Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Ronde Venen

Beleidsregels re-integratie Participatiewet De Ronde Venen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Ronde Venen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels re-integratie Participatiewet De Ronde Venen 2023
CiteertitelBeleidsregels re-integratie Participatiewet De Ronde Venen 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 8a van de Participatiewet
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. Re-integratieverordening Participatiewet De Ronde Venen 2023
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-05-2024nieuwe regeling

16-04-2024

gmb-2024-217233

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels re-integratie Participatiewet De Ronde Venen 2023

Burgemeester en Wethouders van gemeente De Ronde Venen;

 

Overwegende dat het gewenst is regels te stellen voor de uitvoering van de Re-integratieverordening Participatiewet

 

gelet op artikel 8a van de Participatiewet

gelet op het raadsbesluit van 14 december 2023 betreffende de vaststelling van de Re-integratieverordening Participatiewet De Ronde Venen 2023;

gelet op de bepalingen in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de bepaling in artikel 7 lid 11 van de Re-integratieverordening Participatiewet De Ronde Venen 2023,

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende beleidsregels:

 

Beleidsregels re-integratie Participatiewet De Ronde Venen 2023

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Verbreding doelgroep (uitwerking van Artikel 3 lid 4 verordening)

Om maatwerk te bieden op het gebied van re-integratie kan het college inwoners behorende tot de groep statushouders, (Oekraïense) ontheemden, en werkloze inwoners gelijkstellen aan de doelgroep als bedoeld in de Participatiewet om toegang tot een re-integratievoorziening te verlenen.

Artikel 2. Re-integratietraject/Plan van aanpak (uitwerking van Artikel 3 lid 7 verordening)

Het college stelt samen met belanghebbende een re-integratietraject op. Het college legt afspraken in het kader van het re-integratietraject schriftelijk vast in een plan van aanpak dat met belanghebbende wordt gedeeld. In het plan van aanpak worden de stappen aangegeven die door belanghebbende dienen te worden ondernomen om diens uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid mogelijk te maken en waarin wederzijdse rechten en plichten staan aangegeven.

Om integrale ondersteuning te kunnen bieden maakt het college gebruik van de gegevens over belanghebbende uit het gemeentelijk sociaal domein die haar hiertoe ter beschikking staan. De grondslag voor gebruik van de gegevens uit het sociaal domein is neergelegd in artikel 7 lid 15 van de verordening juncto artikel 8a, tweede lid, onderdeel g, onder 1o, van de wet.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen

Artikel 3. Participatieplaats (uitwerking van Artikel 13 verordening)

  • 1.

    Bij een participatieplaats staat het activeren van de inwoner voorop en niet direct gerichte arbeidstoeleiding. De participatieplaats wordt ingezet voor uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en indien er op termijn mogelijkheden zijn richting regulier werk.

  • 2.

    De participatieplaats kenmerkt zich door:

    • a.

      het werken met behoud van uitkering;

    • b.

      het ontbreken van een arbeidsovereenkomst

    • c.

      dat er geen (tijdelijke) loonkostensubsidie wordt ingezet;

    • d.

      een primaire focus op het opdoen van arbeidsmarktrelevante kennis, competenties en werkervaring en niet op de waarde van de activiteiten voor de werkgever.

  • 3.

    Indien het college dit nodig acht kan een voorziening uit hoofdstuk 5 paragraaf 2 en 3 van de verordening worden toegekend.

Artikel 4. Werkervaringsplaats (uitwerking van Artikel 14 verordening)

  • 1.

    In geval de opbouw van het arbeidsritme meer tijd vergt, kan een werkervaringsplek voor 6 maanden worden aangeboden.

  • 2.

    Indien de opbouw van het arbeidsritme na 6 maanden nog niet is gerealiseerd, kan de werkervaringsplaats maximaal twee keer met 3 maanden worden verlengd.

  • 3.

    De werkervaringsplaats kan na 12 maanden niet verlengd worden.

Artikel 5. Proefplaats (uitwerking van artikel 15 verordening)

Voor het door het college toestemmen met of aanbieden van een proefplaats, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, respectievelijk derde lid, van de verordening, moet de proefplaats aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • a.

    de proefplaats is voor de werkgever en de betrokkene redelijkerwijs nodig om te bepalen of de betrokkene goed kan functioneren op de werkplek;

  • b.

    de werktijden en werkzaamheden op de proefplaatsing zijn in overeenstemming met de krachten en bekwaamheden van de persoon in de doelgroep;

  • c.

    de werkgever heeft naar het oordeel van het college de serieuze intentie de betrokkene bij goed functioneren na afloop van de proefplaats een arbeidscontract zonder proeftijd- of uitzendbeding aan te bieden van minimaal zes maanden met een minimale omvang van hetzelfde aantal uren als gedurende de proefplaats van toepassing was,

  • d.

    de werkgever biedt de betrokkene passende begeleiding en de werkgever heeft ten behoeve van de betrokkene een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten.

Artikel 6. Tarieven tijdelijke loonkostensubsidie (uitwerking van artikel 16 verordening)

  • 1.

    De tijdelijke loonkostensubsidie bedraagt maximaal € 5.000,- per jaar voor een voltijd dienstverband. De loonkostensubsidie wordt voor 6 maanden verstrekt voor maximaal € 3.000,- subsidie. Indien er vervolgens wederom een arbeidsovereenkomst van zes maanden wordt gesloten voor een aansluitende periode, kan subsidie voor het tweede half jaar worden toegekend van maximaal € 2.000,-

  • 2.

    Bij personen van 22 jaar en jonger wordt het percentage loonkostensubsidie uitbetaald conform onderstaande tabel.

  •  

    Leeftijd

    Fulltime arbeidsovereenkomst maand 1 t/m 6

    Fulltime arbeidsovereenkomst maand 7 t/m 12

    21<

    € 3.000,-

    € 2.000,-

    20

    € 2.400,-

    € 1.600,-

    19

    € 1.800,-

    € 1.200,-

    18

    € 1.500,-

    € 1.000,-

  • 3.

    Indien de werknemer niet gedurende de hele subsidieperiode en/of niet voltijds aan het werk is geweest, stelt het college de subsidie naar rato vast. Bij een verhoging van de contracturen tijdens de subsidieperiode kan het college de subsidie naar rato aanpassen.

Artikel 7. Vaststelling en betaling tijdelijke loonkostensubsidie (uitwerking van artikel 16)

  • 1.

    Nadat de werkgever de benodigde bewijsstukken heeft verstrekt, stelt het college het recht op loonkostensubsidie binnen een maand vast.

  • 2.

    Het college betaalt de subsidie binnen een maand na de vaststelling van de subsidie, onder aftrek van een eventueel betaald voorschot (zie lid 3).

  • 3.

    Het college kan een maand na aanvang van het dienstverband een voorschot betalen op de subsidie mits voldoende aannemelijk is dat de werkgever aan de subsidievoorwaarden voldoet en zal blijven voldoen.

Artikel 8. Aanvraag en overdracht van rechten tijdelijke loonkostensubsidie

  • 1.

    Een aanvraag om loonkostensubsidie dient te zijn ingediend voor het verstrijken van de rechtsgeldige arbeidsovereenkomst.

  • 2.

    Wanneer een gesubsidieerd werkende gedurende de looptijd van de tijdelijke loonkostensubsidie in dienst treedt bij een nieuwe werkgever, kan de nieuwe werkgever voor de resterende looptijd aanspraak maken op voortzetting van de subsidie.

Artikel 9. Uitstroompremie ter preventie van armoedeval

  • 1.

    De uitstroompremie wordt half jaarlijks geïndexeerd conform art. 31 lid 2 sub j Participatiewet.

  • 2.

    De uitstroompremie wordt uitgekeerd vanaf intredingwerking van de beleidsregels (1 mei 2024).

Hoofdstuk 3. Specifieke bepalingen doelgroep breed offensief

Artikel 10. jobcoaching

  • 1.

    Het college kan aan een persoon als bedoeld in artikel 22 lid 1 van de re-integratieverordening een jobcoach aanbieden, indien zij de inzet van een jobcoach noodzakelijk of wenselijk acht.

  • 2.

    Het basisregime van jobcoaching omvat 12 uur job coaching per 6 maanden.

  • 3.

    Bij een nieuw dienstverband kan het aantal uren jobcoaching uit het basisregime van 12 uur eenmalig worden verhoogd met 12 uur, tot een maximum van 24 uur voor de eerste 6 maanden.

  • 4.

    Wanneer naar het oordeel van het college een werknemer een minder omvangrijke jobcoachbehoefte heeft, verleent het college in afwijking van het basisregime van 12 uur, een subsidie van 8 uur voor een periode van zes maanden.

  • 5.

    Wanneer naar het oordeel van het college de behoefte aan jobcoaching minimaal is, of 36 maanden zijn verstreken, kan zij in afwijking van het basisregime jobcoaching op waakvlam niveau jobcoaching aanbieden van 2 uur voor een periode van zes maanden.

  • 6.

    Wanneer een verzoek tot jobcoaching wordt aangevraagd voor een persoon op de re-integratievoorziening proefplaats (artikel 15 van de verordening), dan verleent het college jobcoaching voor een periode van maximaal 3 maanden met een omvang van 6 uur.

  • 7.

    Indien het dienstverband (voortijdig) wordt beëindigd, is het college gerechtigd het aantal uren coaching op een lager aantal vast te stellen.

  • 8.

    Het college borgt de kwaliteit van jobcoaching door het stellen van opleidingseisen.

  • HBO-geschoolde jobcoaches dienen Noloc of NVS gecertificeerd te zijn.

  • MBO-geschoolde jobcoaches dienen in het bezit te zijn van een diploma en erkenning door het UWV of Blik op werk.

Artikel 11. tariefstelling jobcoaching (uitwerking artikel 29)

  • 1.

    De subsidie wordt berekend door de het aantal uur jobcoaching zoals vastgelegd in het plan van aanpak te vermenigvuldigen met het jobcoachtarief dat wordt gehanteerd door het UWV.

  • 2.

    Bij collectieve jobcoachingsovereenkomsten tussen werkgevers en WSP-Groot Amsterdam kan van de tarieven worden afgeweken.

  • 3.

    Het college draagt er zorg voor dat de subsidies naar aanleiding van de jaarlijkse aanpassing van het UWV-tarief worden bijgesteld.

  • 4.

    Na aanpassing van de bedragen worden al verleende subsidies voor de resterende subsidieperiode naar rato verhoogd.

  • 5.

    Het college draagt zorg voor de kenbaarheid van de actuele tarieven via publicatie op de website https://wspgrootamsterdam.nl/subsidies.

Artikel 12. Verantwoordingseisen werkgever voor jobcoaching (uitwerking artikel 29)

  • 1.

    De werkgever aan wie een subsidie is verleend voor het organiseren van jobcoaching, als bedoeld in artikel 29 van de verordening is verplicht:

    • a.

      de naam en contactgegevens mee te delen van de erkend deskundige die de jobcoaching uitvoert en van diens vervanger;

    • b.

      op aanvraag stukken te overleggen waaruit de deskundigheid van de jobcoach en diens vervanger blijkt;

    • c.

      uiterlijk in de derde maand na aanvang van de jobcoaching een coachingsplan te overleggen dat is opgesteld in samenspraak met de werknemer en werkgever;

    • d.

      uiterlijk in de zesde maand na aanvang van de jobcoaching een verslag te overleggen van de uitvoering van het coachingsplan en, indien van toepassing, het bijgestelde coachingsplan;

    • e.

      het college zo tijdig mogelijk te informeren over wijzigingen in het dienstverband of de werkplek van de werknemer.

  • 2.

    Het college betaalt op basis van het plan van aanpak en de beoordeling van de stukken zoals vermeld in lid 1 sub a en b de subsidie voor het organiseren van jobcoaching uit.

  • 3.

    De betaling van subsidie voor jobcoaching geschiedt zoveel mogelijk in maandelijkse termijnen.

  • 4.

    De betaling is te beschouwen als vaststelling van de subsidie tot en met de periode waar de betaling betrekking op heeft.

  • 5.

    De subsidie voor jobcoaching is geen subsidie in de zin van de algemene subsidieverordening.

  • 6.

    Het college monitort halfjaarlijks de doelmatigheid van de inzet van de jobcoach.

Artikel 13. Realiseren van interne werkbegeleiding (uitwerking artikel 31)

  • 1.

    Het college kan middels een subsidie werkgevers financieel tegemoetkomen wanneer het organiseren van interne werkbegeleiding een groot beslag legt op een of meerdere medewerkers.

  • 2.

    De subsidie uit lid 1 is bedoeld als gedeeltelijke dekking voor de tijd en kosten die gemoeid zijn met interne werkbegeleiding voor een werknemer uit de doelgroep van artikel 31 lid 1.

  • 3.

    De subsidie kan worden aangevraagd indien meer dan 15% naar rato van dienstverband is gemoeid met interne werkbegeleiding, met een maximum van € 200,- per maand.

  • 4.

    De subsidie wordt toegekend voor de duur van het arbeidscontract, met een maximum van 36 maanden.

  • 5.

    Bij arbeidscontracten korter dan 36 maanden kan de voorziening tussendoor verlengd worden.

  • 6.

    Wanneer de 36 maanden zijn verstreken of de werknemer in vaste dienst is getreden, kan interne werkbegeleiding op waakvlam niveau worden aangeboden.

  • 7.

    Alvorens subsidie voor interne werkbegeleiding te kunnen aanvragen dient de betreffende werkgever aantoonbaar gebruik te hebben gemaakt van de gratis regionaal beschikbare trainingsmogelijkheden voor het bieden van werkbegeleiding, zoals de Harrie-helpt training.

  • 8.

    De werkgever aan wie een subsidie wordt verleend zoals genoemd in lid is verplicht:

    • a.

      de naam en contactgegevens mee te delen van de intern werkbegeleider;

    • b.

      op aanvraag stukken te overleggen waaruit de deskundigheid van de intern werkbegeleider blijkt (voldaan aan regionaal beschikbare trainingsmogelijkheden)

    • c.

      een plan te overleggen hoe de interne werkbegeleiding vorm wordt gegeven.

    • d.

      het college zo tijdig mogelijk te informeren over wijzigingen in het dienstverband of de werkplek van de werknemer.

  • 9.

    Het college betaalt op basis van het plan van aanpak en de beoordeling van de stukken zoals vermeld in lid 8 de subsidie voor het organiseren van interne werkbegeleiding uit.

  • 10.

    De betaling van subsidie voor interne werkbegeleiding geschiedt zoveel mogelijk in maandelijkse termijnen.

  • 11.

    De betaling is te beschouwen als vaststelling van de subsidie tot en met de periode waar de betaling betrekking op heeft.

  • 12.

    De subsidie voor interne werkbegeleiding is geen subsidie in de zin van de algemene subsidieverordening.

  • 13.

    Het college monitort halfjaarlijks de doelmatigheid van de inzet van de interne werkbegeleiding.

  • 14.

    Vóór afloop van het arbeidscontract overlegt het college met de werkgever het resultaat van de ingezette interne werkbegeleiding.

Artikel 14. Handhaving

  • 1.

    Bij onvoldoende naleving van subsidievoorwaarden door de werkgever waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan onderzoek naar de vervulling van de subsidievoorwaarden, kan het college de subsidie lager vaststellen of intrekken en latere subsidieaanvragen door de betrokken werkgever weigeren.

  • 2.

    Subsidies of voorschotten waarop de werkgever ten tijde van de verlening of naderhand geen recht had, kan het college terugvorderen, dan wel verrekenen met nog te betalen subsidies.

  • 3.

    Bij vermoeden van misbruik van re-integratievoorzieningen kan het college een beroep doen op de sociale recherche.

Hoofdstuk 4 Slotbepaling

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 mei 2024.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels re-integratie Participatiewet De Ronde Venen 2023.

Mijdrecht, 16 april 2024

Burgemeester en wethouders van De Ronde Venen,

de secretaris,

Marco Vonk

de burgemeester,

Maarten Divendal