Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leiden

Samenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke zorg 2023 Holland Rijnland (versie augustus 2023)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeiden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSamenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke zorg 2023 Holland Rijnland (versie augustus 2023)
CiteertitelSamenwerkingsovereenkomst maatschappelijke zorg 2023 Holland Rijnland
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBijlage 4 Bijlage 5

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet basisregistratie personen
  2. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
  4. Uitvoeringsregeling Wmo 2015
  5. artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen
  6. artikel 8, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen
  7. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-05-2024nieuwe regeling

29-02-2024

gmb-2024-209997

Tekst van de regeling

Intitulé

Samenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke zorg 2023 Holland Rijnland (versie augustus 2023)

De colleges van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude

 

 

Gelet op:

 

  • het bepaalde in de Wet basisregistraties personen;

  • het bepaalde in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015;

  • het bepaalde in het Uitvoeringsbesluit Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015;

  • het bepaalde in de Uitvoeringsregeling Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015;

  • het bepaalde in de Wet normering topinkomens;

  • het bepaalde in de Wet tijdelijke huisverbod;

  • het bepaalde in de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • het bepaalde in de Wet op de langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet;

  • het bepaalde in de artt. 1 en 8, vierde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb);

  • de besluiten van de raden van de gemeenten in Holland Rijnland tot het verlenen van toestemming aan de colleges van deze gemeenten tot het aangaan van de samenwerking en het treffen van deze regeling.

 

Overwegende dat:

 

  • a.

    De gemeenten in Holland Rijnland willen samenwerken vanuit de hiervoor benoemde bevoegdheden op het terrein van maatschappelijke zorg (hierna maatschappelijke zorg).

 

  • b.

    Met de wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2015 de gemeenten verantwoordelijk zijn geworden voor het beschermd wonen (BW) van inwoners met GGZ-problematiek.

 

  • c.

    De gemeenten al verantwoordelijk waren voor taken op het gebied van maatschappelijke opvang (MO), verslavingszorg en -preventie (VZ) en OGGZ (bemoeizorg), eveneens Wmo-taken.

 

  • d.

    Tot nu toe de gemeenten in Holland Rijnland de taken voor BW middels mandaat hebben belegd bij Leiden. Voor BW/MO/VZ/OGGZ beschikt Leiden over het regionale budget conform de Wmo, die zij van het Rijk via een doeluitkering ontvangt.

 

  • e.

    De raden van de gemeenten in Holland Rijnland het ‘Beleidskader Maatschappelijke zorg Holland Rijnland 2017-2025’ in 2016 hebben vastgesteld. Vanuit dit beleidskader voeren de gemeenten in Holland Rijnland met ingang van 1 januari 2023 de taken voor BW en MO/VZ/OGGZ zelf uit.

 

  • f.

    De raden van de gemeenten in Holland Rijnland in 2021 vooruitlopend op de besluitvorming van het rijk hebben besloten de budgetten zowel voor BW als MO door te decentraliseren naar de gemeenten.

 

  • g.

    Gemeenten voor de lokale taken samenwerken in de subregionale verbanden:

    • a.

      Duin- en Bolllenstreek: gemeenten Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk en Teylingen.

    • b.

      Leidse regio: gemeenten Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten en Zoeterwoude.

    • c.

      Rijnstreek: gemeenten Alphen aan den Rijn, Kaag en Braassem en Nieuwkoop.

 

  • h.

    Voor sommige voorzieningen en doelgroepen het noodzakelijk is de zorg regionaal te blijven organiseren. Er is daarbij sprake van een specifieke ondersteuningsbehoefte die niet lokaal of subregionaal te organiseren of te financieren is. Veelal gaat het om doelgroepen die regionaal klein van omvang zijn en een specialistische ondersteuning behoeven. Dit noemen we de specialistische maatschappelijke zorg. In bijlage 1 is beschreven welke voorzieningen onder specialistische maatschappelijke zorg vallen. Onder lokale maatschappelijke zorg wordt verstaan alle andere taken op het gebied van maatschappelijke zorg die niet behoren tot de regionale maatschappelijke zorg.

 

  • i.

    Regionale samenwerking en afspraken nodig zijn om toe te kunnen werken naar een stabiele (financiële) situatie waarin vraag en aanbod van voorzieningen in evenwicht zijn en inwoners zorg en ondersteuning krijgen die passend en dichtbij is.

 

  • j.

    Voor de transformatieopgave comfort in de bestuurlijke en ambtelijke samenwerking nodig is overeenkomstig scenario 1a, ‘open luiken met inhoudelijke beheersmaatregelen (elkaar vasthouden op beleidskeuzes) vanuit het AEF-rapport ‘Meer comfort in de regionale afspraken’ van 1 juni 2022, besloten in het portefeuillehouders overleg (PHO) van 15 juni 2022.

 

  • k.

    De gemeenten in Holland Rijnland de afspraken nader hebben uitgewerkt in een inhoudelijk plan met richtinggevende afspraken, dat is vastgesteld in het PHO van 21 september 2022, rapport Op- en afbouwplan, startfoto 2022, AEF 31 augustus 2022.

 

  • l.

    De gemeente Leiden als centrumgemeente met de gemeenten in Holland Rijnland een Dienstverleningsovereenkomst (DVO) sluit met nadere afspraken over de uitvoering van de specialistische maatschappelijk zorg.

 

Besluiten:

 

De Centrumregeling beschermd wonen maatschappelijke opvang Leiden, in werking getreden op 1 januari 2016, te vervangen door de Samenwerkingsovereenkomst Maatschappelijke Zorg 2023 Holland Rijnland (ook wel de regeling).

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Doelstelling

  • 1.1

    De doelstelling van de overeenkomst is een gedragen, sluitende en zorgvuldige aanpak voor de doordecentralisatie van de maatschappelijke zorg per 1 januari 2023.

  • a.

    Taken en inhoudelijke beheersmaatregelen van de specialistische voorzieningen, uitgevoerd door de gemeente Leiden met een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle gemeenten in Holland Rijnland;

  • b.

    Taken, verantwoordelijkheden en inhoudelijke beheersmaatregelen van op- en afbouwopgave in de drie subregio's;

  • c.

    Afspraken over de financiën, zowel die betrekking hebben op a en b. De inhoudelijke beheersmaatregelen zijn vervat in bijlage 2.

  • 1.2

    De taken en bevoegdheden van de gemeenten worden op het gebied van de specialistische maatschappelijke zorg door mandaat en volmacht opgedragen aan de centrumgemeente.

Artikel 2 Centrumgemeente

De gemeente Leiden wordt aangewezen als centrumgemeente in deze regeling.

Artikel 3 Voorzieningenniveau

  • 3.1

    Elke gemeente in Holland Rijnland draagt zorg voor een infrastructuur van preventie, vroegsignalering en laagdrempelige toegang voor inwoners die vallen onder de doelgroep maatschappelijke zorg.

  • 3.2

    In subregionaal verband dragen gemeenten zorg voor aanbod van integrale ondersteuning en woonvormen dan wel voor opvang voor inwoners die behoren tot de doelgroep maatschappelijke zorg. Passend voor hun subregio dragen zij zorg voor de op- af- of ombouwopgave, zie bijlage 5 voor de huidige situatie per 2022.

  • 3.3

    De gemeenten in Holland Rijnland zetten zich in voor een gezamenlijke monitoring van de maatschappelijke zorg om de voortgang van de geschetste transformatie te bewaken.

  • 3.4

    In regionaal verband dragen de gemeenten in Holland Rijnland, via mandaat aan Leiden, zorg voor een passend, voldoende en tijdig beschikbaar aanbod van specialistische maatschappelijke zorg voor inwoners van de regio Holland Rijnland.

Artikel 4 Kwaliteitseisen

  • 4.1

    De gemeenten in Holland Rijnland werken volgens de Norm van Opdrachtgeverschap met elkaar samen.

  • 4.2

    De kwaliteitseisen worden nader uitgewerkt in de DVO tussen de gemeente Leiden en de gemeenten in Holland Rijnland.

Artikel 5 Taken centrumgemeente

  • 5.1

    De centrumgemeente taken omvatten:

    • a.

      het inrichten en door ontwikkelen van een regionale toegang voor specialistische maatschappelijke zorg;

    • b.

      het daadwerkelijk verstrekken van specialistische maatschappelijke zorg;

    • c.

      de vertegenwoordiging in de bezwaar- en beroep procedure voor de specialistische maatschappelijke zorg;

    • d.

      het behandelen van klachten conform hoofdstuk 9 van de Awb voor specialistische maatschappelijke zorg;

    • e.

      het houden van toezicht op de specialistische maatschappelijke zorg voorzieningen.

  • 5.2

    De gemeente Leiden zal haar rol als centrumgemeente in de zin van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 invullen.

Artikel 6 Specialistische Maatschappelijk Zorg (MZ)-team

  • 6.1

    Er wordt een specialistische MZ-team bij de gemeente Leiden gevormd, dat de uitvoering van taken en de financiering, die behoren bij de specialistische maatschappelijke zorg, op zich neemt. De opzet van het specialistische MZ-team is uitgewerkt tussen de samenwerkende gemeenten.

  • 6.2

    In bijlage 3 zijn de taken en formatie van het specialistische MZ-team opgenomen. Nadere afspraken worden verder uitgewerkt in de DVO tussen de gemeente Leiden en de gemeenten in Holland Rijnland.

Artikel 7 Wederzijdse informatieplicht

  • 7.1

    De gemeenten in Holland Rijnland informeren elkaar actief over gewijzigde wet- en regelgeving, over beleidsvoornemens en te ontwikkelen beleid in de eigen gemeente, in zoverre die informatie van belang is voor de andere gemeenten.

  • 7.2

    Als sprake is van vooraf niet te voorziene ontwikkelingen die leiden tot een substantiële stijging of daling van de kosten informeren de gemeenten in Holland Rijnland elkaar daarover terstond. Indien nodig maken de gemeenten in Holland Rijnland aanvullende afspraken om de effecten van de in dit lid genoemde ontwikkelingen te beheersen en te minimaliseren.

Hoofdstuk 2 Overlegstructuur, mandatering, financiering en privacy

Artikel 8 Overlegstructuur

  • 8.1

    Beleid en (voorgenomen) besluitvorming over (1) de brede maatschappelijke zorgopgave en (2) de specialistische maatschappelijke zorg en bijbehorende taakuitoefening van het regionaal MZ-team) vindt plaats in de Commissie Maatschappij van de regio Holland Rijnland, voordat besluitvorming in het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden plaatsvindt.

  • 8.2

    Het college van de gemeente Leiden draagt zorg voor (besluitvorming over) de specialistische maatschappelijke zorg en bijbehorende taakuitoefening van het specialistische MZ-team. De colleges van de overige gemeenten in Holland Rijnland verlenen de gemeente Leiden hiertoe het mandaat.

  • 8.3

    De colleges van de gemeenten in Holland Rijnland dragen zorg voor de besluitvorming over deze samenwerkingsafspraken en gerelateerde gezamenlijke onderwerpen met uitzondering van bovengenoemde taken betreffende de specialistische maatschappelijke zorg.

  • 8.4

    Ambtelijke beleidsafstemming en voorbereiding voor besluitvorming vindt plaats in het Regionaal Programmateam Maatschappelijke Zorg Holland Rijnland. Het Regionaal Programmateam Maatschappelijke Zorg Holland Rijnland volgt de (tijdelijke) regionale projectgroep, na de projectfase, op per 2023. De hoofdtaak van het Programmateam is het begeleiden van de transformatie vanaf 1-1-2023. In bijlage 6 staat een overzicht van de werkzaamheden. Het team bestaat uit de projectleiders van elke subregio, de leidinggevende van het specialistische MZ-team en, als voorzitter, een onafhankelijk programmamanager.

  • 8.5

    Een ambtelijk klankbord van ambtelijk opdrachtgevers van de gezamenlijke gemeenten fungeert als ambtelijk opdrachtgever en klankbord naar het Programmateam. Het Ambtelijke Klankbord Maatschappelijke Zorg bestaat uit ambtelijk vertegenwoordigers van de subregio’s die elkaar periodiek spreken over de bestuurlijk en strategische ontwikkelingen maatschappelijke zorg in de regio Holland Rijnland. Bestuurlijke en strategische vraagstukken kunnen door het Programmateam voor advies worden voorgelegd aan het klankbord. Indien er verschillen van inzicht zijn, waar de projectgroep/het programmateam niet uitkomt, kan opgeschaald worden naar het klankbord. Het klankbord wordt minimaal twee keer per jaar geïnformeerd over de voortgang. Indien het nodig wordt geacht, dan kan er vaker overleg plaatsvinden.

  • 8.6

    Minimaal twee keer per jaar vindt bestuurlijk overleg (in de Commissie Maatschappij) plaats over de stand van zaken van de transformatie van de maatschappelijke zorg tussen de gemeenten in Holland Rijnland in de Commissie Maatschappij van de regio Holland Rijnland.

Artikel 9 Mandatering en facilitering

  • 9.1

    De gemeenten in Holland Rijnland dragen er zorg voor dat alle bevoegdheden, die in het kader van de uit te voeren wetten en regelingen voor de uitvoering van de specialistische maatschappelijke zorg zijn opgedragen aan de colleges van de gemeenten of aan de Burgemeesters, worden gemandateerd dan wel bij machtiging worden verleend aan het college van Leiden, een en ander met inachtneming van het bepaalde in de Gemeentewet en de Awb en hetgeen hierboven is opgenomen met betrekking tot wederzijdse verantwoordelijkheden en taken.

  • 9.2

    De gemeenten in Holland Rijnland dragen er gezamenlijk zorg voor dat alle benodigde faciliteiten, gegevensuitwisselingen en (informatie)voorzieningen, die in het kader van de samenwerking benodigd zijn voor de uitvoering van de regionale toegang, binnen redelijke termijn beschikbaar worden gesteld. Dit geldt visa versa ook voor de centrumgemeente richting de andere gemeenten in Holland Rijnland.

Artikel 10 Financieringssystematiek en kosten uitvoering

  • 10.1

    In 2023 ontvangt de gemeente Leiden de middelen voor Maatschappelijke zorg (Beschermd wonen en Maatschappelijke opvang) nog volgens het huidige (oude) rekenmodel vanuit het Rijk. In 2023 zal de gemeente Leiden daarom conform het rekenmodel, dat door adviesbureau Andersson Elffers Felix in opdracht van de gemeenten in Holland Rijnland is gemaakt, de budgetten overmaken naar de gemeenten in Holland Rijnland (bijlage 4).

  • 10.2

    De gemeente Leiden zal na de invoering van het landelijke objectieve verdeelmodel Beschermd wonen nog altijd het historische budget Beschermd wonen voor de hele Holland Rijnland regio ontvangen van het rijk en dit conform het rekenmodel van AEF overmaken aan de gemeenten in Holland Rijnland. Hetzelfde geldt voor de decentralisatie uitkering voor Maatschappelijke opvang. Deze zal tot de doordecentralisatie Maatschappelijke opvang (die door het Rijk is uitgesteld) worden ontvangen door de gemeente Leiden en worden verdeeld over de gemeenten in Holland Rijnland, conform het rekenmodel van adviesbureau Andersson Elffers Felix. Vanaf het moment dat de doordecentralisatie van Beschermd wonen definitief wordt (waarschijnlijk in 2025) zal het historische budget voor Beschermd wonen afnemen en het objectieve budget voor Beschermd wonen toenemen (zie bijlage 4).

  • 10.3

    De regionale kosten en verdeling van de regionale budgetten voor Maatschappelijke Zorg zijn uiteengezet in de memo ‘Financiering van regionale kosten en verdeling regionale budgetten’ van 16 augustus 2022 door adviesbureau Andersson Elffers Felix, in bijlage 4.

  • 10.4

    De gemeente Leiden is verantwoordelijk voor de regionale begroting voor de kosten voor specialistische voorzieningen maatschappelijke zorg en stelt daarvoor een egaliseringsreserve Specialistische Voorzieningen MZ in conform de memo ‘Financiering van regionale kosten en verdeling regionale budgetten’ van 16 augustus 2022 door adviesbureau Andersson Elffers Felix, paragraaf 1.4 in bijlage 4. Deze egalisatiereserve Specialistische Voorzieningen MZ wordt gevormd vanuit de bestaande reserve Beschermd wonen (geoormerkt deel van de reserve Sociaal Domein van de gemeente Leiden).

  • 10.5

    De stand van de reserve Beschermd wonen (geoormerkt deel van de reserve Sociaal Domein van de gemeente Leiden) is per 31-12-2022 hoger dan de middelen die nodig zijn voor de egaliseringsreserve Specialistische Voorzieningen MZ uit 10.4 van dit artikel. Het overschot kan door de gemeenten in Holland Rijnland worden ingezet voor onder andere frictiekosten als gevolg van de op- en afbouwopgave te ondersteunen, conform de memo ‘Financiering van regionale kosten en verdeling regionale budgetten’ van 16 augustus 2022 door het adviesbureau Andersson Elffers Felix, paragraaf 1.4 in bijlage 4. Voorstellen voor onttrekkingen aan deze reserve Beschermd wonen verlopen via het regionale programmateam en de Commissie Maatschappelijk Holland Rijnland, waarna deze geformaliseerd dienen te worden door de gemeenteraad van de gemeente Leiden.

Artikel 11 Privacy, gegevensuitwisseling en gegevensbewerking

  • 11.1

    Op de verwerking en uitwisseling van Persoonsgegevens door de gemeenten in Holland Rijnland (hieronder ook verstaande: door deze gemeenten aangewezen derden, waaronder de gemeentelijke toegang voor Wmo en Jeugd, waarmee verwerkersovereenkomsten zijn afgesloten), zijn de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Uitvoeringswet AVG (UAVG) van toepassing. Aanvragen en gegevensuitwisseling tussen de gemeenten in Holland Rijnland vinden plaats volgens de regels van de AVG en in principe digitaal.

  • 11.2

    De gemeenten in Holland Rijnland zijn ieder voor zich verwerkingsverantwoordelijk voor de onder deze dienstverleningsovereenkomst uitgevoerde verwerkingen van persoonsgegevens.

  • 11.3

    De gemeenten in Holland Rijnland zorgen voor passende technische en organisatorische maatregelen om de persoonsgegevens goed te beveiligen, zoals bedoeld in artikel 32 van de AVG. Hiervoor wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van beveiligd versturen van Persoonsgegevens en vertrouwelijke informatie volgens de geldende regels en wordt, waar nodig en toepasselijk, toegang gegeven tot de benodigde registratie- en informatiesystemen.

  • 11.4

    Personen die werken voor de gemeenten in Holland Rijnland moeten Persoonsgegevens waarmee zij werken geheimhouden.

  • 11.5

    De gemeenten in Holland Rijnland zijn ieder voor zich verantwoordelijk voor de uitvoering en afhandeling van bij de deelnemende gemeente in kwestie binnen gekomen verzoek(en) m.b.t. artikel 15 t/m 21 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming. De gemeenten in Holland Rijnland zullen elkaar uiterlijk binnen 24 uur informeren na vaststelling van een (vermoedelijke) inbreuk in verband met persoonsgegevens.

  • 11.6

    De gemeenten in Holland Rijnland zijn ieder voor zich verantwoordelijk voor het doen van een melding bij de Autoriteit Persoonsgegevens, en indien van toepassing bij betrokkene(n), op het moment dat bij deze deelnemende gemeente een inbreuk in verband met persoonsgegevens is geconstateerd. Deze melding verloopt ten alle tijden via de betrokken privacy officer.

  • 11.7

    In de Data Protection Impact Assessment (DPIA) zijn de verschillende verwerkingen van persoonsgegevens en bijbehorende fasering opgenomen die horen bij de uitvoering van de hierboven beschreven dienstverlening met betrekking tot toezicht en handhaving. Ook aanvullende informatie met betrekking tot bijvoorbeeld dataminimalisatie, gegevensbeveiliging en bewaartermijnen is in deze DPIA opgenomen. Gegevensverwerkingen vinden alleen plaats binnen de in deze DPIA beschreven kaders. De werkzaamheden en uitvoering van deze dienstverlening is continu in ontwikkeling, aan de hand van de DPIA wordt jaarlijks gecontroleerd of de uitvoering voldoet aan de (op dat moment) geldende privacy wetgeving. De DPIA is opvraagbaar bij de privacy officer.

Hoofdstuk 3 Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 12 Wijziging van de regeling

  • 12.1

    Iedere deelnemer kan een voorstel doen tot wijziging van de regeling.

  • 12.2

    De gewijzigde regeling wordt pas voorgelegd aan de gemeenteraden van de deelnemers, indien alle deelnemers met de gewijzigde regeling akkoord zijn.

  • 12.3

    De deelnemers gaan niet over tot wijziging van deze regeling dan na verkregen toestemming van de gemeenteraden van de deelnemers.

Artikel 13 Toetreding tot de regeling

  • 13.1

    Het college van een andere gemeente kan een verzoek tot toetreding richten aan het college van de centrumgemeente.

  • 13.2

    Het college van de centrumgemeente stuurt een afschrift van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk aan de colleges van de overige deelnemers.

  • 13.3

    Het college van de centrumgemeente kan voorwaarden verbinden aan de toetreding, en zendt deze voorwaarden zo spoedig mogelijk aan het college dat wenst toe te treden. De voorwaarden worden echter niet verzonden dan nadat de colleges van de overige deelnemers gelegenheid is geboden hun wensen en bedenkingen omtrent de toetreding bekend te maken bij het college van de centrumgemeente.

  • 13.4

    Tot toetreding is besloten wanneer het college van de centrumgemeente, het toetredende college én de colleges van de overige deelnemers met de toetreding hebben ingestemd.

  • 13.5

    De toetreding treedt in werking de eerste dag van de maand na het besluit, bedoeld in het vierde lid, of anders op een moment zoals in het toetredingsbesluit bepaald.

Artikel 14 Uittreding uit de regeling

  • 14.1

    Een college van een van de gemeenten kan besluiten tot uittreding, onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 14.2

    Een college zendt, na toestemming van zijn raad, het besluit tot uittreding aan de andere colleges. De procedure voor uittreding vangt aan de dag nadat het college van de centrumgemeente het besluit heeft ontvangen.

  • 14.3

    Het college van de centrumgemeente inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding en legt deze vast in het concept-uittredingsplan.

  • 14.4

    Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 14.5

    De uittreding gaat in op 1 januari van het jaar volgende op het verstrijken van een termijn van een jaar na het nemen van het besluit tot uittreding, tenzij de colleges unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen. De uittreding gaat in elk geval niet in binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de regeling.

  • 14.6

    Indien het college van de centrumgemeente beslist tot uittreding, dan nemen alle colleges binnen zes maanden een besluit of in plaats van de uittredingsprocedure van artikel 14 besloten wordt tot opheffing van de regeling overeenkomstig artikel 15. Besluiten twee derde van de colleges tot opheffing, dan is artikel (opheffing) verder van toepassing en wordt de uittredingsprocedure gestopt. Wordt niet tot opheffing besloten, dan wordt de procedure van artikel (uittreding) gevolgd.

  • 14.7

    Een college dat voornemens is uit te treden kan het college van de centrumgemeente vragen een indicatie te geven van de gevolgen van de uittreding, overeenkomstig hetgeen in deze regeling bepaald. De indicatie wordt binnen zes maanden opgeleverd, tenzij het betreffende uittredende college en het college van de centrumgemeente anders overeenkomen. De kosten voor het opstellen van de indicatie komen voor rekening van het college dat om de indicatie heeft verzocht. De indicatie bindt de gemeenten niet wanneer definitief tot uittreding wordt besloten.

     

Procedure vaststellen uittredingsplan

  • 1.

    Het uittredingsplan bepaalt de wijze van berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.

  • 2.

    Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.

  • 3.

    Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het college van de centrumgemeente een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van dit college het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 4.

    Het college van de centrumgemeente wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en de secretaris van de centrumgemeente. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het college van de centrumgemeente de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden uit de colleges, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer en een vertegenwoordiger van de centrumgemeente.

  • 5.

    Ten minste zes maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het college van de centrumgemeente het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het college van de centrumgemeente baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek die is gehanteerd in het uittreedplan en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.

  • 6.

    Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het college van de centrumgemeente de definitieve uittreedsom vast. Het college van de centrumgemeente baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek die is gehanteerd in het uittreedplan.

  • 7.

    Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het zesde lid wordt een risico-opslag van 10% op de uittreedsom toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 8.

    Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het college van de centrumgemeente de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het college van de centrumgemeente conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen.

Te vergoeden kosten

  • 1.

    De voorlopige, respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten.

  • 2.

    Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door de centrumgemeente die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn.

  • 3.

    Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de centrumgemeente die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 4.

    De centrumgemeente brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, binnen drie maanden nadat het college van de centrumgemeente de definitieve uittreedsom, als bedoeld in artikel 14, heeft vastgesteld, tenzij in het uittredingsplan overeenkomstig artikel 14, anders is vastgelegd.

  • 5.

    Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.

  • 6.

    De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding, bedoeld in artikel 14.

  • 7.

    De centrumgemeente is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het college van de centrumgemeente van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

Artikel 15 Opheffing van de regeling

  • 15.1

    De regeling kan worden opgeheven bij gelijkluidend besluit van alle colleges (instemming) van de deelnemers.

  • 15.2

    Iedere deelnemende gemeente is bij opheffing van deze gemeenschappelijke regeling gehouden aan de centrumgemeente de financiële verplichtingen te voldoen welke ten laste van de centrumgemeente zijn of zullen blijven ter uitvoering van de taken beschermd wonen en opvang zolang Leiden als centrumgemeente voor die taken is aangewezen. De centrumgemeente is belast met de uitvoering van het besluit zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 16. Inwerkingtreding, looptijd en evaluatie

  • 16.1

    De regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

  • 16.2

    Het college van de centrumgemeente is belast met de bekendmaking van deze regeling overeenkomstig artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 16.3

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op wijziging van, toetreding tot, uittreding uit en opheffing van de regeling.

  • 16.4

    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgend op de dag van bekendmaking door het college van de centrumgemeente, als bedoeld in het tweede lid.

  • 16.5

    De regeling wordt ten minste eens per twee jaar geëvalueerd in opdracht van de colleges. De colleges bepalen daarbij in onderling overleg de onderwerpen, werkwijze en planning van de evaluatie. De colleges kunnen daarbij beslissen een onafhankelijke externe de evaluatie te laten uitvoeren. Het eerste evaluatiemoment vindt plaats in 2024.

Artikel 17 Overmacht

De gemeente stelt de andere gemeente(n) in Holland Rijnland onverwijld op de hoogte van de ontstane overmachtssituatie zoals grote personeelsstakingen en tekorten aan personeel en materieel bij leveranciers. Indien één van de deelnemende gemeenten in Holland Rijnland gedurende een periode van meer dan tien werkdagen ten gevolge van overmacht niet kan nakomen c.q. tekortschiet in haar verplichtingen op grond van deze overeenkomst, heeft de andere gemeente het recht na overleg met onmiddellijke ingang maatregelen te treffen in verband met de continuïteit.

Artikel 18 Onvoorziene omstandigheden

Indien binnen het kader van de samenwerkingsovereenkomst zich omstandigheden voordoen waarin deze overeenkomst niet voorziet, treden de gemeenten in Holland Rijnland met elkaar in overleg en komen zij tot een oplossing.

Artikel 19 Geschillenregeling

  • 19.1

    Partijen die een geschil hebben over de specialistische maatschappelijk zorg melden dit bij het Regionaal Programmateam Maatschappelijke Zorg Holland Rijnland waarin alle subregio’s ambtelijk zijn vertegenwoordigd.

  • 19.2

    Binnen twee weken na melding van het geschil stuurt iedere partij zijn zienswijze over het geschil met een oplossingsgericht voorstel aan het Regionaal Programmateam en aan de andere partij.

  • 19.3

    Het Regionaal Programmateam vraagt advies aan het Ambtelijk Klankbord Maatschappelijke Zorg voor de oplossing van het geschil. Het Ambtelijk Klankbord MZ brengt binnen 4 weken advies uit.

  • 19.4

    Het Regionaal Programmateam probeert op basis van het advies van het Ambtelijk Klankbord en de zienswijzen van partijen in overleg met partijen tot een oplossing van het geschil te komen.

  • 19.5

    Als geen oplossing wordt gevonden die voor alle partijen acceptabel is dan wordt het geschil voorgelegd aan de Commissie Maatschappij Holland Rijnland. De Commissie neemt een beslissing over de oplossing van het geschil.

  • 19.6

    Het college van elk van de gemeenten die betrokken zijn bij het geschil, kan op ieder moment besluiten het geschil overeenkomstig artikel 28 Wet gemeenschappelijke regelingen voor te leggen aan Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid-Holland.

Artikel 20 Overige bepalingen

  • 20.1

    De gemeenten in Holland Rijnland achten zich jegens elkaar verbonden, waarvoor deze samenwerkingsovereenkomst model staat.

  • 20.2

    Ingeval een van de deelnemende gemeenten de in deze overeenkomst vastgelegde afspraken niet of onvoldoende naleeft, is hij verantwoordelijk voor de financiële gevolgen die daaruit mogelijk voortvloeien.

Artikel 21 Klachten

Klachten die betrekking hebben op de uitoefening van bevoegdheden die in mandaat van de centrumgemeente worden uitgevoerd door medewerkers van de centrumgemeente worden afgehandeld volgens de externe klachtenregeling van de centrumgemeente.

Artikel 22 Archivering

De archivering van de door de centrumgemeente uitgevoerde taken geschiedt op basis van de bepalingen die de centrumgemeente ook voor haar eigen processen hanteert.

Artikel 23 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als “Samenwerkingsovereenkomst maatschappelijke zorg 2023 Holland Rijnland”.

Artikel 24 Bijlagen

  • 1.

    Omschrijving specialistische maatschappelijke zorg

  • 2.

    Inhoudelijke beheersmaatregelen PHO-besluit 15 juni 2022.

  • 3.

    Taken specialistische MZ-team Leiden. Rapport onderzoek formatie en taken regionaal toegangsteam, AEF.

  • 4.

    Memo AEF ‘Financiering van regionale kosten en verdeling regionale budgetten’ d.d. 16 augustus 2022.

  • 5.

    Rapport Op- en afbouw maatschappelijke zorg, AEF

  • 6.

    Taken regionaal programmateam maatschappelijke zorg

Aldus vastgesteld door het college van [gemeente] op [datum].

Datum,

Bijlage 1. Omschrijving Specialistische maatschappelijke zorg

 

Sommige inwoners hebben een specifieke ondersteuningsbehoefte die niet lokaal of subregionaal te organiseren of te financieren is. Veelal gaat het om doelgroepen die regionaal klein van omvang zijn en een specialistische ondersteuning behoeven.

 

Concreet gaat het om voorzieningen voor de volgende ondersteuningsvragen:

  • -

    lnwoners met een lichte verstandelijke beperking in combinatie met verslavingsproblematiek.

  • -

    lnwoners met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) in combinatie met chronische verslaving.

  • -

    Inwoners met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) in combinatie met somatische aandoeningen.

  • -

    lnwoners met ernstige psychiatrische problematiek in combinatie met gedragsproblematiek en/of lichtverstandelijke beperking die aangewezen zijn op 24/7 ondersteuning.

  • -

    Alleenstaande ouders met ernstige psychiatrische problematiek die aangewezen zijn op 24/7 ondersteuning.

  • -

    Daklozen met zware problematiek waarbij 24/7 begeleiding nodig is.

  • -

    Acute opvang dak- en thuislozen en opvang dak- en thuislozen bij koude- of hitteregeling.

Bijlage 2. Inhoudelijke beheersmaatregelen voor een zorgvuldige en gedragen aanpak voor de doordecentralisatie van taken en middelen maatschappelijke zorg:

 

  • 1.

    Gezamenlijke op- en afbouwopgave:

    • -

      Subregio’s spreken een gezamenlijk op- en afbouwplan af voor voorzieningen maatschappelijke zorg, dat uitgaat van beschikbare middelen en conformeren zich hieraan.

    • -

      Consequenties van het afwijken van het plan (bijv. wachtlijsten) zijn voor de betreffende subregio. Gemeenten maken afspraken over een situatie waarin de financiële middelen niet tijdig meegroeien.

    • -

      Subregio’s maken afspraken over compensatie voor subregio’s die niet kunnen op- of afbouwen, doordat af- of opbouw elders achterblijft of er niet genoeg middelen beschikbaar zijn.

  • 2.

    Locatie van zorg vanuit het perspectief van de inwoner:

    • -

      Plaatsing van een inwoner in een andere gemeente is alleen mogelijk als dit in het belang is van de inwoner. Gebrek aan plek (wachtlijst) is hier geen reden voor. Nuancering is dat opbouw (en de benodigde overheveling van middelen) volgens plan gebeurt.

    • -

      Gemeenten bepalen in overleg of een inwoner bij een andere gemeente in zorg kan gaan. Er worden afspraken gemaakt over een escalatieladder wanneer gemeenten er niet uitkomen.

    • -

      Subregio’s zetten zich ervoor in om de werkprocessen in de toegang zo goed mogelijk te uniformeren over de regio.

  • 3.

    Huisvesting na uitstroom en tijdens maatschappelijke zorg:

    • -

      Gemeenten committeren zich om de woonopgave voor deze doelgroep inzichtelijk te maken (dit is reeds gebeurd).

    • -

      De woonopgave voor deze doelgroep wordt geagendeerd in de Commissie Economie en Leefomgeving zodat een integrale afweging kan worden gemaakt waaraan de Commissie zich kan committeren.

    • -

      Gemeenten trekken samen op bij het realiseren van huisvesting voor deze doelgroep en sluiten daarbij aan bij de afspraken rondom het op- en afbouwplan.

Bijlage 3. Taken specialistische MZ-team Leiden

 

Het specialistische Maatschappelijk Zorg (MZ)-team verricht de volgende taken:

  • -

    Het bieden van expertise over doelgroepen en zorg aan de lokale toegangen en het ondersteunen van de lokale toegang bij het vinden van de best passende plek.

  • -

    Het beoordelen met de lokale toegangen van aanvragen voor de regionale voorzieningen van maatschappelijke zorg en de toeleiding naar de regionale voorzieningen.

  • -

    Het instellen van casusoverleg waar de lokale toegangen complexe casuïstiek kunnen inbrengen.

  • -

    Het regelen van toegang tot de regionale MO voorziening buiten kantoortijden bij crisissituaties. De volgende werkdag neemt de MO contact over deze inwoner op met de gemeente van herkomst.

  • -

    Het regelen van het wachtlijstbeheer voor de regionale voorzieningen MO/BW.

  • -

    Het monitoren van ontwikkelingen met betrekking tot de wachtlijst, gebruik van voorzieningen en de kwaliteit van regionale voorzieningen MO/BW.

  • -

    Het regelen van de inkoop en het contractmanagement van regionale voorzieningen MO/BW.

  • -

    Het uitvoeren van de regionale beleidsfunctie betreffende de regionale voorzieningen MO/BW, het volgen van de landelijke ontwikkelingen rondom de Wmo en de Wet langdurige zorg (Wlz), het bijdragen aan beleidsafstemming met de subregio’s en met relevante partners (waaronder Zorg & Zekerheid en Serviceorganisatie Zorg).

  • -

    Het uitvoeren van de regionale financiële functie waarbij taken behoren als het overzicht houden over de ontvangen landelijke middelen en verdeling over de gemeenten dan wel de inning door gemeenten, P&C-cyclus en bewaken uitgaven voor de regionale budgetten en het uitvoeren van kostenverrekening.

Bijlage 4 Memo AEF ‘Financiering van regionale kosten en verdeling regionale budgetten’ 16 augustus 2022.

 

[PDF]

Bijlage 5 Rapport Op- en afbouwplan maatschappelijke zorg, 31 augustus 2022, AEF

 

[PDF]

Bijlage 6 Taken van het Regionale Programmateam Maatschappelijke Zorg Holland Rijnland

 

Inleiding

In artikel 8 van de samenwerkingsovereenkomst staat de organisatie van de maatschappelijke zorg beschreven welke nodig is voor de gezamenlijke uitvoering van de brede maatschappelijke zorg.

 

Hiervoor is nodig dat er een ambtelijke en bestuurlijke gespreks- en besluitvormingstafel is voor:

  • Sturing op de doordecentralisatie. Per 1-1-2023 is nog niet alles geregeld en/of werkt nog niet alles. Dit moet worden gevolgd en waar nodig bijgestuurd.

  • Sturing op de bestuurlijke- en ambtelijke samenwerking voor de gezamenlijke opgave. In het begin zal dit intensiever zijn dan verderop in het proces – wanneer doordecentralisatie over gaat naar ‘business as usual’.

  • Sturing op inhoudelijke beheersmaatregelen (AEF rapport juni 2022) ; zoals de op- en afbouwopgave (AEF Op- en afbouwplan augustus 2022) en preventie.

  • Sturing op de uitvoering van de afspraken uit deze samenwerkingsovereenkomst.

Van regionale projectgroep naar regionaal programmateam Maatschappelijke Zorg

De regionale projectgroep werkt aan de voorbereiding op de doordecentralisatie per 1-1-2023. Per die datum wordt een belangrijke mijlpaal bereikt en aan de andere kant begint weer een nieuwe uitdaging. Hoe krijgt de transformatie vorm in de praktijk? Om dit te volgen, te begeleiden en waar nodig bij te sturen, krijgt het projectteam een andere rol. Het projectteam wordt daarom omgedoopt naar regionaal programmateam voor de duur van twee jaar. Het programmateam bestaat uit deelnemers (projectleiders) uit de subregio’s, de teamleider van het specialistische MZ-team en wordt gecoördineerd door een programmamanager. Zo wordt de verbinding met alle gemeenten en de uitvoering van de regionale en subregionale zorg geborgd.

 

De taken van het Regionaal Programmateam Maatschappelijke Zorg Holland Rijnland:

  • a.

    Adviseert de Commissie Maatschappij Holland Rijnland over;

    • o

      de voortgang van doordecentralisatie en;

    • o

      de uitvoering van de gemaakte afspraken (samenwerkingsafspraken) en;

    • o

      de ontwikkelingen op het (brede) terrein van de maatschappelijke zorg.

  • b.

    Draagt bij aan integrale advisering op het terrein van de maatschappelijke zorg.

  • c.

    Rapporteert zo vaak als nodig en tenminste in 2024 over stand van zaken (tussentijdse evaluatie) aan de Commissie Maatschappij.

  • d.

    Stelt, of laat, een advies opstellen voor het vervolg van de samenwerking en;

  • e.

    in welke (juridische) vorm deze wordt gegoten.