Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lingewaard

Uitvoeringsplan Onderwijskansenbeleid 2023-2026

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLingewaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsplan Onderwijskansenbeleid 2023-2026
CiteertitelUitvoeringsplan Onderwijskansenbeleid 2023-2026
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-05-2024nieuwe regeling

25-04-2024

gmb-2024-203129

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsplan Onderwijskansenbeleid 2023-2026

Publicatie

Burgemeester en wethouders maken bekend dat zij op 25 april 2023 heeft besloten om het “Uitvoeringsplan Onderwijskansenbeleid 2023-2026 vast te stellen. De formele bekendmaking van dit besluit heeft plaatsgevonden in het Elektronisch Gemeenteblad van de gemeente Lingewaard op www.officielebekendmakingen.nl.

 

Samenvatting

Het uitgangspunt van het onderwijskansenbeleid in Lingewaard is dat alle kinderen een gelijke kans krijgen om zich te ontwikkelen en zijn of haar talenten te benutten. Gelijke kansen dragen bij aan het veilig, gezond en met plezier opgroeien. Onze ambitie is dat alle kinderen zonder achterstand de schoolcarrière kunnen doorlopen, waardoor zij kunnen opgroeien tot jonge mensen die met zelfvertrouwen de keuzes kunnen maken, die horen bij het leven. Jonge mensen die kunnen meedoen en betrokken zijn in de maatschappij.

 

Er is sprake van (een risico op) een onderwijsachterstand als kinderen door een ongunstige economische, sociale of culturele omgeving (met name de thuissituatie) op school slechter presteren dan zij bij een gunstigere situatie 'zouden kunnen'. De taalontwikkeling is hierbij cruciaal en is het voornaamste aangrijpingspunt bij het voorkomen en tegengaan van taal- en onderwijsachterstanden. Dit vormt dus de rode draad in ons uitvoeringsplan onderwijskansenbeleid. We willen alle kinderen in onze gemeente de kans geven om zich vanaf jonge leeftijd goed te ontwikkelen zodat we ze een goede start kunnen geven in het onderwijs.

 

Om dit te realiseren, werken we binnen onze gemeenten samen met partners op de doorgaande ontwikkelingslijn van 0-18 jaar. We bundelen expertises, investeren in de ontmoeting en het gericht met elkaar samen kunnen werken.

Deze samenwerking is de afgelopen jaren verbeterd en hebben wij medio 2022 een nieuwe impuls gegeven door een herijking van onze samenwerking. Het LEA-overleg is binnen onze gemeente het platform waar wij de dialoog voeren met de bestuurders vanuit onderwijs en kinderopvang op strategisch niveau. De dialoog vertrekt vanuit de genoemde ambitie: ieder kind krijgt de kans om zich te ontwikkelen en zijn talenten te benutten. We bespreken samen wat er speelt in onze gemeente, wat de gezamenlijke opgave is en wat we nodig hebben om dit te realiseren. De uitwerking hiervan wordt met de partners samengebracht in (toekomstig) beleid. Het LEA-overleg is daarbij ook gericht op het minimaal maken van afspraken over de onderwerpen van onze wettelijke opdracht. Deze afspraken hebben zoveel mogelijk het karakter van meetbare doelen.

De inhoudelijke uitwerking en voorbereiding van het beleid op de doorgaande ontwikkelingslijn vindt plaats in de werkgroep Doorgaande Ontwikkelingslijn (DOL).

De zes kernen in onze gemeente verschillen wat betreft het aantal scholen en kinderopvangorganisaties, maar ook de onderwijsachterstandsproblematiek verschilt tussen en binnen deze kernen. Aan deze verscheidenheid willen wij in de nieuwe beleidsperiode recht doen door het inzetten van aanpak op maat, passend bij de behoeften van onze kinderen en onze partners

 

We zijn erg blij met de uitkomsten van de eerste audits die Sardes heeft uitgevoerd op de voorschoolse voorzieningen. De VVE-kwaliteit in Lingewaard is op de meeste van de zeven van tevoren bepaalde domeinen voldoende en we mogen trots zijn op de pedagogische en didactische kwaliteit van het VVE-aanbod. Op een aantal punten is er ruimte voor verbetering. We kijken hierbij wat er nodig is om de ontwikkelings- en opgroeikansen van kinderen in de doorgaande ontwikkelingslijn te vergroten. Wat vraagt dit van ons als partners en van ons eigen en gemeentelijk beleid?

Gezamenlijk gaan wij ons vanaf 2023 en verder vooral richten op de volgende thema’s:

  • Aanbod en Kwaliteit Voor en Vroegschoolse Educatie (VVE);

  • Deskundigheidsbevordering van de pedagogisch medewerkers VVE;

  • Versterken van de ondersteuningsstructuur kinderopvang;

  • Samenwerken in deze ondersteuningsstructuur rond het kind en gezin van 0-18 jaar met Rijnstad en;

  • Verder vormgeven van de doorgaande lijn richting het voortgezet onderwijs (lezen, laaggeletterdheid, ondersteuning/zorg, kansrijk adviseren, dialoog over schoolsucces).

De uitwerking hiervan wordt beschreven in het uitvoeringsprogramma DOL.

Tot slot is er doorlopend aandacht voor evaluatie en monitoring van ons beleid en activiteiten.

 

Dit document is opgesteld met inbreng van onze partners en besproken in de werkgroep Doorgaande Ontwikkelingslijn (DOL) en in het LEA-overleg.

Hoofdstuk 1 Inleiding en leeswijzer

Het beleidskader Onderwijskansenbeleid, inclusief de voorschoolse educatie (verder VE), geeft de kaders aan van het onderwijskansenbeleid in het algemeen en de VE in het bijzonder in de gemeente Lingewaard. Op onderdelen wordt met alle samenwerkingspartners de detaillering en de afstemming van de uitvoering nog nader bepaald. Die afstemming is en blijft van grote waarde.

 

Het bundelen van expertises vergroot de ontwikkelingskansen van onze kinderen. Ontmoeting, het met elkaar in gesprek gaan, elkaar kennen en bereid zijn om elkaar te versterken zijn essentiële ingrediënten in deze samenwerking. Het gaat hierbij niet alleen om ontmoeting en gerichte samenwerking tussen professionals in de kinderopvang, IKC’s/scholen, in de jeugdgezondheidszorg en andere voorzieningen, maar ook om ontmoeting met ouders (ouderbetrokkenheid/educatief partnerschap).

Samen bouwen we de komende jaren verder aan gelijke kansen voor ieder kind in Lingewaard!

Vandaar dat we nu in Lingewaard de term onderwijskansen gaan hanteren in plaats van onderwijsachterstanden! We willen hiermee alle kinderen in onze gemeente de kans geven om zich vanaf jonge leeftijd goed te ontwikkelen en ze een goede start geven in het onderwijs. Ongeacht in welke omgeving het kind opgroeit.

 

Het landelijke onderwijsachterstandenbeleid (verder OAB) heeft als doel onderwijsachterstanden van kinderen, waaronder taalachterstanden, vroegtijdig te signaleren en te bestrijden. Gemeenten spelen een belangrijke rol bij het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden en ontvangen hiervoor een specifieke uitkering van het Rijk. Dit gebeurt in ieder geval door het realiseren van een aanbod van VE. Daarnaast kan een gemeente ook overige zaken (mee)subsidiëren die helpend zijn bij het voorkomen van onderwijsachterstanden. Te denken valt aan de intensivering van de samenwerking tussen voor- en vroegschool (verder VVE), deskundigheidsbevordering en het inrichten van zomerscholen en schakelklassen ter voorkoming of bestrijding van onderwijsachterstanden. Hiermee ondersteunen we de kansen van al onze jeugdigen om zich verder te ontwikkelen tijdens hun onderwijstijd.

 

Het doel van al deze maatregelen is om kinderen te ondersteunen die op basis van hun omgevingskenmerken (dat wil zeggen: het gezin, de wijk of kern waarin zij opgroeien) een vergroot risico lopen op een onderwijsachterstand.

 

Het gemeentelijke OAB bestaat uit twee delen:

  • 1.

    Beleid voor de VE (gemeente ontvangt de middelen vanuit het Rijk) en

  • 2.

    Beleid voor de basisschoolperiode (schoolbestuur ontvangt de middelen vanuit het Rijk).

Gemeenten hebben de verplichting om van hun OAB-middelen in ieder geval VE te bekostigen: een speciaal voorschools aanbod voor peuters tussen minimaal 2,5 en 4 jaar die in de doelgroep vallen. Dit beleidskader richt zich op de voorschoolse periode (in de kinderopvang) en is opgesteld als kader voor de betrokken organisaties.

 

Vanaf 2019 is het rijksbudget voor OAB verhoogd, de budgetten voor de gemeenten zijn herverdeeld op basis van nieuwe criteria voor de doelgroep. Het gevolg hiervan is dat veel gemeenten er (veel) OAB-middelen bij hebben gekregen. Ook voor Lingewaard geldt dat het rijksbudget vanaf 2019 aanzienlijk is verhoogd. Dit betekent dat er in de uitvoering ook meer gerealiseerd moet worden.

 

Zo is het aantal uren dat aan peuters met een VE-indicatie moet worden aangeboden verhoogd van 10 naar 16 uur en vanaf 2022 dienen er (extra) HBO’ers te worden ingezet in de VE. Als gemeenten na het realiseren van VE nog OAB-middelen overhouden, dan mogen ze deze ook inzetten voor OAB in het basisonderwijs. Deze notitie richt zich vooralsnog op de kinderen tussen de 2 en 12 jaar. Vanaf 2023 start er een nieuwe OAB-periode, waarbij we vooralsnog de ingezette werkwijze continueren.

Het is wel een goed moment om in te zoomen op en aan te geven wat er tot op heden aan OAB-beleid en –activiteiten is gedaan in Lingewaard (zie hoofdstuk 2). En aan te geven wat onze visie en ambities zijn (hoofdstuk 3).

 

Hierbij gaan we ook verkennen hoe we de doorgaande ontwikkelingslijn naar VO verder vorm kunnen geven en wat dit betekent voor onze onderwijs partners en ons als gemeente. We denken hierbij aan thema’s rondom lezen, laaggeletterdheid, ondersteuning/zorg en kansrijk adviseren en de dialoog over schoolsucces.

Aansluitend gaan we in hoofdstuk 4 in op de overkoepelende thema’s, het uitvoeringsprogramma en relaties met andere beleidsterreinen. Tot slot beschrijven we in hoofdstuk 5 de inkomsten en uitgaven van OAB.

Hoofdstuk 2 Onderwijsachterstandenbeleid 2019-2022

In dit hoofdstuk wordt in grote lijnen geschetst wat wij tot op heden al aan OAB hebben gedaan en waarom. Verder wordt een beeld geschetst waar wij staan, onder andere op basis van een aantal feiten en kengetallen.

 

Het wettelijk kader en recente landelijke ontwikkelingen zijn terug te vinden in bijlage 1 en 2. Meer informatie over het landelijke OAB-beleid is te vinden via onderstaande linken:

2.1 Huidige invulling

In voorgaande en de huidige OAB-periode, die dus eind dit jaar afloopt, hebben we niet gewerkt met een “apart plan” voor het OAB. Diverse notities en een subsidieregeling zijn de basis geweest voor het beleid van de afgelopen jaren. De verschillende thema’s binnen OAB zijn inmiddels wel structureel onderdeel van ons jaarlijkse uitvoeringsprogramma DOL (zie ook hoofdstuk 6).

 

De focus heeft de afgelopen jaren voor een heel groot deel gelegen op de uitvoering van de VE en de peuteropvang. Door COVID-19 was het een enorme uitdaging om überhaupt dit basisaanbod te kunnen geven. Nu de rust weer wat lijkt te zijn teruggekeerd, breekt een periode van heroriëntatie aan waarin we ons weer gaan focussen op de meer inhoudelijke thema’s. Die worden uitgewerkt in hoofdstuk 4.

 

Op 29 oktober 2019 hebben wij nieuw beleid vastgesteld voor de VE, namelijk de “Nadere Regel Subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse educatie 2020”. De aanpassingen ten opzichte van het oude beleid uit 2017 waren:

  • Aanpassing van de doelgroepdefinitie VE;

  • Verhoging van het aantal subsidiabele uren VE van 12 naar maximaal 16 uur (640 uur op jaarbasis) en daarmee samenhangend voor de peuteropvang van 6 naar maximaal 8 uur (320 uur op jaarbasis);

  • Wijziging van het aantal weken waarbinnen het aanbod VE en peuteropvang wordt gegeven van 40 weken naar 40 of 46 weken. Een aanbieder kan hierin zelf een keus maken;

  • Verhoging van de subsidie per uur VE van het maximale uurtarief van de belastingdienst min een inkomensafhankelijke ouderbijdrage met daarboven op een forfaitaire bijdrage van € 500 of € 250 naar een uurtarief van € 10,50 (prijspeil 2020) min een inkomensafhankelijke ouderbijdrage;

  • Toevoegen van een compensatie van € 0,15 per uur bovenop het uurtarief van € 10,50 als een ouder/kind zich beroepen op de hardheidsclausule van de subsidieverordening en;

  • Het werken volgens de per 1 januari 2019 aangepaste Wet Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

Sinds 1 januari 2020 is er gewerkt met de hierboven genoemde subsidieregeling. Aanleiding voor het met ingang van 2022 weer wijzigen van deze subsidieregeling is de wettelijke verplichting om per 1 januari 2022 te gaan werken met een pedagogisch beleidsmedewerker VVE in de VE.

Deze wordt door ons gesubsidieerd en wij ontvangen hiervoor extra middelen in het OAB-budget. Daarnaast is het werken met de Peutermonitor van Innovatienul13 ingevoerd.

 

Beide onderwerpen betekenden een aanpassing van de subsidieregeling in de nieuwe “Subsidieregeling Subsidiering Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2022”.

(https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR660669/1)

 

Tussen 2019 en 2022 is het OAB-budget van het Rijk ingezet voor:

  • 1)

    Subsidies VE voor SKAR, Kinderopvang Zonnekinderen en Kinderopvang de Linge voor kinderen van 2 tot 4 jaar;

  • 2)

    De Voorleesexpress van de Openbare Bibliotheek Gelderland Zuid (verder OBGZ) voor NT2-gezinnen met kinderen tussen 2 en 8 jaar;

  • 3)

    Samenwerkingsafspraken voor Neveninstromers in de kinderopvang, PO en VO met Stichting PAS;

  • 4)

    Resultaatafspraken VVE (totstandkoming nieuwe afspraken en monitoring van de afspraken) voor kinderopvang en PO via Sardes;

  • 5)

    OAB-scans via Sardes en;

  • 6)

    Peutermonitor van Innovatienul13 (invoering en licentie).

E.e.a. wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 5.

2.2 Kengetallen

Deze paragraaf geeft een aantal kengetallen die de situatie rond VE en OAB in onze gemeente typeren:

  • Aantal peuters: Per 31 december 2021 telde Lingewaard in de Peutermonitor 1076 peuters tussen 2 en 4 jaar. Daarvan maakten er 56 gebruik van de gesubsidieerde peuteropvang en ook 56 van de gesubsidieerde VE.

  • Aantal peuters met vve-indicatie. In 2021 zijn er door de JGZ 66 kinderen verwezen naar VE. Dit wil niet zeggen dat zij daar inmiddels ook allemaal gebruik van maken.

  • Aantal basisschoolleerlingen op basisscholen in Lingewaard op peildatum 1-10-2021

     

    NAAM

    PLAATSNAAM

    4 jr

    5 jr

    6 jr

    7 jr

    8 jr

    9 jr

    10 jr

    11 jr

    12 jr

    TOTAAL

    SBO De Vlinderboom - L

    BEMMEL

    4

    14

    12

    21

    20

    33

    38

    39

    31

    212

    IKC Het Sterrenbos – W

    HUISSEN

    49

    51

    59

    55

    52

    60

    59

    49

    4

    438

    IKC De Doornick – L

    DOORNENBURG

    23

    15

    19

    11

    22

    12

    21

    23

    1

    147

    IKC Marang – L

    ANGEREN

    23

    22

    21

    22

    21

    23

    30

    10

    2

    174

    IKC De Vonkenmorgen - L

    GENDT

    39

    33

    38

    51

    40

    46

    51

    32

    4

    334

    IKC De Tichelaar –A

    GENDT

    17

    19

    20

    29

    20

    36

    29

    30

    10

    210

    IKC ’t Holthuus – A

    HUISSEN

    65

    56

    59

    42

    70

    51

    50

    41

    10

    444

    de Borgwal – L

    BEMMEL

    19

    26

    14

    30

    22

    22

    34

    17

    4

    188

    IKC PiusX – L

    BEMMEL

    14

    27

    25

    25

    20

    21

    35

    29

    0

    196

    IKC De Abacus – W

    HUISSEN

    30

    44

    38

    44

    44

    44

    57

    44

    11

    356

    IKC Het Drieluik – L

    HUISSEN

    13

    12

    9

    17

    6

    9

    25

    8

    3

    102

    IKC Donatushof – L

    BEMMEL

    33

    28

    36

    35

    35

    50

    54

    41

    3

    315

    IKC De Wieling – L

    HAALDEREN

    9

    18

    11

    11

    13

    21

    23

    13

    6

    125

    IKC De Regenboog – A

    BEMMEL

    32

    39

    28

    26

    33

    30

    34

    34

    2

    258

    IKC Binnenstebuiten - W

    HUISSEN

    57

    56

    72

    74

    68

    69

    64

    43

    11

    514

    Totaal

    427

    460

    461

    493

    486

    527

    604

    453

    102

    4013

     

  • Deze scholen vallen onder drie schoolbesturen, namelijk ATOS (A), Wonderwijs (W) en SVPO de Linge (L). Dit zijn onze samenwerkingspartners op het gebied van OAB (onderwijs en kinderopvang) en zijn al jaren hetzelfde.

  • Aantal kinderopvangaanbieders en aantal voorschoolse locaties

  • In Lingewaard zijn er drie kinderopvangorganisaties actief die ook subsidie van ons ontvangen voor VE en peuteropvang, namelijk SKAR, Kinderopvang Zonnekinderen en Kinderopvang de Linge. Zij bieden alledrie ook buitenschoolse opvang (verder BSO) aan. Dit zijn ook onze drie samenwerkingspartners op het gebied van OAB.

  • Daarnaast zijn er nog een kinderdagverblijf in Bemmel, ’t Oerke, en drie BSO’s, namelijk Het Oerkind in Bemmel, sportBSO Bemmel en net nieuw sportBSO Huissen. Daarnaast is er één gastouderbureau gevestigd in Lingewaard. Wel zijn er de afgelopen jaren een paar kinderdagverblijven gesloten. Deze organisaties worden steeds geïnformeerd over ontwikkelingen, beleid en activiteiten en kunnen inhoudelijk aansluiten. Zij zijn op dit moment niet actief in de uitvoering van OAB en zien hier zelf gezien om diverse redenen ook geen mogelijkheid toe.

  • Percentage dat tot de doelgroep van het OAB volgens het rekenmodel van CBS/OCW

  • Om o.a. een beeld te krijgen hoeveel doelgroeppeuters er in Lingewaard zijn, is er bij de start van deze OAB-periode in 2019 door Sardes een OAB-scan uitgevoerd (zie bijlage 3). Deze scan is in juni 2022 herhaald (zie bijlage 4). Verderop komen we hierop terug. Ook op de site van het CBS is hierover meer informatie te vinden: https://dashboards.cbs.nl/v1/onderwijsachterstanden/

2.3 OAB-scan 2019

De OAB-scan van Sardes geeft inzicht in de spreiding van de onderwijsachterstanden in een gemeente. De scan laat zien op welke plekken in de gemeente het risico op onderwijsachterstanden het grootst is: op welke scholen, bij welke besturen, en in welke wijken en buurten. Zowel in 2019 als in 2022, waarover verderop meer, hebben wij deze scan laten uitvoeren.

 

Vanaf 1 januari 2019 is het OAB van gemeenten gebaseerd op een gewichtenregeling met vijf indicatoren (opleidingsniveau, herkomstland, verblijfsduur in Nederland, opleidingsniveau moeders op school en schuldsanering). Sardes maakt op basis van grote databestanden van het CBS en DUO analyses voor gemeenten. Uit de scan voor Lingewaard, waarin de oude regeling (tot 2019) met de nieuwe regeling (vanaf 2019) werd vergeleken in 2019, bleek het volgende:

  • In vergelijking met andere gemeenten hebben de ouders in Lingewaard een gemiddeld opleidingsniveau: het percentage MBO 4 is iets hoger dan gemiddeld, maar niet heel afwijkend. Een relatief hoog percentage ouders is afkomstig uit NL en ook de verblijfsduur in NL is hoger dan gemiddeld. Relatief laag percentage schuldsanering in vergelijking met andere Nederlandse gemeenten. De conclusie: het gaat dus vooral om onderwijsachterstand bij de autochtone bevolking in Lingewaard.

  • Schoolscores (achterstandscores CITO van alle leerlingen van een school opgeteld). De top 5 van de huidige regeling is anders dan de top 5 van de nieuwe regeling. Zijn de scholen die hoog staan ook de scholen waar men de meeste problematiek ervaart? Wat voor kinderen zitten er op deze scholen? Op welke indicatoren scoren zij hoog? En de scholen met weinig problematiek: ook herkenbaar? Hadden ze andere scholen hoger/lager verwacht?

  • Leerlingscores (schoolscores CITO gedeeld door aantal leerlingen). Sardes corrigeerde zo voor de grootte van de school. In dit lijstje kunnen ook kleine scholen met zware problematiek komen bovendrijven, die bij de schoolscores geen hoge score hadden. Dat is het geval voor één school, die nu hoger komt te staan. Op de drie hoogst genoteerde scholen is de problematiek vrij gelijkwaardig als je kijkt naar de leerlingscores (0,39, 0.33, 0.30)

  • Wel belangrijk: de problematiek is in vergelijking met OAB-scans die voor grotere steden als Almere, Almelo, Amersfoort zijn gemaakt wel relatief klein. Daar waren scholen met leerlingscores boven de 3. Hier is de hoogste leerlingscore 0.39 en het gemiddelde 0,10. Ter vergelijking het gemiddelde in gemeenten met eenzelfde soort populatie (omvang doet er iets minder toe): Zevenaar (0,45) en Montferland (0,27). Ook klein en vooral autochtoon: Elburg (0,40) en Geertruidenberg (0,34). Conclusie: een gemiddelde leerlingscore van 0,10 is landelijk gezien laag.

  • Ook zijn de vve-locaties geplot op de kaart. Daar is te zien dat de vve-locaties mooi gespreid zijn over de kernen en scholen en dat alle ‘rode’ scholen bediend worden. Ook is te zien dat er veel vve-locaties zijn bij groene scholen. Hoe denken de aanbieders/scholen hierover?

    Zijn er goede redenen voor? Zijn er genoeg kinderen om de locaties met een VVE-aanbod in stand te houden/te blijven bekostigen?

  • De totale problematiek was het hoogst bij schoolbestuur De Linge. Zij hebben de meeste rode scholen (met een hoge schoolscore) en ook de hoogste gemiddelde leerlingscore.

  • Ook zijn er grote verschillen te zien in achterstand per kern/wijk. Het is wel goed om hier onderscheid te maken tussen de totale achterstand (Gendt hoog) en de achterstand per leerling (Doornenburg hoog). Herkenbaar of had men anders verwacht?

  • Segregatie: rode en groene scholen naast elkaar. Op een aantal plekken zitten rode scholen met veel achterstand en groene scholen met weinig achterstand dichtbij elkaar, bijvoorbeeld in Huissen. Hoe komt dat? Is daar wat aan te doen? Willen we daar iets aan doen?

  • Het percentage schuldsanering is 2. Dit is heel erg laag, zeker in vergelijking met het landelijk gemiddelde.

Deze resultaten van deze OAB-scan konden we gebruiken in het overleg met schoolbesturen en kinderopvangorganisaties. Ook was het een startpunt voor een mogelijke herziening van ons OAB.

 

De drie schoolbesturen herkenden in maart 2019 dat er veel autochtone kinderen zijn met een ontwikkelingsachterstand. Het is een mix en ook afhankelijk van de kern of wijk. Sommige scholen hebben maar een paar kinderen met een niet-Nederlandse herkomst. Toch zijn er ook in Bemmel veel VVE-kinderen. De focus ligt toch meer op kinderen van statushouders. In Doornenburg zijn er relatief veel statushouders, in Angeren zit ook wel de doelgroep, namelijk kinderen in de gezinshuizen (moeder-kind huizen). Op twee scholen in Huissen zitten ook veel kinderen uit Arnhem, maar onduidelijk was in hoeverre dat in de cijfers was meegenomen. Daarentegen is een andere school een echte wijkschool met ook de meeste problematiek. VVE-locaties hebben we bij bijna alle scholen in Lingewaard (de groene locaties). Dat is lang niet in alle gemeenten zo. De kinderopvangorganisaties werken in de Integrale Kindcentra (IKC’s) nauw samen met het onderwijs en hebben er ook bewust voor gekozen om een VVE-programma aan alle kinderen in Lingewaard aan te bieden.

2.4 Voorschoolse Educatie

VE is voor ons een wettelijke taak in het OAB (zie ook bijlage 1). We beschrijven in de komende paragrafen o.a. het doel en de doelgroep van VE, de doelgroepdefinitie, de indicatie en toeleiding en we leggen uit hoe het voorschoolse aanbod in Lingewaard is vormgegeven. Dit is in lijn met de voorwaarden die het Rijk hierin stelt. Een groot deel van de activiteiten loopt al enige jaren. Voor 2023 worden hierin geen wijzigingen verwacht.

 

Onze verantwoordelijkheden

Wij hebben op grond van de WPO en de wet OKE een verplichting tot het aanbieden van voldoende voorschools aanbod in volume, spreiding en kwaliteit voor peuters met een (risico op een) taalachterstand. Het Rijk stelt voor dit beleid een specifieke uitkering beschikbaar. Deze middelen zijn bedoeld voor:

  • 1.

    Voorzieningen voor voorschoolse educatie die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

  • 2.

    Overige activiteiten (naast voor- en vroegschoolse educatie) voor leerlingen met een grote achterstand in de Nederlandse taal;

  • 3.

    Afspraken over voor- en vroegschoolse educatie (vve) met bevoegde gezagsorganen van scholen, houders van kindcentra en peuteropvanglocaties;

  • 4.

    Monitoren van effecten, indiceren en toeleiden, preventieve en stimulerende activiteiten ter verhoging van het bereik van doelgroepkinderen.

Aanvullend hebben wij ook een eigen gemeentelijk budget beschikbaar voor aanverwante zaken. Dit onderstreept het belang dat wij hechten aan de doorlopende ontwikkellijn die bij de jongsten in onze gemeente begint. Het OAB heeft raakvlakken met het jeugdbeleid in brede vorm. Daarom hebben we als gemeente aandacht voor de doorgaande lijnen tussen de voor- en vroegschoolse voorzieningen en de samenwerking hierin met passend onderwijs en de lokale partners die een rol spelen in het kader van preventie en jeugdhulp.

Rol Jeugdgezondheidszorg (JGZ)

De JGZ heeft een wettelijke taak als het gaat om het systematisch volgen en signaleren van de ontwikkeling van jeugdigen. De JGZ ziet bijna alle kinderen. Ze zijn dan ook een belangrijke samenwerkingspartner op het gebied van signaleren en verwijzen naar voorschoolse voorzieningen. De JGZ verzorgt na het constateren van een (risico op een) onderwijsachterstand de verwijzing/indicatie naar een peuteropvang met VE. Het constateren van een (risico op een) onderwijsachterstand doen zij aan de hand van de gemeentelijk bepaalde doelgroepdefinitie, waarin staat wat de voorwaarden zijn om tot indicatiestelling over te gaan. Deze doelgroepdefinitie wordt in de volgende paragraaf beschreven.

2.5 Doel, doelgroep en doelgroepdefinitie

Deze paragraaf beschrijft wat VE is, voor welke kinderen het is en welk doel het dient. Ook beschrijven we welke criteria door de JGZ worden gehanteerd om de doelgroep te indiceren.

 

Doel

In de huidige subsidieregeling is de VE als volgt omschreven: “een aanbod peuteropvang gericht op kinderen van 2 tot 4 jaar oud als bedoeld in artikel 166, eerste en tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en dat voldoet aan de kwaliteitseisen van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie vastgesteld op 7 juli 2010, en zoals nadien gewijzigd.

En een peuterplaats VE: “een aanbod peuteropvang gericht op doelgroeppeuters voor peuters vanaf 2 tot 4 jaar gedurende 640 uur per jaar te verdelen over 40 of 46 weken per jaar en op minimaal 3 dagdelen per week op minimaal 3 dagen per week met een maximum van 6 uur per dag. Dit aanbod wordt aangevuld met extra begeleiding van de doelgroeppeuter en de ouder(s).”

En de VVE: “Voor en vroegschoolse educatie (vve) is onderdeel van het OAB. Het doel is om peuters met een mogelijke (taal)achterstand, ook wel ‘doelgroepkinderen’ genoemd, beter voor te bereiden op de basisschool en ervoor te zorgen dat kleuters zonder achterstand naar groep 3 kunnen. Voorschoolse educatie is voor doelgroeppeuters op kinderdagverblijven. Vroegschoolse educatie is bedoeld voor doelgroepkleuters uit groep 1 en 2.

 

Naast eerdergenoemde uitgangspunten en rollen zijn wij verplicht om een doelgroepdefinitie te hanteren voor ons VE-beleid. Wij zijn daarbij vrij om zelf te bepalen hoe wij deze definitie vormgeven. In het model van het CBS, op basis waarvan de hoogte van de OAB-middelen worden bepaald, worden omgevingskenmerken gebruikt die volgens onderzoek het risico van een kind op een onderwijsachterstand voorspellen. De omgevingskenmerken die hierin meegenomen worden zijn:

  • 1.

    Opleidingsniveau van de ouders;

  • 2.

    Herkomst;

  • 3.

    Verblijfsduur van de moeder in Nederland;

  • 4.

    Wel of niet in de schuldsanering en;

  • 5.

    Het gemiddelde opleidingsniveau van de moeders op school.

Definitie

In Lingewaard wordt gewerkt met de volgende doelgroepdefinitie die deels in lijn ligt met de indicatoren vanuit het CBS. Deze is opgesteld in overleg met onze samenwerkingspartners en luidt sinds 1 januari 2020 (niet gewijzigd per 2022):

 

Peuters uit de gemeente Lingewaard die in aanmerking komen voor voorschoolse educatie zijn alle twee- en driejarige kinderen, die een indicatie/verwijzing hebben gekregen van de JGZ:

  • 1)

    Opleidingsniveau beide ouders/verzorgers is laag (het opleidingsniveau van ouders/ verzorgers is maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg) en/of;

  • 2)

    Op basis van een gesignaleerde taalontwikkelingsachterstand of een hoog risico daarop.

 

Dat betekent dat een doelgroepkind een kind is dat woonachtig in de gemeente Lingewaard van 2 tot 4 jaar dat voldoet aan één of meer van onderstaande kenmerken:

  • 1.

    Heeft een (mogelijke) ontwikkelingsachterstand op cognitief gebied, waaronder spraak- en taal en mogelijk ook rekenen;

  • 2.

    De JGZ kent een mogelijk risico op achterstand toe vanwege een relatief laag opleidingsniveau van de ouder(s);

  • 3.

    Komt uit een gezin met onvoldoende ontwikkelingsstimulans in het gezin, het netwerk en/of de omgeving, en/of waarbij de Nederlandse thuistaal ontbreekt;

2.6 Indicatie, toeleiding en overdracht

Deze paragraaf beschrijft de werkwijze rond indicatie en toeleiding en wat daarin verwacht wordt van de verschillende partners.

 

Al sinds het schooljaar 2003/2004 wordt er in onze gemeente gewerkt met een overdrachtsprocedure van kindinformatie van destijds de peuterspeelzaal naar de basisschool, de Lingewaardse Overdracht- en Verwijsprocedure (LOV-procedure). In 2005 zijn de afspraken verbreed naar de consultatiebureaus en kinderdagverblijven. Sinds 2017 zijn de afspraken niet meer aangepast, maar onderdeel geworden van de reguliere werkwijze van alle partners in de kinderopvang en het onderwijs. In bijlage 3 is de informatie opgenomen uit de stroomschema’s uit 2017 voor de verwijzing van en toeleiding door het consultatiebureau (verder CB), welke nog steeds van toepassing zijn.

 

De LOV-procedure is ook nog van toepassing op de overgang van voor- naar vroegschool. In de procedure is opgenomen welke informatie er op welke manier (op papier/digitaal/persoonlijk&mondeling) wordt overdragen voor welke kinderen en wat het voor kinderen, kinderopvang en onderwijs kan opleveren. Dit is een soepele start in het basisonderwijs: kennis over het kind, interne kwaliteitszorg, samenwerking. Ook staan er overdrachtsformulieren in die gebruikt kunnen worden bij deze overdracht, al dan niet aangevuld met informatie uit een kindvolgsysteem. De overdracht vindt namelijk steeds meer digitaal plaats, vanuit de systemen die onderwijs en kinderopvang hiervoor (gezamenlijk) gebruiken.

 

In 2021 zijn we gestart met de Peutermonitor en vindt de terugkoppeling tussen kinderopvang en CB per kwartaal plaats via die Peutermonitor.

2.7 Bereik

In de bijlagen is de factsheet VVE 2021 van de GGD opgenomen. Hierin wordt meer informatie gegeven over de verwezen kinderen.

 

Uit de Peutermonitor blijkt met betrekking tot het bereik over 2021 het volgende.

Dit is het eerste jaar dat we met de informatie uit deze Peutermonitor werken. De gegevens zijn helaas nog niet goed te vergelijken met de gegevens die de GGD zelf heeft aangeleverd. Dit omdat veel ouders nog geen toestemming hebben gegeven om de informatie over hun kind door de GGD te laten verwerken in de peutermonitor. Dit aantal zal de komende tijd steeds lager worden.

 

Als een peuter wel is verwezen, maar (nog) niet deelneemt aan VE, neemt het CB naar aanleiding van de terugkoppeling door de kinderopvang contact op met de ouders, zoals ook opgenomen in het stroomschema (zie bijlagen). Meerdere keren per jaar worden deze ontwikkelingen besproken in het gemeentelijke uitvoeringsoverleg peuteropvang/VVE en in het overleg per locatie tussen CB en kinderopvang. De komende jaren moeten de trends in de Peutermonitor goed gevolgd worden en tevens besproken worden in het uitvoeringsoverleg.

2.8 Aanbod en uitvoering

Het aanbod en (de voorwaarden aan) de uitvoering van de VE staan uitgebreid beschreven in de subsidieregeling, die is terug te vinden op: https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR660669/1

De GGD houdt via de jaarlijkse inspecties toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang.

 

Zorgsamenwerking in de voorschoolse educatie

De kinderopvang werkt samen met de verschillende partners in de ondersteuning voor peuters met een extra ondersteuningsbehoefte. Zij verwijzen tijdig door naar externe zorg als zij zelf de gewenste zorg niet kunnen leveren. Zij evalueren regelmatig met de externe partners of de extra ondersteuning en begeleiding van de individuele peuters het gewenste effect heeft en zo nodig worden de interventies bijgesteld. Een aantal keren per jaar overlegt de jeugdverpleegkundige van het CB per locatie met de kinderopvang over in ieder geval de kinderen met een VE-indicatie.

2.9 OAB in de basisschool

In het kader van WPO artikel 165 mogen gemeenten ook (mede)financier zijn van OAB-activiteiten in scholen, zoals schakelklassen, zomerscholen en verlengde schooldagen. Dit is geen wettelijke verplichting. Het is een afweging die wij zelf mogen maken, uiteraard in goed overleg met het onderwijsveld. Tot op heden wordt er maar een beperkt deel van het OAB-budget ingezet ten behoeve van leerlingen in het basisonderwijs, omdat eerder het gemeentelijke OAB-budget zeer gering was. Daarnaast wordt mede door alle landelijke beleidswijzigingen nu nog steeds het grootste deel van het OAB-budget ingezet voor VE.

Landelijk stelt OCW voor 15 procent van de kinderen met het hoogste risico op onderwijsachterstand extra financiering beschikbaar. Van de 3775 basisschoolleerlingen in 2020 in Lingewaard, viel 8 procent binnen deze landelijke doelgroep (bron: https://dashboards.cbs.nl/v1/onderwijsachterstanden/).

 

Zoals op genoemde websites en in deze notitie is terug te vinden, krijgen zowel gemeenten als scholen OAB-middelen voor de aanpak van onderwijsachterstanden. Dit geldt alleen voor het primair onderwijs en daarmee ook voor de gemeentelijke middelen, die we dus alleen voor het primair onderwijs mogen inzetten. Het primair onderwijs ontvangt meer geld naar mate de gewogen problematiek op de betreffende basisschool groter is. Evenals bij de gemeenten baseert het CBS zich, zoals al eerder aangegeven, op de vijf factoren die te maken hebben met kenmerken van ouders. Deze schoolweging is een gemiddelde over drie schooljaren en wordt elkaar jaar aangepast. De basisscholen krijgen de bedragen op bestuursniveau betaald en deze kunnen jaarlijks fluctueren. De OAB-middelen voor het onderwijs zijn opgenomen in de lumpsum en zijn daarmee ook niet geoormerkt.

 

Basisscholen ontvangen net als de kinderopvang en het VO vanuit het gemeentelijk OAB-budget ondersteuning vanuit stichting PAS voor nieuwkomers, die de Nederlandse taal niet of beperkt beheersen (www.stichtingpas.nl/nieuwkomers/). Deze ondersteuning kan bestaan uit:

  • Algemeen cursusaanbod voor leerkrachten en pedagogisch medewerkers over intercultureel communiceren, woordenschat, informatie voor ouders over het Nederlandse schoolsysteem, lesgeven aan getraumatiseerde leerlingen enz.

  • Intervisie op school

  • Inzet van schoolcontactpersonen voor diverse onderwerpen: intermediair, voorlichting, bemiddeling, aanmelding bij scholen, verwijzing enz.

 

Daarnaast worden gezinnen van woonwagen-, Roma en Sintikinderen waar nodig ook al jaren ondersteund door Stichting PAS met als doel om de schoolloopbanen van deze kinderen te bevorderen. PAS richt zich op VVE, het basis- en voortgezet onderwijs, en in een aantal gevallen ook op arbeidsparticipatie. Een onderwijsconsulent vervult een bemiddelende rol tussen leerlingen, ouders en school in Lingewaard en regio. Daarnaast werken ze samen met de lokale toegang en andere hulpverlenende instanties. De ambitie is om een efficiënte, integrale aanpak te creëren, om de gezinnen beter en preventief te kunnen helpen. Zodat kinderen kansrijk kunnen opgroeien. https://www.stichtingpas.nl/owrs/. Overigens wordt deze ondersteuning niet vanuit OAB betaald.

 

Tot slot zet ook de Openbare Bibliotheek Gelderland Zuid (verder OBGZ) zich in om taalachterstanden te bestrijden danwel te voorkomen. Dit doen zij door middel van de Voorleesexpress (https://voorleesexpress.nl/locatie/lingewaard). De VoorleesExpress zorgt ervoor dat kinderen van 2 tot 8 jaar met een taalachterstand extra aandacht krijgen van een vrijwilliger. Ze lezen voor, doen taalspelletjes en gaan samen met de ouders aan de slag met taal en leesplezier. Dat doen ze door in een traject van 20 weken het gezin (thuis) te ontmoeten, maar ook door digitale contactmomenten. De VoorleesExpress wordt ook bekostigd uit het OAB-budget.

 

Verder werkt de OBGZ ook samen met het primair onderwijs door o.a. de Bibliotheek op School (https://www.obgz.nl/scholen/dbos-vspo.html) en sluiten zij met hun activiteiten aan op het leesbeleid van scholen.

2.10 Resultaatafspraken

Wij hebben een wettelijke plicht om samen met schoolbesturen resultaatafspraken te maken (WPO artikel 167 lid 1b - afspraken over resultaten van vroegschoolse educatie). Wij hebben ervoor gekozen om de afspraken te maken met de schoolbesturen primair onderwijs en alle voor VVE gesubsidieerde kinderopvangorganisaties in onze gemeente. Dus met SVPO de Linge, Wonderwijs, ATOS, Kinderopvang de Linge, SKAR, Kinderopvang Zonnekinderen en Wolkenwereld.

 

We maken deze afspraken voor alle kinderen die voldoen aan de eerdergenoemde doelgroepdefinitie, die hiervoor een indicatie van het CB hebben en ook daadwerkelijk een aanbod voorschoolse educatie hebben gekregen op één van de voorschoolse voorzieningen in Lingewaard.

 

De resultaatafspraak luidt sinds oktober 2021:

 

Alle vve-kinderen in de gemeente Lingewaard laten zowel in de voorschoolse als de vroegschoolse periode tenminste een gemiddelde ontwikkelingsgroei ten opzichte van zichzelf zien, op de domeinen taal en sociaal-emotioneel. Daarnaast haalt tenminste 75% van de vve-kinderen in de gemeente Lingewaard met een achterstand op de domeinen taal en/ of sociaal-emotioneel deze achterstand in. Dit geldt zowel voor de voorschoolse als voor de vroegschoolse periode.

 

Alle voorschoolse voorzieningen en basisscholen die worden bezocht door kinderen met een VVE-indicatie leveren hiervoor gegevens aan:

  • a.

    Voor de voorschoolse voorzieningen: Alle doelgroeppeuters die in het betreffende schooljaar naar de basisschool zijn uitgestroomd (periode 1 augustus - 31 juli opvolgende jaar);

  • b.

    Voor de basisscholen: Alle doelgroepkleuters die in de zomer van het betreffende schooljaar de overstap naar groep 3 hebben gemaakt.

Sardes heeft de 1e meting in het najaar 2021 en de 2e meting in het najaar 2022 uitgevoerd. Ook hebben ze al de opdracht gekregen om dit ook in 2023 en 2024 te blijven doen.

 

Uit de meting van 2022, die ook is vergeleken met de meting van 2021 is gebleken dat in het schooljaar 2021/2022 beide resultaatafspraken niet zijn behaald. Dit heeft te maken met de keuze om deze afspraken zeer ambitieus (minimaal 75%) in te steken. Wel ziet Sardes dat dit monitorjaar ongeveer even veel peuters en aannemelijk meer kleuters de resultaatafspraken haalden in vergelijking met vorig monitorjaar. Het is interessant om te kijken hoe deze trend zich volgend jaar voortzet.

 

Doel van het monitoren van de resultaatafspraken is om op basis van concrete bevindingen de vve-kwaliteitsdialoog aan te gaan over het vve-beleid en de uitvoering daarvan in Lingewaard. De cijfers laten zien om hoeveel doelgroepkinderen het gaat, waar de doelgroepkinderen zich bevinden, of ze met een achterstand instromen, en hoe zij zich gedurende hun peuter- en kleutertijd ontwikkelen. In bijlage 6 wordt een aantal suggesties gegeven voor deze kwaliteitsdialoog. Over welke onderwerpen is het zinvol om het gesprek aan te gaan? Welke resultaten vallen op? De gesprekken hierover worden in 2023 in de werkgroep DOL en het LEA opgepakt. De jaarlijkse terugkoppeling van de resultaatafspraken vindt plaats in het LEA-overleg.

Hoofdstuk 3 Visie en Ambities vanaf 2023

3.1 Visie op onderwijskansen

Al in 2011 zijn wij in Lingewaard gestart met het ontwikkelen van een voorschools aanbod. In 2017 hebben wij in samenwerking met onze partners de basis voor voorschoolse educatie (inclusief Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)) neergezet en de afgelopen jaren is steeds meer ingezet op de versterking van de ondersteuningsstructuur rondom het jonge kind en is er meer verbinding gelegd met jeugdhulp.

 

Eind 2021 hebben wij ons nieuwe beleidsplan voor de periode 2021-2024 vastgesteld. Hierin is de volgende visie opgenomen voor de “Coalitie Opgroeien en Opvoeden”:

Ieder kind krijgt de kans om zich te ontwikkelen en zijn talenten te benutten. Hiervoor is het nodig om gezamenlijk een sterke en stimulerende basisstructuur te ontwikkelen, waar veiligheid en vertrouwen geborgd is. Waar elk kind mag zijn wie die is en erbij hoort. Waar kinderen kunnen opgroeien tot jonge mensen die met zelfvertrouwen de keuzes kunnen maken die horen bij het leven, meedoen en betrokken zijn in de maatschappij. Hier zijn we samen verantwoordelijk voor: ouders, kinderen en jongeren zelf, onderwijs en kinderopvang, vrijwilligers en professionals. Door onze krachten te bundelen willen we het opvoedkundig klimaat in de gemeente Lingewaard versterken en ouders daar waar nodig ondersteunen bij het opvoeden. Dit betekent niet dat opgroeien en opvoeden zonder slag of stoot gaat. Vallen hoort erbij en we helpen elkaar bij het opstaan.

De grote paraplu van onze ambitie is: ieder kind krijgt de kans zich te ontwikkelen en zijn talenten te benutten. Vanuit de werkgroep DOL kijken we hoe en wat er voor nodig is om de ontwikkelings- en opgroeikansen van kinderen en jongeren in de doorgaande ontwikkelingslijn te vergroten. Wat vraagt dit van ons als partners en van ons eigen en gemeentelijk beleid?

 

Onze gemeente bestaat uit zes verschillende kernen. De kernen verschillen wat betreft het aantal scholen en kinderopvangorganisaties, maar ook de achterstandsproblematiek verschilt tussen en binnen deze kernen.

Aan deze verscheidenheid willen wij in de nieuwe beleidsperiode recht doen door het inzetten van aanpak op maat, passend bij de behoeften van doelgroepkinderen op een school of kinderopvanglocatie.

Recht doen aan de behoeften van de doelgroepkinderen gaat verder dan je eigen locatie en organisatie. Een goede samenwerking tussen de verschillende schakels waar kinderen mee te maken krijgen is van groot belang. Samenwerking tussen CB (jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar) en voorschoolse voorziening, tussen voorschoolse voorziening en basisonderwijs en tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs is vereist. En in Lingewaard kiezen we ervoor om ook de organisaties die ondersteuning verlenen aan jeugdigen en hun ouders hier nadrukkelijk bij te betrekken.

 

Bij het kiezen van een aanpak voor het bestrijden van (het risico op) onderwijsachterstanden is het van belang om in te spelen op de behoeften van de doelgroepkinderen op die specifieke locatie en om na te gaan met welke andere organisaties een verbinding moet worden gezocht. Daarbij blijft het steeds van belang om de vraag te stellen: draagt deze aanpak bij aan de ontwikkelingskansen van onze jeugdigen? Wat is daarbij structureel nodig en wat incidenteel? Waarbij geldt dat je ongelijke aandacht (kansen) nodig hebt voor een gelijk speelveld.

 

In Lingewaard stimuleren we een doorgaande ontwikkellijn voor onze jeugd door gerichte verbindingen te leggen tussen kind, gezin, school of kinderopvang. Wij benoemen in onze visie dat kinderen zich kunnen ontwikkelen en hun talenten kunnen benutten. Daarbij zijn de volgende aandachtspunten van belang:

  • De versterking van structurele samenwerking tussen iedereen die om het kind staat en het bundelen van krachten;

  • Het bieden van gelijke kansen voor alle jeugdigen. Bijvoorbeeld door een VVE-aanbod;

  • Het ontwikkelen van een sterke en stimulerende basisstructuur.

In de afgelopen periode is samen met de aanbieders van voorschoolse educatie en onderwijsinhoudelijk gesproken over de uitwerking van de onderstaande ambities. En ook in de komende periode wordt hier verder vervolg aan gegeven. Het betreft de onderwerpen, die in de volgende paragrafen verder worden uitgewerkt:

  • Aanbod, doelgroepdefinitie en Kwaliteit VVE;

  • Deskundigheidsbevordering pedagogisch medewerkers VVE;

  • Versterking ondersteuningsstructuur kinderopvang;

  • Samenwerking in deze ondersteuningsstructuur rond het kind en gezin met Rijnstad en;

  • Analyses OAB-scan 2022

Vanuit onze visie op onderwijskansen gaan we de komende beleidsperiode ook verkennen hoe we de doorgaande ontwikkelingslijn naar VO verder vorm kunnen geven en wat dit betekent voor onze (onderwijs) partners en ons als gemeente. Zie paragraaf 3.8 voor een eerste uitwerking.

3.2 Aanbod en kwaliteit voorschoolse educatie

In wet- en regelgeving is vastgelegd wat de (minimale) kwaliteit dient te zijn van kinderopvang en VE. Dit wordt door de GGD en het ministerie van OCW gecontroleerd.

 

Vanuit de bestuurders in het onderwijs en de kinderopvang is in 2020 de behoefte uitgesproken om ook open en objectief naar de VVE-kwaliteit te (laten) kijken. Accenten die daarbij genoemd zijn: doorgaande lijn, doelgericht werken, uitbreiding naar 16 uur en communicatie met ouders. Gelet op de brede ervaring van Sardes is aan hen gevraagd om de vve-kwaliteit op de genoemde aspecten in beeld te brengen. Vanuit deze ervaring op het gebied van VVE-kwaliteit in combinatie met het zicht dat zij inmiddels hebben gekregen door andere trajecten in onze gemeente, voeren zij deze opdracht voor ons uit in 2022.

 

Met deze kwaliteitsmeting worden twee brede doelstellingen beoogd. De kwaliteitsmeting:

 

  • 1)

    Draagt bij aan kwaliteitsversterking op organisatie- en IKC-niveau.

  • 2)

    Geeft handvatten om de VVE-kwaliteit te versterken en om een passend kader op te stellen voor een mogelijke VVE-kwaliteitssubsidie.

Onderdeel van de audits zal ook het thema ouderbetrokkenheid zijn. Al eerder is hierover gesproken met onze partners, maar vooralsnog is dit geen thema wat breed en gezamenlijk in Lingewaard is opgepakt.

 

De vraag die ten grondslag ligt aan dit kwaliteitstraject formuleren we als volgt:

Wat is de kwaliteit van het VVE-aanbod in de voorscholen en kleutergroepen in de gemeente Lingewaard en hoe kunnen scholen, schoolbesturen, kinderopvangorganisaties en de gemeente deze kwaliteit gezamenlijk versterken?

 

De eerste ronde van audits is in het voorjaar van 2022 uitgevoerd, na uitstel door COVID-19. De tweede ronde is tot december 2022 uitgevoerd. De volgende locaties zijn bezocht:

Naam IKC

Dorpskern

Kinderopvang

Schoolbestuur

IKC De Tichelaar

Gendt

Zonnekinderen

ATOS

IKC De Doornick

Doornenburg

De Linge

De Linge

IKC Abacus

Huissen

SKAR

Wonderwijs

De Wolkenwereld (stand alone)

Bemmel

Zonnekinderen

-

IKC Het Sterrenbos

Huissen

Zonnekinderen

Wonderwijs

IKC Het Drieluik

Huissen

De Linge

De Linge

IKC De Vonkenmorgen

Gendt

De Linge

De Linge

IKC Het Holthuus

Huissen

SKAR

ATOS

 

Sardes heeft dus in totaal acht locaties bezocht: zeven IKC’s en één stand alone voorschool. Alle schoolbesturen en kinderopvangorganisaties met vve zijn in deze audits vertegenwoordigd. Sardes heeft haar bevindingen gedeeld over in een rapport over de VVE-kwaliteit (bron: VVE-kwaliteitsmeting gemeente Lingewaard, rapportage auditronde op IKC-niveau 2022, Sardes december 2022). De eerste bevindingen zijn voor de zomervakantie besproken in de werkgroep DOL en het LEA. Deze werden ook door de deelnemers herkend. Nu zijn ook de bevindingen in de tweede rond in deze overleggen in december 2022 besproken.

 

Een belangrijke eerste constatering is dat de VVE-kwaliteit in Lingewaard op alle van de zeven van tevoren bepaalde domeinen voldoet en dat we trots mogen zijn op de pedagogische en didactische kwaliteit van het VVE-aanbod.

Ruimte voor verbetering constateren zij op de domeinen Resultaten en kwaliteitszorg, Doorgaande lijn en Ouderbetrokkenheid. Deze aspecten lenen zich goed om in gezamenlijkheid op te pakken.

 

We pakken de uitwerking van de diverse gezamenlijke aanbevelingen, die in bijlage 5 worden opgesomd, in 2023 en verder op, in afstemming met de werkgroep DOL.

3.3 Deskundigheidsbevordering pedagogisch medewerkers VE Kinderopvang

Door recente ontwikkelingen in het werkveld en eisen vanuit de onderwijsinspectie hebben de door ons gesubsidieerde drie kinderopvangorganisaties ons gevraagd om hun pedagogisch medewerkers VE op basis van hun huidige VVE-werkwijze verder te professionaliseren; verdieping te bieden op de ontwikkelingsgebieden sociaal-emotioneel, taal en rekenen en het opbrengstgericht werken (verder OGW). Voor deze vraag zijn wij op verzoek van de kinderopvang een langdurige samenwerking aangegaan met de IJsselgroep.

 

Doel van deze deskundigheidsbevordering OGW is de educatieve kwaliteit te verhogen aansluitend bij de spelgeoriënteerde aanpak van Startblokken en de aanpak van Uk & Puk. In de bijbehorende verdiepingsbijeenkomsten 'Sociaal emotionele ontwikkeling' krijgen de deelnemers zicht op eigen vaardigheden ten aanzien van sociale ondersteuning aan kinderen in het algemeen en in het bijzonder aan kinderen met opvallend gedrag. Voorafgaand aan de bijeenkomsten OGW zullen er verdiepingsbijeenkomsten Rekenen, Taal en Sociaal Emotioneel in relatie tot 'Planmatig Werken aan Doelen' (verder PWD) worden verzorgd zodat aan de voorwaarden om OGW te starten is voldaan.

Doel van deze verdiepingsbijeenkomsten is de pedagogisch medewerkers een planmatige manier van werken aan te leren, die aansluit bij Startblokken. Zij leren hoe ze voor een langere periode op een beredeneerde wijze, betekenisvolle, thematische activiteiten kunnen plannen, gekoppeld aan de reken- en taaldoelen en de doelen voor de sociaal emotionele ontwikkeling voor peuters.

 

Bij OGW gaat het vervolgens om het aanbieden van een beredeneerd aanbod voor de kinderen op basis van systematisch verzamelde en geïnterpreteerde ontwikkelingsgegevens van de kinderen in relatie tot de ontwikkelingsdoelen voor peuters op het gebied van taal en rekenen.

 

De deelnemers leren hoe zij ontwikkelingsgegevens verzamelen, analyseren en interpreteren. Ze leren om op basis van deze gegevens en de doelen vanuit de leerlijnen taal/lezen, (gedifferentieerde) doelen te stellen en deze uit te werken in een uitvoerings-/groepsplan. Vervolgens worden de opbrengsten van dit plan verzameld en geanalyseerd waarna zij de basis vormen voor een volgend doelgericht uitvoeringsplan. Op deze manier ontstaat een cyclisch proces. Belangrijk hierbij is ook de verbinding met het onderwijs, hoe zorg je gezamenlijk voor een goede start van kinderen in groep 3?

 

Er zullen in totaal zes groepen worden geschoold, die allen 14 bijeenkomsten bijwonen. De start vindt plaats eind 2022 en is naar verwachting december 2024 afgerond.

 

Ook zal de samenwerking tussen de gemeente en de pedagogisch medewerkers VE verder worden verstevigd door het organiseren van jaarlijkse themabijeenkomsten.

3.4 Versterking ondersteuningsstructuur kinderopvang

Een goede samenwerking in de driehoek kinderopvang, gezinscoach en JGZ is noodzakelijk om de ontwikkeling van kinderen met een ondersteuningsbehoefte in de gemeente te optimaliseren. Belangrijk hierbij is te beseffen dat een kind met een VE-indicatie niet per definitie een kind met een zorgvraagstuk is. Een VE-indicatie wordt afgegeven wanneer het kind een risico heeft op onderwijsachterstanden. In principe zou een kwalitatief goed VVE-programma (in voor- en vroegschool) en voldoende uren afname van dat aanbod, voldoende moeten zijn om achterstanden te voorkomen of in te lopen.

 

Wanneer we het hebben over peuters met een ondersteuningsbehoefte, zijn er eigenlijk vier zorgniveaus in de kinderopvang te onderscheiden:

  • 1.

    (Basis) Zorg voor alle peuters/kinderen

  • De peuter ontwikkelt conform kalenderleeftijd.

  • 2.

    Extra ondersteuning/ zorg binnen de voorziening

  • Men ziet potentiële ontwikkelingsachterstand bij de peuter.

  • 3.

    Extra externe zorg

  • Ontwikkelingsachterstand is zichtbaar bij de peuter, extra inzet is niet effectief.

  • 4.

    Externe plek (aanbod)

  • Plaatsing in de reguliere kinderopvang is voor de peuter niet meer mogelijk en voortzetting in de specialistische groep is noodzakelijk.

Tot en met niveau 2 is de kinderopvang, met de eigen goed opgeleide pedagogisch medewerkers en de HBO-inzet, in staat om de juiste begeleiding te bieden.

 

Om te voorkomen dat teveel kinderen -onnodig- vanuit voorschoolse voorzieningen doorstromen naar speciale voorzieningen/speciaal (basis)onderwijs of terechtkomen op een plek die niet passend is, is het belangrijk om tijdig met elkaar om tafel te gaan. Dat betekent dat als er zorgen zijn over een kind en/of niet duidelijk is wat de beste onderwijsplek is, de voorschoolse voorziening bij voorkeur rond de derde verjaardag contact opneemt met het samenwerkingsverband Passendwijs. Dan wordt er een gezamenlijk overleg georganiseerd met de ouders, de betreffende voorschoolse voorziening, Passendwijs, de gezinscoach en indien relevant de jeugdarts van het CB of andere hulpverleners.

 

Samen bespreken zij de kansen en belemmeringen van het kind en bedenken en organiseren zij een passend onderwijs-zorgarrangement. Zo kan het kind als het drie jaar en negen maanden is, worden aangemeld bij een passende vervolgplek, bij voorkeur in onze gemeente, waar het de juiste ondersteuning krijgt. Op deze manier wordt het gesprek over het onderwijsperspectief dus naar voren gehaald.

Maar ook in de periode dat het kind gebruik maakt van de voorschoolse voorziening, terwijl meer ondersteuning dan voorschoolse educatie nodig is, is passende hulp en coaching en begeleiding van de pedagogisch medewerkers belangrijk. Doel is dat met de kinderopvang de bovengenoemde niveaus 3 en 4 zoveel mogelijk voorkomen wordt. Dat kinderen onnodig extra externe zorg nodig hebben of een extern aanbod ingezet moet worden.

 

Tenslotte: vanuit nieuwe wet- en regelgeving in de VE is het vanaf 1 januari 2022 verplicht om op VE-locaties per geïndiceerde peuter 10 uur HBO-inzet per jaar in te zetten. Voor ons zijn hier in ons OAB-middelen budget voor opgenomen.

3.5 Samenwerking in de ondersteuningsstructuur rond het kind en het gezin - Rijnstad

De gezinscoaches van Rijnstad geven op basisscholen en in de kinderopvang ouders en kinderen (0-4 jaar en 4-12 jaar) met een ondersteuningsvraag informatie en persoonlijk advies. Daarnaast kunnen zij hen kortdurend ondersteunen met een aantal gesprekken. Als tijdens de ondersteuning blijkt dat er (meer) hulp ingezet moet worden, dan kunnen zij via een verkorte aanvraagroute een aanvraag bij de gemeente doen zodat een zorgaanbieder de opdracht krijgt om zorg te leveren. Daarnaast hebben de gezinscoaches de opdracht om via preventieve inzet hulpvragen vroeg te signaleren, waardoor ouders en kinderen zo veel mogelijk zelf in staat blijven een oplossing te vinden en daarmee (toekomstige) problemen worden voorkomen. De gezinscoaches zijn de gesprekspartner van zowel het gezin als de professional in de kinderopvang en onderwijs en eventueel andere (professionele) partijen rondom het gezin. Samen met de JGZ en de kinderopvang vormen zij een belangrijke driehoek rond het kind en het gezin.

3.6 OAB-scan 2022

Uit de OAB-scan van juni 2022, uitgevoerd door Sardes, blijkt dat de onderwijsachterstanden zich concentreren op vijf scholen in onze gemeente. De overige scholen hebben een score van 0, wat betekent dat zij geen of erg weinig kinderen met onderwijsachterstand in hun school hebben óf vooral kinderen met een relatief lichte problematiek. Andere belangrijke bevindingen zijn:

  • In Huissen en Angeren is de verwachte onderwijsachterstand ten opzichte van de andere plaatsen in Lingewaard het meest gegroeid. In Bemmel en Gendt is de verwachte onderwijsachterstand ten opzichte van de andere plaatsen in Lingewaard het meest gekrompen.

  • De achterstanden zijn verspreid over de gemeente, maar bevinden zich niet in Bemmel.

  • De VE-locaties zijn goed verspreid over de gemeente. Alleen in Haalderen is geen VE-locatie, terwijl de verwachte onderwijsachterstand per leerling hier wel relatief groot is.

  • Een school heeft een groot deel van de totale achterstand in Lingewaard op school, maar krijgt desondanks géén OAB-middelen. Dit komt doordat deze school relatief veel leerlingen heeft, en de verwachte onderwijsachterstand per leerling ‘gewoon’ gemiddeld is in vergelijking met andere scholen in Lingewaard.

  • We zien verschillen tussen de scholen in hoe de achterstand is verdeeld over onderbouw en bovenbouw. Dit kan verschillende oorzaken hebben, bijvoorbeeld een veranderende wijk- of schoolpopulatie (lichter of zwaarder), of veel instroom in de hogere leerjaren (bijvoorbeeld van nieuwkomers).

Sardes geeft aan dat wij met onze partners over volgende punten verder zouden moeten afstemmen:

  • De onderwijsachterstanden zijn ongelijk verdeeld over de scholen en plaatsen in onze gemeente. Het lijkt logisch om OAB-gelden daarom ook ongelijk over de gemeente te verdelen. Vergroot de inzet op plekken waar de schoolscore met drempel boven nul ligt (o.a. Huissen) en verklein de inzet op plekken met lichtere problematiek (zoals Bemmel).

  • De gemeente Lingewaard heeft veel VE-locaties, ook op plekken waar heel weinig verwachte onderwijsachterstand is. Zo zijn er vier VE-locaties in Bemmel. Is het wenselijk dat al deze locaties de mogelijkheid hebben om VE-aanbod aan te bieden?

  • Er is een grootste stijger, zowel in de schoolscore als in de leerlingscore. De vraag is wat er op deze school is veranderd?

  • Er is een school met een relatief grote leerlingscore, maar waar er geen VE-locatie in de buurt is. Is het wenselijk om hier wel VE-aanbod te realiseren? (in 2018-2019 dit er wel).

  • Kijk goed naar de verdeling onderbouw-bovenbouw op een school en kijk of op basis daarvan specifieke maatregelen nodig zijn. Op scholen met de zwaarte in de onderbouw kan bijvoorbeeld vroegschoolse educatie een passend aanbod zijn, terwijl op scholen met de zwaarte in de bovenbouw misschien eerder aan een schakelklas, zomerschool of naschools aanbod gedacht kan worden.

Deze vraagstukken, zoals de spreiding van VVE-locaties over onze gemeente, pakken we in 2023 op in de werkgroep DOL. Hierbij realiseren wij ons dat een aantal jaren geleden de gemeente in overleg met de kinderopvangorganisaties en het onderwijs de bewuste keuze heeft gemaakt om VVE breed op alle gesubsidieerde VVE-locaties aan te bieden. Gelet op de inzet op de deskundigheidsbevordering in de VVE en de wijze van bekostiging is het het streven om dit ook de komende jaren te blijven doen.

3.7 Doelgroepdefinitie in 2023 e.v.

In paragraaf 2.5 is aangeven dat we op dit moment de volgende doelgroepdefinitie hanteren voor doelgroeppeuters van 2-4 jaar:

Peuters uit de gemeente Lingewaard die in aanmerking komen voor voorschoolse educatie zijn alle twee- en driejarige kinderen, die een indicatie/verwijzing hebben gekregen van de JGZ:

  • 1)

    Opleidingsniveau beide ouders/verzorgers is laag (het opleidingsniveau van ouders/ verzorgers is maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg) en/of;

  • 2)

    Op basis van een gesignaleerde taalontwikkelingsachterstand of een hoog risico daarop.

We constateren dat er op dit moment steeds meer ouders te maken krijgen met financiële problemen. Een van de indicatoren waarop het OAB-budget wordt gebaseerd is sinds 1 januari 2019 of er ouders in de schuldsanering zitten. Dit is o.b.v. de nieuwe OAB-scan 0.2% en landelijk 0.8%.

In 2023 volgen we in de werkgroep DOL, mede op basis van informatie uit de peutermonitor, of de financiën een reden voor ouders is om een VVE-indicatie niet op te volgen.

Te overwegen valt dan of de doelgroepdefinitie uitgebreid moet worden met: ouders in de schuldsanering.

3.8 Doorgaande ontwikkelingslijn 12-18 jaar

Vanuit onze visie op onderwijskansen gaan we de komende beleidsperiode verkennen hoe we de doorgaande ontwikkelingslijn 12-18 jaar verder vorm kunnen geven en wat dit betekent voor en vraagt van onze (onderwijs) partners en ons als gemeente.

 

We denken hierbij aan thema’s rondom lezen, laaggeletterdheid, ondersteuning/zorg, kansrijk adviseren en de dialoog over schoolsucces. In het huidige uitvoeringsprogramma zijn deze thema’s deels verwoord vanuit ‘intensiveren samenwerking po/vo’ en ‘doorgaande leeslijn’. In de werkgroep DOL wordt dit in 2023 verder opgepakt, waarbij we vooral met elkaar in gesprek gaan en ons laten informeren over de ontwikkelingen die in gang zijn gezet vanuit o.a. kansrijk adviseren vanuit het po en het po/vo beleid in onze regio. Vanuit deze gesprekken (dialoog) verkennen we wat dit betekent voor en vraagt van ons allen. Dit uiteraard in afstemming met het LEA.

Hoofdstuk 4 Overkoepelende thema’s

In dit hoofdstuk worden enkele overkoepelende thema’s beschreven.

4.1 Samenwerking en Overleg

Hiervoor wordt verwezen naar twee documenten, die hierover in juni 2022 in het LEA definitief zijn vastgesteld. In deze documenten wordt beschreven op welke wijze er samengewerkt gaat worden en hoe de overlegstructuur eruit ziet. De belangrijkste delen hiervan zijn ook opgenomen in het vervolg.

 

Relatie DOL en LEA

Het tegengaan van kansenongelijkheid en segregatie is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van onderwijs, kinderopvang en gemeente binnen het OAB.

Bij wet is geregeld dat hier gezamenlijk afspraken over moeten worden gemaakt. De gemeente heeft de wettelijke opdracht om jaarlijks overleg te voeren met haar partners over:

  • Activiteiten voor leerlingen met een grote achterstand in de Nederlandse Taal (PO)

  • Voor- en vroegschoolse educatie (alleen kinderopvang en PO);

  • Het bevorderen van integratie;

  • Het voorkomen van segregatie;

  • Het bestrijden van onderwijsachterstanden;

  • Afstemming over inschrijving/toelating (PO);

  • Een evenwichtige verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over de scholen.

Het LEA is binnen onze gemeente het platform waar wij deze dialoog voeren met de bestuurders vanuit onderwijs en kinderopvang (op strategisch niveau). De dialoog vertrekt vanuit een gezamenlijke ambitie: ieder kind krijgt de kans om zich te ontwikkelen en zijn talenten te benutten. In het LEA overleg wordt besproken wat er speelt in onze gemeente, wat de gezamenlijke opgave is en wat we nodig hebben dit te realiseren. De uitwerking hiervan wordt met de partners samengebracht in (toekomstig) beleid.

Het LEA overleg is gericht op het minimaal maken van afspraken over de onderwerpen van de wettelijke opdracht. Deze afspraken hebben zoveel mogelijk het karakter van meetbare doelen. De inhoudelijke uitwerking en voorbereiding van het beleid op de doorgaande ontwikkelingslijn vindt plaats in de werkgroep DOL.

 

De werkgroep DOL vertaalt het beleid op de doorgaande ontwikkelingslijn jaarlijks naar een uitvoeringsprogramma, waarin de doelstellingen en activiteiten beschreven zijn die prioriteit krijgen. De werkgroep bereidt de besluitvorming voor en informeert het LEA o.a. over de voortgang.

 

De vertaling naar de werkvloer/operationeel gebeurt in (bilaterale) afstemming met en bij de partners individueel.

4.2 Monitoring en evaluatie

Cijfers zijn van belang voor het bepalen van de effectiviteit van ons beleid: Gezamenlijk verzamelen we al veel cijfers, zoals over bereik en resultaatafspraken. Ook uit diverse landelijke bronnen is veel informatie te halen. Het is van belang om de uitvoering en de opbrengsten van dit beleidskader in kaart te brengen, conclusies te trekken, de afspraken te evalueren en het beleid waar mogelijk te verbeteren. Zo wordt geëvalueerd of de goede dingen worden gedaan en of de dingen goed gedaan worden. Dit proces heet de kwaliteitscyclus. Hiervoor willen wij de PDCA cyclus gebruiken, de Plan-Do-Check-Act cyclus.

 

Ook in de werkgroep DOL is aangegeven dat de deelnemers meer cyclisch willen werken, in samenhang en wederkerigheid. En dat het overleg van ons allemaal is. We zetten het kind voorop, vertrekken vanuit de “waarom” vraag en leveren zelf een actieve bijdrage aan ons inhoudelijk overleg.

Hoe weten we dat we met ons beleid de goede ontwikkeling bereiken (in gang zetten) voor onze kinderen? Hoe weten we dat we dat we de dingen goed doen in de uitvoering (school, klas)? Wat (wie) is hiervoor nodig? Hoe weten we dat we de goede dingen doen en hoe kijken we hierin naar onze kinderen?

Hoe gaan we beleid toetsen vanuit het kind perspectief? En beeld krijgen wat ons beleid (effect) betekent voor de doorgaande ontwikkeling van het kind? En andersom: als we dit niet doen, wat gebeurt er dan?

 

De doorgaande ontwikkelingslijn is via het uitvoeringsprogramma een vast agenda punt op het LEA. Dit betekent ook dat alle onderwerpen die binnen DOL besproken worden, een plek krijgen op het uitvoeringsprogramma.

 

Stap 1 Plan: afspraken maken

Met de voorliggende notitie als kader gaan wij de komende periode met de samenwerkingspartners nadere (werk)afspraken maken over de te bereiken (sub)doelen, de onderliggende doelstellingen en de acties om die te bereiken. Dit leggen we vast in het uitvoeringsprogramma DOL.

 

Stap 2 Do: uitvoering

Gezamenlijk wordt zo invulling gegeven aan het gemeentelijk onderwijskansenbeleid. Wij hebben de regie over de werkzaamheden. Het beleidskader is vertaald naar een concreet uitvoeringsprogramma. Ieder jaar wordt bepaald welke acties en/of projecten prioriteit hebben en uitgevoerd gaan worden. Op deze manier wordt de samenwerking bevorderd en helder beschreven wie wat gaat doen met welk doel. Het LEA wordt met regelmaat geïnformeerd over de stand van zaken van het uitvoeringsprogramma.

 

Stap 3: Check: monitoren van de resultaten

Op basis van de Peutermonitor die het bereik en non-bereik in beeld brengt van de geïndiceerde peuters, de analyse van de resultaatafspraken en de inhoudelijke verantwoording van de aanbieders VE en andere betrokkenen bij de voorschoolse educatie en het onderwijs, wordt gemonitord wat de resultaten zijn van het gevoerde beleid. We betrekken ook landelijke cijfers hierbij.

 

Stap 4 Act: evalueren en hoe verder?

Op basis van de uitkomsten van de Peutermonitor, de resultaatafspraken en de inhoudelijke verantwoording worden nieuwe plannen gemaakt en bestaande activiteiten aangepast of doorgezet. Dit richt zich op:

  • In hoeverre zijn de afspraken nagekomen?

  • Welke resultaten zijn behaald en wat waren hierbij succesfactoren en knelpunten?

  • Wat betekent dit voor het vervolg?

Op basis van de monitoring kunnen beleidsonderdelen gehandhaafd of bijgesteld worden en een plek krijgen in het uitvoeringsprogramma DOL.

 

We willen vanaf 2023 meer met elkaar in gesprek over deze cijfers en willen dat ook op verschillende niveaus doen. Bestuurlijk in het LEA, in de werkgroep DOL (als onderdeel van het uitvoeringsprogramma) en het uitvoeringsoverleg peuteropvang/VVE, maar ook op de werkvloer met onderwijs en kinderopvang, al dan niet in een IKC.

4.3 Uitvoeringsprogramma DOL

Om de slag van beleid naar uitvoering te maken, stellen we al jaren een uitvoeringsprogramma DOL op. De meest recente versie is bij deze notitie gevoegd.

4.4 Nationaal Programma Onderwijs

Net als het Rijk willen wij in Lingewaard ook inzetten op het herstel en ontwikkeling van het onderwijs en de kinderopvang tijdens en na corona. Met de middelen die wij ontvangen vanuit het Nationaal Programma Onderwijs (775.000 euro vanaf augustus 2021 tot juli 2025) dragen wij bij aan het verbeteren van het onderwijs en de kinderopvang en versterken we de inzet vanuit het onderwijs en de kinderopvang zelf. Wij zetten in Lingewaard in op:

  • 1.

    Maatregelen op de scholen en in de kinderopvang: Inzet is gericht op ondersteuning in en rondom de school/IKC (schoolmaatschappelijk werk/gezinscoach, extra medewerkers en coaching in de VVE-groepen, extra begeleiding en activiteiten).

  • 2.

    School overstijgende maatregelen: De activiteiten overstijgen het niveau van de individuele scholen (extra inzet verzuimcoaches VO, extra inzet School’s Cool Nijmegen en het maatwerkfonds ter voorkoming van thuiszitters) en

  • 3.

    Samenwerking: gericht op het versterken van de samenwerking tussen gemeente, onderwijs, kinderopvang met andere partners (organiseren van netwerkbijeenkomsten voor onze partners 2x per jaar).

4.5 Raakvlakken beleidsterreinen

Daarnaast heeft het onderwijskansenbeleid en de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen ook raakvlakken met allerlei andere beleidsterreinen, zoals

  • -

    Preventief jeugdbeleid/ jeugdhulp (o.a. taken op het gebied van opgroeien en opvoeden van jeugdigen, andere voorzieningen die daar bij zijn betrokken, gemeentelijke ondersteuningsstructuur, passende kinderopvang).

  • -

    Taal en laaggeletterdheid (o.a. gezamenlijke inzet van partijen op laaggeletterdheid van ouders).

  • -

    Armoedebestrijding en preventieve schuldhulp (o.a. financiële drempels voor VVE verlagen, toeleiden van ouders in schuldhulpverlening naar VVE).

Hoofdstuk 5 Begroting

In dit hoofdstuk staan de gemeentelijke inkomsten en verwachte kosten van OAB voor de komende jaren weergegeven.

5.1 Kostprijs en subsidieregeling voorschoolse educatie

Wij bekostigen reeds conform de “kindgebonden financieringssystematiek”. Per uur per peuter op een locatie is er subsidie beschikbaar. Er is zodoende sprake van een juridisch gelijk speelveld voor de kinderopvang, omdat er subsidie verstrekt wordt aan alle aanbieders die voldoen aan de gemeentelijke en wettelijke VVE-eisen.

 

Met de aanbieders is in 2019-2020 bekeken welke componenten thuishoren in het subsidiair uurtarief en op welke wijze dat verdisconteerd is in het tarief. Deze kostprijsberekening gaat uit van een zogenaamde opplus voor VE-activiteiten, bovenop het wettelijk normtarief voor kinderopvang dat jaarlijks door de overheid wordt vastgesteld. Voor Lingewaard zijn bijvoorbeeld voor de inspanning die gevraagd wordt om een bijdrage te leveren aan de ondersteuningsstructuur, warme overdracht en afstemming met ouders in de kostprijsberekening uren opgenomen.

 

Conform wet- en regelgeving is vanaf 1 januari 2022 de HBO-er in de voorschoolse educatie een verplichting. Wij ontvangen hiervoor vanuit het Rijk middelen in het OAB-budget. Zoals aangegeven zitten de kosten voor die HBO-er reeds deels verdisconteerd in het subsidiair uurtarief voorschoolse educatie. De kostprijs, zoals deze berekend is, rekening houdend met tijd die nodig is om aan wettelijke eisen en gemeentelijke eisen en ambities te voldoen, komt in 2022 op €10,83 per uur per peuter, verhoogd met €0,85 voor de pedagogisch beleidsmedewerker VVE voor alle peuters op peildatum 1 januari en € 0,15 uur voor de hardheidsclausule, als hierop een beroep wordt gedaan.

Jaarlijks wordt dit subsidiair uurtarief geïndexeerd op basis van verhoging van het normtarief en een mogelijk verandering van wettelijke en gemeentelijke eisen.

 

In de Peutermonitor is sinds 2021 per kwartaal af te lezen welk beroep er wordt gedaan op de subsidie voor peuteropvang en VE.

5.2 Overzicht OAB-inkomsten en -uitgaven

In deze paragraaf wordt toegelicht wat de inkomsten (o.a. de ontvangen OAB-uitkering van het Rijk) en onze uitgaven in het betreffende jaar zijn geweest. Wij mogen jaarlijks het OAB-budget wat we niet uitgeven meenemen naar het volgende kalenderjaar.

Aan het eind van de OAB-periode moeten de middelen zijn uitgegeven met dien verstande dat 50% van de OAB-uitkering 2022 (€ 170.460) mag worden meegenomen naar 2023.

 

OAB - Sisa

Ontvangen

voorlopig

definitief

1) Besteding VVE volgens wettelijke kwaliteitseisen (conform artikel 166, eerste lid WPO)

2) Besteding overige activiteiten voor leerlingen met een grote achterstand in de Nederlandse taal (conform artikel 165 WPO)

3) Besteding aan afspraken VVE met bevoegde gezagsorganen van scholen, houders van kindcentra en peuterspeelzalen (conform artikel 167 WPO)

Opgebouwde reserve

2019

€ 265.004

€ 244.792

€ 158.928

€ 20.955

€ 0

2020

€ 303.754

€ 319.265

€ 191.317

€ 34.306

€ 0

€ 93.642

€ 64.909

2021

€ 347.743

€ 357.637

€ 135.713

€ 20.080

€ 54.655

€ 142.179

€ 158.551

2022

€ 331.072

€ 340.921

€ 300.730

2023

€ 327.448

De uitgaven onder 1) hebben alle jaren betrekking op de subsidies VE aan SKAR, Zonnekinderen/Wolkenwereld en de Linge. De uitgaven onder 2) hebben betrekking op de Voorleesexpress van de OBGZ en de samenwerkingsafspraken voor neveninstromers met Stichting PAS.

De uitgaven onder 3) hebben betrekking op de totstandkoming van de resultaatafspraken VVE, de monitoring van deze resultaatafspraken en de audits VVE door Sardes en de invoering (incl. licentie) voor de Peutermonitor van Innovatienul13.

 

Voor 2022 is de VE-subsidie onder 1 totaal voorlopig € 172.679 (n.b. de subsidies voor peuteropvang vallen niet onder het OAB-budget). Verder lopen de eerdergenoemde uitgaven onder 2 door, namelijk de Voorleesexpress (€ 15.0000) en de samenwerkingsafspraken voor Neveninstromers met Stichting PAS (geschat op €10.000). En voor onderdeel 3 de monitoring van de resultaatafspraken VVE (€15.457 voor deel 2021 en 2022), de audits (€ 23.633,72) en de OAB-scan (€ 2.613,60) door Sardes, de licentie voor de Peutermonitor van Innovatienul13 (€17.216) en de scholing van de pedagogisch medewerkers door de IJsselgroep (groep 1 en 2 € 74.834). Verwachte uitgaven zijn hiervoor in 2022 in totaal €331.433,32.

 

Voor 2022 komt bovenstaande neer op het volgende overzicht.

 

Inkomsten

OAB middelen

€ 340.921

Totaal

 

Uitgaven

Subsidie voorschoolse educatie (inclusief HBO-er op de groep)

€ 172.679

Peutermonitor

€ 17.216

Sardes

€ 41.704,32

Voorleesexpress

€ 15.000

Stichting PAS

€ 10.000

IJsselgroep

€ 74.834

Totaal verwacht

€ 331.433,32

 

Voorlopig overschot

€ 9.487,68

Tenslotte is in deze GOAB-beleidsperiode (2019-2022) vastgelegd dat maximaal 50% van het budget van 2022 mag worden doorgeschoven naar de GOAB-periode 2023-2026. Dat betekent voor Lingewaard dat er een bedrag van maximaal € 170.460 meegenomen mag worden naar de nieuwe beleidsperiode 2024-2027.

Bijlage 1 Wettelijke kaders en taken

 

Wettelijke context van het gemeentelijke onderwijsachterstandenbeleid,

Met de invoering van de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (wet OKE) op 1 augustus 2010 zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor het realiseren van een voor- en vroegschools (VVE) aanbod van goede kwaliteit en voldoende kwantiteit. Een nevendoel van de wet OKE was het harmoniseren van de kinderopvang en het toenmalige peuterspeelzaalwerk en daarmee een kwaliteitsimpuls geven aan het peuterspeelzaalwerk. De Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is in januari 2018 in werking getreden. De harmonisatie beruste op drie pijlers:

  • 1.

    Het versterken van de pedagogische kwaliteit;

  • 2.

    Eén kwaliteitskader voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven (voorschoolse voorzieningen) en;

  • 3.

    Eén financieringsstructuur voor werkende ouders.

De Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk houdt een wijziging in van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen naar de Wet kinderopvang (WKO) en enkele andere wetten. De wijzigingen in kwaliteitseisen zijn apart geregeld in de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK). Deze wet is ook in januari 2018 inwerking getreden. De nieuwe kwaliteitseisen zijn uitgewerkt in het Besluit kwaliteit kinderopvang en enkele ministeriële regelingen.

 

De Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie schrijven de verplichtingen voor aan de gemeente, het basisonderwijs en de kinderopvang op het gebied van VVE.

 

VE is bedoeld voor peuters met een (risico op een) taalachterstand op een voorschoolse voorziening. Wij hebben sinds 1 augustus 2020 de verplichting om een aanbod van in totaal 960 uur VE aan deze peuters van 2,5 tot 4 jaar te bieden. Daarnaast ontvangen wij middelen van het Rijk (de zogenaamde Asschermiddelen) om peuters zonder risico op onderwijswijsachterstanden, waarvan ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, een aanbod peuteropvang te doen.

 

Vroegschoolse educatie tenslotte is voor kinderen met een onderwijsachterstand in groep 1 en 2 van de basisschool. De jeugdgezondheidszorg (JGZ) heeft op basis van de Wet publieke gezondheid de taak om te signaleren of een kind een (risico op een) taalachterstand heeft als gevolg van onvoldoende taalaanbod in de eigen omgeving. De genoemde wetten tezamen vormen het wettelijk kader van het beleid.

 

Het OAB wordt dus gekaderd door de eisen uit de wet op het Primair Onderwijs (WPO, artikelen 165 - 168), (aanpassingen op) de wet Kinderopvang (WKO) en Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB). Gemeenten in Nederland zijn wettelijk verantwoordelijk voor het organiseren van voldoende en een gespreid aanbod aan voorschoolse educatie (Wet op het Primair Onderwijs (WPO), artikel 166).

Om de voor- en vroegschool goed op elkaar aan te laten sluiten zijn de kinderopvang, het onderwijs en de gemeente gezamenlijk aan zet. In overleg met schoolbesturen en kinderopvangpartners maken gemeenten afspraken over deelname, aanbod, segregatie, resultaten etc. (WPO, artikel 167). Daarnaast kunnen gemeenten het onderwijs (financieel) ondersteunen om onderwijsachterstanden in de schoolse periode te verminderen (WPO, artikel 165). Het tegengaan van (taal)achterstanden vraagt dus samenwerking van meerdere partijen die betrokken zijn bij kinderen met een (risico op) (taal)achterstand. De financiering van het OAB loopt langs twee wegen: de gemeenten ontvangen een budget en de schoolbesturen ontvangen een budget. Dit budget wordt sinds 2019 vastgesteld op basis van een nieuwe verdeelsystematiek (https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-onderwijsachterstanden)

 

Recente landelijke ontwikkelingen die vragen om mogelijke aanpassingen in het gemeentelijke beleid:

  • De nieuwe verdeelsystematiek voor het vaststellen van OAB-budgetten voor gemeenten en onderwijs (van gewichtenregeling naar CBS-rekenmodel) vanaf 1 januari/1 augustus 2019;

  • De aangescherpte kwaliteitseisen voor de voorschoolse educatie/kinderopvang (o.a. wet IKK);

  • De urenuitbreiding naar 960 uur voorschoolse educatie vanaf 1 augustus 2020;

  • De inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker/coach in de voorschoolse educatie vanaf 1 januari 2022;

  • De extra aandacht voor resultaatafspraken vanuit de Onderwijsinspectie en het verdwijnen van de CITO- kleutertoetsen;

  • Het Nationaal Programma Onderwijs en de rol van de gemeente daarin (https://www.nponderwijs.nl/gemeenten) en;

  • Zaken die mogelijk voortkomen vanuit het nieuwe regeerakkoord.

Bijlage 2 Landelijke ontwikkelingen

 

Al langere tijd is zowel bij het ministerie van SZW (reguliere kinderopvang) als het ministerie van OCW (voor- en vroegschoolse educatie) het gesprek gaande over kinderopvang als een basisvoorziening. Men heeft het dan over twee dagen kinderopvang (0-4-jarigen) zonder dat ouders hier een bijdrage voor betalen. De ambitie is om deze basisvoorziening op het kwaliteitsniveau van de voorschoolse educatie te brengen. Of dit een haalbare ambitie is en binnen welke termijn dit geeffectueerd kan worden, is voorlopig nog een niet te beantwoorden vraag. Duidelijk is wel dat er vanuit beide ministeries veel aandacht is voor kindontwikkeling daar waar eerder kinderopvang vooral als arbeidsmarktinstrument werd gezien.

Naast kinderopvang als een basisvoorziening, is er veel interesse en initiatief voor kindcentra ontwikkeling. Een IKC (Integraal KindCentrum) wordt door velen gezien als een passend ‘vehikel’ om de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs, in het belang van het kind, te bevorderen. Het ontschotten, de doorgaande lijn en de intensieve samenwerking rondom kind en ouder, maken dit een beleidsterrein ook vanuit gemeentelijk perspectief interessant.

Als laatste -recente- ontwikkelingen noemen we de NPO-middelen die onderwijs en gemeenten de komende twee jaar ontvangen om achterstanden bij kinderen door de COVID-19 pandemie in te lopen. Onderwijs maakt hiervoor haar eigen analyses en plannen en deelt deze met de gemeente, zodat die op haar beurt de verbinding kan leggen met terreinen als kinderopvang, zorg, sport en cultuur. Ook in Lingewaard worden in gezamenlijkheid met de relevante partners plannen gemaakt, waarbij goed in de gaten gehouden moet worden dat het gaat om incidentele middelen. Voor structurele initiatieven dient dan ook in de gaten te houden dat voorzetting uiteindelijk uit de reguliere middelen moet worden bekostigd.

Bijlage 3 Verwijsprocedure consultatiebureau  voorschoolse voorzieningen

 

Richtlijnen bij verwijsprocedure

Deze verwijsprocedure is bedoeld voor doelgroepkinderen die voor verwijzing door het consultatiebureau naar een voorschoolse voorziening en/of voorschoolse educatie in aanmerking komen.

 

Rol consultatiebureau

Om een doelgroepkind te definiëren in de voorschoolse periode, heeft het consultatiebureau een rol in de toeleiding en signalering op basis van hun risicoregistratie en in de indicatiestelling. Om af te wegen of er van een risico- en/of doelgroepkind sprake is, moeten de mogelijke risicofactoren van de ouder en het kind zelf tijdens ieder consult in kaart worden gebracht en vastgelegd. Daarnaast moet ook worden geregistreerd of er bedreigingen uit de directe omgeving zijn en of er sprake is van een multiprobleemgezin. Het consultatiebureau registreert verschillende factoren, die niet alleen een indicator zijn voor het bepalen van risicokinderen, maar eveneens van belang zijn bij het voorkomen van risico’s en achterstanden.

 

Doelgroepdefinitie Lingewaard

Per 1 januari 2022 luidt de definitie van een doelgroepkind voor voorschoolse educatie in Lingewaard als volgt:

 

Peuters uit de gemeente Lingewaard die in aanmerking komen voor voorschoolse educatie zijn alle twee- en driejarige kinderen, die een indicatie/verwijzing hebben gekregen van de JGZ:

  • 3)

    Opleidingsniveau beide ouders/verzorgers is laag (het opleidingsniveau van ouders/ verzorgers is maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg) en/of;

  • 4)

    Op basis van een gesignaleerde taalontwikkelingsachterstand of een hoog risico daarop.

Voor het stellen van een indicatie is er altijd overleg tussen de jeugdarts en de jeugdverpleegkundige. Door middel van onder andere het Van Wiechen-ontwikkelingsonderzoek1 wordt een eventuele taalontwikkelingsachterstand gesignaleerd.

 

Op basis van de genoemde uitgangspunten geeft het consultatiebureau een verwijzing voor voorschoolse educatie als:

  • Het taalaanbod in de omgeving van het kind (omgevingsfactoren) onvoldoende is, waardoor (een hoog risico op) taalachterstand gesignaleerd wordt én;

  • Een VVE-programma bijdrage levert aan de oplossing/vermindering van de problematiek.

Voorschoolse educatie is in dit geval bedoeld voor kinderen met een taalontwikkelingsachterstand, die met voorschoolse educatie verminderd kan worden. Er moet sprake zijn van enkelvoudige problematiek (puur sprake van een spraak-taalachterstand).

 

Een kind kan al vanaf 2 jaar een indicatie krijgen, maar dit kan ook later, tot het 4 jaar oud is, nog ingezet worden. Om goede resultaten te kunnen boeken moet een kind minimaal 12 maanden en tenminste 16 uur per week een aanbod voorschoolse educatie krijgen, maar voor een optimaal resultaat zou een kind minimaal 18 maanden voorschoolse educatie moeten krijgen. Dus hoe eerder een kind wordt toegeleid naar voorschoolse educatie, hoe beter.

 

Als er problemen binnen de voorschoolse voorziening worden gesignaleerd door pedagogisch medewerkers of hulpverleners (waaronder logopedisten), kunnen zij altijd contact opnemen met het consultatiebureau. Een mogelijkheid is dan dat ouders een extra oproep krijgen voor een consult op het consultatiebureau, waarbij dan wordt gekeken of een indicatie voorschoolse educatie noodzakelijk is.

Hierbij worden de signalen die zijn afgegeven door de verwijzers, uiteraard meegenomen in de afweging. In stroomschema 1 wordt het bovenstaande overzichtelijk samengevat.

 

Stroomschema 1 Doelgroepbepaling gemeente Lingewaard

 

Doelgroepkinderen in Lingewaard zijn:

Peuters uit de gemeente Lingewaard die in aanmerking komen voor voorschoolse educatie zijn alle twee- en driejarige kinderen, die een indicatie/verwijzing hebben gekregen van de JGZ:

  • 1)

    Opleidingsniveau beide ouders/verzorgers is laag (het opleidingsniveau van ouders/ verzorgers is maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg) en/of;

  • 2)

    Op basis van een gesignaleerde taalontwikkelingsachterstand of een hoog risico daarop

Stroomschema

Verwijzing van kinderen die geen voorschoolse voorziening bezoeken

Er wordt door het consultatiebureau voor de risicokinderen bij wie dat nodig is een overdracht geschreven voor de jeugdarts van de VGGM. Daarin komen behalve medische zaken ook bovenstaande risico’s aan de orde. De JGZ 4-19 jaar geeft de bijzonderheden aan de betreffende basisschool door en daarom is een overdracht vanuit het consultatiebureau naar het basisonderwijs overbodig.

 

Toelichting bij het verwijsformulier

 

In de bijlagen treft u het verwijsformulier en een brief voor ouders aan.

 

Doel van het verwijsformulier

Het streven is dat alle doelgroepkinderen in de gemeente Lingewaard een voorschoolse voorziening waar voorschoolse educatie wordt gegeven, bezoeken, waardoor de kans op een achterstand in de ontwikkeling wordt verkleind. Door de verwijzing van het consultatiebureau naar voorschoolse voorzieningen, wordt de zorg voor ouders met peuters beter op elkaar afgestemd.

 

Het formulier

Het formulier is ontworpen om op tamelijk beknopte wijze de belangrijkste gegevens over een peuter over te dragen van het consultatiebureau naar de voorschoolse voorzieningen. Het geeft een indicatie voor de voorschoolse voorzieningen, gebaseerd op de indrukken die een jeugdverpleegkundige of jeugdarts gedurende het bezoek aan het consultatiebureau, tijdens een huisbezoek of na een gesprek met de ouders heeft gekregen over de ontwikkeling van een kind.

 

Werkwijze

 

Activiteit

Verantwoordelijke functionaris

Document

1. Registreren risicokinderen bij aanvang zorgverlening of naar aanleiding van signalering in KD+

Jeugdverpleegkundige

WI registratie risicokinderen

2.

  • a.

    Ouders van risico- en doelgroepkinderen informeren over het belang van voorschoolse voorziening in 14 maanden consult.

  • b.

    Folder en adressen voorschoolse voorzieningen uitdelen.

Jeugdarts

Folder

voorschoolse voorziening

3.

  • a.

    Ouders van doelgroep-kinderen verwijzen naar voorschoolse voorziening in 18 maanden consult (of zonodig op oudere leeftijd). Zonodig wordt hiervoor een huisbezoek gebracht.

  • b.

    Verwijsformulier invullen, handtekening ouders vragen. Formulier en begeleidende brief meegeven aan de ouders.

  • c.

    Kopie verwijsformulier naar de voorschoolse voorziening sturen.

  • d.

    Kopie verwijsformulier aanhangen aan KD+

Jeugdverpleegkundige

Brief

Verwijsformulier

4. Indien een mondelinge overdracht nodig is, contact opnemen met beroepskracht voorschoolse voorziening

Jeugdverpleegkundige

5. Terugkoppelen/bevestigen deelname aan voorschoolse voorziening d.m.v. invullen en mailen van digitale excellijst naar het consultatiebureau

Voorschoolse voorziening

Excellijst

“Deelname voorschoolse voorziening” 1x per kwartaal

6. Uitdraai excellijst scannen en aanhangen in KD+

In KD+ registreren

Aangemeld

Consultatiebureau-medewerker

7.In consult van 2 jaar checken of kind is aangemeld, zo niet vragen wat de reden is.

Bespreken barrières.

Vervolgactie vaststellen:

evt.

  • kennismakingsbezoek aan voorschoolse voorziening

  • extra huisbezoek

  • extra consult

Jeugdarts

8. Indien gewenst, mondelinge terugkoppeling van de verwezen kinderen door voorschoolse voorziening naar consultatiebureau mondeling in KCO aan de hand van digitale excellijst en ‘de eerste indruk’ uit het overdrachtformulier.

Excellijst ‘Deelname Voorschoolse voorziening’ en 1e indruk Overdrachtformulier

9. registreren in KD+ als verwijzing niet is opgevolgd:

verwijzing voorschoolse voorziening niet opgevolgd.

Jeugdverpleegkundige

WI registratie risicokinderen

In stroomschema 2 op de volgende pagina wordt het bovenstaande overzichtelijk samengevat.

 

Terugkoppeling deelname voorschoolse voorziening

Dit vindt per 2022 plaats via de Peutermonitor van Innovatienul13.

 

Stroomschema 2 toeleiding voorschoolse educatie gemeente Lingewaard

Bijlage 4 Factsheet VVE Gemeente Lingewaard - GGD

 

2021

 

Verwezen kinderen

In 2021 zijn 67 kinderen uit de gemeente Lingewaard verwezen naar een VVE voorziening.

CB locatie

2021

2020

2019

2018

Q1

Q2

Q3

Q4

totaal

CB-Bemmel

1

1

3

7

12

11

14

9

CB-Gendt

2

3

2

6

13

8

7

8

CB-Huissen

10

8

5

17

40

21

31

21

CB buiten regio

0

2

0

0

2

Totaal

13

14

10

30

67

40

56*

41*

  • *

    In deze periode was er een CB-locatie in Doornenburg. Deze cijfers zijn meegenomen in het totaal van 2019 en 2018.

Wel een indicatie, maar geen verwijzing

Twee kinderen uit de gemeente Lingewaard hebben een VVE indicatie ontvangen, maar zijn niet doorverwezen naar een VVE voorziening. Vaak geven ouders dan tijdens het gesprek al aan geen gebruik te zullen maken van VVE, waardoor een verwijzing niet geschreven wordt.

CB locatie

2021

Q1

Q2

Q3

Q4

totaal

CB-Bemmel

1

0

0

0

1

CB-Huissen

0

0

0

1

1

Totaal

1

0

0

1

2

 

Deelname door verwezen kinderen

Van 29 van de 67 verwezen kinderen was op peildatum 4-3-2022 bekend dat zij deelnemen aan het programma. Er zijn 20 kinderen bekend die niet deelnemen aan VVE. Van 18 kinderen is het nog onbekend of zij ook daadwerkelijk deelnemen. Het grootste deel (12 / 18) van deze kinderen verwachten, gezien de leeftijd, aankomend kwartaal te starten met VVE.

CB locatie

Totaalverwezen

Deelname

Geen deelname

Deelname onbekend

aantal

%

aantal

%

aantal

%

aantal

%

CB-Bemmel

12

100%

3

25%

5

42%

4

33%

CB-Gendt

13

100%

5

38%

3

23%

5

38%

CB-Huissen

40

100%

20

50%

11

28%

9

23%

CB buiten regio

2

100%

1

50%

1

50%

0

0%

Totaal

67

100%

29

43%

20

30%

18

27%

 

Redenen voor geen deelname

11 van de 20 kinderen die op dit moment niet deelnemen aan VVE staan op een wachtlijst bij een VVE voorziening. Overige redenen om niet deel te nemen aan VVE zijn financieel (2) of wegens geen belangstelling (4).

CB locatie

Reden geen deelname

Anders

Financieel

Geen belangstelling

Kinderopvang

Wachtlijst

Totaal

CB-Bemmel

2

0

1

0

2

5

CB-Gendt

0

0

0

0

3

3

CB-Huissen

1

2

2

0

6

11

CB buiten regio

0

0

1

0

0

1

Totaal

2

2

4

0

11

20

Bijlage 5 Aanbevelingen Sardes audits kwaliteit VVE 2022

 

Vve-kwaliteit in grote lijnen

Een belangrijke eerste constatering is dat de vve-kwaliteit in de gemeente Lingewaard op alle zeven van tevoren bepaalde domeinen2 voldoet en wat betreft het Pedagogische handelen zelfs voorbeeldig is. De meeste ruimte voor verbetering constateren we nog op de domeinen Resultaten en kwaliteitszorg, Doorgaande lijn en Ouderbetrokkenheid. Deze aspecten lenen zich alle goed om in gezamenlijkheid op te pakken.

 

Aanbod

  • De kwaliteit van het vve-aanbod is over het algemeen sterk in de gemeente Lingewaard. Er is sprake van een samenhangend aanbod waarbij de verschillende ontwikkelingsdomeinen worden gestimuleerd.

  • Aandachtspunt is met name nog het doelgerichte werken in de voorschoolse locaties. De planningen zijn nu vooral activiteitengericht en in de planningen wordt meestal niet gedifferentieerd naar niveau. Het werken met een doelgerichte en gedifferentieerde planning helpt om doelgroepkinderen meer op maat te bedienen, zeker als de groep door verschillende of wisselende pedagogisch medewerkers bemenst wordt.

  • Een volgende stap kan zijn om na te denken over een expliciet aanbod voor anderstalige kinderen. Nu werd binnen het reguliere aanbod gedifferentieerd, maar het is ook mogelijk om aanvullende methoden en materialen te gebruiken, specifiek gericht op de taalverwerving van deze groep.

  • Kwaliteit van de inrichting en spelmaterialen is bij uitstek een aspect wat zich goed leent om binnen een IKC-setting gezamenlijk op te pakken. Het is jammer en onnodig als voor- en vroegschool op dit punt van kwaliteit verschillen.

Zicht op ontwikkeling

  • Over het algemeen wordt de kindontwikkeling bij de vve-locaties in de gemeente Lingewaard goed gemonitord en conform de afspraken vastgelegd.

  • Aandachtspunt in de voorschoolse setting is om de informatie over de kindontwikkeling, die over het algemeen nauwgezet in kaart wordt gebracht, te ‘vertalen’ naar een cyclus van doelen formuleren – een aanbod bedenken en plannen (1 op 1, in groepjes, in de grote groep) – uitvoeren – doelen evalueren – aanbod bijstellen. De vve-coach-functie die sinds 1 januari actief is in de voorschoolse locaties kan hier haar rol in pakken.

  • Gedurende de coronaperiode is het lastig gebleken om ouders structureel te betrekken bij de kindontwikkeling, met name in de voorschoolse setting. Het oudercontact heeft sterk onder druk gestaan, direct vanwege de corona en indirect vanwege personele problemen in deze periode. Het is zaak om dit nu weer op te pakken.

  • Vanuit de vroegscholen was een signaal dat een deel van de vve-kinderen voor hen 'onzichtbaar' is, omdat ouders geen toestemming geven voor gegevensoverdracht. Zij hebben het idee dat er meer doelgroepkinderen in de onderbouw zitten dan waar zij zicht op hebben. Het is relevant om dit op gemeentelijk niveau cijfermatig te monitoren en op basis hiervan met elkaar het gesprek aan te gaan hoe de overdracht op dit punt nog verder kan worden verbeterd.

  • Daarnaast is voor de vroegscholen relevant om te beseffen dat niet alle kinderen die voldoen aan de vve-criteria voorafgaand aan de start in de onderbouw geïndiceerd zijn. Denk aan ouders die niet (regelmatig) naar het consultatiebureau gaan, die geen gebruik maken van voorschoolse voorzieningen of die nieuwkomer zijn. Ook deze kinderen kunnen baat hebben bij het vve-aanbod. Hoe kun je als scholen zicht krijgen en houden op deze kinderen?

Pedagogisch-educatief handelen

  • De gemeente Lingewaard mag trots zijn op de pedagogische en educatieve kwaliteit van het vve-aanbod. Deze kwaliteit is op alle items dik in orde. De gemiddelde score van 3,1 op Stimuleren van de taalontwikkeling is in het bijzonder vermeldenswaardig, omdat dit item de essentie van vve omvat.

  • Als we kijken naar de voor- en vroegschoolse setting afzonderlijk, dan ligt er bij de voorschoolse locaties wat betreft het educatieve handelen nog wel ruimte voor groei. De bedoeling is daarbij zeker niet om meer ‘schools’ te werk te gaan, integendeel. De uitdaging is vooral om het spelend leren doordacht te plannen en daarin te differentiëren naar niveau.

  • In Lingewaard is op de vve-groepen vaak sprake van grote niveauverschillen, omdat in de kernen kinderen vanuit het hele dorp samen in één groep zitten. Dat maakt de noodzaak om – ook op papier en in de themaplanning – te differentiëren des te belangrijker. De vve-coach is een functie die dit aspect in de voorschool mee vorm kan gaan geven.

(Extra) ondersteuning

  • De zorg voor doelgroepkinderen die behoefte hebben aan (externe) ondersteuning is in de gemeente Lingewaard over het algemeen in orde. Inmiddels is ook de samenwerking met ouders nieuw leven ingeblazen. Dit is belangrijk, omdat met name nieuwe ouders na corona nog niet goed weten wat van hen verwacht wordt en wat zij van de vve-locatie mogen verwachten.

  • Een aandachtspunt voor verschillende vve-locaties zijn de kinderen die minder in het oog springen dan kinderen die zelf een duidelijke ontwikkelingsachterstand of opvallend gedrag vertonen. Vve is in het leven geroepen voor kinderen met risico op achterstand vanwege een ‘remmende thuisomgeving’, bijvoorbeeld een taalarm gezin of ouders met een verstandelijke beperking. Wat wil je deze kinderen bieden en vooral: hoe wil je ouderbetrokkenheid in deze situaties vormgeven? Durf je daarbij ook te differentiëren in de aanpak richting ouders?

  • Hetzelfde geldt voor kinderen met anderstalige ouders: wat heb je deze kinderen en hun ouders als vve-locatie (extra) te bieden? Omdat het aantal NT2-kinderen beperkt is en verspreid over de kernen, is dit een aandachtspunt dat zich goed leent om gezamenlijk op te pakken, liefst in afstemming met het samenwerkingsverband.

Samenwerking met ouders

  • Ondanks de impact van de coronasituatie op de samenwerking van ouders, was de ouderbetrokkenheid op de meeste items voldoende tot zeer goed (Overgang naar school).

  • Met name de Ouderbetrokkenheid op de groep heeft te lijden gehad onder de coronasituatie. Ouders kwamen nauwelijks tot niet meer op de groepen, wat zijn weerslag had op de verdere communicatie met ouders.

  • De coronapauze heeft gemaakt dat professionals hebben ervaren hoe het is om zonder ouders op de groep te werken, bijvoorbeeld een rustigere start en meer werktijd met de kinderen. Toch is het vanuit vve-perspectief belangrijk om ouders weer met regelmaat op de groepen te ontmoeten en ontvangen. Maar dat kan wel op een andere manier, bijvoorbeeld door twee keer per week een goed georganiseerde inloop te organiseren.

  • Bij de ontmoeting met ouders is het belangrijk om gericht en met regelmaat contact te maken met doelgroepouders. Vanuit dit regelmatige contact kunnen professionals het gesprek over ontwikkelingsstimulering thuis op gang brengen. Ook op dit punt lag in veel gevallen ruimte voor groei.

  • We merkten al tijdens de audits dat het effectief was om met elkaar tips uit te wisselen over de manieren waarop je ook met anderstalige ouders toch regelmatig het gesprek kan aangaan. Dit is evenals het aanbod aan NT2-kinderen een onderwerp dat zich goed leent om in gezamenlijkheid op te pakken. Mogelijk kunnen de JGZ en andere externe partners hierin nog advies en ondersteuning bieden.

  • Als signaal richting gemeente werd nog opgehaald dat ouders niet altijd bereid zijn om te betalen voor (voorschoolse) VVE. Hierdoor kan (gedeeltelijk) non-bereik ontstaan.

Resultaten en kwaliteitszorg

  • Scholing en de borging van scholing is over het algemeen goed op orde in de voor- en vroegschoolse locaties in de gemeente Lingewaard.

  • Het evalueren van het vve-aanbod en de bijbehorende -resultaten zijn een aandachtspunt, met name voor de voorschoolse locaties. De toevoeging van de vve-coach-functie per 1 januari 2022 kan helpen om hier structureel vorm aan te geven.

  • Intervisie is een aspect wat zich goed leent om op sommige aspecten gezamenlijk op te pakken met de voor- en vroegschool, zoals inrichting van de ruimte en spelend leren binnen een thema.

  • De gemeentelijke monitoring van de vve-resultaatafspraken met de jaarlijkse terugkoppeling op IKC-niveau biedt een mooie kans om het vve-aanbod jaarlijks met elkaar te evalueren. In de praktijk gebeurde dat nu nog lang niet overal.

Doorgaande lijn

  • In de gemeente Lingewaard worden doelgroepkinderen goed volgens de gemaakte afspraken met het LOV overdragen.

  • Er is over het algemeen al concrete samenwerking rond het aanbieden van de thema’s, gezamenlijke activiteiten en praktische zaken zoals het wennen. Het feit dat men een gezamenlijke locatie deelt, helpt daar zeker bij.

  • In de meeste pedagogische beleidsplannen staat de onderlinge samenwerking genoemd, maar meestal wel vrij summier. We zien ruimte voor de IKC’s om deze samenwerking uitgebreider en meer inhoudelijk uit te dragen naar ouders en andere partijen.

  • Op het gebied van zorg weten kinderopvang en school elkaar al steeds beter te vinden, bijvoorbeeld wanneer de ib’er incidenteel mee kijkt naar een peuter voordat deze overstapt naar de school. Een volgende stap is om hier structureel uren voor vrij te maken.

  • Op pedagogische en didactische afstemming constateren we nog veel ruimte voor groei. Daarvoor is structureel overleg nodig tussen (vertegenwoordigers van) de voor- en vroegschool.

  • Ouderbetrokkenheid is een thema wat zich goed leent meer gezamenlijk in te gaan optrekken; het betreft immers goeddeels dezelfde ouders.

Bijlage 6 Input VVE-kwaliteitsdialoog Sardes o.b.v. resultaatafspraken VVE

 

Hieronder een aantal suggesties voor de kwaliteitsdialoog. Over welke onderwerpen is het zinvol om het gesprek aan te gaan? Welke resultaten vallen op?

 

Aantallen en spreiding

  • Er zijn 48 uitstromende vve-peuters. Komt dit aantal overeen met het aantal indicaties dat door de JGZ wordt afgegeven en met de bereikcijfers van de gemeente? NB: het gaat om peuters die gedurende het afgelopen schooljaar zijn uitgestroomd, het gaat dus om twee derde van het totale cohort 2,5-4-jarigen. Alle voorscholen hebben gegevens aangeleverd, dus het is interessant om deze vergelijking te maken.

  • Er zijn 21 uitstromende vve-kleuters. Dit is een kleinere groep dan de uitstromende vve-peuters. Daar zijn een aantal logische verklaringen voor. Zo zijn er mogelijk ook peuters uitgestroomd naar scholen die niet meedoen aan de monitor. Hoe kijken jullie naar dit aantal? Zijn er nog alternatieve verklaringen voor het “verdwijnen” van een deel van de vve-peuters?

  • Tegelijkertijd is de groep uitstromende kleuters groter dan het aantal uitstromende kleuters in 2020-2021 (14 uitstromende kleuters). Een logische verklaring is dat een groter deel van de scholen ook heeft deelgenomen aan de monitor. Zijn er echter ook nog andere verklaringen te vinden? Bijvoorbeeld: hebben de deelnemende scholen de vve-kinderen beter in beeld gekregen?

  • Is het voor volgend jaar interessant om bij de gegevensuitvraag nog andere gegevens uit te vragen? Bijvoorbeeld of kinderen een extra jaar hebben gekleuterd en dus meer tijd hebben doorgebracht in de vroegschoolse educatie. Of het aantal kinderen dat naar jullie weten geen vve-indicatie heeft gehad terwijl dit wel nodig of wenselijk was geweest.

  • Uit landelijk Pre-Cool onderzoek blijkt dat een aanzienlijk deel van de vve-kinderen tussen de voorschool en de school geen doorgaande lijn in het vve-aanbod ervaart: in de voorschoolse periode volgden zij voorschoolse educatie, maar in de kleuterklas komen zij terecht op scholen waar geen gericht vve-aanbod is.3 Hoe zit dit in Lingewaard?

Gebruik voorschoolse educatie

  • In totaal heeft slechts 44% van de peuters 12 maanden of meer voorschoolse educatie genoten. Dit is ruim 25% minder dan het cohort dat in 2020/2021 uitstroomde naar het basisonderwijs. Het percentage peuters dat tussen de 6 en 11 maanden voorschoolse educatie heeft genoten, is juist gestegen ten opzichte van vorig jaar. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat vanwege de uitzonderlijke situatie van corona en lockdowns, meer kinderen later zijn begonnen op de voorschool. Immers, alle peuters die 12 maanden of meer voorschoolse educatie hebben genoten, zouden tussen 1 februari 2020 en 31 juli 2021 begonnen moeten zijn: de periode met de meeste onzekerheid over corona en de meeste en langste lockdowns. Voor de volgende monitor is het interessant om te zien of dit mogelijke effect van corona weer verdwijnt of dat het een langere nasleep heeft. Wat vinden we hiervan? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de komende jaren meer peuters het volledige vve-aanbod meekrijgen?

Niveau bij instroom

  • Ongeveer 94 procent van de peuters stroomde in met een achterstand in de taalontwikkeling, slechts 6 procent van de peuters niet. Wat vinden jullie van dit percentage?

  • Voor sociaal-emotionele ontwikkeling geldt dat ongeveer 63% van de peuters instroomde met een achterstand. Wat vinden jullie van dit percentage?

  • Zijn bovenstaande percentages naar verwachting? Is het in lijn met de indicatiecriteria in de gemeente Lingewaard? Bijna alle VVE-peuters stroomden in met een achterstand in zowel de taalontwikkeling, veel van hen ook met een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling. Vanuit het perspectief van het onderwijsachterstandenbeleid zou het niet gek zijn dat er ook peuters instromen zonder feitelijke achterstand. Het gaat in het OAB-beleid immers om zowel kinderen met een feitelijke achterstand als om kinderen die risico lopen een dergelijke achterstand op te lopen, vanwege ongunstige factoren in de thuissituatie. Hebben jullie voldoende zicht op de peuters zonder daadwerkelijke achterstand, maar met een verhoogd risico hierop?

  • Dezelfde vraag voor de kleuters: daar stroomde ongeveer 70 procent van de doelgroepkinderen in met een taalachterstand, en 30 procent niet. Voor de sociaal-emotionele ontwikkeling geldt dat 69% van de ingestroomde kleuters hierin een achterstand had. Hoe beoordelen jullie deze percentages? Volgens de voorscholen stroomde afgelopen jaar 60% van de peuters uit met een achterstand in taalontwikkeling en slechts 27% van de peuters stroomde uit met een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling. Deze percentages zijn nu nog niet met elkaar te vergelijken, ze gaan immers niet over dezelfde kinderen. Het is wel interessant om dit in de gaten te houden in de monitor van twee jaar later, wanneer de scholen het instroomniveau van de net uitgestroomde peuters aanleveren. Kijken de scholen vergelijkbaar naar de ontwikkeling van de kinderen?

Ontwikkeling gedurende vve-tijd

  • Bij een deel van de kinderen lukt het om de achterstanden in te lopen. Bij een deel van de kinderen lukt het ook niet. Hoe kijken jullie naar deze resultaten? In vergelijking met monitorjaar 2020/2021 heeft in 2021/2022 een vergelijkbaar percentage peuters de achterstanden ingelopen. In het afgelopen monitorjaar hebben daarentegen aannemelijk meer kleuters de feitelijke achterstanden ingelopen, zowel op taalontwikkeling als sociaal-emotionele ontwikkeling, in vergelijking met monitorjaar 2020/2021. Is daar een verklaring voor, naast dat dit jaar meer scholen de gegevens hebben aangeleverd?

  • Zowel de peuter- als de kleuterprofessionals geven bij het merendeel van de kinderen aan dat de groei op zowel taal- als sociaal-emotioneel gebied naar of boven verwachting is geweest. Hoe kijken jullie naar deze verschillen tussen de meer objectieve resultaten (de gegevens over achterstand en voorsprong, gekoppeld aan de kindvolgsystemen) en de meer subjectieve resultaten (beoordeling van de groei door de professional)? Zegt het mogelijk iets over de verwachtingen die we van doelgroepkinderen hebben?

  • Welke factoren vragen om een gemeentelijke aanpak, welke factoren zijn meer organisatie- of locatiegebonden? Op welke punten willen jullie je gezamenlijk gaan inzetten?

Algemeen

  • Hoe is de gegevensverzameling dit jaar ervaren?

  • Waar zitten mogelijk verbeterpunten of uitbreidingsmogelijkheden?

    • Aanpassingen in de gegevensuitvraag: bijvoorbeeld vragen naar kleuterverlenging of naar welke basisschool de peuter is uitgestroomd, preciezer vragen naar deelname en intensiteit van de voorschoolse educatie.

    • Uitbreiding naar andere ontwikkelingsdomeinen? Willen we ook op rekenontwikkeling resultaten ophalen?

    • Een uitbreiding naar groep 3 en/of 4?

    • Aanpassingen in de logistiek: bijvoorbeeld direct contact met pm’ers en/of leerkrachten, andere timing in het jaar, extra toelichting bij de formulieren, nog actiever uitvragen welke locaties géén doelgroepkinderen opvangen?

  • Hoe kijken de betrokkenen naar de opbrengsten van dit traject? Wat levert het op, op locatie, organisatie en gemeentelijk niveau? Is er daadwerkelijk een gesprek over kwaliteit ontstaan?


1

Het consultatiebureau houdt de ontwikkeling vaneen kind nauwkeurig bij. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Van Wiechenonderzoek, dat zich op drie gebieden richt: ‘de fijne motoriek, adaptatie en gedrag’, ‘de grove motoriek’ en ‘communicatie’.Het wordt door het consultatiebureau gehanteerd om eventuele achterstanden in de ontwikkeling van een kind op te sporen. Er wordt bijvoorbeeld gekeken of een kind een lampje of een voorwerp met de ogen volgt, wanneer het bewogen wordt en er wordt gekeken of het hoofd meegaat als het kind aan de handen omhoog wordt getrokken. Ook andere dingen, zoals het spelen met blokken, het aanpakken van voorwerpen en het vermogen tot omrollen en lopen worden onderzocht.

2

Te weten Aanbod, Zicht op ontwikkeling, Pedagogisch en educatief handelen, (Extra) ondersteuning, Samenwerking met ouders, Resultaten en kwaliteitszorg en Doorgaande lijn.