Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maasdriel

Verordening jeugdhulp gemeente Maasdriel 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaasdriel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening jeugdhulp gemeente Maasdriel 2024
CiteertitelVerordening jeugdhulp gemeente Maasdriel 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Jeugdhulp gemeente Maasdriel 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  2. artikel 2.10 van de Jeugdwet
  3. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  4. artikel 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-05-202401-01-2024nieuwe regeling

18-04-2024

gmb-2024-196430

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Maasdriel 2024

De raad van de gemeente Maasdriel;

 

gelet, op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 januari 2024;

 

gezien de adviezen van de Participatieraad Maasdriel van 24 december 2023 en Cliëntenraad Sociaal Domein Bommelerwaard van 26 december 2023;

 

overwegende dat:

  • de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

  • waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de uitvoering van de goede en toegankelijke jeugdhulp door de gemeente.

BESLUIT:

 

vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Maasdriel 2024

 

Inhoudsopgave

  • 1.

    Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

  • 2.

    Hoofdstuk 2. Vormen van jeugdhulp

  • 3.

    Hoofdstuk 3. Toegang

  • 4.

    Hoofdstuk 4. Procedure toegang jeugdhulp

  • 5.

    Hoofdstuk 5. Regels voor een pgb

  • 6.

    Hoofdstuk 6. Toezicht, handhaving, kwaliteit, klachtregeling, inspraak en evaluatie

  • 7.

    Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

     

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1.1 Definities

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemene (basis) voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers toegankelijk is en dat gericht is op jeugdhulp;

    • b.

      andere voorziening: een voorziening voor zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen die niet valt onder de Jeugdwet;

    • c.

      bepaling jeugdhulp: bepaling van een gecertificeerde instelling jeugdhulp welke door het college ingezet dient te worden bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

    • d.

      budgethouder: de persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt op grond van de wet;

    • e.

      collectieve voorziening: voorzieningen die individueel worden verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk worden gebruikt;

    • f.

      gebiedsteam: team van professionals dat het gesprek voert met de jeugdige en/of ouders en indien nodig tijdelijke ondersteuning biedt aan jeugdige en/of ouders zolang dit nodig is;

    • g.

      gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden;

    • h.

      Gecertificeerde Instelling: instelling die van overheidswege gecertificeerd is om maatregelen in het kader van de jeugdreclassering en jeugdbescherming uit te voeren.

    • i.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

    • j.

      individuele voorziening: op de jeugdige en/of ouders toegesneden voorziening, die in het kader van de Jeugdwet door het college wordt verstrekt in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget;

    • k.

      jeugdige en/of ouders: als er jeugdige en/of ouders staat wordt hiermee zowel een vrouwelijk, mannelijk als non-binaire jeugdige bedoeld. Onder ouders worden ook wettelijke vertegenwoordigers verstaan.

    • l.

      melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4.1;

    • m.

      onderzoek: onderzoek dat het college uitvoert om te bepalen op welke wijze de jeugdige en/of ouders passende jeugdhulp kan worden geboden;

    • n.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige en/of ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • o.

      Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

    • p.

      vooronderzoek: alle informatie die het college verzamelt ter voorbereiding op het onderzoek.

    • q.

      wet: Jeugdwet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Regeling Jeugdwet, het Besluit jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2 VORMEN VAN JEUGDHULP

Artikel 2.1 Algemene voorzieningen

De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

  • a.

    Ondersteuning vanuit het gebiedsteam, zijnde:

    • a.

      advies en informatie, mede ten behoeve van de mogelijke toegang tot individuele voorzieningen;

    • b.

      casusregie;

    • c.

      voorlichting, cursussen en trainingen;

  • b.

    Jeugdhulp zonder verblijf (kan zowel als algemene voorziening als individuele voorziening beschikbaar zijn);

  • c.

    Basis generalistische GGZ (kan zowel als algemene voorziening als individuele voorziening beschikbaar zijn);

  • d.

    Algemene voorzieningen geboden door Veilig Thuis.

Artikel 2.2 Individuele voorzieningen

De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

  • 1.

    Zonder verblijf:

    • a.

      ambulante jeugdhulp;

    • b.

      ambulante spoedhulp;

    • c.

      behandeling;

    • d.

      dagbesteding;

    • e.

      dyslexiezorg;

    • f.

      jeugdbescherming;

    • g.

      jeugdreclassering;

    • h.

      JGGZ-behandeling (ambulant);

    • i.

      vervoer.

  • 2.

    Met verblijf:

    • a.

      gezinsvormen;

    • b.

      GGZ-verblijf;

    • c.

      jeugdzorgPlus;

    • d.

      logeren;

    • e.

      pleegzorg;

    • f.

      verblijf en begeleiding;

    • g.

      verblijf op terrein.

  • 3.

    Naast de genoemde voorzieningen in het eerste en tweede lid zijn er ook andere algemene of individuele voorzieningen mogelijk als dit naar mening van het college bijdraagt aan een adequatere en/of goedkopere oplossing van de hulpvraag.

  • 4.

    Het college kan in de beleidsregels nadere regels stellen over de afweging voor welke voorziening zoals genoemd in dit artikel de jeugdhulp wordt toegewezen en welke voorzieningen beschikbaar zijn.

Artikel 2.3 Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp

Een aanvraag voor een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet wordt in behandeling genomen:

  • 1.

    indien de jeugdige valt onder de definitie van jeugdige in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

  • 2.

    als het college van mening is dat de jeugdige of ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen en/of psychische problemen of stoornissen;

  • 3.

    als de jeugdige of ouder aangetoond heeft dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen (waaronder in ieder geval gebruikelijke zorg van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk wordt verstaan) ontoereikend zijn;

  • 4.

    als gebruikmaking van een algemene of andere voorziening niet de oplossing biedt voor de problematiek uit de aanvraag.

Daarnaast zijn de volgende voorwaarden van toepassing op een individuele voorziening jeugdhulp:

  • 1.

    het college verstrekt uitsluitend de goedkoopst adequate voorziening jeugdhulp;

  • 2.

    een aanvraag voor een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet bevat te behalen resultaten binnen de termijn van de toe te kennen individuele voorziening.

Artikel 2.4 Vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Als de jeugdige is aangewezen op jeugdhulp zorgen ouders in beginsel voor het vervoer van en naar de locatie van de jeugdhulpaanbieder en kent het college geen vervoersvoorziening toe.

  • 2.

    Het college kent slechts een vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 2.2. lid 1 sub i toe als:

    • a.

      de jeugdige is aangewezen op een individuele voorziening voor jeugdhulp én er sprake is van een medische noodzaak of een beperking in de zelfredzaamheid van de jeugdige die het zelfstandig reizen met het openbaar vervoer onmogelijk maakt én

    • b.

      bij de ouders en het netwerk sprake is van een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid waardoor deze de jeugdige niet kunnen vervoeren of met de jeugdige kunnen meereizen én

    • c.

      er geen andere manier is om de jeugdige jeugdhulp te bieden, bijvoorbeeld bij een andere aanbieder dichter bij het woonadres van de jeugdige. Hierbij hanteert het college het principe van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening.

  • 3.

    Bij het beoordelen van de zelfredzaamheid worden eigen mogelijkheden en eigen kracht van ouders en netwerk onderzocht.

  • 4.

    Een vervoersvoorziening is altijd tijdelijk. De voorziening wordt beëindigd op het moment dat de medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid van de jeugdige en/of ouders is opgeheven.

  • 5.

    Vervoerskosten worden niet met terugwerkende kracht toegekend.

  • 6.

    Het college stelt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking vast dan wel de uitbetaling van de vergoeding, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening dan wel vergoeding. Hierbij hanteert het college het principe van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate voorziening.

  • 7.

    Het college kan in de beleidsregels nadere regels stellen over de voorwaarden waaronder een vervoersvoorziening wordt toegekend.

Artikel 2.5 Aanvullende criteria voor tegemoetkoming sociaal medische indicatie kinderopvang

  • 1.

    Een sociaal medische indicatie kinderopvang is bedoeld voor gezinnen of alleenstaande ouders, woonachtig in de gemeente Maasdriel, die voor een thuiswonend kind tot 13 jaar (dan wel de laatste groep basisschool) geen of een beperkt recht hebben op reguliere kinderopvangtoeslag, waarvoor een andere voorziening geen passende oplossing biedt en waarin sprake is van een van de volgende situaties:

    • a.

      een kind heeft een lichamelijk, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking;

    • b.

      het om een kind gaat voor wie is vastgesteld dat in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling kinderopvang noodzakelijk is.

  • 2.

    Het college weigert de tegemoetkoming indien:

    • a.

      de aanvrager aantoonbaar zelf in kinderopvang kan voorzien of als er een andere passende voorziening is waarop een beroep kan worden gedaan;

    • b.

      er opvangmogelijkheden in het eigen sociale netwerk zijn;

    • c.

      er gebruik wordt gemaakt van opvang die niet is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang;

    • d.

      de aanvrager een vreemdeling is die niet rechtmatig in Nederland verblijft en als gevolg daarvan geen aanspraak heeft op toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen op grond van een beschikking van een bestuursorgaan (artikel 10 lid 1 Vreemdelingenwet 2000).

  • 3.

    Het college kan in de beleidsregels nadere regels stellen ten aanzien van de sociaal medische indicatie kinderopvang.

Hoofdstuk 3 TOEGANG

Artikel 3.1 Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening zoals bedoeld in artikel 2.1 zonder toestemming van het college.

  • 2.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen zich met een hulpvraag wenden tot het college.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen beslist het college na een melding onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening gedurende maximaal twee maanden in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige en/of ouders of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4.

    Het college kan in de beleidsregels nadere regels stellen over de toegang tot jeugdhulp via de gemeente

Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via het medisch domein

  • 1.

    Een huisarts, medisch specialist of jeugdarts kan direct verwijzen naar een algemene voorziening.

  • 2.

    Een huisarts, medisch specialist of jeugdarts kan direct verwijzen naar een individuele voorziening.

  • 3.

    Een huisarts, medisch specialist of jeugdarts verwijst in de regel altijd door naar een jeugdhulpaanbieder die gecontracteerd is door de gemeente.

  • 4.

    Indien het gecontracteerde zorgaanbod niet passend is bij de hulpvraag van de jeugdige, kunnen ouders een verzoek om pgb bij het college indienen, conform de geldende regels in hoofdstuk 5.

  • 5.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp noodzakelijk is.

  • 6.

    Het college maakt afspraken met huisarts, medisch specialist en jeugdarts over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid onderdeel g van de wet en artikel 3.2 tweede lid van deze verordening, plaatsvindt.

  • 7.

    Ter waarborging van een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening door een jeugdhulpaanbieder, kan het college bij een aanvraag door een jeugdhulpaanbieder als bedoeld in dit artikel op basis van signalen of steekproefsgewijs een toets uitvoeren.

  • 8.

    De jeugdhulpaanbieder is bij de bepaling van de voorziening, vorm, voorwaarden en looptijd van de jeugdhulp gebonden aan het oordeel van het college op grond van de toets genoemd in het vorige lid.

  • 9.

    Als de jeugdige en/of ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 4.6.

  • 10.

    Het college kan in de beleidsregels nadere regels stellen over de toeleiding van jeugdhulp via het medisch domein.

Artikel 3.3. Toegang jeugdhulp via justitieel kader

  • 1.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt.

  • 3.

    Het justitieel kader verwijst in de regel altijd door naar een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, tenzij het gecontracteerde niet aansluit bij de benodigde jeugdhulp. In dat geval kan de benodigde jeugdhulp allereerst via een pgb of als laatste mogelijkheid een maatwerkcontract ingezet worden.

  • 4.

    Voor de toegekende voorzieningen via het justitieel kader verstrekt het college geen beschikking zoals bedoeld in artikel 4.76.

  • 5.

    Het college kan in de beleidsregels nadere regels stellen over de toeleiding tot jeugdhulp via een gecertificeerde instelling.

HOOFDSTUK 4 PROCEDURE TOEGANG JEUGDHULP

Artikel 4.1 Registratie en vooronderzoek

  • 1.

    Het college registreert en bevestigt de ontvangst van een hulpvraag en zet zich actief in om onafhankelijke cliëntondersteuning aan de hulpvrager aan te bieden. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 4.2, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding, met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige en/of ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    De jeugdige en/of ouders verlenen hun medewerking aan het vooronderzoek als bedoeld in dit artikel alsmede een onderzoek als bedoeld in artikel 4.2 om in aanmerking te komen voor een individuele voorziening.

  • 5.

    Als de jeugdige en/of ouders onvoldoende medewerking verlenen aan het vooronderzoek als bedoeld in dit artikel alsmede een onderzoek als bedoeld in artikel 4.2 en daardoor de situatie van de jeugdige en/of ouders onvoldoende in kaart kan worden gebracht, kan er geen individuele voorziening worden verstrekt.

Artikel 4.2 Onderzoek

  • 1.

    Het college onderzoekt in samenspraak met de jeugdige en/of ouders:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren van de jeugdige en de veiligheid en de ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;

    • b.

      of er sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen, en zo ja:

      • i.

        welke problemen of stoornissen dat zijn;

      • ii.

        welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

      • iii.

        of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden, inclusief de afweging of er sprake is van gebruikelijke zorg, en;

      • iv.

        voor zover de eigen mogelijkheden ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, algemene voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg.

    • c.

      indien van toepassing, hoe de toekenning van en individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.

    • d.

      hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of ouders

  • 2.

    Het college informeert de jeugdige en/of ouders dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 3.

    Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige en/of ouders dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige of zijn ouder dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 4.

    De jeugdige en/of ouders dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 5.

    Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de jeugdige en/of ouders vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht.

  • 6.

    Het college informeert de jeugdige en/of ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 7.

    Het college kan in overleg met de jeugdige en/of ouders afzien van een gesprek.

  • 8.

    Het college kan in de beleidsregels nadere regels stellen over de procedure van het onderzoek.

Artikel 4.3 Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 4.2.

  • 2.

    Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouder(s) dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek (het verslag).

  • 3.

    Het verslag bevat in ieder geval de naam, functie en discipline van deskundigheid van de medewerker en de geraadpleegde adviseurs/medici.

  • 4.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 4.4 Aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en/of ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college door middel van:

    • a.

      een door het college vastgesteld aanvraagformulier of;

    • b.

      een door de jeugdige en/of ouders ondertekend verslag als bedoeld in artikel 4.3.

  • 2.

    Het college neemt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, een besluit op de aanvraag middels een beschikking.

  • 3.

    Het college kan in de beleidsregels nadere regels stellen over de aanvraagprocedure.

Artikel 4.5 Deskundig oordeel en advies

Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

Artikel 4.6 Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en in geval van toegang tot de voorziening via de gemeente: wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en;

    • d.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en;

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

HOOFDSTUK 5 REGELS VOOR EEN PGB

Artikel 5.1 Regels voor een persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2.

    Indien een aanvrager gemotiveerd om een pgb vraagt, dient de aanvrager uiterlijk ten tijde van de aanvraag een pgb-plan in naar het door het college vastgestelde format.

  • 3.

    In het pgb-plan is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      voor welke doelen en welk resultaat het pgb ingezet gaat worden en op welke manier het inzetten van een pgb hieraan een bijdrage levert;

    • b.

      welke inzet de jeugdige zelf en mensen uit de omgeving of het sociaal netwerk plegen om de doelen te behalen;

    • c.

      de inhoud, hoogte, duur van de gewenste jeugdhulp;

    • d.

      de motivatie waarom het bestaande jeugdhulp aanbod niet toereikend is voor de hulpvraag.

  • 4.

    Een persoonsgebonden budget voor het sociaal netwerk moet in ieder geval beperkt blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke zorg overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere jeugdhulp leidt en aantoonbaar doelmatiger is.

Artikel 5.2 Onderscheid formele en informele hulp

  • 1.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.

  • 2.

    Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van personen uit het sociaal netwerk van de cliënt:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.

  • 3.

    Informele hulp is:

    • a.

      hulp die geboden wordt door personen, al dan niet uit het sociaal netwerk, die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2;

    • b.

      hulp die wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2, maar tot het sociaal netwerk van cliënt horen.

Artikel 5.3 Hoogte van het pgb

  • 1.

    De hoogte van het pgb voor een zaak wordt maximaal vastgesteld op:

    • a.

      de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten of;

    • b.

      het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte indien de gemeente voor de betreffende zaak geen overeenkomst heeft gesloten.

  • 2.

    De hoogte van het pgb voor formele hulp vermeld onder artikel 5.2, lid 2, sub a, is gelijk aan het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura, tenzij op basis van het pgb-plan van de cliënt passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 3.

    De hoogte van het pgb voor formele hulp vermeld onder artikel 5.2, lid 2, sub b is gelijk aan 90% van het tarief voor gecontracteerde jeugdhulp in natura, tenzij op basis van het pgb-plan van de cliënt passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 4.

    De hoogte van het pgb voor informele hulp is gelijk aan 50% van het gecontracteerde tarief, met een minimum van de door wet- en regelgeving bepaalde eisen.

  • 5.

    Indien het op basis van lid 1, lid 2, lid 3 en lid 4 vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen voorziening te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één aanbieder kan worden ingekocht.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

Artikel 5.4 Uitsluitingscriteria voor een pgb

Het college verstrekt geen pgb als:

  • a.

    het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

  • b.

    deze is bedoeld voor ondersteunings- of administratiekosten in verband met het pgb;

  • c.

    er sprake is van jeugdhulp in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid onder b van de wet; crisishulp/ crisisopvang/ spoedhulp/spoedopvang;

  • d.

    de cliënt geen ingevuld budgetplan heeft aangeleverd;

  • e.

    de cliënt als dat wordt gevraagd weigert het budgetplan te bespreken of zonder geldige reden niet deelneemt aan het gesprek;

  • f.

    de cliënt jonger is dan 18 jaar en één van de ouders of voogden, surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard;

  • g.

    de cliënt jonger is dan 18 jaar en ten aanzien van één van de ouders of voogden, de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, of een verzoek daarvoor bij de rechtbank is ingediend;

  • h.

    onvoldoende aannemelijk is dat met het pgb toereikende jeugdhulp van goede kwaliteit wordt behaald.

Artikel 5.5 Overige uitsluitingscriteria voor een pgb

Naast de wettelijke uitsluitingsgronden is ook het volgende uitgesloten van een pgb:

  • a.

    coördinatie;

  • b.

    pleegzorg;

  • c.

    tussenpersonen of belangenbehartigers;

  • d.

    vrij besteedbaar bedrag/vrijwilligersvergoeding;

  • e.

    reiskosten van een zorgverlener;

  • f.

    feestdagenuitkeringen aan de zorgverlener;

  • g.

    progressiviteit van het ziektebeeld/ kinderen in de groei kan reden zijn om geen pgb te verstrekken;

  • h.

    specifieke vormen van jeugdhulp waarvoor het niet wenselijk is dat deze middels een pgb worden verstrekt.

  • i.

    voorzieningen waarvoor een algemene voorziening aanwezig is.

HOOFDSTUK 6 TOEZICHT, HANDHAVING, KWALITEIT, KLACHTREGELING, INSPRAAK EN EVALUATIE

Artikel 6.1 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige en/of ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige en/of ouders aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige en/of ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige en/of ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of

    • e.

      de jeugdige en/of ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening of het pgb.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken, kan het college bij dwangbevel geheel of gedeeltelijk het ten onrechte genoten pgb invorderen.

Artikel 6.2 Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, sub a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 6.1, derde lid.

  • 3.

    Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid.

Artikel 6.3 Kwaliteitseisen Jeugdhulp

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 6.4 Verhouding prijs en kwaliteit bij de levering van voorziening door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.11 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast: een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 4.1.1 in de wet;

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.1.3. van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    In het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding houdt het college bij het vaststellen van tarieven van diensten die door derden worden geleverd rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de taken;

    • b.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • c.

      een reële mate van non-productiviteit van personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      kosten voor bijscholing van personeel;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen;

    • g.

      de toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie.

Artikel 6.5 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen en/of ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en/of ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 6.6 Klachtregeling

  • 1.

    Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en/of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen, verzoeken en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling treffen een regeling voor de behandeling van klachten over gedragingen van hen of van voor hen werkzame personen jegens een jeugdige, ouder of pleegouder in het kader van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering conform artikelen 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders.

Artikel 6.7 Medezeggenschap bij aanbieders van jeugdhulp

Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 6.8 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval jeugdigen en/of ouders, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3.

    Het college kan in de beleidsregels nadere regels vaststellen ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Artikel 6.9 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt tweemaal per jaar geëvalueerd door middel van een halfjaarrapportage. Het college rapporteert over de bevindingen aan de gemeenteraad.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 7.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 7.2 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen indexeren.

Artikel 7.3 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp gemeente Maasdriel 2019 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Maasdriel 2019 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp gemeente Maasdriel 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen het besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente 2019 wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 7.4 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Maasdriel 2024.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 april 2024.

De gemeenteraad voornoemd,

de griffier,

H.M. van ’t Westeinde

de voorzitter (wnd)

A.A.J. Baars