Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Ronde Venen

Beleidsregel beoordeling levensgedrag De Ronde Venen 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Ronde Venen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel beoordeling levensgedrag De Ronde Venen 2024
CiteertitelBeleidsregel beoordeling levensgedrag De Ronde Venen 2024
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-05-2024nieuwe regeling

15-04-2024

gmb-2024-200461

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel beoordeling levensgedrag De Ronde Venen 2024

De burgemeester van De Ronde Venen,

 

Gelet op;

De artikelen 2:25, achtste lid onder d, 2:28, derde lid onder b en 3:7, eerste lid onder b van de Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen, artikelen 8, eerste lid onder b en 35, eerste lid onder b Alcoholwet, artikel 30d, vierde lid onder a van de Wet op de kansspelen juncto artikel 4, eerste lid onder b van het Speelautomatenbesluit 2000 en de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Overwegende dat;

  • -

    de burgemeester in aangewezen gevallen toetst of bij een directe betrokkene, veelal de aanvrager, organisator, exploitant of leidinggevende, in enig opzicht sprake is van slecht levensgedrag;

  • -

    het wenselijk is om middels lokale beleidsregels nadere invulling aan de wijze waarop het levensgedrag wordt beoordeeld en op die manier meer duiding kan geven aan de bijbehorende weigeringsgronden;

  • -

    door het vaststellen van lokale beleidsregels aan de eisen van artikel 10 van de Dienstenrichtlijn wordt voldaan.

Besluit

Vast te stellen de Beleidsregel beoordeling levensgedrag De Ronde Venen 2024.

Artikel 1: Criteria

  • 1.

    De volgende feiten en gedragingen worden, niet limitatief, meegewogen bij de beoordeling of sprake is van slecht levensgedrag:

    • a.

      alcohol-gerelateerde feiten;

    • b.

      bedreiging en stalking;

    • c.

      deelname aan een criminele organisatie;

    • d.

      diefstal en oplichting;

    • e.

      bezit, gebruik, handel en de productie van drugs;

    • f.

      geweldsdelicten tegen personen of goederen;

    • g.

      niet verlenen van medewerking aan politie en toezichthouders en het niet opvolgen van rechterlijke uitspraken;

    • h.

      overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening;

    • i.

      overtredingen van de Verordening Fysieke Leefomgeving;

    • j.

      overtreding van de Wet op de Kansspelen;

    • k.

      valsheid in geschrifte;

    • l.

      verkeersmisdrijven;

    • m.

      vermogensdelicten en fraude;

    • n.

      vernielingen en schendingen van de openbare orde en veiligheid;

    • o.

      wapen- en munitiegerelateerde feiten;

    • p.

      zedendelicten en mensenhandel.

  • 2.

    Enkel de feiten en gedragingen die in relatie tot de aangevraagde vergunning kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat, de openbare orde of de veiligheid, kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van slecht levensgedrag.

  • 3.

    Feiten en gedragingen die op zichzelf niet als ernstig kunnen worden beschouwd, maar in samenhang met andere feiten of gedragingen een gedragspatroon opleveren waaruit blijkt dat de persoon de geldende regels niet naleeft, kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is van slecht levensgedrag.

  • 4.

    Feiten en gedragingen uit het eerste lid die zijn geseponeerd wegens een gebrek aan bewijs of waarop vrijspraak heeft gevolgd, kunnen op zichzelf niet leiden tot de conclusie dat sprake is van slecht levensgedrag. Deze feiten en gedragingen kunnen wel worden meegewogen bij de beoordeling van het levensgedrag.

  • 5.

    Het voorkomen in een of meerdere bestuurlijke rapportages van gemeente en politie inzake de strafbare feiten genoemd in het eerste lid, kan worden meegewogen bij de beoordeling van het levensgedrag.

Artikel 2: Rekendatum tijdsbestek en weging feiten en gedragingen

  • 1.

    In beginsel wordt bij de beoordeling van het levensgedrag alleen de feiten en gedragingen meegewogen die in een periode van vijf jaren voorafgaand aan het beoordelingsmoment hebben plaatsgevonden.

  • 2.

    Indien er zich in de laatste vijf jaren voor de beoordeling van het levensgedrag relevante feiten en gedragingen hebben voorgedaan, kan tevens worden gekeken naar het verdere verleden om te bezien of er sprake is van een patroon van zodanig levensgedrag.

Artikel 3: Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel beoordeling levensgedrag De Ronde Venen 2024.

Artikel 4: Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus besloten door de burgemeester van De Ronde Venen op 15 april 2024

de burgemeester van De Ronde Venen,

Maarten Divendal

Toelichting  

Deze beleidsregel beschrijft de invulling die de burgemeester geeft aan het begrip ‘slecht levensgedrag’, artikelen 2:25, achtste lid onder d, 2:28, derde lid onder b en 3:7, eerste lid onder b van de Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen, artikelen 8, eerste lid onder b en 35, eerste lid onder b Alcoholwet en artikel 30d, vierde lid onder a van de Wet op de kansspelen juncto artikel 4, eerste lid onder b van het Speelautomatenbesluit 2000.

 

Exploitanten en leidinggevenden van alcohol schenkende horecabedrijven en slijterijen mogen op grond van de Alcoholwet in ieder geval in geen enkel opzicht van slecht levensgedrag zijn. Op grond van de APV geldt hetzelfde voor de volgende personen:

 

  • de organisator of aanvrager van vergunningplichtige vechtsportwedstrijden- of gala (artikel 2:25 van de APV);

  • de exploitant of leidinggevende van vergunningplichtige openbare inrichtingen (artikel 2:28 van de APV);

  • de exploitant of beheerder van seksinrichtingen (artikel 3:7 APV).

Personen van bovengenoemde bedrijven en organisatoren of aanvragers van bovengenoemde evenementen hebben een bijzondere verantwoordelijkheid. Het exploiteren of beheren van dergelijke bedrijven of evenementen, of beter gezegd, het niet verantwoord exploiteren ervan, kan tot een verstoring van de openbare orde leiden of het omliggende woon- en leefklimaat nadelig beïnvloeden.

 

De levensgedragstoets is een noodzakelijke, preventieve toets om de risico’s op inbreuken op de openbare orde en veiligheid en een goed woon- en leefklimaat te beperken. Slecht levensgedrag is een grond om de vergunning te weigeren, in te trekken of om een aspirant leidinggevende niet bij te schrijven op de vergunning.

 

Bij het beoordelen van het levensgedrag wordt gekeken naar uiteenlopende feiten en omstandigheden die iets zeggen over het gedrag van de betrokkene. Er moet voldoende vertrouwen kunnen worden gesteld in exploitanten, leidinggevenden, beheerders, organisatoren en aanvragers. Bij de beoordeling wordt vooral gekeken naar strafbare feiten, maar ook het geven van onjuiste verklaringen over feiten die relevant zijn voor de beoordeling van het levensgedrag is relevant voor de beoordeling.

 

De beoordelingen zijn onder andere afhankelijk van het type zaak en de omgeving van de zaak. Dit betekent dat een feitencomplex in het ene geval tot een weigering wegens slecht levensgedrag kan leiden en in het andere geval niet. In de verschillende vergunningstelsels kunnen accenten verschillen.

 

Bij het beoordelen van het levensgedrag gaat het om maatwerk. Er kan rekening worden gehouden met het betrekken van andere feiten en omstandigheden die niet specifiek zijn benoemd in deze beleidsregel, maar die wel relevant kunnen zijn voor de belangen die de betreffende regelingen beogen te behartigen.

 

1. Informatiebronnen

Om het levensgedrag te toetsen worden diverse gegevens in samenhang gewogen. Bij de levensgedragstoets worden altijd de politie en het Justitieel Documentatie Systeem geraadpleegd. Andere informatiebronnen kunnen ook worden geraadpleegd voor het beoordelen van het levensgedrag. Indien noodzakelijk voor de beoordeling kan via het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) informatie worden uitgewisseld met de Inspectie SZW, de Belastingdienst, de Douane en de IND.

 

2. Beoordeling levensgedrag

Bij de levensgedragstoets zijn met name strafrechtelijke gegevens relevant, maar ook andere feiten en omstandigheden die iets zeggen over het gedrag van betrokkenen kunnen relevant zijn. Elke beoordeling is maatwerk; alle feiten en omstandigheden worden in samenhang en in relatie met de vergunning gewogen. Er zijn geen beperkingen opgelegd ten aanzien van feiten of omstandigheden die mogen worden betrokken.

 

De beoordeling is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het aantal relevante feiten, een patroon van deze feiten, wanneer de feiten zijn gepleegd, het type feiten, een combinatie van feiten, de omstandigheden rondom het feit, de hoogte van de strafmaat, of goed wordt meegewerkt aan toezicht en de houding daarbij van exploitanten, leidinggevenden, beheerders, organisatoren en aanvragers.

 

Alleen het levensgedrag dat relevant is voor de beoordeling of de aanwezigheid van de exploitant, leidinggevende, beheerder van het bedrijf of de organisator of aanvrager van het evenement, het woon- en leefklimaat, de openbare orde of de veiligheid nadelig beïnvloedt, wordt meegenomen in de beoordeling. Levensgedrag waarvan geen weerslag te verwachten is op het woon- en leefklimaat, de openbare orde of de veiligheid, kan geen grond zijn voor weigering of intrekking van een vergunning.

 

Bij de beoordeling worden de onderstaande punten in ogenschouw genomen:

 

Wat voor type feiten betreft het?

Artikel 1 bevat een niet-limitatief overzicht van feiten die meewegen in de levensgedragstoets. Bij het beoordelen van het type feiten wordt gekeken naar de ernst van het feit en de belangen die de strafbaarstelling/handhaving van het feit beoogt te beschermen. Bij de levensgedragstoets gaat het om gedragingen die naar hun aard en ernst de vrees rechtvaardigen dat de aanwezigheid van de exploitant/beheerder als verantwoordelijke voor de exploitatie het woon- en leefklimaat in de omgeving van het bedrijf, de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed. Ook wordt rekening gehouden met gedragingen die op zichzelf niet als ernstig kunnen worden beschouwd, maar die in samenhang met andere gedragingen een bepaald gedragspatroon opleveren waaruit blijkt dat de betrokkene de voor hem geldende regels niet naleeft.

 

Het is niet vereist dat de feiten aan het bedrijf waarvoor een vergunning wordt aangevraagd zijn te relateren. Als dit wel het geval is, kan dit zwaar meewegen.

 

In welke periode zijn de feiten gepleegd?

In beginsel worden slechts feiten die zich hebben voorgedaan in de periode van vijf jaar voorafgaand aan het besluit meegenomen in de beoordeling.

In vaste jurisprudentie is weliswaar gebleken dat de toetsing van “niet in enig opzicht van slecht levensgedrag” niet gebonden is aan deze termijn, maar vanuit het oogpunt van goede motivering zal echter rekening gehouden moeten worden met de “leeftijd” van de antecedenten. Oude antecedenten kunnen wel degelijk worden meegewogen, mits goed gemotiveerd.

 

Opgelegde straf

Een strafrechtelijke veroordeling is niet vereist. Ook constateringen die zijn verwoord in bijvoorbeeld processen-verbaal van de politie of rapportages van toezichthouders wegen mee in de beoordeling. Feiten die zijn geseponeerd wegens onvoldoende bewijs of waarop vrijspraak is gevolgd worden niet zelfstandig meegewogen. Informatie uit de betreffende zaak over het gedrag van betrokkene kan echter wel worden meegewogen in de beoordeling. Een exploitant kan bijvoorbeeld zijn vrijgesproken voor een geweldsdelict, maar het feitencomplex kan informatie bevatten over de houding en het gedrag van de exploitant die relevant is voor de toets aan het woon- en leefklimaat. Het geweldsdelict zal niet worden meegenomen in de beoordeling, maar relevante informatie over de houding en het gedrag van de exploitant wel.