Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Capelle aan den IJssel

Subsidieregeling Denk & Doe mee! Capelle aan den IJssel 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCapelle aan den IJssel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling Denk & Doe mee! Capelle aan den IJssel 2024
CiteertitelSubsidieregeling Denk & Doe mee! 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Subsidieregeling Denk & Doe mee!-fonds 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Capelle aan den IJssel 2017

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-05-202401-01-2024nieuwe regeling

05-03-2024

gmb-2024-211990

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling Denk & Doe mee! Capelle aan den IJssel 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel;

 

gelet op de Algemene subsidieverordening Capelle aan den IJssel 2017 (ASV);

 

overwegende dat:

  • -

    het college op basis van artikel 3 van de ASV bij subsidieregeling vaststelt welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie;

  • -

    het college op basis van artikel 3 van de ASV bij subsidieregeling tevens kan bepalen welke doelgroepen in aanmerking komen voor subsidie;

  • -

    de ASV op het verstrekken van subsidies van toepassing is, voor zover daarvan niet bij subsidieregeling wordt afgeweken;

  • -

    de ASV op onderdelen bij subsidieregeling kan worden aangevuld.

  • -

    het college op 26 november 2019 de Subsidieregeling Denk & Doe mee!-fonds 2019 heeft vastgesteld;

  • -

    de gemeenteraad op 3 juli 2023 de “Verkenning naar de structurele inbedding van het Denk & Doe mee!-fonds in de gemeentelijke organisatie” heeft vastgesteld;

  • -

    het college heeft besloten om naar aanleiding van deze verkenning de Subsidieregeling Denk & Doe mee!-fonds 2019 in te trekken en de Subsidieregeling Denk & Doe mee! Capelle aan den IJssel 2024 vast te stellen.

b e s l u i t :

 

 

vast te stellen de Subsidieregeling Denk & Doe mee! Capelle aan den IJssel 2024.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Beheerder: een rechtspersoon als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, die een in het kader van deze subsidieregeling aan een aanvrager als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder b, c of d verleende subsidie voor de aanvrager ontvangt, de administratie van de aan het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief verbonden uitgaven en inkomsten verzorgt en als subsidieontvanger verantwoordelijk is voor de nakoming van de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • 2.

    Coördinator: de in artikel 15, eerste lid, bedoelde ambtenaar van de gemeente;

  • 3.

    Denk & Doe mee!-team: het team bedoeld in artikel 14, eerste lid;

  • 4.

    Gemeente: de gemeente Capelle aan den IJssel;

  • 5.

    Gemeenteraad: de raad van de gemeente;

  • 6.

    Initiatiefnemer: de natuurlijke persoon, groep van natuurlijke personen of rechtspersoon die subsidie aanvraagt of subsidie heeft ontvangen voor een maatschappelijk initiatief; Inwoner: een persoon die is ingeschreven op een adres in de gemeente en die ook feitelijk in de gemeente woont;

  • 7.

    Maatschappelijk initiatief: één of meer activiteiten van natuurlijke personen of rechtspersonen gericht op de verbetering van het woon-, werk- of leefklimaat in de lokale gemeenschap op buurt-, wijk- of stadsniveau, waarbij de initiatiefnemer eigen verantwoordelijkheid neemt voor de uitwerking en uitvoering ervan;

  • 8.

    Openbare ruimte: gebied dat gedurende 7 dagen per week, 24 uur per dag toegankelijk is voor het publiek.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is alleen van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten.

Artikel 3. Maatschappelijke initiatieven

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor maatschappelijke initiatieven die vallen binnen ten minste één van de volgende thema’s:

    • a.

      leefbaarheid in de buurt of de wijk, waaronder openbare groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;

    • b.

      veiligheid;

    • c.

      ouderen;

    • d.

      jeugd;

    • e.

      sport, recreatie en toerisme;

    • f.

      kunst en cultuur;

    • g.

      duurzaamheid;

    • h.

      educatie en werkgelegenheid;

  • 2.

    Afhankelijk van het gekozen thema moet het maatschappelijk initiatief bijdragen aan het realiseren van één of meer van de ambities genoemd in de artikelen 4 tot en met 11.

  • 3.

    Het collectieve belang dat door het maatschappelijk initiatief wordt gediend moet groter zijn dan het eigen belang van de subsidieontvanger. Maatschappelijke initiatieven die alleen ten goede komen aan degenen die behoren tot de eigen kring van de subsidieontvanger, komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4.

    Voor het maatschappelijk initiatief moet draagvlak zijn in de omgeving waarin het maatschappelijk initiatief wordt uitgevoerd. Aan de aanvrager van een subsidie kan worden gevraagd om aan te tonen dat voor het maatschappelijk initiatief draagvlak bestaat.

  • 5.

    De gevraagde subsidie moet zich in redelijke mate verhouden tot het aantal inwoners van de gemeente dat baat heeft bij het maatschappelijk initiatief en tot de mate waarin het maatschappelijk initiatief zal bijdragen aan het realiseren van de bij het gekozen thema in de artikelen 4 tot en met 11 genoemde ambitie.

  • 6.

    In het kader van het maatschappelijk initiatief moet sprake zijn van eigen inzet van de subsidieontvanger, in de vorm van geld of eigen tijd. De eigen inzet moet zich in redelijke mate verhouden tot het bedrag van de gevraagde subsidie. Bij aanvragen van ondernemingen wordt van de subsidieontvanger een cofinanciering van ten minste 50% gevraagd.

  • 7.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, onder d, van de ASV kan het maatschappelijk initiatief ook in twee of meer opeenvolgende kalenderjaren worden ontplooid.

  • 8.

    Maatschappelijke initiatieven die op grond van een andere gemeentelijke subsidieregeling kunnen worden gesubsidieerd komen niet in aanmerking voor een subsidie op basis van deze subsidieregeling. Na afwijzing van de aanvraag op grond van de betreffende andere subsidieregeling kan alsnog een aanvraag op grond van deze subsidieregeling gedaan worden.

  • 9.

    Er wordt geen subsidie verstrekt in de vorm van een vrijwilligersvergoeding.

Artikel 4. Ambitie behorend bij het thema leefbaarheid in de buurt of de wijk, waaronder openbare groenvoorzieningen en speelvoorzieningen

Het maatschappelijk initiatief moet bijdragen aan de leefbaarheid in de buurt of de wijk, dan wel aan de waardering van inwoners voor hun leefomgeving.

Artikel 5. Ambitie behorend bij het thema veiligheid

  • 1.

    Het maatschappelijk initiatief moet bijdragen aan de sociale veiligheid in de buurt, de wijk of de stad.

  • 2.

    Bij het uitvoeren van maatschappelijke initiatieven die vallen onder het thema veiligheid, moet aantoonbaar sprake zijn van samenwerking tussen inwoners, ondernemers of maatschappelijke organisaties.

Artikel 6. Ambitie behorend bij het thema ouderen

Het maatschappelijk initiatief moet bijdragen aan de zingeving aan het leven van ouderen in de gemeente.

Artikel 7. Ambitie behorend bij het thema jeugd

Het maatschappelijk initiatief moet bijdragen aan het gezond en onbezorgd opgroeien van jeugd in de gemeente.

Artikel 8. Ambitie behorend bij het thema sport, recreatie en toerisme

Het maatschappelijk initiatief moet bijdragen aan het bevorderen van een leven lang sporten, bewegen en ontspannen door inwoners.

Artikel 9. Ambitie behorend bij het thema kunst en cultuur

Het maatschappelijk initiatief moet bijdragen aan een vergroting van de cultuurparticipatie in de gemeente.

Artikel 10. Ambitie behorend bij het thema kunst en cultuur

Het maatschappelijk initiatief moet bijdragen aan een 100% duurzame gemeente op het gebied van energie, klimaatadaptatie of circulaire economie.

Artikel 11. Ambitie behorend bij het thema educatie en werkgelegenheid kunst en cultuur

Het maatschappelijk initiatief moet bijdragen aan het zo duurzaam mogelijk aan het werk of naar een opleiding helpen van inwoners.

Artikel 12. Prestatieafspraken

Met subsidieontvangers worden in de subsidiebeschikking afzonderlijke afspraken gemaakt over de specifiek te verrichten activiteiten en de in dat kader te leveren exacte prestaties.

Artikel 13. Subsidieontvanger

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan:

    • a.

      een bij notariële akte opgerichte rechtspersoon, die in de gemeente is gevestigd of die een aantoonbaar op de gemeente georiënteerde vestiging of afdeling heeft;

    • b.

      een natuurlijke persoon die inwoner is van de gemeente;

    • c.

      een groep van natuurlijke personen die allen inwoner zijn van de gemeente;

    • d.

      een natuurlijke persoon of een groep van natuurlijke personen die een onderneming drijft die in de gemeente is gevestigd.

  • 2.

    Een natuurlijke persoon die geen subsidie kan ontvangen als gevolg van het feit dat hij zich bevindt in een uitkeringssituatie kan, in overleg met de uitkerende instantie, een beroep doen op een beheerder om het verlenen van de subsidie mogelijk te maken. De aanvrager van de subsidie en de beheerder spreken af, welke taken ieder van hen vervult in het kader van de besteding van de subsidie.

  • 3.

    Een rechtspersoon die als beheerder optreedt kan daarvoor een bedrag in rekening brengen van maximaal 10% van de subsidie voor het maatschappelijk initiatief. Dit bedrag maakt deel uit van de subsidie die de beheerder voor de aanvrager ontvangt.

  • 4.

    Aan rechtspersonen die de gemeente zelf heeft opgericht of waarvan zij enig eigenaar is wordt geen subsidie verstrekt, tenzij zij optreden als beheerder.

Artikel 14. Denk & Doe mee!-team

  • 1.

    Het college stelt een Denk & Doe mee!-team in, dat voor maximaal een derde deel bestaat uit ambtenaren van de gemeente en voor het overige deel uit inwoners en vertegenwoordigers van bedrijven en maatschappelijke organisaties die actief zijn in de gemeente. Het Denk & Doe mee!-team bepaalt zelf hoe veel leden het heeft.

  • 2.

    De leden van het Denk & Doe mee!-team worden door het college aangewezen, respectievelijk benoemd. Zij dienen te beschikken over een sterke betrokkenheid bij, of een ruime kennis van de thema’s waarbinnen de aanvragen om subsidie kunnen vallen, alsmede over een relevant netwerk binnen de gemeente.

  • 3.

    Het Denk & Doe mee!-team kan besluiten het team tijdelijk aan te vullen met adviseurs. Deze adviseurs hebben geen stem bij de besluitvorming over het al of niet toewijzen van aanvragen om subsidie.

  • 4.

    De leden van het Denk & Doe mee!-team en de adviseurs ontvangen geen vergoeding.

  • 5.

    Het Denk & Doe mee!-team heeft tot taak om:

    • a.

      het college te adviseren over het al of niet toewijzen van aanvragen om subsidie;

    • b.

      te bevorderen dat potentiële aanvragers van een subsidie op de hoogte zijn van de mogelijkheden die de Subsidieregeling Denk& Doe mee! biedt en hen te stimuleren om een aanvraag om subsidie te doen;

    • c.

      (potentiële) aanvragers van een subsidie uit de Subsidieregeling Denk & Doe mee! te verbinden met andere relevante partijen en hen te wijzen op mogelijk van belang zijnde ontwikkelingen en ondersteuningsmogelijkheden.

  • 6.

    Het advies van het Denk & Doe mee!-team wordt met de subsidiebeschikking meegezonden. Indien het college afwijkt van het advies, wordt dit in de beschikking gemotiveerd.

  • 7.

    Het Denk & Doe mee!-team stelt in overleg met het college een huishoudelijk reglement vast ter nadere regeling van zijn functioneren. Het huishoudelijk reglement wordt openbaar gemaakt.

Artikel 15. Coördinator Denk & Doe mee!

  • 1.

    Het college wijst een ambtenaar van de gemeente aan als coördinator van de Subsidieregeling Denk & Doe mee!

  • 2.

    De coördinator is de verbindende schakel tussen de gemeente en het Denk & Doe mee!-team, is voorzitter van het Denk & Doe mee!-team en fungeert voor de leden van het Denk & Doe mee!-team als eerste aanspreekpunt.

  • 3.

    De coördinator is de verbindende schakel tussen de (potentiële) aanvrager van een subsidie en het Denk & Doe mee!-team en tussen de (potentiële) aanvrager van een subsidie en de gemeente. Hij fungeert voor de (potentiële) aanvrager van een subsidie als eerste aanspreekpunt.

  • 4.

    De coördinator ondersteunt het Denk & Doe mee!-team bij de volgende administratieve en facilitaire aangelegenheden:

    • a.

      doorgeleiden van de adviezen van het Denk & Doe mee!-team naar het college;

    • b.

      verzorgen van de overige correspondentie van het Denk & Doe mee!-team;

    • c.

      voorbereiding van de agenda van de vergaderingen van het Denk & Doe mee!-team;

    • d.

      organisatie van de faciliteiten voor de vergaderingen van het Denk & Doe mee!-team;

    • e.

      bewaken dat aan de relevante afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie advies wordt gevraagd over een maatschappelijk initiatief en borgen dat het Denk & Doe mee!-team kennis neemt van de gegeven adviezen.

  • 5.

    De coördinator heeft de taak om aanvragers van een subsidie op grond van de Subsidieregeling Denk & Doe mee! te ondersteunen en te adviseren bij het doen van een aanvraag om subsidie en, indien een subsidie is verleend, bij het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief;

  • 6.

    De in het vijfde lid bedoelde ondersteuning van aanvragers en ontvangers van een subsidie uit de Subsidieregeling Denk & Doe mee! is gericht op:

    • a.

      het geven van informatie over het subsidieproces;

    • b.

      het geven van informatie over gemeentelijke subsidieregelingen die op grond van het bepaalde in artikel 3, achtste lid, voorgaan op deze subsidieregeling;

    • c.

      het begeleiden van de aanvrager van een subsidie bij het uitwerken van het plan voor het maatschappelijk initiatief;

    • d.

      het begeleiden van de subsidieontvanger bij het aanvragen van de vergunningen die nodig zijn voor het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief;

    • e.

      het begeleiden van de samenwerking tussen aanvragers en ontvangers van een subsidie onderling en tussen hen en andere partijen;

    • f.

      het begeleiden van aanvragers en ontvangers van een subsidie bij het netwerken.

  • 7.

    De in het vijfde lid bedoelde ondersteuning staat in verhouding tot de hoogte van de aangevraagde of verleende subsidie en de reikwijdte van het betreffende maatschappelijk initiatief. De aanvrager dan wel de ontvanger van een subsidie is te allen tijde zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de aanvraag, respectievelijk voor de uitvoering van het maatschappelijk initiatief en de nakoming van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 8.

    De coördinator bewaakt de voortgang van de gesubsidieerde maatschappelijke initiatieven.

Artikel 16. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

Voor subsidie komen alleen in aanmerking de redelijkerwijs te maken kosten die direct verbonden zijn met een maatschappelijk initiatief als bedoeld in artikel 3.

Artikel 17. Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Per maatschappelijk initiatief wordt maximaal een bedrag van € 100.000 aan subsidie verstrekt.

  • 2.

    Een subsidie verstrekt aan een subsidieontvanger als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder b, c en d bedraagt maximaal € 5.000.

  • 3.

    Aan een aanvrager als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder b, c en d, kan een subsidie van meer dan € 5000 worden verstrekt, als de subsidie voor de aanvrager wordt ontvangen door een beheerder.

  • De aanvrager van de subsidie en de beheerder spreken af welke taken ieder van hen vervult in het kader van de besteding van de subsidie.

  • 4.

    Een rechtspersoon die als beheerder optreedt kan daarvoor een bedrag in rekening brengen van maximaal 10% van de subsidie voor het maatschappelijk initiatief. Dit bedrag maakt deel uit van de subsidie die de beheerder voor de aanvrager ontvangt.

Artikel 18. Aanvraag

  • 1.

    Voorafgaand aan het indienen van een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager met de coördinator van de Subsidieregeling Denk & Doe mee! over de aanvraag.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 6, tweede lid, van de ASV beschrijft de aanvrager in de aanvraag eveneens:

    • a.

      hoe het te subsidiëren maatschappelijk initiatief zal bijdragen aan de verbetering van het woon-, werk- of leefklimaat in de gemeente, op buurt-, wijk- of stadsniveau;

    • b.

      op welke wijze het te subsidiëren maatschappelijk initiatief past in een of meer van de thema’s genoemd in artikel 3, eerste lid;

    • c.

      waarom het aantal inwoners van de gemeente dat baat heeft bij het te subsidiëren maatschappelijk initiatief en de mate waarin het maatschappelijk initiatief zal bijdragen aan het realiseren van de bij het gekozen thema in de artikelen 4 tot en met 11 genoemde ambitie groot genoeg zijn om het gevraagde subsidiebedrag te rechtvaardigen;

    • d.

      de uitkomsten van het overleg genoemd in het eerste lid;

    • e.

      een planning, waaruit blijkt wanneer het te subsidiëren maatschappelijk initiatief wordt uitgevoerd en wanneer dit afgerond zal zijn;

    • f.

      welke investering in tijd of geld de aanvrager zelf doet in het te subsidiëren maatschappelijk initiatief;

    • g.

      welke pogingen zijn ondernomen om het maatschappelijk initiatief op andere manieren te financieren en wat daarvan het resultaat is;

    • h.

      indien een beroep wordt gedaan op een beheerder: welke rechtspersoon als zodanig zal optreden en welk bedrag daarvoor door deze rechtspersoon in rekening wordt gebracht.

  • 3.

    De aanvrager van een subsidie is gehouden om het maatschappelijk initiatief waarvoor een subsidie wordt gevraagd, desgevraagd te presenteren aan het college en het Denk & Doe mee!-team.

Artikel 19. Aanvraagtermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 7, eerste en tweede lid, van de ASV wordt een aanvraag om een subsidie voor een bedrag vanaf € 20.000 ingediend voor één van de drie data genoemd in artikel 20, eerste lid. Voordat de aanvraag kan worden ingediend moeten sinds het overleg bedoeld in artikel 18, eerste lid, ten minste drie maanden zijn verlopen.

  • 2.

    In afwijking van artikel 7, eerste en tweede lid, van de ASV wordt een aanvraag om een subsidie voor een bedrag tot € 20.000 ingediend ten minste 8 weken voordat de aanvrager voornemens is uitvoering te geven aan het maatschappelijk initiatief waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Artikel 20. Beslistermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 8, eerste lid, van de ASV beslist het college op aanvragen om een subsidie voor een bedrag vanaf € 20.000 jaarlijks in drie rondes, te weten binnen zes weken na 1 februari, binnen zes weken na 1 juni en binnen zes weken na 1 oktober.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijnen eenmaal met ten hoogste zes weken verdagen.

Artikel 21. Weigeringsgronden

In aanvulling op het bepaalde in artikel 9, vierde lid, van de ASV kan het college de subsidie weigeren als:

  • 1.

    eerder voor hetzelfde maatschappelijk initiatief een aanvraag om subsidie is gedaan die is afgewezen, tenzij de inhoud van de aanvraag substantieel is gewijzigd en de aanvrager dit in de aanvraag toelicht;

  • 2.

    het maatschappelijk initiatief leidt tot structurele kosten die ten laste komen van de gemeente;

  • 3.

    het maatschappelijk initiatief plaatsvindt in de openbare ruimte, de activiteiten voor het grootste gedeelte behoren tot de reguliere werkzaamheden van de gemeente én er in de uitvoering nauwelijks een bijdrage is van de initiatiefnemer;

  • 4.

    de veiligheid van degenen die bij de uitvoering van het maatschappelijk initiatief betrokken zijn niet voldoende gewaarborgd is.

Artikel 22. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1.

    Jaarlijks wordt door de gemeenteraad de programmabegroting vastgesteld met daarin een verdeling van de beschikbare middelen per subsidieregeling. De daarin opgenomen middelen gelden voor deze subsidieregeling als subsidieplafond in de zin van artikel 4:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen die voldoen aan de eisen van de ASV en deze subsidieregeling. Indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag wordt ontvangen, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 23. Aanvraag tot vaststelling

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 15 en 16 van de ASV dient de aanvraag tot vaststelling van de subsidie ook te bevatten:

    • a.

      een korte schriftelijke terugblik op het uitgevoerde maatschappelijk initiatief, die de gemeente mag gebruiken voor promotiedoeleinden, met daarin vermeld de leerpunten die tijdens de uitvoering van het initiatief zijn opgedaan en tips voor initiatiefnemers van soortgelijke initiatieven;

    • b.

      foto’s of filmbeelden van het uitgevoerde maatschappelijk initiatief, die de gemeente mag gebruiken voor promotiedoeleinden. Bij de totstandkoming en het verstrekken van de foto’s of filmbeelden moet de subsidieontvanger de in dat kader toepasselijke wet- en regelgeving in acht nemen.

  • 2.

    In het inhoudelijk verslag bedoeld in artikel 15, tweede lid, onder a en artikel 16, tweede lid, onder a, van de ASV, dient de subsidieontvanger ook te beschrijven:

    • a.

      hoe het maatschappelijk initiatief is verlopen en welke bijdrage is geleverd aan het realiseren van de bij het maatschappelijk initiatief behorende ambitie(s) genoemd in de artikelen 4 tot en met 11;

    • b.

      welke problemen zich bij het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief hebben voorgedaan en wat de subsidieontvanger heeft gedaan om deze problemen op te lossen.

Artikel 24. Verplichtingen

  • 1.

    Subsidieontvangers die activiteiten ontplooien waarbij kinderen zijn betrokken, dienen een beleid te voeren gericht op het waarborgen van een veilige omgeving voor kinderen.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 11 en 12 van de ASV dient de ontvanger van een subsidie voor een maatschappelijk initiatief met een looptijd langer dan drie maanden, een maal per kwartaal met de coördinator te overleggen over de voortgang van het initiatief.

  • 3.

    De subsidieontvanger dient in alle communicatie die betrekking heeft op het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief te vermelden dat een subsidie is verkregen uit de Subsidieregeling Denk & Doe mee!

  • 4.

    De subsidieontvanger dient in te stemmen met de publicatie van de aanvraag om subsidie, van het in artikel 14, zesde lid, genoemde advies van het Denk & Doe mee!-team, van het besluit tot verlening van de subsidie, van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie en van het besluit tot vaststelling van de subsidie.

  • 5.

    De subsidieontvanger dient een actieve bijdrage te leveren aan het delen van kennis en ervaringen met andere (potentiële) aanvragers en ontvangers van een subsidie.

  • 6.

    Bij de subsidieverlening kunnen aan de subsidieontvanger nog andere dan de in de vorige leden vermelde verplichtingen worden opgelegd.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Subsidieregeling Denk & Doe mee!-fonds 2019 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na de dag van haar bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

  • 3.

    Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Denk & Doe mee! 2024.

Capelle aan den IJssel, 5 maart 2024.

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris,

A.L. Duijmaer van Twist

de burgemeester,

C.H.J. Lamers

TOELICHTING

Algemene toelichting

 

In de stad zijn er volop goede ideeën. Overal in Capelle aan den IJssel ontstaan maatschappelijke initiatieven om de stad nog beter, mooier en leefbaarder te maken. De gemeente wil deze initiatieven waar nodig ondersteunen en de gemeenteraad heeft hiervoor een budget beschikbaar gesteld. In de Subsidieregeling Denk & Doe mee! werkt het college nu uit welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie, welke voorwaarden daarvoor gelden en aan wie een subsidie kan worden verleend.

 

De voorganger van de onderhavige subsidieregeling is de Subsidieregeling Denk & Doe mee!-fonds 2019. Deze subsidieregeling had in eerste instantie een looptijd van drie jaar. De einddatum van de Subsidieregeling Denk & Doe mee!-fonds was gesteld op 31 december 2021. Nadat de looptijd van deze subsidieregeling enkele malen is verlengd heeft de gemeenteraad op 3 juli 2023 de ‘Verkenning naar de structurele inbedding van het Denk & Doe mee!-fonds in de gemeentelijke organisatie” vastgesteld. Het verstrekken van subsidies voor maatschappelijke initiatieven heeft hiermee een meer vaste basis gekregen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden diverse begrippen omschreven.

 

De toenmalige Raad voor de financiële verhoudingen beschrijft het begrip maatschappelijk initiatief als die activiteiten ‘waarbij (groepen van) burgers zich inzetten voor een taak of belang waar zij zelf een publieke waarde aan toekennen’ (Tussen betalen en bepalen: publieke bekostiging van maatschappelijk initiatief, november 2014, p. 14). Aan deze definitie is in artikel 1 een op deze subsidieregeling gerichte vertaling gegeven. Uitgangspunt hierbij is dat het zowel kan gaan om betaalde als om onbetaalde en zowel om non-profit als om winstgevende activiteiten, mits de publieke waarde leidend is voor het handelen. Uit de beschrijving van het begrip maatschappelijk initiatief blijkt, dat ernaar wordt gestreefd om met de Subsidieregeling Denk & Doe mee 2024! lokale maatschappelijke initiatieven te subsidiëren die op langere termijn een positief effect hebben op de Capelse samenleving.

 

Te subsidiëren initiatieven moeten zijn gericht op het bereiken van doelen met een maatschappelijke (meer)waarde. Dit worden uitgedrukt door het vereiste dat de initiatieven moeten leiden tot een verbetering van het woon-, werk- of leefklimaat in de gemeente. Het initiatief moet maatschappelijke (meer)waarde hebben voor de lokale gemeenschap. Hierbij kan de omvang van het gebied waar het initiatief effect heeft variëren van een buurt tot de hele stad.

 

Subsidieontvangers zijn altijd zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten. Niettemin wordt in de definitie van maatschappelijk initiatief de eigen verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers expliciet benoemd. Dit heeft als doel te benadrukken dat zij het initiatief zelfstandig en zonder bemoeienis van de gemeente dienen uit te voeren. Dit is vooral relevant bij initiatieven in de openbare ruimte waar de realisatie van het initiatief dicht in de buurt kan komen van de werkzaamheden van de gemeente en het niet de bedoeling is dat de gemeente het initiatief overneemt. De eigen verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer houdt vanzelfsprekend ook in, dat hij waar nodig de uitvoering van het initiatief afstemt met de gemeente, de noodzakelijke vergunningen aanvraagt, etc.

 

Bij het woord ‘initiatief’ kan onbedoeld de indruk ontstaan dat alleen tijdelijke, eenmalige activiteiten in aanmerking komen voor subsidie. Dit is niet per se zo bedoeld. Maatschappelijke initiatieven kunnen jaarlijks worden herhaald of eventueel een meer structureel karakter hebben. Afhankelijk van het initiatief zal daar dan steeds opnieuw een subsidie voor moeten worden aangevraagd, of moet de subsidieaanvraag een langere periode betreffen (zie ook artikel 3, zevende lid).

 

Als bij het uitvoeren van een maatschappelijk initiatief iemands eigendom betrokken is, moet de eigenaar dit uiteraard wel goed vinden. Het is in deze context van belang om te bedenken dat niet iedere openbare ruimte eigendom is van de gemeente.

 

Het begrip beheerder wordt toegelicht in de toelichting op artikel 17.

 

Artikel 2. Toepassingsbereik

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

 

Artikel 3. Maatschappelijke initiatieven

Subsidies worden alleen verstrekt voor maatschappelijke initiatieven die vallen binnen ten minste één van de in het eerste lid genoemde thema’s.

 

In deze subsidieregeling staat het collectief belang voorop en het te subsidiëren initiatief moet daarom een bredere doelgroep bereiken dan alleen de subsidieontvanger(s) zelf. Dit uitgangspunt is verwoord in het derde lid. Op grond hiervan zal bijvoorbeeld de aanvraag van een particulier om subsidie voor de aanschaf van een schone auto of voor het energiezuinig maken van een woning in het kader van deze subsidieregeling niet gehonoreerd worden.

 

Bij subsidies voor maatschappelijke initiatieven van bijvoorbeeld verenigingen, bestaat het risico dat de subsidie alleen ten goede komt aan de leden van de vereniging. Denk hierbij aan een subsidie voor sportfaciliteiten waarvan alleen de leden van een sportclub gebruik kunnen maken. Omdat dit niet de bedoeling is van het subsidiëren van maatschappelijke initiatieven, worden dergelijke initiatieven in de regel niet gesubsidieerd. Initiatiefnemers als verenigingen die het maatschappelijk initiatief waarvoor zij een subsidie aanvragen ook openstellen voor niet-leden, kunnen wel voor een subsidie in aanmerking komen. Op grond van artikel 24, zesde lid, kunnen in dit kader bij de subsidieverlening aan de subsidieontvanger verplichtingen worden opgelegd.

 

Het doel van de Subsidieregeling Denk& Doe mee! is het subsidiëren van maatschappelijke initiatieven die het woon-, werk- of leefklimaat in Capelle aan den IJssel verbeteren. Als blijkt dat er geen draagvlak is voor een initiatief, is dit kennelijk niet het geval. Bij initiatieven die de facto bijdragen aan de verbetering van het woon-, werk- of leefklimaat zal in het algemeen kunnen worden verondersteld dat daar draagvlak voor is. De initiatiefnemer hoeft het bestaan van draagvlak dan ook niet expliciet te onderbouwen. In geval van twijfel over het draagvlak kan dit wel van hem worden gevraagd. Hetzelfde geldt als er signalen zijn dat er in de omgeving geen draagvlak is voor het maatschappelijk initiatief. Het is dan aan de initiatiefnemer om te proberen dit alsnog te creëren en aan te tonen dat dit ook is gelukt.

 

Het woord omgeving moet in deze bepaling breed worden opgevat. Het omvat bijvoorbeeld zowel de omwonenden in het geval een initiatief in de buitenruimte wordt genomen, als instellingen die met de uitkomsten van een initiatief te maken kunnen krijgen.

 

Van subsidieontvangers die geen onderneming zijn wordt bij het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief eigen inzet gevraagd in de vorm van geld of tijd. Voor maatschappelijke organisaties kan dit bijvoorbeeld betekenen dat zij een deel van de personele inzet die nodig is voor het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief zelf moeten bekostigen. Of sprake is van de in het zesde lid voorgeschreven redelijke verhouding tussen de eigen inzet en het ontvangen subsidiebedrag zal van geval tot geval verschillen en is ter beoordeling van het Denk & Doe mee!-team.

 

Bij aanvragen van ondernemingen moet minstens 50% van de kosten van het maatschappelijk initiatief door de subsidieontvanger zelf betaald worden.

 

In artikel 9, eerste lid, onder d, van de ASV is bepaald dat het college een aanvraag om subsidie weigert, als deze een periode van meer dan één kalenderjaar betreft. Met gebruikmaking van de mogelijkheid geboden in artikel 9, tweede lid, van de ASV, maakt het zevende lid het mogelijk om voor deze subsidieregeling subsidies aan te vragen voor activiteiten in twee of meer achtereenvolgende kalenderjaren.

 

Tot het subsidieplafond is bereikt kan in beginsel voor een maatschappelijk initiatief meer dan één keer een subsidie worden aangevraagd bijvoorbeeld als een initiatief na de eerste fase (nog) niet op eigen benen kan staan. In dergelijke gevallen zal een grotere eigen inzet van de subsidieontvanger kunnen worden verlangd. Hierbij geldt wel het in artikel 17, eerste lid, bepaalde maximum van € 100.000 subsidie per maatschappelijk initiatief.

 

Omdat alle mogelijke redenen waarom een subsidieaanvraag kan worden afgewezen niet kunnen worden opgesomd, is de in de tweede zin van het achtste lid genoemde mogelijkheid niet beperkt tot specifieke situaties.

Duidelijk zal echter zijn, dat als de eerdere subsidieaanvraag is afgewezen omdat er redenen zijn om aan te nemen dat de subsidieontvanger niet aan zijn verplichtingen zal voldoen, de kans op toewijzing van een subsidie op basis van de Subsidieregeling Denk & Doe mee! klein is. Is de eerdere aanvraag bijvoorbeeld afgewezen omdat bij de toepasselijke subsidieregeling het subsidieplafond is bereikt dan ligt dit anders. Voor het toewijzen van een aanvraag die voor een tweede kans wordt ingediend op basis van de Subsidieregeling Denk & Doe mee! is vanzelfsprekend noodzakelijk dat aan alle eisen voor het verlenen van een subsidie voldaan wordt.

 

Artikel 4. Ambitie behorend bij het thema leefbaarheid in de buurt of de wijk, waaronder openbare groenvoorzieningen en speelvoorzieningen

Een belangrijk uitgangspunt van de Subsidieregeling Denk & Doe mee! is de inzet van betrokkenen voor elkaar en voor hun leefomgeving. De artikelen 4 tot en met 11 concretiseren dit principe, door het benoemen van ambities waaraan een gesubsidieerd maatschappelijk initiatief in elk geval moet bijdragen. Het leveren van een bijdrage aan de realisatie van minimaal één van de genoemde ambities is een minimumeis voor het verkrijgen van een subsidie. Een initiatief kan een breder effect hebben en ook bijdragen aan ambities die niet in de subsidieregeling zijn vermeld.

 

Een bijdrage aan het realiseren van de ambitie behorend bij het thema leefbaarheid in de buurt of de wijk kan worden bereikt door ieder maatschappelijk initiatief waardoor de leefbaarheid verbetert of mensen een grotere waardering krijgen voor hun leefomgeving. Activiteiten die hier aan bijdragen zijn bijvoorbeeld vergroening in de vorm van het toevoegen van beplanting of water aan buurten, wijken of de stad. Of initiatieven die ervoor zorgen dat Capellenaren elkaar meer of beter in de openbare ruimte kunnen ontmoeten zodat de sociale cohesie in de buurt verbetert.

 

Artikel 5. Ambitie behorend bij het thema veiligheid

De veiligheid in Capelle aan den IJssel is een groot goed. De gemeente werkt daar samen met partners hard aan. Ook bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties kunnen een belangrijke bijdrage leveren. Dit geldt in het bijzonder op het gebied van de in artikel 5 genoemde sociale veiligheid in de buurt, de wijk of de stad. Het kan hierbij gaan om zowel objectieve als subjectieve veiligheid. Het realiseren van deze ambitie moet gebeuren in een samenwerkingsverband, omdat dit op veiligheidsgebied de beste resultaten oplevert die ook op langere termijn een positief effect hebben.

 

Artikel 6. Ambitie behorend bij het thema ouderen

Als (waardevolle) contacten komen te vervallen kan bij ouderen de vraag ontstaan wat voor zin het leven nog heeft. Het leven kan worden ervaren als leeg en zonder doel. Om deze reden worden maatschappelijke initiatieven ondersteund die waarde toevoegen aan het eigen leven en ouderen helpen om voor anderen nuttig te zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het verrichten van vrijwilligerswerk, of deelname aan activiteiten gericht op kennisoverdracht, informeren, elkaar ondersteunen en het uitwisselen van ervaringen rond specifieke thema’s.

 

De meeste mensen hebben behoefte aan sociale contacten met anderen, het liefst met degenen met wie zij een interesse delen. Het hebben van contacten kan plezier en zin aan het leven geven. De kans dat het netwerk met het ouder worden kleiner wordt is groot. Bijvoorbeeld omdat men geen onderdeel meer uitmaakt van een werkkring en doordat het netwerk kleiner wordt door sterfgevallen. Daarbij speelt dat door toenemende leeftijd het moeilijker kan worden om contacten te onderhouden en nieuwe contacten aan te gaan omdat de vitaliteit en hierdoor mobiliteit afneemt. Maatschappelijke initiatieven die gericht zijn op het vormen en behouden van een netwerk en het voor een langere periode ontmoeten van anderen worden derhalve gestimuleerd.

 

Het kan ook gaan om maatschappelijke initiatieven waardoor jongeren en ouderen bij elkaar worden gebracht, gezamenlijk activiteiten ondernemen, gezamenlijk activiteiten organiseren of waarbij de ene groep een activiteit organiseert voor de andere groep. De gedachte hierachter is, dat het leggen van een verbinding tussen jongeren en ouderen bijdraagt aan ontmoeten, zingeving en het voorkomen en tegengaan van eenzaamheid.

 

Wanneer mensen zich eenzaam voelen is dit slecht voor hun gevoel van welzijn. Ook blijkt uit onderzoek dat de gezondheid van mensen die zich eenzaam voelen minder goed is dan van degenen die niet eenzaam zijn. Het is daarom belangrijk eenzaamheid te voorkomen. Maatschappelijke initiatieven die bijdragen aan het vormen van een eigen netwerk en het aangaan van nieuwe contacten door ouderen kunnen in dit kader voor subsidie in aanmerking komen.

Sport en cultuur worden bij uitstek beschouwd als middelen die eraan bijdragen dat Capellenaren elkaar op basis van een persoonlijke interesse kunnen ontmoeten. Maatschappelijke initiatieven die bevorderen dat ouderen actief blijven door middel van cultuur of sport kunnen bijdragen aan het voorkomen van de in de vorige alinea’s geschetste problemen waarmee ouderen te maken kunnen hebben.

 

Artikel 7. Ambitie behorend bij het thema jeugd

Er zijn verschillende manieren waarop initiatieven kunnen bijdragen aan het gezond en onbezorgd opgroeien van jeugd in Capelle aan den IJssel. Het kan bijvoorbeeld door vergroting van ouderbetrokkenheid, bevordering van het omgaan met diversiteit door jeugd, bevordering van een positief zelfbeeld respectievelijk bestrijding van depressie bij jeugd en door het verantwoord leren omgaan met social media door jeugd.

 

Ouderbetrokkenheid is de (emotionele) betrokkenheid en (mede)verantwoordelijkheid van ouders of verzorgers bij de ontwikkeling en het onderwijs van hun kind, in alle leefwerelden: de straat, het internet, vrije tijd, school, opvang en het gezin. Vanuit de Subsidieregeling Denk & Doe mee! kunnen bijvoorbeeld maatschappelijke initiatieven worden ondersteund rond pedagogisch partnerschap in de wijk, de versterking van het netwerk rond het kind en initiatieven die de empowerment van ouders op gang brengen.

 

Diversiteit verwijst naar het omgaan met verschillen op het gebied van religie, sekse, seksuele oriëntatie en genderidentiteit, cultuur en etnische afkomst, uiterlijke kenmerken en het omgaan met beperkingen. Maatschappelijke initiatieven op dit terrein kunnen leiden tot het vergroten van onderling begrip en empathisch vermogen en tot het bevorderen van een inclusieve samenleving.

 

Een positief zelfbeeld heeft te maken met sociaal-emotionele vaardigheden, omgaan met negatieve gedachten en de manier waarop mensen over zichzelf, anderen en de wereld denken. Een positief zelfbeeld versterkt de sociale vaardigheden en de emotionele weerbaarheid van kinderen en jongeren.

 

Maatschappelijke initiatieven die als resultaat hebben dat jeugdigen verantwoord omgaan met social media versterken de verzameling competenties (begrip, gebruik, communicatie en strategie) die zij nodig hebben om actief en bewust deel te nemen aan de mediasamenleving.

 

Bij het uitvoeren van maatschappelijke initiatieven die vallen onder het thema jeugd is het wenselijk dat initiatiefnemers samenwerken met andere partijen in Capelle aan den IJssel die werken met jeugd. Dit zijn bijvoorbeeld organisaties op het gebied van onderwijs, sport, welzijn, buurtwerk of kinderopvang.

 

Artikel 8. Ambitie behorend bij het thema sport, recreatie en toerisme

Het is om verschillende redenen belangrijk dat Capellenaren een leven lang sporten, recreëren en ontspannen. Initiatieven kunnen op verschillende manieren bijdragen aan deze ambitie. Een initiatief kan bijvoorbeeld leiden tot een betere benutting van de openbare ruimte voor sport en bewegen. Het gaat hierbij vooral om de uitbreiding van de mogelijkheden voor sport en bewegen in de openbare ruimte. Ook het vergroten van de bekendheid van de mogelijkheden voor sport en bewegen in de buitenruimte kan een bijdrage aan deze doelstelling leveren.

 

Initiatieven kunnen sport en bewegen ook inzetten om maatschappelijke doelen op beleidsterreinen binnen het sociaal domein te realiseren. Sporten en bewegen wordt daarbij benut ter realisatie van doelstellingen zoals een gezonde en actieve leefstijl van de Capelse inwoners - met name gericht op ouderen en kinderen met overgewicht - en een optimale (arbeids-)participatie.

 

Ook op andere dan de hierboven omschreven manieren kunnen initiatieven bijdragen aan de ambitie dat Capellenaren een leven lang sporten, recreëren en ontspannen.

 

Artikel 9. Ambitie behorend bij het thema kunst en cultuur

Cultuurparticipatie omvat alle vormen van het actief beoefenen en artistiek ontwikkelen van, of betrokken zijn bij kunst, cultuur, cultureel erfgoed en media in de vrije tijd, dus buiten school en werk. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om community art. Dit is een vorm van kunstbeoefening waarbij amateurs, zoals (buurt)bewoners, zoveel mogelijk op basis van gelijkwaardigheid, met (een) kunstprofessional(s) deelnemen aan een artistiek proces, met een kunstuiting of kunstwerk als resultaat.

 

Deze kunstbeoefening kan leiden tot een positieve ontwikkeling van de sociale kwaliteit (de mate waarin Capellenaren in staat zijn om deel te nemen aan het sociale en economische leven, onder condities die hun welbevinden en individuele potenties stimuleren) in straten, buurten of wijken.

 

Het is een wens - maar geen eis - dat initiatiefnemers op dit thema de samenwerking zoeken met Capelse culturele instellingen of lokale kunstenaars. Denk aan instellingen als Theater Quint, de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam en het Isala Theater.

 

Artikel 10. Ambitie behorend bij het thema duurzaamheid

Er wordt naar gestreefd dat Capelle aan den IJssel in 2050 een duurzame, groene en schone stad is.

De uitstoot van CO2 door energiegebruik, verkeer en bedrijvigheid is op dat moment bijna nul. Capellenaren wekken individueel of collectief duurzame energie op en verbruiken minder energie dan nu. Capelse bedrijven doen goede zaken in de nieuwe 'groene' economie. We maken bijna alleen nog gebruik van hernieuwbare grondstoffen. Capelle is als groene parkstad voorbereid op een veranderend klimaat: bestand tegen extremere buien, droogte en hitte.

 

Maatschappelijke initiatieven die bijdragen aan de transitie naar een 100% duurzame stad in 2050 resulteren bijvoorbeeld in de vermindering van droogte, wateroverlast of hittestress, de opwekking van duurzame energie uit natuurlijke bronnen, hergebruik van grondstoffen door slimme manieren om afval te hergebruiken of te scheiden of duurzame mobiliteit.

 

Artikel 11. Ambitie behorend bij het thema educatie en werkgelegenheid

Maatschappelijke initiatieven die bijdragen aan het zo duurzaam mogelijk aan het werk of naar een opleiding helpen van Capellenaren kunnen zich bijvoorbeeld richten op toeleiding van jongeren naar de arbeidsmarkt of een vervolgopleiding. Het is van belang te voorkomen dat jonge mensen zonder werk of zonder deugdelijke opleiding op een zijspoor belanden omdat zij de aansluiting van opleiding naar werk hebben gemist. Zij moeten zo veel mogelijk worden bereikt om hen richting arbeidsmarkt of vervolgopleiding te begeleiden, zodat ook zij de belangrijke stappen kunnen maken die bij deze levensfase horen zoals vestiging op de arbeidsmarkt, gezinsvorming en een nieuwe woonsituatie. Andere voorbeelden zijn maatschappelijke initiatieven die bijdragen aan de totstandkoming van arbeidsplaatsen met bestaanszekerheid met uitzicht op een vast dienstverband of maatschappelijke initiatieven die bijdragen aan preventie van instroom in de bijstand.

 

Artikel 12. Prestatieafspraken

In de subsidiebeschikking kunnen de te verrichten activiteiten nader worden gespecificeerd. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het maken van afspraken over te bereiken aantallen.

 

Artikel 13. Subsidieontvanger

Op grond van artikel 3 van de ASV bepaalt het college voor zover van toepassing in een subsidieregeling ook welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen. In dit artikel wordt voor de Subsidieregeling Denk & Doe mee! vastgelegd aan welke partijen een subsidie kan worden verstrekt. Hierbij wordt de in de ASV gegeven beschrijving van het begrip subsidieontvanger gevolgd. De Capelse inwoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers op wie deze subsidieregeling zich richt, vallen allen in een van de genoemde categorieën van mogelijke subsidieontvangers.

 

Bij de uitvoering van een maatschappelijk initiatief kan, of moet soms, sprake zijn van samenwerking tussen inwoners, maatschappelijke organisaties of ondernemers. Binnen een samenwerkingsverband kunnen er één of meer partijen zijn die subsidie ontvangen voor het in gezamenlijkheid ondernomen maatschappelijk initiatief. Iedere subsidieontvanger is verantwoordelijk voor het nakomen van de verplichtingen die horen bij de aan hem verstrekte subsidie.

 

De gemeente is in beginsel niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit de uitvoering van het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief. Degene die het maatschappelijk initiatief ontplooit en daarbij (op onrechtmatige wijze) schade veroorzaakt wel. Het is daarom van belang dat de subsidieontvanger een aansprakelijkheidsverzekering heeft die dergelijke schade dekt.

 

Ten aanzien van subsidieverstrekking aan (een groep van) natuurlijke personen wordt het volgende opgemerkt:

 

  • 1.

    Belang aansprakelijkheidsverzekering

  • Voor natuurlijke personen geldt dat zij voor de schade die het gevolg is van het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief in privé aansprakelijk kunnen zijn. Ook voor hen is het dan ook van groot belang dat deze aansprakelijkheid verzekerd is. Natuurlijke personen die op individuele basis gesubsidieerde activiteiten ontplooien, hebben in dit kader een andere positie dan natuurlijke personen die in organisatorisch verband actief zijn.

    • a.

      Aansprakelijkheidsverzekering – groep van natuurlijke personen

    • Indien de subsidieontvanger een groep van natuurlijke personen betreft, kan deze groep vallen onder de dekking van de VNG Vrijwilligersverzekering, waarvoor de gemeente een polis heeft afgesloten bij Centraal Beheer Achmea. Deze verzekering is afgesloten ten behoeve van alle vrijwilligers die in enig organisatorisch verband onverplicht en onbetaald werkzaamheden verrichten ten behoeve van anderen of de samenleving en waarbij een maatschappelijk belang wordt gediend.

    • Wat betreft natuurlijke personen bestaat het collectief verzekeringspakket uit:

      • I.

        een ongevallen- en persoonlijke eigendommenverzekering voor vrijwilligers;

      • II.

        een aansprakelijkheidsverzekering voor vrijwilligers;

      • III.

        een rechtsbijstandsverzekering voor vrijwilligers;

      • IV.

        een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering voor vrijwilligers.

    • Het gaat hierbij om een secundaire verzekering. Dit betekent dat deze verzekering alleen van kracht is, voor zover de schade niet is gedekt door een andere verzekering al dan niet van oudere datum.

    • Men hoeft zich niet als vrijwilliger aan te melden voor de verzekering. Ook hoeft geen urenregistratie te worden bijgehouden.

    • Niet verzekerd zijn:

      • I.

        de vrijwillige politie en de vrijwillige brandweer, vanwege speciaal voor hen getroffen rechtspositieregelingen;

      • II.

        vrijwilligers die actief zijn voor een Vereniging van Eigenaren of een huurdersvereniging, omdat deze organisaties het eigen belang tot doel hebben en niet een maatschappelijk belang;

      • III.

        vrijwilligers die zich op individuele basis inzetten, zonder dat sprake is van enig organisatorisch verband.

    • b.

      Aansprakelijkheidsverzekering – natuurlijke personen die niet in organisatorisch verband actief zijn

    • Indien de subsidieontvanger een natuurlijk persoon is die op individuele basis actief is, zonder dat sprake is van enig organisatorisch verband, dan valt deze subsidieontvanger niet onder de dekking van bovengenoemde verzekering. In dit geval is de subsidieontvanger afhankelijk van een eigen persoonlijke aansprakelijkheidsverzekering, waarbij het de vraag is of de persoonlijke aansprakelijkheidsverzekering schade dekt die voortvloeit uit de uitvoering van het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief. Het is de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger om in dit geval contact op te nemen met zijn of haar verzekeraar om na te gaan wat onder de dekking van de verzekering valt en na te gaan wat de mogelijke (financiële) risico’s zijn.

  • 2.

    Financiële verplichting

  • Wie in een groep van natuurlijke personen of als individueel natuurlijk persoon subsidie ontvangt, krijgt dit op persoonlijke titel. Dit betekent dat wanneer de afgesproken prestaties (waarvoor de subsidie is verleend) niet worden geleverd, de subsidie kan worden teruggevorderd. In dit geval is/zijn de subsidieontvanger(s) met zijn of haar privévermogen aansprakelijk.

  • 3.

    Bijstandsuitkering

  • Indien een natuurlijk persoon een bijstandsuitkering ontvangt en hij of zij voornemens is om een subsidie aan te vragen, dan wordt aangeraden om voorafgaand aan de subsidieaanvraag dit voornemen te bespreken met de betrokken casemanager van Sociale Zaken IJsselgemeenten.

  • Dit om te voorkomen dat de subsidie gezien wordt als inkomsten en mogelijk in mindering worden gebracht op de uitkering, dan wel dat de uitkering later worden teruggevorderd of dat er zelfs een boete wordt opgelegd.

  • Ook zal de betrokken casemanager beoordelen of het is toegestaan om de gesubsidieerde activiteiten uit te voeren met behoud van uitkering en of dit past binnen een eventueel re-integratietraject.

  • 4.

    Overige uitkeringen

  • Indien een natuurlijk persoon een uitkering, anders dan een bijstandsuitkering, ontvangt en hij of zij voornemens is om een subsidie aan te vragen, dan wordt aangeraden om voorafgaand aan de subsidieaanvraag dit voornemen te bespreken met de betrokken uitkerende instantie. In overleg met de instantie kan worden bepaald of het ontvangen van een subsidie en het uitvoeren van het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief mogelijk is of niet.

De uitkerende instantie zal er in bepaalde gevallen wellicht mee kunnen instemmen dat een persoon die een uitkering ontvangst subsidie krijgt voor een maatschappelijk initiatief, als de subsidie niet wordt uitbetaald aan de aanvrager van de subsidie. Het tweede lid opent daarom de mogelijkheid dat in een dergelijke situatie een beroep wordt gedaan op een beheerder. Deze mogelijkheid bestaat naast die van de inzet van een beheerder in het geval een natuurlijke persoon of een groep van natuurlijk personen een subsidie ontvangt van meer dan € 5000 (artikel 17, derde lid). Zie verder de toelichting op artikel 17.

 

Bij het vierde lid is de achterliggende gedachte, dat de Subsidieregeling Denk & Doe mee! is bedoeld voor initiatieven uit de Capelse samenleving. Het subsidiëren van partijen die werkzaam zijn onder de vleugels van de gemeente past hier niet bij. Hierop geldt een uitzondering, namelijk voor de situatie waarbij een dergelijke partij optreedt als beheerder voor een subsidie die is aangevraagd door een natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen.

 

Artikel 14. Denk & Doe mee!-team

Het Denk & Doe mee!-team bestaat uit gemeenteambtenaren, inwoners of vertegenwoordigers van ondernemers en maatschappelijke organisaties die werkzaam zijn in de gemeente. Omdat het de bedoeling is dat ambtenaren niet de meerderheid vormen in het team, bestaat maximaal een derde van het aantal leden van het team uit ambtenaren.

 

Door het Denk & Doe mee!-team wordt zelf bepaald hoeveel leden structureel lid zijn van het team. Dit aantal kan worden vastgelegd in het huishoudelijk reglement genoemd in het zevende lid. Ter aanvulling van de vaste bezetting kan het team besluiten om adviseurs uit te nodigen om tijdelijk van het team deel uit te maken. Hier kan bijvoorbeeld aanleiding voor zijn als er ontwikkelingen zijn rond een van de thema’s genoemd in artikel 3, eerste lid, of wanneer voor de beoordeling van een aanvraag om subsidie specialistische kennis nodig is.

 

Het team adviseert het college van burgemeester en wethouders over het al of niet toewijzen van aanvragen om subsidie. De aanvrager van een subsidie ontvangt het advies bij het besluit dat over zijn aanvraag genomen wordt. Als het college besluit om een aanvraag om subsidie toe- of af te wijzen moet dit besluit worden gemotiveerd. In het geval het college het advies van het Denk & en Doe mee!-team overneemt kan daartoe naar dit advies verwezen worden. In het geval het college het advies van het Denk & Doe mee!-team niet volgt moet dit op grond van het zesde lid apart beargumenteerd worden.

 

Aan het Denk en Doe mee!-team zelf wordt overgelaten om in overleg met het college het in lid 7 genoemde huishoudelijk reglement vast te stellen. Verwacht mag worden dat het Denk & Doe mee!-team in het huishoudelijk reglement zal ingaan op het aantal leden, de interne werkprocessen, de wijze waarop door het team wordt gestemd, het quorum voor het nemen van besluiten, de manier waarop de leden en adviseurs van het team worden geselecteerd, hoe wordt omgegaan met eventuele belangenconflicten, etc. Voor het openbaar maken van het huishoudelijk reglement kan de Subsidieregeling Denk & Doe mee! gebruik maken van de gemeentelijke website of een eigen website specifiek voor de subsidieregeling.

 

Artikel 15. Coördinator Denk & Doe mee!

 

Soms zal het aan de orde zijn om over een maatschappelijk initiatief de mening te vragen van de onderdelen van de gemeentelijke organisatie binnen wiens werkterrein het maatschappelijk initiatief valt. In het vierde lid, onder e, wordt aan de coördinator van de Subsidieregeling Denk & Doe mee! opgedragen om ervoor te zorgen dat deze adviezen worden gevraagd. Ook moet de coördinator erop toezien dat de adviezen het Denk & Doe mee!-team bereiken.

 

De coördinator ondersteunt indien nodig de aanvragers bij het doen van een aanvraag om subsidie uit de Subsidieregeling Denk & Doe mee! Als een subsidie is verleend, biedt de coördinator eventueel hulp bij enkele activiteiten die moeten worden ondernomen bij het uitvoeren van het maatschappelijk initiatief.

In het zesde lid staat beschreven welke ondersteuning kan worden geboden. De ondersteuning kan eventueel ook op een andere wijze worden vormgegeven. De coördinator blijft voor de subsidieontvanger als vraagbaak beschikbaar tot en met de afronding van het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief.

 

In welke mate initiatieven worden ondersteund hangt af van de omvang van het maatschappelijk initiatief en in samenhang daarmee de hoogte van de aangevraagde of verleende subsidie (zevende lid). Hoe veel ondersteuning in een concrete situatie wordt geboden is dan ook niet op voorhand aan te geven. Het is in elk geval niet de bedoeling dat de coördinator het maatschappelijk initiatief min of meer overneemt van de initiatiefnemer. Deze zal de werkzaamheden die horen bij het opstarten en uitvoeren van het initiatief zelf moeten uitvoeren en bijvoorbeeld de subsidieaanvraag zelf moeten schrijven. De coördinator zorgt daarbij zo nodig voor informatie en begeleiding.

 

Een van de taken van de coördinator is ook het bewaken van de voortgang van de gesubsidieerde maatschappelijke initiatieven (achtste lid). De coördinator zal hiertoe onder meer gebruikmaken van de gegevens die subsidieontvangers moeten verstrekken in het kader van de verplichtingen genoemd in de artikelen 11 en 12 van de ASV. Ook het in artikel 24, tweede lid, van deze subsidieregeling voor langer lopende initiatieven vereiste driemaandelijkse gesprek met de coördinator zal hieromtrent informatie opleveren.

 

Artikel 16. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

 

Artikel 17. Hoogte van de subsidie

Het in het eerste lid genoemde maximumbedrag van €100.000 geldt per initiatief, dus ook als het initiatief in meer dan 1 jaar wordt uitgevoerd en als voor een initiatief voor een tweede of volgende keer subsidie wordt gevraagd.

 

Natuurlijke personen, al of niet verenigd in een groep, kunnen maximaal een subsidie van

€ 5.000 ontvangen. De reden hiervoor is dat er zowel voor de subsidieontvanger als voor de gemeente risico’s verbonden zijn aan het verstrekken van een subsidie aan een natuurlijke persoon. Voor de natuurlijke persoon ligt dit in het feit dat hij of zij met zijn privévermogen aansprakelijk is voor het nakomen van de subsidieverplichtingen, waaronder de mogelijke verplichting om de subsidie terug te betalen als de gesubsidieerde prestaties niet worden geleverd. Omgekeerd bestaat voor de gemeente de kans dat de subsidieontvanger geen verhaal biedt als deze het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief niet uitvoert en wordt besloten tot terugvordering van de subsidie.

 

In het geval natuurlijke personen subsidie willen vragen voor een initiatief waarvoor meer geld nodig is dan € 5.000 bestaat voor hen de mogelijkheid om een rechtspersoon, zoals een stichting, op te richten. Ook kunnen zij de samenwerking zoeken met een rechtspersoon die voldoet aan de eisen om een subsidie te ontvangen op grond van deze regeling. Deze rechtspersoon treedt dan voor de natuurlijke persoon of de groep van natuurlijke personen op als subsidieontvanger en beheert de subsidie. Daarmee is de rechtspersoon er onder meer verantwoordelijk voor, dat de verplichtingen die de Algemene wet bestuursrecht, de ASV, deze subsidieregeling en de subsidiebeschikking verbinden aan de ontvangst van een subsidie worden nagekomen. Zowel voor de subsidieontvanger als de gemeente beperkt dit de in de vorige alinea genoemde risico’s.

 

 

De beheerder en de aanvrager(s) van de subsidie moeten afspreken wat ieder van hen doet in het kader van de besteding van de subsidie. Het uitgangspunt daarbij is, dat de beheerder administratieve taken vervult en dat de natuurlijke personen die de subsidie voor het maatschappelijk initiatief hebben aangevraagd zorgen voor uitvoering van het initiatief. Door middel van deze afspraken verzekert de beheerder zich er zo veel mogelijk van dat hij de verplichtingen als subsidieontvanger zal kunnen nakomen. Het wordt aan de betrokken partijen overgelaten in welke vorm zij de gemaakte afspraken willen vastleggen.

 

Op grond van het vierde lid kan de beheerder voor het verrichten van deze taak een bedrag in rekening brengen.

 

Artikel 18. Aanvraag

Artikel 18 bevat de eisen waaraan een subsidieaanvraag dient te voldoen. Voorafgaand aan de aanvraag moet degene die van plan is om een subsidie aan te vragen overleggen met de coördinator van de Subsidieregeling Denk & Doe mee! Diens contactgegevens zijn te vinden via www.capelleaandenijssel.nl/subsidies.

 

De coördinator van de subsidieregeling Denk & Doe mee! zorgt ervoor dat de acties die in het kader van de (voorgenomen) subsidieaanvraag moeten worden ondernomen in goede banen worden geleid.

 

In overeenstemming met artikel 6, eerste lid, van de ASV, moet een subsidie worden aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat het college hiertoe heeft vastgesteld. Dit aanvraagformulier kan worden gevonden via www.capelleaandenijssel.nl/subsidie-denk-doe-mee.

 

Een van de uitgangspunten van de Subsidieregeling Denk & Doe mee! is dat er bij Capellenaren werkelijk behoefte moet zijn aan de activiteiten die in het kader van het initiatief ondernomen zullen worden. Met de beschrijving die in de subsidieaanvraag moet worden gegeven met betrekking tot de onderdelen a tot en met c van het tweede lid, zet de aanvrager uiteen waarom hij van mening is dat de Capelse samenleving profijt zal hebben bij het initiatief. Als het initiatief valt onder meer dan één thema, moeten voor al deze thema’s de na te streven ambities besproken worden.

 

Voor de hoogte van de te verstrekken subsidie maakt het vanzelfsprekend wel verschil of met het maatschappelijk initiatief 100 of 1000 mensen gebaat zijn. Ook is van belang in welke omvang het initiatief bijdraagt aan het bereiken van de ambities van de subsidieregeling. In de aanvraag om subsidie moet derhalve worden beredeneerd waarom de opbrengst van het maatschappelijk initiatief in een redelijke verhouding staat tot het gevraagde subsidiebedrag (tweede lid, onder c).

 

Op grond van artikel 6, tweede lid, van de ASV moet de aanvrager van een subsidie onder meer een begroting en een dekkingsplan indienen betreffende de kosten van het maatschappelijk initiatief. Deze moeten uiteraard zo compleet mogelijk zijn. Dit betekent onder meer dat de aanvrager ook de omzetbelasting moet begroten, als hij er rekening mee moet houden dat deze over de subsidie geheven zal worden.

 

Artikel 19. Aanvraagtermijn

Aanvragen om subsidie voor een bedrag vanaf € 20.000 worden door middel van de aanvraag- en beslistermijnen in dit en het volgende artikel gegroepeerd in drie beslisrondes. De achtergrond hiervan is de wens, om degenen die een maatschappelijk initiatief willen gaan uitvoeren in de aanloop tot het indienen van de subsidieaanvraag met elkaar in contact te brengen. Aldus kan kruisbestuiving worden gestimuleerd, kunnen plannen sterker worden gemaakt en kunnen samenwerkingsverbanden tot stand worden gebracht.

 

Omdat het niet is uitgesloten dat voor een maatschappelijk initiatief voor de duur van 1 of meer kalenderjaren een subsidie wordt verleend is in het eerste lid eveneens een uitzondering gemaakt op

artikel 7, eerste lid, van de ASV. Zie ook artikel 3, zevende lid.

 

Artikel 20. Beslistermijn

In de toelichting op artikel 19 is de keuze voor de in het eerste lid genoemde beslistermijnen toegelicht. Omdat het college via de coördinator van de Subsidieregeling Denk & Doe mee! ruim van tevoren op de hoogte is van de op handen zijnde aanvragen van bedragen vanaf € 20.000, is de beslistermijn van

artikel 8, eerste lid, van de ASV ingekort tot zes weken.

 

Voor aanvragen om subsidiebedragen tot € 20.000,- gelden de reguliere beslistermijnen van artikel 8, eerste en tweede lid, van de ASV.

 

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de beslistermijnen gelden vanaf de datum van in behandeling nemen van de definitieve en complete aanvraag om subsidie.

 

Artikel 21. Weigeringsgronden

Dit artikel beschrijft in aanvulling op artikel 9, vierde lid, van de ASV een aantal redenen waarom het college kan weigeren een subsidie te verlenen. Het college kan de subsidie onder meer weigeren als het maatschappelijk initiatief leidt tot structurele kosten die ten laste komen van de gemeente.

 

Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn bij maatschappelijke initiatieven die leiden tot het realiseren van objecten in de openbare ruimte waarvoor de gemeente in de toekomst onderhouds- of vervangingskosten moet maken.

 

Bewoners zijn soms niet goed te spreken over de manier waarop of de mate waarin de gemeente haar taken vervult. Vooral bij kwesties die spelen in de buitenruimte kan dit voor hen aanleiding zijn om een Denk & Doe mee!-subsidie te vragen, teneinde met behulp daarvan het werk zelf uit te voeren.

Omdat het een gemeentelijke taak betreft is de kans groot dat de gemeente bij de uitvoering van een dergelijk initiatief alsnog op de voorgrond treedt, waardoor de initiatiefnemers zelf nauwelijks meer aan bod komen. Dit is uiteraard niet het doel van de Subsidieregeling Denk & Doe mee! De afwijzingsgrond in het derde lid is erop gericht deze situaties te voorkomen.

 

Een subsidie kan verder worden geweigerd als de veiligheid van de uitvoerders van het initiatief naar het oordeel van het college niet voldoende gewaarborgd is. Deze weigeringsgrond zal onder andere in beeld kunnen komen waar het gaat om maatschappelijke initiatieven die vallen onder het thema veiligheid.

 

Het is uiteraard de bedoeling dat het te subsidiëren maatschappelijk initiatief iets toevoegt aan het al bestaande aanbod in de gemeente. Aanvragen om subsidie voor activiteiten die niet aan deze eis voldoen kunnen worden afgewezen op grond van artikel 9, vierde lid, onder c, van de ASV.

 

Artikel 22. Subsidieplafond en wijze van verdeling

Met het vaststellen van het subsidieplafond bepaalt de raad jaarlijks het maximumbedrag dat voor de subsidies beschikbaar is. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Dit geldt ook voor de aanvragen vanaf € 20.000,00 waarover op grond van artikel 20, eerste lid, driemaal per jaar een besluit wordt genomen. Als een aanvraag niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag aan te vullen. In dat geval geldt de datum waarop de aanvraag compleet is als ontvangstdatum. Indien op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt meer dan één aanvraag wordt ontvangen, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

 

Artikel 23. Aanvraag tot vaststelling

De in artikel 23 gevraagde aanvullingen op het inhoudelijk verslag bedoeld in de artikelen 15 en 16 van de ASV, hebben ten doel een zo goed mogelijk beeld te krijgen van het verloop en de opbrengst van het gesubsidieerde maatschappelijk initiatief.

 

In het eerste lid, onder b, wordt onder andere gedoeld op de wet- en regelgeving op het gebied van privacy en intellectuele eigendom.

 

Artikel 14 van de ASV staat niet toe om in een subsidieregeling in het algemeen af te wijken van het uitgangspunt dat voor subsidies tot € 5.000 geen aanvraag tot vaststelling gedaan hoeft te worden. Wel kan een individuele subsidieontvanger bij de verlening van de subsidie worden verplicht om, op de manier die in de beschikking wordt beschreven, aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de opgelegde verplichtingen. Van deze mogelijkheid zal in de regel gebruik worden gemaakt.

 

Artikel 24. Verplichtingen

Een belangrijk aspect van het creëren van een veilige omgeving voor kinderen als bedoeld in het eerste lid, is het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Bij de invulling van het beleid, dat erop gericht

 

is om een veilige omgeving voor kinderen te waarborgen, kan gedacht worden aan het vragen van een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) van medewerkers die met kinderen werken. Tevens kan gebruik worden gemaakt van de toolkit en het stappenplan zoals omschreven op de website www.inveiligehanden.nl.

 

Het in het tweede lid voorgeschreven gesprek zal onder meer dienen om informatie te verzamelen over de voortgang van het maatschappelijk initiatief.

 

De opzet van de Subsidieregeling Denk & Doe mee! is dat subsidieontvangers zoveel als mogelijk kennis en ervaringen delen met andere (toekomstige) initiatiefnemers. Op deze wijze versterken initiatieven elkaar en komt de subsidiebijdrage niet alleen ten goede aan het initiatief zelf, maar ook aan toekomstige initiatieven.

 

Daarom is in het vierde lid bepaald, dat de aanvrager respectievelijk de ontvanger van een subsidie moeten instemmen met het openbaar maken van diverse documenten waarvan de inhoud zinvol kan zijn voor anderen die een maatschappelijk initiatief willen ontplooien. In het vijfde lid is vastgelegd dat de subsidieontvanger actief kennis en ervaringen moet delen met andere (potentiële) aanvragers en ontvangers van een subsidie. Dit kan de subsidieontvanger bijvoorbeeld doen door deel te nemen aan bijeenkomsten of door gebruik te maken van sociale media en de website van de Subsidieregeling

Denk & Doe mee! Op deze wijze komt er een actieve ‘community van initiatiefnemers’ tot stand en ontstaan er mogelijk meer succesvolle initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers in Capelle aan den IJssel.

Zoals is uiteengezet in de toelichting op artikel 3, derde lid, bevat het zesde lid van artikel 24 onder meer de mogelijkheid om de subsidieontvanger verplichtingen op te leggen die ertoe moeten leiden dat het maatschappelijk initiatief ook bereik heeft buiten de eigen kring van de subsidieontvanger.

 

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zichzelf.