Organisatie | Rijswijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel drugshandel op straat gemeente Rijswijk 2024 |
Citeertitel | Beleidsregel drugshandel op straat gemeente Rijswijk 2024 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-05-2024 | nieuwe regeling | 25-04-2024 |
Vanuit het oogpunt van de openbare orde en veiligheid, het beschermen van het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid, treedt de burgemeester op tegen illegale handel in drugs. Het voorkomen en bestrijden van de ondermijnende en ontwrichtende effecten van drugshandel is van zeer groot belang. In artikel 2:74 van de APV is een verbod op drugshandel op straat opgenomen. Op het overtreden van dit verbod kan worden gehandhaafd door middel van het opleggen van een last onder dwangsom. Hiermee wordt beoogd om herhaling van de overtreding te voorkomen. Ook wil de burgemeester met het opleggen van een last onder dwangsom voorkomen dat de openbare orde wordt aangetast en overlast wordt veroorzaakt. In deze beleidsregel staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze in de gemeente Rijswijk gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om een bestuurlijke maatregel op te leggen indien artikel 2:74 van de APV is overtreden.
Artikel 2:74 van de APV luidt: Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 125, eerste lid van de Gemeentewet luidt: Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
Artikel 125, derde lid van de Gemeentewet luidt: De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
Artikel 5:32, eerste lid van de Awb luidt: Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Volgens artikel 5:31d van de Awb wordt onder een last onder dwangsom verstaan: de herstelsanctie, inhoudende: een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
De burgemeester beschikt op grond van artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:32 van de Awb over de bevoegdheid om aan overtreders van artikel 2:74 van de APV een last onder dwangsom op te leggen. Het uitgangspunt van deze beleidsregel is dat de burgemeester een last onder dwangsom oplegt aan de overtreder van artikel 2:74 van de APV. Bij het opleggen van de last onder dwangsom is het niet van belang of de overtreder in de gemeente Rijswijk woonachtig is. Wel dient de overtreding van artikel 2:74 van de APV in de gemeente Rijswijk te hebben plaatsgevonden.
In onderstaande handhavingstabel is de hoogte van de op te leggen dwangsom opgenomen. De burgemeester heeft er bij het vaststellen van de hoogte van de dwangsom rekening mee gehouden dat deze zodanig dient te zijn vastgesteld dat deze een voldoende prikkel vormt om verbeuring hiervan te voorkomen. Met de handel in drugs worden grote financiële winsten behaald. De burgemeester heeft bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom dan ook rekening gehouden met het financiële gewin van de overtreder bij het niet naleven van de regelgeving. De dwangsom kan in totaal maximaal drie keer verbeuren. Het maximumbedrag dat kan verbeuren bedraagt € 15.000,-. Het in de handhavingstabel genoemde bedrag staat in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.
Wanneer het maximale dwangsombedrag is verbeurd, is de burgemeester bevoegd om een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen.
De last onder dwangsom wordt opgelegd om herhaling van de overtreding te voorkomen. De overtreder heeft geen tijd nodig om aan de last te kunnen voldoen en daarmee herhaling te voorkomen. De overtreder zal dan ook geen termijn krijgen waarbinnen de last kan worden uitgevoerd zonder dat er een dwangsom verbeurt.
7. Looptijd last onder dwangsom
De last onder dwangsom heeft een looptijd van twee jaar. Indien er binnen een periode van twee jaar na het opleggen van de last onder dwangsom nog een overtreding van artikel 2:74 van de APV wordt geconstateerd, verbeurt de dwangsom van rechtswege. Indien er later dan twee jaar na het opleggen van de last onder dwangsom nog een overtreding van artikel 2:74 van de APV wordt geconstateerd, zal de burgemeester een nieuwe last onder dwangsom opleggen.
8. Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak
Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Strafrechtelijke sancties hebben een punitief karakter, omdat op de overtreding een straf volgt. Om herhaling van de overtreding te voorkomen, kan de burgemeester gebruik maken van de bestuursrechtelijke mogelijkheden. De bestuurlijke maatregelen die de burgemeester treft, hebben een herstellend karakter. De bevoegdheid van het Openbaar Ministerie tot strafrechtelijk optreden staat los van bestuursrechtelijk optreden door de burgemeester. Dat geldt ook andersom; als het Openbaar Ministerie niet strafrechtelijk optreedt, blijft de burgemeester bevoegd bestuursrechtelijk op te treden.
Bij het opstellen van deze beleidsregel is gekozen voor een aanpak waarvan wordt verwacht dat deze in de meeste gevallen kan worden toegepast. Er kunnen zich echter altijd bijzondere omstandigheden voordoen waarin handelen in overeenstemming met deze beleidsregel gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In deze gevallen heeft de burgemeester de bevoegdheid af te wijken van deze beleidsregel.
Nadat de politie of een boa/toezichthouder van team Veiligheid, Inspectie en Handhaving van de gemeente Rijswijk een overtreding van artikel 2:74 van de APV heeft geconstateerd, wordt zo snel als mogelijk een bestuurlijke rapportage opgesteld door de politie of de boa/toezichthouder met daarin de relevante bevindingen. Deze bestuurlijke rapportage wordt verstrekt aan de burgemeester.
Het voornemen tot het treffen van een last onder dwangsom wordt op schrift gesteld en wordt per post verzonden naar de overtreder. De overtreder wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen ten aanzien van het voornemen van de burgemeester. Een zienswijze kan zowel schriftelijk als mondeling worden ingediend. Na de zienswijzetermijn neemt de burgemeester op basis van alle relevant zijnde feiten en omstandigheden de beslissing om al dan niet een last onder dwangsom op te leggen.
Wanneer een last onder dwangsom wordt opgelegd, wordt het besluit op schrift gesteld en bekendgemaakt aan de overtreder. De last onder dwangsom wordt in principe per aangetekende en reguliere post verzonden naar de overtreder. Ook kan de politie of een boa/toezichthouder verzocht worden om de last onder dwangsom uit te reiken aan de overtreder.
Bij iedere volgende geconstateerde overtreding verbeurt de overtreder van rechtswege een dwangsom. De politie of de boa/toezichthouder zal de burgemeester hier middels een bestuurlijke rapportage over informeren. De overtreder is op grond van artikel 5:33 van de Awb verplicht binnen zes weken na het verbeuren van de dwangsom tot betaling daarvan over te gaan. Als niet binnen deze periode tot betaling wordt overgegaan, wordt tot invordering van de dwangsom overgegaan. De kosten die de invordering met zich brengt, worden verhaald op de overtreder.