Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Smallingerland

Verordening Wmo 2024 gemeente Smallingerland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSmallingerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wmo 2024 gemeente Smallingerland
CiteertitelVerordening Wmo 2024 gemeente Smallingerland
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Wmo 2022 gemeente Smallingerland.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet
  3. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-05-202401-03-2024nieuwe regeling

07-05-2024

gmb-2024-214240

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wmo 2024 gemeente Smallingerland

De gemeenteraad van de gemeente Smallingerland;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 maart 2024;

 

gelet op artikel 108, tweede lid en artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet;

 

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

B E S L U I T

 

vast te stellen de:

 

Verordening Wmo 2024 gemeente Smallingerland

 

Hoofdstuk 1 Begrippen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

 

In de Wmo zijn de volgende begrippen omschreven (artikel 1.1.1):

  • aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren;

  • algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

  • begeleiding: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven.

  • beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

  • cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid;

  • cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

  • gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

  • maatschappelijke ondersteuning: ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving;

  • maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

    • 1°.

      ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

    • 2°.

      ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

    • 3°.

      ten behoeve van beschermd wonen en opvang;

  • mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

  • persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

  • sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

  • zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    aanvraag: het verzoek van de cliënt aan de gemeente om een beslissing te nemen op de vraag om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

  • 2.

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen;

  • 3.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wmo;

  • 4.

    beschikking: een besluit dat door of namens het college op een aanvraag voor ondersteuning genomen wordt en schriftelijk vastgelegd wordt;

  • 5.

    bijdrage: bijdrage als bedoeld in de Wmo artikel 2.1.4a;

  • 6.

    budgethouder: de persoon die een Pgb ontvangt op grond van de Wmo.

  • 7.

    Carins: Uitvoeringsorganisatie voor de Wmo en Jeugdwet voor de gemeente Smallingerland.

  • 8.

    centrumgemeente: een gemeente die in een intergemeentelijk samenwerkingsverband volgens de Wet gemeenschappelijke regelingen, een bepaalde functie uitvoert voor omliggende gemeenten.

  • 9.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland;

  • 10.

    eigen kracht: de eigen mogelijkheden en het probleemoplossende vermogen (capaciteit), tijd van de cliënt en/of de leefeenheid van de cliënt (gebruikelijke hulp) om zelf of met personen uit het sociaal netwerk van de cliënt (mantelzorg) de beperking in zelfredzaamheid en participatie of problemen bij het zich handhaven in de samenleving op te lossen;

  • 11.

    financiële maatwerkvoorziening: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat;

  • 12.

    hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.1 lid 1 van de wet;

  • 13.

    mantelzorgcompliment: blijk van waardering aan mantelzorgers van cliënten door de gemeente Smallingerland in de vorm van een geldbedrag.

  • 14.

    melding: bericht aan het college als bedoeld in artikel 2.3.1 lid 1 van de wet, waarin aangegeven wordt dat de cliënt behoefte aan maatschappelijke ondersteuning heeft;

  • 15.

    ondersteuningsplan: de weergave van de uitkomsten van het onderzoek (art. 2.3.2 lid 8 Wmo);

  • 16.

    onderzoek: de verheldering van de behoefte van de cliënt aan ondersteuning en in kaart brengen wat de mogelijke oplossingen zijn, als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 van de wet;

  • 17.

    participatie: deelname aan het maatschappelijk verkeer, waarbij de cliënt mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen (en zich hiertoe kan verplaatsen);

  • 18.

    Pgb plan: is een door het college vastgesteld format ter beoordeling van het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een Persoonsgebonden budget;

  • 19.

    persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 Wmo 2015 onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

  • 20.

    respijtzorg: is het tijdelijk overnemen van de totale zorg om de mantelzorger te ontlasten;

  • 21.

    vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die de cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake (conform de Wmo artikel 1.1.1);

  • 22.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Hoofdstuk 2 Melding, onderzoek, aanvraag en beschikking

Artikel 2 Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    De behoefte aan maatschappelijke ondersteuning kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld. Als de cliënt daarom verzoekt, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2.

    De melding van behoefte aan maatschappelijke ondersteuning is vormvrij en kan schriftelijk, digitaal, mondeling of telefonisch bij het college worden gedaan.

  • 3.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 4.

    Het college wijst de cliënt op de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 5.

    Het college wijst de cliënt op de mogelijkheid om een persoonlijk plan op te stellen en stelt hem gedurende 7 dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

  • 6.

    In spoedeisende gevallen, als bedoeld in Wmo artikel 2.3.3, treft het college indien noodzakelijk na de melding onverwijld een tijdelijke individuele maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 3 Onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte

  • 1.

    Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt of zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger(s), voor zover wenselijk een onafhankelijk cliëntondersteuner en voor zover nodig andere personen.

  • 2.

    De volgende factoren maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan Beschermd Wonen of Opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of ondersteuning van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan Beschermd Wonen of Opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan Beschermd Wonen of Opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan Beschermd Wonen of Opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van artikel 2.1.4a van de wet verschuldigd zal zijn.

  • 3.

    Tijdens het gesprek wordt de cliënt in begrijpelijke bewoordingen uitgelegd welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een Pgb en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 4.

    Het college informeert de cliënt over de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 4 in te dienen.

  • 5.

    Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college de cliënt, zijn mantelzorger of bij gebruikelijke hulp zijn huisgenoten oproepen voor een gesprek of een onderzoek door een daartoe aangewezen deskundige.

  • 6.

    Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen.

  • 7.

    Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de cliënt vast aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.

  • 8.

    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 4 Ondersteuningsplan en aanvraag

  • 1.

    De cliënt ontvangt binnen 6 weken na de melding, een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder het gesprek. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het ondersteuningsplan toegevoegd.

  • 2.

    Een cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk of digitaal indienen bij het college. Een aanvraag kan niet worden gedaan dan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de in lid 1 genoemde termijn.

  • 3.

    Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door de cliënt ondertekend ondersteuningsplan als bedoeld in lid 1 of door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 4.

    Het college geeft het besluit op aanvraag binnen 2 weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 5 Vormen, voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1.

    De volgende maatwerkvoorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar. In nadere regels zijn de voorwaarden voor deze maatwerkvoorzieningen en de verschillende vormen nader uitgewerkt:

    • a.

      Hulp bij het huishouden

    • b.

      Begeleiding

    • c.

      Persoonlijke Verzorging

    • d.

      Opvang

    • e.

      Beschermd wonen

    • f.

      Vervoer

    • g.

      Dagbesteding

    • h.

      Respijtzorg

    • i.

      Woonvoorzieningen

    • j.

      Hulpmiddelen

    • k.

      Collectief vraagafhankelijk vervoer

    • l.

      Financiële maatwerkvoorzieningen

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in zijn zelfredzaamheid of participatie, als de cliënt de beperkingen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:

    • a.

      eigen kracht en/of;

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of;

    • c.

      mantelzorg en/of;

    • d.

      ondersteuning van andere personen uit het sociale netwerk en/of;

    • e.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;

    • f.

      algemene voorzieningen en/of;

    • g.

      andere voorzieningen.

  • 3.

    Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en een cliënt die vanwege huiselijk geweld of om een andere reden de thuissituatie heeft verlaten, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, als de cliënt de problemen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:

    • a.

      eigen kracht en/of;

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of;

    • c.

      mantelzorg en/of;

    • d.

      ondersteuning van andere personen uit het sociale netwerk en/of;

    • e.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;

    • f.

      algemene voorzieningen en/of;

    • g.

      andere voorzieningen

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate tijdig beschikbare voorziening.

  • 5.

    De maatwerkvoorziening wordt slechts verstrekt indien deze gezien de beperkingen van de cliënt, veilig voor hemzelf en zijn omgeving is, geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en niet anti-revaliderend werkt.

  • 6.

    Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid of participatie wordt verstrekt:

    • a.

      als voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      als de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

    • c.

      als de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    • d.

      als de gevraagde voorziening al eerder aan de cliënt is verstrekt op grond van enige wettelijke bepaling en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet verstreken is. Tenzij de voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen of de cliënt de restwaarde van de voorziening die verloren is gegaan geheel of gedeeltelijk vergoedt;

    • e.

      als deze niet hoofzakelijk op het individu is gericht;

    • f.

      als de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de cliënt rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan.

    • g.

      als de cliënt een indicatie heeft voor zorg met verblijf op grond van de Wet langdurige zorg of er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daarvoor in aanmerking komt, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit hierover, tenzij artikel 8.6a van de wet van toepassing is;

    • h.

      deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij het gaat om hulp bij het huishouden of begeleiding;

    • i.

      de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Smallingerland;

  • 7.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt alleen rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving met een maximum van 1.500 kilometer op jaarbasis.

  • 8.

    Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • b.

      als de cliënt zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • c.

      ten behoeve van woonruimten die niet geschikt zijn voor permanente bewoning. Er kan dan wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;

    • d.

      als het om voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten gaat, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte. Er kan dan wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;

    • e.

      als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor de verhuizing is;

    • f.

      als de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is gegeven door het college;

    • g.

      als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden;

  • 9.

    De voorzieningen Opvang en Beschermd Wonen worden verstrekt conform het daartoe vastgesteld beleid van de centrumgemeente Leeuwarden, de geldende verordening maatschappelijke ondersteuning en de daarop gebaseerde nadere regels en/of beleidsregels maatschappelijke ondersteuning van deze centrumgemeente.

  • 10.

    Het college kan nadere regels stellen over de maatwerkvoorzieningen die op grond van lid 1 en lid 2 beschikbaar zijn.

Artikel 6 Inhoud beschikking

  • 1.

    Het college legt het besluit om wel of geen maatwerkvoorziening te verstrekken vast in een beschikking.

  • 2.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als Pgb wordt verstrekt. Tevens wordt aangegeven hoe bezwaar tegen het besluit kan worden gemaakt.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en wat het beoogde resultaat daarvan zijn;

    • b.

      wat de ingangsdatum en wat de duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt;

    • d.

      indien van toepassing de termijn van 3 maanden waarbinnen de cliënt contact moet hebben gehad met de zorgaanbieder over de start van de zorg, en

    • e.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het Pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het Pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het Pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      welke voorwaarden aan het Pgb verbonden zijn;

    • e.

      de termijn van 3 maanden waarbinnen de cliënt gestart moet zijn met de besteding van het Pgb;

    • f.

      wat de ingangsdatum en wat de duur is van de verstrekking waarvoor het Pgb is bedoeld, en

    • g.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het Pgb.

  • 5.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten voor de voorziening wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget (Pgb)

Artikel 7 Regels voor een Pgb

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verstrekken in de vorm van een Pgb in overeenstemming met de Wmo artikel 2.3.6. Een Pgb kan worden verstrekt indien:

    • a.

      de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met ondersteuning uit zijn sociaal netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als Pgb wenst geleverd te krijgen;

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

  • 2.

    De cliënt dient daarvoor een Pgb plan in. In het Pgb plan is in elk geval opgenomen:

    • a.

      hoe de cliënt zelf of met ondersteuning van iemand uit het sociale netwerk of zijn vertegenwoordiger de aan een Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze gaat uitvoeren;

    • b.

      wat de motivatie is om de maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb te ontvangen;

    • c.

      welke voorziening de cliënt met het Pgb zou willen inkopen en bij welke uitvoerder;

    • d.

      op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd en duidelijk is dat de voorziening geschikt is voor het doel waarvoor het Pgb wordt verstrekt;

    • e.

      de kosten van de voorziening, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 3.

    Het Pgb mag niet worden besteed aan:

    • a.

      kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • b.

      kosten voor het voeren van een Pgb-administratie;

    • c.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een Pgb;

    • d.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

    • e.

      reiskosten

  • 4.

    Het college verstrekt geen Pgb voor spoedeisende ondersteuning.

  • 5.

    Het Pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.

  • 6.

    In aanvulling op lid 2 onder d kan er alleen een Pgb worden toegekend voor indien de aanbieder voldoet aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Smallingerland. Voldoet de beoogd aanbieder niet aan de kwaliteitseisen dan wordt het Pgb niet verstrekt. De cliënt kan dan kiezen voor een andere Pgb aanbieder of voor zorg in natura.

Artikel 8 Onderscheid formele en informele ondersteuning

  • 1.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het Pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele ondersteuning.

  • 2.

    Van formele ondersteuning is sprake als de ondersteuning verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van personen uit het sociaal netwerk van de cliënt:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het Pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het Pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.

  • 3.

    Informele ondersteuning is:

    • a.

      Ondersteuning die geboden wordt door personen die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2;

    • b.

      Ondersteuning die wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2, maar tot het sociaal netwerk van cliënt horen.

Artikel 9 Hoogte Pgb

  • 1.

    De hoogte van een Pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld en door het college goedgekeurd Pgb plan, waarin in ieder geval uiteen is gezet:

      • i.

        welke diensten, hulpmiddelen en woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele maatwerkvoorziening behoren de cliënt van het budget wil betrekken, en

      • ii.

        indien van toepassing, welke hiervan de cliënt wil inkopen middels informele ondersteuning.

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief:

      • i.

        waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het Pgb de cliënt in staat stelt om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele maatwerkvoorzieningen behoren, van derden te betrekken;

      • ii.

        waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de cliënt diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele maatwerkvoorziening behoren te betrekken, en

      • iii.

        waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in tweede lid van dit artikel gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de cliënt de mogelijkheid heeft om de betreffende diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in te kopen middels informele ondersteuning, en

      • iv.

        wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende beschikbare maatwerkvoorziening in natura en tenminste het minimumloon en vakantiebijslag.

  • 2.

    De hoogte van het Pgb voor een hulpmiddel wordt maximaal vastgesteld op:

    • a.

      Het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering of;

    • b.

      Het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte indien de gemeente voor de betreffende zaak geen overeenkomst heeft gesloten.

  • 3.

    De hoogte van het Pgb voor formele ondersteuning is gelijk aan 90% van het tarief voor gecontracteerde ondersteuning in natura, tenzij op basis van het Pgb plan van de cliënt passende en toereikende ondersteuning voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 4.

    De hoogte van het Pgb voor informele ondersteuning is bij het bestaan van een dienstbetrekking bij hulp bij het huishouden en individuele begeleiding gebaseerd op de uurtarieven uit de CAO VVT, inclusief vakantiedagen en vakantietoeslag.

  • 5.

    De hoogte van het Pgb voor informele ondersteuning bij kortdurend verblijf/ logeeropvang door het sociaal netwerk is gebaseerd op het daadwerkelijk aantal uren geleverde ondersteuning. Waarbij het minimumloon inclusief vakantiebijslag wordt betaald voor de daadwerkelijk geleverde ondersteuning.

  • 6.

    De hoogte van het Pgb voor formeel vervoer bedraagt de netto kilometerprijs die de gemeente betaalt voor het collectief vervoer vermenigvuldigd met het aantal benodigde kilometers, waarbij het uitgangspunt geldt dat maximaal 1500 kilometer op jaarbasis binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen worden gereisd.

  • 7.

    Het college legt de tarieven voor Pgb's vast in het Financieel Besluit Wmo gemeente Smallingerland.

  • 8.

    Normbedragen voor de verstrekking van maatwerkvoorzieningen in de vorm van een financiële maatwerkvoorziening, zoals voor verhuiskostenvergoeding en kleine woningaanpassingen, worden door het college vastgelegd in het Financieel besluit Wmo gemeente Smallingerland.

Artikel 10 Financiële Maatwerkvoorziening

Een cliënt komt in aanmerking voor een financiële maatwerkvoorziening als dit een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en participatie en het om één van de volgende voorzieningen gaat:

  • 1.

    De kosten voor verhuizen en herinrichting. De hoogte is gebaseerd op marktonderzoek naar de kosten voor verhuizing en de Nibud-normen voor stoffering. Het college legt de hoogte vast in het Financieel besluit Wmo gemeente Smallingerland;

  • 2.

    De kosten voor kleine woningaanpassingen. Bij de bepaling van de hoogte van vergoedingen voor woningaanpassingen wordt gebruik gemaakt van het programma Ergocalc van Casadata. De hoogte van de vergoedingen is gebaseerd op de normen voor sociale woningbouw.

  • 3.

    Andere voorzieningen, zoals vastgelegd in de beleidsregels Wmo gemeente Smallingerland.

Hoofdstuk 4 Bijdrage in de kosten

Artikel 11 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen (in natura en Pgb)

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening vanuit de Wmo (in natura of Pgb), zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het Pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De hoogte van de maandelijkse bijdrage in de kosten voor het gebruik van één of meerdere maatwerkvoorzieningen (in natura of Pgb) tezamen – met uitzondering van Collectief vraagafhankelijk vervoer- bedraagt het wettelijk vastgestelde abonnementstarief voor de ongehuwde of gehuwden tezamen, tenzij op basis van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening gaat de kostprijs van de voorziening niet te boven.

  • 4.

    In afwijking van lid 1 is een cliënt geen bijdrage in de kosten verschuldigd voor:

    • a.

      een rolstoel, niet zijnde uitsluitend een sportrolstoel.

    • b.

      voorzieningen, niet zijnde een woningaanpassing, voor personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.

  • 5.

    In afwijking van lid 4 is er wel een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een rolstoelaccessoire, die niet onlosmakelijk verbonden is aan de rolstoel, waarmee een rolstoel feitelijk een vervoersvoorziening wordt.

  • 6.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over de minderjarige cliënt.

  • 7.

    De reisbijdrage in de kosten voor Collectief vraagafhankelijk vervoer (Wmo-taxivervoer) is in nadere regels vastgelegd.

  • 8.

    In aanvulling op lid 7 is er geen reisbijdrage per rit verschuldigd voor maximaal 2 meereizende kinderen tot en met de leeftijd van 12 jaar.

  • 9.

    In aanvulling op lid 7 is er geen reisbijdrage verschuldigd voor een begeleider op (medische) indicatie.

  • 10.

    In aanvulling op lid 7 geldt de reisbijdrage voor Collectief vraagafhankelijk vervoer binnen het vervoersgebied van 25 km vanaf het woonadres. Buiten het vervoersgebied geldt het marktconform tarief.

  • 11.

    De kostprijs van een:

    • a.

      De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.

    • b.

      De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb is gelijk aan de hoogte van het Pgb.

    • c.

      In afwijking van lid 1, stopt de bijdrage voor een hulpmiddel of woningaanpassing op het moment dat de kostprijs is bereikt.

  • 12.

    De bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen Beschermd Wonen en Opvang worden vastgesteld conform het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015

  • 13.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening (Zorg in Natura of Pgb) wordt vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

  • 14.

    In afwijking van lid 14 wordt de reisbijdrage voor het Collectief vraagafhankelijk vervoer en geïnd door de vervoerders.

  • 15.

    In afwijking van lid 14 wordt de bijdrage voor Opvang geïnd door de zorgaanbieders.

Hoofdstuk 5 Waarborgen verhouding prijs en kwaliteit

Artikel 12 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college neemt in de contracten en subsidieafspraken met aanbieders op aan welke kwaliteitseisen de maatschappelijke ondersteuning moet voldoen. Hierbij sluit het college zoveel mogelijk aan bij artikel 3.1 van de wet en de kwaliteits- en deskundigheidseisen die in de desbetreffende branche gelden.

  • 2.

    Als en voor zover geen kwaliteits- en deskundigheidseisen gedefinieerd en vastgesteld zijn stelt het college in aanvulling of afwijking daarvan nadere eisen vast met betrekking tot de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Hierbij neemt het college minimaal de volgende eisen mee:

    • a.

      voorzieningen af te stemmen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      voorzieningen af te stemmen op andere vormen van zorg;

    • c.

      inzet van de juiste deskundigheid;

    • d.

      ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de van toepassing zijnde erkende keurmerken voor de betreffende sector;

    • e.

      er bij het leveren van voorzieningen op toe te zien dat beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 3.

    Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 13 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst en voorziening door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede prijs en kwaliteit voor de levering van een voorziening en een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de voorziening stelt het college (conform artikel 2.6.6, eerste lid van de Wmo) vast:

    • a.

      Een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde of

    • b.

      Een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        Een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        De vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      Overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van de voorziening, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo, en

    • b.

      Rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      De kosten van de beroepskracht.

    • b.

      Redelijke overheadkosten.

    • c.

      Kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg.

    • d.

      Reis- en opleidingskosten.

    • e.

      Indexatie van de reële prijs voor het leveren van een voorziening.

    • f.

      Overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor de zorgaanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

Hoofdstuk 6 Calamiteiten en geweld

Artikel 14 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een zorgaanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Zorgaanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in de Wmo artikel 6.1, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Artikel 15 Opschorting betaling uit Pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het Pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als er een gegrond vermoeden is dat de cliënt het Pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten.

  • 2.

    Het college stelt de persoon aan wie het Pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in lid 1.

Artikel 16 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen (in natura of Pgb) en misbruik of oneigenlijk gebruik

  • 1.

    Het college informeert de cliënt dan wel zijn vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening (in natura of Pgb) zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van de aanspraak op een maatwerkvoorziening,

    • a.

      de cliënt en diens huisgenoten op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hen te bevragen;

    • b.

      de cliënt en diens huisgenoten op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te laten bevragen en/of te onderzoeken.

  • 3.

    De cliënt alsook diens relevante huisgenoten in het kader van gebruikelijke hulp, zijn verplicht medewerking te verlenen aan de oproep als bedoeld in het tweede lid onder a en de bevraging en/of onderzoek als bedoeld in het tweede lid onder b.

  • 4.

    Deze medewerkingsplicht van de cliënt en diens huisgenoten behelst ook de verplichting om:

    • a.

      aan het college, gevraagd en ongevraagd, mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op de voorziening;

    • b.

      medewerking te verlenen aan een bezichtiging van de persoonlijke woon- en leefsituatie, een optische controle of een controle anderszins van een verstrekte of te verstrekken dienst of middel.

  • 5.

    Wanneer het college gebruik maakt van zijn controlebevoegdheden, houdt het college rekening met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zoals die zijn verbonden aan het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

  • 6.

    Onverminderd de Wmo artikel 2.3.8 doet een cliënt op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot een heroverweging van een beslissing aangaande een maatwerkvoorziening.

  • 7.

    Onverminderd artikel 2.3.10 Wmo kan het college een beslissing over een maatwerkvoorziening (in natura of Pgb) als bedoeld in de Wmo artikel 2.3.5 of 2.3.6 herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening (in natura of Pgb) is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening (in natura of Pgb) niet meer toereikend is te achten óf op een lager niveau vastgesteld dient te worden;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening (in natura of Pgb) verbonden voorwaarden, of;

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening (in natura of Pgb) niet, of voor een ander doel gebruikt.

  • 8.

    Een beslissing tot verlening van een Pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het Pgb binnen 3 maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 9.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid sub a van dit artikel heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening (in natura of Pgb).

  • 10.

    Het college kan een terug te vorderen bedrag verrekenen met betalingen op grond van de wet, die nog uitgekeerd moeten worden.

  • 11.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen (in natura én Pgb) met het oog op de beoordeling van de kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid daarvan.

Hoofdstuk 8 Waardering mantelzorgers

Artikel 17 Waardering mantelzorgers

  • 1.

    Het college stelt nadere regels vast, waarin bepaald is of een blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente georganiseerd wordt in de vorm van activiteiten dan wel in de vorm van een mantelzorgcompliment.

  • 2.

    Bij overbelasting of preventie van overbelasting van de mantelzorger van een cliënt in de gemeente voorziet het college in een passende ondersteuning ter ontlasting van de mantelzorger.

Hoofdstuk 9 Privacy, klachten en medezeggenschap

Artikel 18 Gegevensverwerking en privacy

  • 1.

    Het college is, bij de verwerking van persoonsgegevens, gehouden aan de wettelijke bepalingen in de Wmo, de daaruit afgeleide regelgeving, de Awb, de Algemene Verordening Gegevensbescherming en aanvullende wetgeving omtrent gegevensverwerking.

  • 2.

    Het college informeert de cliënten over de privacyrechten en de gegevensverwerkingen die in het kader van de ondersteuning plaats vinden.

Artikel 19 Klachtregeling

  • 1.

    Het college heeft een regeling vastgesteld voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen, verzoeken en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Zorgaanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van hun cliënten ten aanzien van alle voorzieningen vallend binnen het Wmo domein.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van zorgaanbieders door periodieke overleggen met de zorgaanbieders én een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek met doorlopende continu metingen uit te voeren.

  • 4.

    Carins dient te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten waarbij een ieder het recht heeft om over de wijze waarop Carins zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen, een klacht in te dienen bij de directie van Carins.

Artikel 20 Medezeggenschap bij zorgaanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Zorgaanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van hun cliënten over voorgenomen besluiten van de zorgaanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen vallend binnen de Wmo.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van zorgaanbieders door in ieder geval periodieke overleggen met de zorgaanbieders te houden en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek uit te voeren.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen in welke gevallen aanbieders geen regeling voor medezeggenschap hoeven te hebben.

Artikel 21 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt er in ieder geval voor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3.

    Het college heeft ter uitvoering van het eerste en tweede lid de verordening Adviesraad voor het Sociaal Domein gemeente Smallingerland opgesteld.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien naar het oordeel van het college, toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23 Overige aanvullende bepalingen

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening en de hierop gebaseerde regelgeving niet voorziet, beslist het college.

Artikel 24 Overgangsbepaling

  • 1.

    Een besluit op een aanvraag wordt genomen op basis van de op de datum van het besluit geldende verordening.

  • 2.

    Een cliënt houdt het recht op een verstrekte voorziening, ook na inwerkingtreding van een nieuwe verordening, tot de einddatum van de beschikking of tot het college een nieuw besluit genomen heeft.

  • 3.

    Op bezwaarschriften wordt beslist met in achtneming van de verordening die geldig was ten tijde van het bestreden besluit.

Artikel 25 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt tenminste eenmaal per 2 jaar geëvalueerd, waarbij onder andere de ervaringen van cliënten en de bij het college over een zorgaanbieder ingediende klachten in het kader van de klachtenregeling betrokken worden.

Artikel 26 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening Wmo 2024 gemeente Smallingerland treedt in werking, met terugwerkende kracht, op 1 maart 2024, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Wmo 2022 gemeente Smallingerland.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Wmo 2024 gemeente Smallingerland'.