Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordwijk

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Noordwijk 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Maatschappelijke Ondersteuning Noordwijk 2024
CiteertitelVerordening Maatschappelijke Ondersteuning Noordwijk 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. artikel 147 van de Gemeentewet
  3. artikel 108 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-05-202401-01-2024nieuwe regeling

25-04-2024

gmb-2024-202522

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Noordwijk 2024

De raad van de gemeente Noordwijk;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 februari 2024;

 

gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 108 juncto artikel 147 van de Gemeentewet;

 

Overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, wonen met ondersteuning en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving.

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende verordening:

 

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Noordwijk 2024

 

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of maatregelen;

  • b.

    Algemene voorziening en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

  • c.

    Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet ;

  • d.

    Bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de Wet;

  • e.

    Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek Hillegom, Lisse, Teylingen, Noordwijk, zoals samengesteld conform de Gemeenschappelijke Regeling ISD Bollenstreek;

  • f.

    Gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de Wet;

  • g.

    Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wet;

  • h.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1 van de Wet;

  • i.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de Wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • j.

    Melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wet

  • k.

    Opvang: Onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

  • l.

    Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet;

  • m.

    Psychosociaal probleem: een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, als gevolg van problemen die iemand op grond van zijn psyche ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving;

  • n.

    Voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze Wet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • o.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • p.

    Wonen met ondersteuning:

    • 1.

      Beschermd wonen in de zin van artikel 1.1.1 van de Wet, of

    • 2.

      Intensieve ambulante begeleiding:

      • begeleiding en 24/7-oproepbaarheid en inzetbaarheid, zonder in een accommodatie van de instelling te wonen waarvoor de huisvestingskosten worden vergoed, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die zonder deze begeleiding en oproepbaarheid en inzetbaarheid niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Of

      • begeleiding, zonder in een accommodatie van de instelling te wonen waarvoor de huisvestingskosten worden vergoed, voor dak- of thuisloze inwoners die niet in het eigen netwerk of op een alternatieve verblijfplek kunnen verblijven.

HOOFDSTUK 2 – DE AANVRAAG

Artikel 2. Melding, onderzoek en aanvraag

Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de Wet bij nadere regeling op welke wijze in samenspraak met de cliënt wordt vastgesteld of de cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, wonen met ondersteuning of opvang in aanmerking komt.

Artikel 3. Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het College zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, derde lid, van de Wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

HOOFDSTUK 3 – BEOORDELING VAN DE AANSPRAAK

Artikel 4. Criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt die zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de ISD Bollenstreek gemeenten komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur niet:

    • a.

      op eigen kracht;

    • b.

      met gebruikelijke hulp;

    • c.

      met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

    • d.

      dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.

  • 3.

    De maatwerkvoorziening als bedoeld in het tweede lid levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 van de Wet bedoelde onderzoek en indien aanwezig persoonlijk plan, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 4.

    Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving voor zover de cliënt met voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur niet:

    • a.

      op eigen kracht;

    • b.

      met gebruikelijke hulp;

    • c.

      met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

    • d.

      dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.

  • 5.

    De maatwerkvoorziening als bedoeld in het vierde lid levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 van de Wet bedoelde onderzoek en indien aanwezig het persoonlijk plan, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan wonen met ondersteuning of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 6.

    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als de noodzaak tot ondersteuning:

    • a.

      voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en

    • b.

      voorzienbaar was, maar van cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

  • 7.

    Er bestaat slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening voor zover:

    • a.

      Deze noodzakelijk is om de cliënt in staat te stellen tot zelfredzaamheid en participatie mede met het oog op het zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen en deze noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was;

    • b.

      Deze als goedkoopst adequate bijdrage aan te merken is;

    • c.

      Deze in overwegende mate op de cliënt is gericht.

  • 8.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het Dagelijks Bestuur verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven:

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 5. Advisering

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur kan om deskundigenadvies vragen indien:

    • a.

      het onduidelijk is of en zo ja, welke beperkingen de cliënt ondervindt en wat de prognose daarvan is;

    • b.

      het Dagelijks Bestuur voornemens is de aanvraag om medische redenen af te wijzen;

    • c.

      het Dagelijks Bestuur dat overigens gewenst vindt.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur is bevoegd om, voor zover dit van belang is voor de beoordeling van de aanspraak op een maatwerkvoorziening, de cliënt of bij gebruikelijke hulp de personen die tot de leefeenheid van de cliënt behoren:

    • a.

      Uit te nodigen om nadere informatie te verstrekken op een door het Dagelijks Bestuur te bepalen plaats en tijdstip;

    • b.

      Uit te nodigen voor een (nader) onderzoek door een of meer daartoe aangewezen medische- of andere deskundigen op een door het Dagelijks Bestuur te bepalen plaats en tijdstip.

Artikel 6. Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt en hoe met de voorziening moet worden omgegaan.

  • 2.

    Indien andere voorzieningen relevant zijn kan dit in de beschikking worden aangegeven.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      hoe met de voorziening moet worden omgegaan, en

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

HOOFDSTUK 4 – PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 7. Regels voor pgb

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de Wet verstrekt het Dagelijks Bestuur geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorzieningen behoren, van derde te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de ISD Bollenstreek gemeenten beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 4.

    De hoogte van een pgb voor:

    • a.

      een voorziening wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de voorziening die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de voorziening in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de voorziening technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de ISD Bollenstreek te ontvangen korting - voorzover de klant daar ook aanspraak op kan maken- en rekening houdend met onderhoud en verzekering;

    • b.

      hulp bij het huishouden:

      • i.

        categorie 1, 2 en 3 door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het [laagste] toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder; zogenoemde Zorginstellingstarief.

      • ii.

        categorie 1, 2 en 3 door een daartoe opgeleid persoon niet in dienst bij een zorgaanbieder op basis van het [laagste] toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder met een korting van 20%, zogenoemde ZZP tarief.

      • iii.

        categorie 1,2 en 3 door een persoon uit het sociale netwerk of persoon met een arbeidsverhouding als bedoel in artikel 5, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964, wel of niet daartoe opgeleid : op basis van [laagste] toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder met een korting van 50% met een maximum tot het tarief genoemd in artikel 5.22 Regeling langdurige zorg, zogenoemde Sociaal Netwerk tarief.

    • c.

      reguliere individuele begeleiding en wonen met ondersteuning:

      • i.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het [laagste] toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder, zogenoemde Zorginstellingstarief.

      • ii.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon niet in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het [laagste] toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder met een korting van 20%, zogenoemde ZZP tarief.

      • iii.

        uitgevoerd door een persoon uit het sociale netwerk of door een niet daartoe opgeleid persoon wordt aangesloten bij het in het tweede lid van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg genoemde gangbare tarief voor een persoon uit het sociaal netwerk, het zogenoemde Sociaal netwerk tarief.

    • d.

      gespecialiseerde individuele begeleiding:

      • i.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het [laagste] toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder, zogenoemde Zorginstellingstarief.

      • ii.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon niet in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het [laagste] toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder met een korting van 20%, zogenoemde ZZP tarief.

      • iii.

        uitgevoerd door een persoon uit het sociale netwerk of door een niet daartoe opgeleid persoon wordt bij het in het tweede lid van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg genoemde gangbare tarief voor een persoon uit het sociaal netwerk, het zogenoemde Sociaal netwerk tarief.

    • e.

      reguliere dagbesteding regulier dagbesteding met laag intensieve ondersteuning:

      • i.

        uitgevoerd door daartoe opgeleide persoon in dienst van een zorgaanbieder: op basis van het toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder, zogenoemde Zorginstellingstarief.

      • ii.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon niet in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het [laagste] toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder met een korting van 20%, zogenoemde ZZP tarief.

    • f.

      gespecialiseerde dagbesteding gespecialiseerde dagbesteding met hoog intensieve ondersteuning:

      • i.

        uitgevoerd door daartoe opgeleide personen in dienst van een zorgaanbieder: op basis van het toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder, zogenoemde Zorginstellingstarief.

      • ii.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon niet in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van het [laagste] toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder met een korting van 20%, zogenoemde ZZP tarief.

    • g.

      kortdurend verblijf- en respijtzorg en wonen met ondersteuning:

      • i.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst van een zorgaanbieder: op basis van het toepasselijke tarief per etmaal dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder, zogenoemde Zorginstellingstarief.

      • ii.

        uitgevoerd door een daartoe opgeleide persoon niet in dienst van een zorgaanbieder (geen persoon uit het sociaal netwerk): op basis van het toepasselijke tarief per etmaal dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder met een korting van 20%.

    • h.

      vervoer van en naar de dagbesteding: op basis van het tarief dat hiervoor wordt gehanteerd bij de uitvoering van de Wet langdurige zorg:

    • i.

      een autoaanpassing: op basis van de laagste kostprijs van de noodzakelijke aanpassingen die hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde leverancier;

    • j.

      aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel: op basis van de laagste prijs en het laagste tarief die hiervoor zouden worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 5.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk als:

    • a.

      deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het op grond van het derde en vierde lid gehanteerde tarief, en

    • b.

      tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

HOOFDSTUK 5 – BIJDRAGE IN DE KOSTEN

Artikel 8. Algemene voorzieningen en Maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd voor een algemene voorziening.

  • 2.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan het Dagelijks Bestuur bij nadere regels vaststellen voor welke maatwerkvoorziening geen eigen bijdrage verschuldigd is.

  • 4.

    De eigen bijdrage wordt berekend conform hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en bedraagt maximaal de kostprijs van de maatwerkvoorziening.

  • 5.

    De kostprijs van een:

    • a.

      Een maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder.

    • b.

      Een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening.

    • c.

      Een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 6.

    Voor de kosten voor het gebruik van het collectief vervoer is de cliënt een bijdrage verschuldigd ter hoogte van:

    • a.

      De ritbijdragen voor het gebruik van het cvv voor personen jonger dan 65 jaar bedraagt € 0,34 per kilometer + een opstaptarief van 4 kilometer

    • b.

      De ritbijdragen voor het gebruik van het cvv voor personen ouder dan 65 jaar bedraagt € 0,24 per kilometer + een opstaptarief van 4 kilometer

  • 7.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid, van de Wet, kunnen de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door de betreffende instelling vastgesteld en geïnd.

  • 8.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 9.

    De in het zesde lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2024 en worden ieder opvolgend kalenderjaar gewijzigd aan de hand van ontwikkelingen van de daarvoor geldende index.

  • 10.

    Als toepassing is gegeven aan het vorige lid, draagt het Dagelijks bestuur zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaatst gestelde bedragen.

HOOFDSTUK 6 – NIEUWE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN, HERZIENING, INTREKKING OF TERUGVORDERING

Artikel 9. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wet doet een cliënt aan het Dagelijks Bestuur op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wet kan het Dagelijks Bestuur een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wet herzien dan wel intrekken als het Dagelijks Bestuur vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt langer dan 8 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • f.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden en er geen verschonende omstandigheden zijn.

  • 5.

    Als het Dagelijks Bestuur een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het Dagelijks Bestuur van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7.

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 8.

    Ingeval een pgb abusievelijk ten onrechte of tot een te hoog bedrag is uitbetaald, kan dit worden teruggevorderd.

Artikel 9a Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e van de Wet.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 9, derde lid, onder d.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 9b Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

Het Dagelijks Bestuur onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

HOOFDSTUK 7 - KWALITEIT

Artikel 10. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van maatwerkvoorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van maatwerkvoorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van maatwerkvoorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van maatwerkvoorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het Dagelijks Bestuur toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliënt-ervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde maatwerkvoorzieningen.

Artikel 11. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het Dagelijks Bestuur vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

Artikel 12. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de Wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

HOOFDSTUK 8 – OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 13. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • 1.

    De tegemoetkoming voor:

    • a.

      de kosten van het gebruik van een eigen auto, een bruikleenauto of vervoer door derden geldt een maximumbedrag van € 897,00 per jaar. Uitbetaling van de financiële tegemoetkoming vindt plaats na declaratie van de gemaakte kosten. De declaratie moet binnen 1 maand na afloop van elk kwartaal zijn ingediend.

    • b.

      de kosten van het gebruik van een taxi geldt een maximumbedrag van € 5.080,00 per jaar

    • c.

      de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een maximumbedrag van € 7.660,00 per jaar

    • d.

      de kosten van een aanpassing aan een eigen auto, is gelijk aan de voor vergoeding in aanmerking komende kosten, zijnde de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het Dagelijks Bestuur geaccepteerde offerte.

    • e.

      bezoekbaar maken van de woning bedraagt maximaal: € 2.925,00.

    • f.

      logeerbaar maken van de woning bedraagt maximaal: € 6.840,00

    • g.

      verhuis- en inrichtingskosten bedraagt maximaal:

      • i.

        € 3.645,00 als de persoon met beperkingen verhuist naar de meest adequate en/of aangepaste woning;

      • ii.

        € 7.295,00 als een adequate c.q. aangepaste woning op verzoek van de ISD Bollenstreek door de huurder wordt vrijgemaakt.

    • h.

      tijdelijke huisvesting gedurende een periode van maximaal 6 maanden bedraagt:

      • i.

        de werkelijke kosten met een maximum van € 658,00 per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;

      • ii.

        de werkelijke kosten met een maximum van € 329,00 per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

      • iii.

        de kosten van huurderving is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, maar bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten met een maximum van € 658,00 per maand.

    • i.

      in de kosten van onderhoud en keuring van een op grond van de Verordening verstrekte woonvoorziening zal het bedrag als bedoeld in bijlage 3 van dit Uitvoeringsbesluit niet te boven gaan.

    • j.

      de reparatiekosten is gelijk aan de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

    • k.

      huisvesting- en voedingskosten tijdens logeerverblijf geboden door een hulp uit het sociaal netwerk met een maximum van € 39,00 per dag. De uitbetaling vindt plaats na declaratie van de gemaakte kosten.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bedragen zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2024 en worden ieder opvolgend kalenderjaar gewijzigd aan de hand van ontwikkeling van cpi. De berekende bedragen worden afgerond op een veelvoud van:

    • a.

      bedragen < € 1.000,00: afronding op hele euro’s (behoudens de uurtarieven voor hulp bij het huishouden)

    • b.

      bedragen > € 1.000,00 : afronding op € 5,00

  • 3.

    Als toepassing is gegeven aan het vorige lid, draagt het Dagelijks Bestuur zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaats gestelde bedragen.

Artikel 14. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen door middel van een melding bij het college in aanmerking komen voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering.

  • 2.

    De maximale jaarlijkse hoogte van de bijdrage van de blijk van waardering wordt vastgesteld via de gemeentelijke begroting.

  • 3.

    Het college kan bij nadere regeling bepalen op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

Artikel 15. Klachtregeling

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van de door de aanbieders te verstrekken voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het Dagelijks Bestuur toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 16. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het Dagelijks Bestuur toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliënt-ervaringsonderzoek.

Artikel 17. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt ingezetenen , waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, inde gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning aangaande maatwerkvoorzieningen te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede lid.

HOOFDSTUK 9 – SLOT BEPALINGEN

Artikel 18. Besluitvorming, nadere regels en nadere voorwaarden

  • 1.

    Voor zover in deze Verordening niet anders is bepaald is het Dagelijks Bestuur belast met de uitvoering van de Verordening tot alle besluiten ter uitvoering van deze Verordening.

  • 2.

    Ter uitvoering van deze Verordening stelt het Dagelijks Bestuur het Uitvoeringsbesluit en de Uitvoeringsregels vast.

Artikel 19. Hardheidsclausule

Het Dagelijks Bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze Verordening indien toepassing van de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 20. Indexering

Het Dagelijks Bestuur kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze Verordening en het op deze Verordening berustende besluit maatschappelijke ondersteuning ISD Bollenstreek geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Artikel 21. Evaluatie

Het door de gemeente gevoerde uitvoeringsbeleid wordt jaarlijks geëvalueerd. Dit wordt vervolgens aangepast indien de evaluatie dan wel andere informatie (zoals vanuit de subregionale monitor sociaal domein) daartoe aanleiding geeft.

Artikel 22. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020, totdat het Dagelijks Bestuur een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking een dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Noordwijk 2024.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 april 2024.

Hoogachtend,

De gemeenteraad van Noordwijk

R. van Dijk

Griffier

Mw. W.J.A. Verkleij

voorzitter