wordt als bijlage van het beleidsplan VRLN 2024-2027 ter vaststelling bij het algemeen bestuur neergelegd. Dit zal eind 2023 plaatsvinden. Daarmee krijgt de brandweer de opdracht om te starten met de uitvoering.
PROCESSTAP 5: UITVOERING BIJSTELLEN
Na vaststelling door het algemeen bestuur start in processtap 5 de implementatie van het dekkingsplan. Het dekkingsplan vormt hierbij het vertrekpunt voor de uitvoering.
PROCESSTAP 6: DEKKING UITVOEREN
In processtap 6 start de uitvoering. De uitvoering van de dekking gaat feitelijk over alarmeren, uitrukken, ter plaatste komen en hulp verlenen aan mens en dier. Deze processtap focust op de realisatie van de prestatieafspraken tussen de brandweer en haar bestuur inclusief de registratie van de realisatie. Hiermee kan de brandweer haar prestaties monitoren, verantwoorden en zichzelf cyclisch verbeteren.
PROCESSTAP 7: UITVOERING BEOORDELEN
In processtap 7 beoordeelt de brandweer haar dekkingsprestaties op basis van daadwerkelijk bestreden incidenten.
Artikel 5.2 AANVULLENDE DUIDING
Een belangrijke kanttekening bij het dekkingsplan 4.0 is dat de inrichting van de repressieve organisatie, d.d. 11-05-2023, niet is veranderd. Enkel de systematiek voor het opstellen van het dekkingsplan is gewijzigd op basis van nieuwe landelijke inzichten. Het dekkingsplan betreft dus een theoretische weergave van de statische situatie zoals deze op het moment van schrijven is.
Bij de uitvoering van de implementatie van het dekkingsplan (processtap 5) kunnen andere keuzes gemaakt worden in de uitgangspunten die in het dekkingsplan 4.0 gekozen zijn. De kwaliteit van brandweerzorg wordt immers niet alleen bepaald door snelheid maar ook door borging van continuïteit en veilig optreden. Vanuit deze laatste twee aspecten kunnen er andere keuzes gemaakt worden in uitvoering. Met het project ‘Dynamisch Alarmeren’ wordt mede uitvoering gegeven aan de implementatie van het dekkingsplan (processtap 5). Een wijziging van de manier waarop eenheden gealarmeerd worden kan invloed hebben op de dekking en veranderen ten opzichte van de theoretische weergave in het dekkingsplan 4.0.
Daarnaast is het van belangrijk om met elke gemeente in gesprek te gaan over de aandachtspuntenlijst. Deze wordt daarom opgenomen in meerjarenplannen van de afdelingen Risicobeheersing en Incidentbestrijding om toe te werken naar verbetervoorstellen. Hiermee wordt op lokaal niveau extra aandacht gegeven aan buurten en objecten waar de grens van de brandweerzorg is bereikt. Om de aandachtspuntenlijst cyclisch te verbeteren is het periodiek bespreken van BAG gegevens met gemeenten noodzakelijk. Zij zijn de eindverantwoordelijke voor de juistheid van deze gegevens waar wij als brandweer mee werken.
NL, K. V. (2017). Brancherichtlijn Optische en Geluidssignalen Brandweer. Arnhem: Bureau Brandweer Nederland.
Nederland, B. (2022). Herziene handreiking versie 3.0 - Landelijke uniforme systemtatiek voor dekkingsplannen . Arnhem.
RemBrand, S. (2015). Rembrand Brandveiligheid is coproductie. Brandweer Nederland.
Bijlage 1: REPRESSIEVE ORGANISATIE
Onderstaande lijst geeft een inventarisatie binnen Brandweer Limburg-Noord weer op het gebied van tankautospuiten, redvoertuigen, hulpverleningsvoertuigen en eenheden voor de bestrijding van incidenten met gevaarlijke stoffen.
Aantal posten met tankautospuiten (peildatum 22-09-2022).
Aantal posten met redvoertuigen (peildatum 22-09-2022).
Aantal posten met hulpverleningsvoertuigen en bijbehorende ondersteuningsvoertuigen (peildatum: per 9 januari 2023).
Aantal posten met eenheden voor IBGS (peildatum 22-09-2022).
LOCATIE POSTEN MET BIJBEHOREND VERZORGINGSGEBIED
Zie afbeelding 1 voor een visualisatie van de locaties van brandweerposten (peildatum: 2022-09-22).
Afbeelding 1: Locaties brandweerposten binnen Brandweer Limburg-Noord
AANTAL POSTLEDEN (INCLUSIEF AANTALLEN PER FUNCTIE)
Onderstaand per post de bijbehorende organisatievorm(en) (peildatum: 08-11-2022).
personen voor specialistische taken) en vrije opkomst
Uitruk op maat (TS4, TS5, TS7) is van toepassing op alle brandweerposten.
Bijlage 2: MATERIËLE WIJZIGINGEN 2019-2022
Zie onderstaande tabel voor een lijst met materiële (voertuigen en specialistisch optreden) wijzigingen tussen 2019 en 2022.
Bijlage 3: UITGANGSPUNTEN INCIDENTBESTRIJDING
Numerieke uitgangspunten incidentbestrijding brandweer Limburg-Noord op basis van BVR en landelijke Visie grootschalig optreden en eigen besluitvorming
BVR[1] | In centrum Weert, Roermond, Venlo en Venray 3 x TS in 15 min | |
Geen aan eerste eenheid gerelateerde normtijd vastgesteld in VRLN. | ||
Geen wettelijke norm. Gepositioneerd in Bergen, Panningen, Nederweert, Echt. | ||
1e 20 minuten en 2e 30 minuten | Gepositioneerd in Gennep, Bergen, Venray, Horst, Venlo, Panningen, Weert, Heythuysen, Roermond, Susteren. Venlo en Roermond zijn hoog risico (h), Weert middelrisico (m) en rest laag risico (l) | |
Venlo en Roermond zijn hoog risico (h), Weert middelrisico (m) en rest laag risico (l) | ||
Bergen, Venlo, Roermond, Weert Kelpen-Oler, Nederweert, Weert, Roermond, Wessem, Venlo, Bergen, Gennep, Lottum, Meerlo, Mook. | ||
[1] Opkomsttijden zijn genoemd in het Besluit Veiligheidsregio. Dekkingspercentages zijn verder uitgewerkt in Dekkingsplan en Besluitvorming RBOP.
Bijlage 4: INFRASTRUCTURELE WIJZIGINGEN
Bijlage 8: AANDACHTSPUNTENLIJST
|
|
|
| ||
|
|
| |||
|
|
| |||
|
|
| |||
|
|
|
| ||
|
|
| |||
|
|
|
| ||
| |||||
|
|
| |||
|
|
| |||
|
|
| |||
* Bij de cijfers zijn objecten gelegen aan hetzelfde straatdeel geclusterd tot een aandachtsobject.