Organisatie | De Ronde Venen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel beoordeling levensgedrag De Ronde Venen 2024 |
Citeertitel | Beleidsregel beoordeling levensgedrag De Ronde Venen 2024 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-05-2024 | nieuwe regeling | 15-04-2024 |
De burgemeester van De Ronde Venen,
De artikelen 2:25, achtste lid onder d, 2:28, derde lid onder b en 3:7, eerste lid onder b van de Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen, artikelen 8, eerste lid onder b en 35, eerste lid onder b Alcoholwet, artikel 30d, vierde lid onder a van de Wet op de kansspelen juncto artikel 4, eerste lid onder b van het Speelautomatenbesluit 2000 en de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;
Vast te stellen de Beleidsregel beoordeling levensgedrag De Ronde Venen 2024.
Feiten en gedragingen uit het eerste lid die zijn geseponeerd wegens een gebrek aan bewijs of waarop vrijspraak heeft gevolgd, kunnen op zichzelf niet leiden tot de conclusie dat sprake is van slecht levensgedrag. Deze feiten en gedragingen kunnen wel worden meegewogen bij de beoordeling van het levensgedrag.
Aldus besloten door de burgemeester van De Ronde Venen op 15 april 2024
de burgemeester van De Ronde Venen,
Maarten Divendal
Deze beleidsregel beschrijft de invulling die de burgemeester geeft aan het begrip ‘slecht levensgedrag’, artikelen 2:25, achtste lid onder d, 2:28, derde lid onder b en 3:7, eerste lid onder b van de Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen, artikelen 8, eerste lid onder b en 35, eerste lid onder b Alcoholwet en artikel 30d, vierde lid onder a van de Wet op de kansspelen juncto artikel 4, eerste lid onder b van het Speelautomatenbesluit 2000.
Exploitanten en leidinggevenden van alcohol schenkende horecabedrijven en slijterijen mogen op grond van de Alcoholwet in ieder geval in geen enkel opzicht van slecht levensgedrag zijn. Op grond van de APV geldt hetzelfde voor de volgende personen:
Personen van bovengenoemde bedrijven en organisatoren of aanvragers van bovengenoemde evenementen hebben een bijzondere verantwoordelijkheid. Het exploiteren of beheren van dergelijke bedrijven of evenementen, of beter gezegd, het niet verantwoord exploiteren ervan, kan tot een verstoring van de openbare orde leiden of het omliggende woon- en leefklimaat nadelig beïnvloeden.
De levensgedragstoets is een noodzakelijke, preventieve toets om de risico’s op inbreuken op de openbare orde en veiligheid en een goed woon- en leefklimaat te beperken. Slecht levensgedrag is een grond om de vergunning te weigeren, in te trekken of om een aspirant leidinggevende niet bij te schrijven op de vergunning.
Bij het beoordelen van het levensgedrag wordt gekeken naar uiteenlopende feiten en omstandigheden die iets zeggen over het gedrag van de betrokkene. Er moet voldoende vertrouwen kunnen worden gesteld in exploitanten, leidinggevenden, beheerders, organisatoren en aanvragers. Bij de beoordeling wordt vooral gekeken naar strafbare feiten, maar ook het geven van onjuiste verklaringen over feiten die relevant zijn voor de beoordeling van het levensgedrag is relevant voor de beoordeling.
De beoordelingen zijn onder andere afhankelijk van het type zaak en de omgeving van de zaak. Dit betekent dat een feitencomplex in het ene geval tot een weigering wegens slecht levensgedrag kan leiden en in het andere geval niet. In de verschillende vergunningstelsels kunnen accenten verschillen.
Bij het beoordelen van het levensgedrag gaat het om maatwerk. Er kan rekening worden gehouden met het betrekken van andere feiten en omstandigheden die niet specifiek zijn benoemd in deze beleidsregel, maar die wel relevant kunnen zijn voor de belangen die de betreffende regelingen beogen te behartigen.
Om het levensgedrag te toetsen worden diverse gegevens in samenhang gewogen. Bij de levensgedragstoets worden altijd de politie en het Justitieel Documentatie Systeem geraadpleegd. Andere informatiebronnen kunnen ook worden geraadpleegd voor het beoordelen van het levensgedrag. Indien noodzakelijk voor de beoordeling kan via het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) informatie worden uitgewisseld met de Inspectie SZW, de Belastingdienst, de Douane en de IND.
Bij de levensgedragstoets zijn met name strafrechtelijke gegevens relevant, maar ook andere feiten en omstandigheden die iets zeggen over het gedrag van betrokkenen kunnen relevant zijn. Elke beoordeling is maatwerk; alle feiten en omstandigheden worden in samenhang en in relatie met de vergunning gewogen. Er zijn geen beperkingen opgelegd ten aanzien van feiten of omstandigheden die mogen worden betrokken.
De beoordeling is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het aantal relevante feiten, een patroon van deze feiten, wanneer de feiten zijn gepleegd, het type feiten, een combinatie van feiten, de omstandigheden rondom het feit, de hoogte van de strafmaat, of goed wordt meegewerkt aan toezicht en de houding daarbij van exploitanten, leidinggevenden, beheerders, organisatoren en aanvragers.
Alleen het levensgedrag dat relevant is voor de beoordeling of de aanwezigheid van de exploitant, leidinggevende, beheerder van het bedrijf of de organisator of aanvrager van het evenement, het woon- en leefklimaat, de openbare orde of de veiligheid nadelig beïnvloedt, wordt meegenomen in de beoordeling. Levensgedrag waarvan geen weerslag te verwachten is op het woon- en leefklimaat, de openbare orde of de veiligheid, kan geen grond zijn voor weigering of intrekking van een vergunning.
Bij de beoordeling worden de onderstaande punten in ogenschouw genomen:
Wat voor type feiten betreft het?
Artikel 1 bevat een niet-limitatief overzicht van feiten die meewegen in de levensgedragstoets. Bij het beoordelen van het type feiten wordt gekeken naar de ernst van het feit en de belangen die de strafbaarstelling/handhaving van het feit beoogt te beschermen. Bij de levensgedragstoets gaat het om gedragingen die naar hun aard en ernst de vrees rechtvaardigen dat de aanwezigheid van de exploitant/beheerder als verantwoordelijke voor de exploitatie het woon- en leefklimaat in de omgeving van het bedrijf, de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed. Ook wordt rekening gehouden met gedragingen die op zichzelf niet als ernstig kunnen worden beschouwd, maar die in samenhang met andere gedragingen een bepaald gedragspatroon opleveren waaruit blijkt dat de betrokkene de voor hem geldende regels niet naleeft.
Het is niet vereist dat de feiten aan het bedrijf waarvoor een vergunning wordt aangevraagd zijn te relateren. Als dit wel het geval is, kan dit zwaar meewegen.
In welke periode zijn de feiten gepleegd?
In beginsel worden slechts feiten die zich hebben voorgedaan in de periode van vijf jaar voorafgaand aan het besluit meegenomen in de beoordeling.
In vaste jurisprudentie is weliswaar gebleken dat de toetsing van “niet in enig opzicht van slecht levensgedrag” niet gebonden is aan deze termijn, maar vanuit het oogpunt van goede motivering zal echter rekening gehouden moeten worden met de “leeftijd” van de antecedenten. Oude antecedenten kunnen wel degelijk worden meegewogen, mits goed gemotiveerd.
Een strafrechtelijke veroordeling is niet vereist. Ook constateringen die zijn verwoord in bijvoorbeeld processen-verbaal van de politie of rapportages van toezichthouders wegen mee in de beoordeling. Feiten die zijn geseponeerd wegens onvoldoende bewijs of waarop vrijspraak is gevolgd worden niet zelfstandig meegewogen. Informatie uit de betreffende zaak over het gedrag van betrokkene kan echter wel worden meegewogen in de beoordeling. Een exploitant kan bijvoorbeeld zijn vrijgesproken voor een geweldsdelict, maar het feitencomplex kan informatie bevatten over de houding en het gedrag van de exploitant die relevant is voor de toets aan het woon- en leefklimaat. Het geweldsdelict zal niet worden meegenomen in de beoordeling, maar relevante informatie over de houding en het gedrag van de exploitant wel.