Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Etten-Leur

Beleidsregels landschappelijke inpassing 2024, gemeente Etten-Leur

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEtten-Leur
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels landschappelijke inpassing 2024, gemeente Etten-Leur
CiteertitelBeleidsregels landschappelijke inpassing 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels landschappelijke inpassing d.d. 26 januari 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Omgevingswet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-05-2024nieuwe regeling

16-04-2024

gmb-2024-193737

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels landschappelijke inpassing 2024, gemeente Etten-Leur

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur;

 

Overwegende dat op basis van praktijkervaringen, het bestemmingsplan ‘Partiële Herziening Buitengebied’, zoals vastgesteld op 24 januari 2022 en de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024, gebleken is dat aanpassing van de Beleidsregels landschappelijke inpassing d.d. 26 januari 2016 noodzakelijk is;

 

gelet op Wet ruimtelijke ordening, de Omgevingswet en het bestemmingsplan ‘Buitengebied’, zoals dat luidt na inwerkingtreding van het bestemmingsplan ‘Partiële Herziening Buitengebied’;

 

b e s l u i t :

 

  • 1.

    De Beleidsregels landschappelijke inpassing d.d. 26 januari 2016 in te trekken;

  • 2.

    De Beleidsregels landschappelijke inpassing 2024, gemeente Etten-Leur vast te stellen en te bepalen dat deze beleidsregels in werking treden op de dag na bekendmaking.

Ontwikkeling/activiteit/toepassing

(indien van toepassing: artikel uit bestemmingsplan na ‘Partiële Herziening Buitengebied’)

 

  • Indien meerdere ontwikkelingen/activiteiten aan de orde zijn, dan kunnen meerdere verplichtingen aan de orde zijn. Tevens kan de regeling kwaliteitsverbetering landschap aan de orde zijn.

  • Deze beleidsregels zijn ook bij andere, vergelijkbare planologische procedures /besluiten als onder de voormalige wetgeving (Wet ruimtelijke ordening) en nu intussen Omgevingswet, het uitgangspunt. Het gaat dan immers om eenzelfde ontwikkeling of activiteit, alleen de procedure/het type besluit is dan anders.

  • Hardheidsclausule: het college van burgemeester en wethouders kan één of meer bepalingen van deze beleidsregels buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing -gelet op het belang waarvoor deze beleidsregels tot stand zijn gebracht- leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Wanneer landschappelijke inpassing en/of kwaliteitsverbetering landschap op grond van het bestemmingsplan?

Daar waar landschappelijke inpassing essentieel is, is dat expliciet geregeld in het bestemmingsplan. Indien van toepassing is in het bestemmingsplan ook een regeling/bepaling opgenomen mbt kwaliteitsverbetering landschap en is hieronder ook de categorie uit het regionale afsprakenkader kwaliteitsverbetering landschap vermeld.

Wijze van landschappelijke inpassing/ uitgangspunten

  • Alleen gebiedseigen beplanting toegestaan (bijvoorbeeld geen conifeer en laurier).

  • Beplanting aan voorzijde huiskavel kan mede afhankelijk zijn van de gebiedseigen beplanting die al in het straatbeeld aanwezig is en daar passend is.

  • Maatwerk = een voldoende landschappelijke inpassing van een object/voorziening, die is afgestemd op de situatie ter plaatse. De bedoeling is om in geval van maatwerk niet meer te verlangen dan voor een goede landschappelijke inpassing redelijkerwijs nodig is. Maatwerk is alleen van toepassing waar ‘maatwerk’ expliciet wordt genoemd in deze beleidsregels.

  • Passende oplossing = maatwerk waarbij minimaal een concrete inspanning is vereist. Passende oplossing is alleen van toepassing waar ‘passende oplossing’ expliciet wordt genoemd in deze beleidsregels.

  • In verband met regelgeving bacterievuur geen meidoorn toegestaan in Etten-Leur.

  • Bestaand bestemd groen ter plaatse van het bedrijf (met bestemming Groen-Houtsingel) wordt meegenomen in de beoordeling van de landschappelijke inpassing (dit geldt niet voor de regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap). De oppervlakte van het betreffende bestaande groen hoeft niet elders gecompenseerd te worden.

  • Als de bestaande situatie landschappelijke inpassing rondom het bedrijf of van het object/voorziening feitelijk onmogelijk maakt dan wel onvoldoende ruimte biedt (hierbij wordt geen rekening gehouden met niet vergunde objecten/voorzieningen), dan wel indien de situatie met de direct aangrenzende buren daartoe aanleiding geeft, dan passende oplossing en het tekort aan m² moet elders op de locatie (voorkeur) dan wel op afstand worden gecompenseerd. Voorwaarde is dat de vereiste oppervlakte aan m² wordt gehaald.

  • Indien de vereiste oppervlakte aan m² landschappelijke inpassing niet kan worden gerealiseerd (op de locatie dan wel op afstand), dan dient voor het tekort aan m² landschappelijke inpassing een storting van € 10,-/m² in het gemeentelijk landschapsfonds (‘Reserve Kwaliteitsverbetering Landschap’) te worden gedaan.

  • In dit overzicht Beleidsregels landschappelijke inpassing is geen rekening gehouden met de bij groenelementen wettelijk in acht te nemen afstanden, bijvoorbeeld tot perceelsgrenzen (Burgerlijk Wetboek) en/of waterlopen (Keur van het waterschap).

  • Bij een onderhoudsstrook van een houtsingel wordt uitgegaan van een onderhoudsstrook aan de binnenzijde van de landschappelijke inpassing (= aan de zijde van het in te passen object/voorziening) en bij een heg of haag van een onderhoudsstrook aan zowel de binnen- als de buitenzijde van de landschappelijke inpassing. Dit is het uitgangspunt, afwijking is mogelijk indien de binnen- en/of buitenzijde van de heg of haag op andere wijze goed bereikbaar is/zijn.

  • Passende hoogte bij kassen: minimaal de goothoogte van de in te passen kassen.

  • Passende hoogte bij andere bouwwerken en voorzieningen: beoordeling van geval tot geval.

  • Ook rekening houden met ventilatie van stalgebouwen.

AFWIJKINGSBEVOEGDHEDEN

Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen > 5000 m² (binnen bouwvlak)

(via afwijking: art. 3.3.2, 3.3.3, 3.3.4, 4.3.2, 4.3.3, 4.3.4)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 3.3.2 sub b, 3.3.3 sub f, 3.3.4 sub g, 4.3.2 sub b, 4.3.3 sub f, 4.3.4 sub g;Kwaliteitsverbetering: nvt.

 

Regionaal afsprakenkader

niets geregeld (in andere gemeenten vaak cat. 1 vanwege rechtstreekse bouwmogelijkheden binnen het gehele bouwvlak).

Uitgangspunt bij bedrijfsgebouwen > 5000 m²: het volledige bedrijf rondom landschappelijk inpassen, met uit-zondering van de bestaande voorzijde voor zover reeds bebouwing aanwezig is (voorzijde visueel grenzend aan openbaar gebied).

 

Houtsingel: uitgaan van een passende hoogte en een strook van 10 m breed: minimaal 4 rijen beplanting (ca. 6 m) en onderhoudsstrook van 4 m. De landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toe-stemming opgenomen en bij een volgende aanpassing van het bestemmingsplan/omgevingsplan op de planverbeelding en in de planregels (voorwaardelijke verplichting) vastgelegd.

Vervangende nieuwbouw bedrijfswoning (binnen bouwvlak)

(via afwijking: art. 3.3.7, 4.3.7)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: niets geregeld (wel afwegingscriteria);Kwaliteitsverbetering: nvt.

 

Regionaal afsprakenkader

niets geregeld.

De te maken afweging of vervangende nieuwbouw steden-bouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is, kan er toe leiden dat landschappelijke inpassing van het betreffende object (bedrijfswoning) verlangd wordt. In geval van landschappelijke inpassing: maatwerk.De eventuele landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toestemming opgenomen en -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- bij een volgende aanpassing van het bestemmingsplan/omgevingsplan al dan niet op de planverbeelding en in ieder geval in de planregels (voorwaardelijke verplichting) vastgelegd.

Bouwwerken voor mestbewerking (binnen bouwvlak)

(via afwijking: art. 3.3.11, 4.3.11)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: niets geregeld (wel afwegingscriteria);Kwaliteitsverbetering: nvt.

 

Regionaal afsprakenkader

niets geregeld.

De te maken afweging of bouwwerken tbv mestbewerking en/of mestverwerking stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar zijn, kan er toe leiden dat landschappelijke inpassing van het betreffende object verlangd wordt. In geval van landschappelijke inpassing: maatwerk. Denk bij hoge objecten bijvoorbeeld aan zichtlijnen.De eventuele landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toestemming opgenomen en -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- bij een volgende aanpassing van het bestemmingsplan/omgevingsplan al dan niet op de planverbeelding en in ieder geval in de planregels (voorwaardelijke verplichting) vastgelegd.

Kleinere afstand dan 30 meter voor vervangen-de kassen tot woningen/bedrijfswoningen van derden, maar niet minder dan bestaande afstand (binnen bouwvlak) 

(via afwijking: art. 3.3.6, 4.3.6)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: niets geregeld (wel afwegingscriteria);Kwaliteitsverbetering: nvt.

 

Regionaal afsprakenkader

niets geregeld.

De te maken afweging of een kleinere afstand stedenbouw-kundig en landschappelijk aanvaardbaar is, kan er toe leiden dat landschappelijke inpassing van het betreffende object (kas) verlangd wordt (met name relevant in geval van een vervangen-de kas die hoger is).

 

In geval van landschappelijke inpassing: maatwerk, doch maximaal een struweelhaag van 2 m breed en passende hoogte + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m. De eventuele landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toestemming opgenomen en -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- bij een volgende aanpassing van het bestemmingsplan/omgevingsplan al dan niet op de planverbeelding en in ieder geval in de planregels (voorwaardelijke verplichting) vastgelegd.

Hogere dan rechtstreeks toegestane goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen

(binnen bouwvlak) (via afwijking: art. 3.3.5, 4.3.5)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: niets geregeld (wel afwegingscriteria);Kwaliteitsverbetering: nvt.

 

Regionaal afsprakenkader

niets geregeld.

De te maken afweging of een hogere goot- en bouwhoogte stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is, kan er toe leiden dat landschappelijke inpassing van het betreffende object verlangd wordt. In geval van landschappelijke inpassing: maatwerk.De eventuele landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toestemming opgenomen en -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- bij een volgende aanpassing van het bestemmingsplan/omgevingsplan al dan niet op de planverbeelding en in ieder geval in de planregels (voorwaardelijke verplichting) vastgelegd.

Hogere dan rechtstreeks toegestane hoogte voor mestsilo’s, torensilo’s, energievoorzieningen, niet zijnde windturbines, tbv agrarische bedrijven, windturbines tbv agrarische bedrijven en overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde (binnen bouwvlak)

(via afwijking: art. 3.3.12, 4.3.12)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: niets geregeld (wel afwegingscriteria);Kwaliteitsverbetering: nvt.

Regionaal afsprakenkader

niets geregeld.

De te maken afweging of een hogere hoogte stedenbouw-kundig en landschappelijk aanvaardbaar is, kan er toe leiden dat landschappelijke inpassing van het betreffende object verlangd wordt. In geval van landschappelijke inpassing: maatwerk. Denk bij hoge objecten bijvoorbeeld aan zichtlijnen.De eventuele landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toestemming opgenomen en -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- bij een volgende aanpassing van het bestemmingsplan/omgevingsplan al dan niet op de planverbeelding en in ieder geval in de planregels (voorwaardelijke verplichting) vastgelegd.

Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen (bouwwerken zijnde) buiten bouwvlak

Het bouwen van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze bouwwerken zijn (buiten bouwvlak) (via afwijking: art. 4.3.13) Het gaat hier om teeltondersteunende voor-zieningen voor teelt in de grond (zie begrips-omschrijvingen bestemmingsplan), maar ge-meente vindt ook teelt in potten die op de koude grond staan aanvaardbaar. Behalve ondersteunende palen per plant of boom, in ieder geval niet meer omvattend dan 1 rij, worden hieronder ook begrepen ondersteun-ende palen die maximaal 2 rijen omvatten waarbij de (tijdelijke) overkapping bestaat uit plastic folie en niet meer dan 1 rij omvat.

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: niets geregeld (wel afwegingscriteria);Kwaliteitsverbetering: nvt.

 

Regionaal afsprakenkader

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (binnen rechtstreekse mogelijkheden geldend bestemmingsplan): cat. 1; Overige teeltondersteunende voorzieningen: niets geregeld.

De beoordeling of de in het gebied aanwezige waarden onevenredig worden aangetast, kan er toe leiden dat land-schappelijke inpassing verlangd wordt (betreft bestemming “Agrarisch met waarden”, binnen de bestemming “Agrarisch” nooit landschappelijke inpassing vereist van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen).

 

In geval van landschappelijke inpassing van hoge voorzieningen: struweelhaag (1 rij = minimaal 2 m breed en passende hoogte + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m). De eventuele landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toestemming opgenomen, maar niet op de planverbeel-ding en in de planregels (voorwaardelijke verplichting) vast-gelegd;

 

lage voorzieningen: struweelhaag (1 rij = minimaal 2 m breed en passende hoogte + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m). De eventuele landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toestemming opgenomen, maar niet op de planverbeel-ding en in de planregels (voorwaardelijke verplichting) vast-gelegd.

 

Voetnoten:

  • 1.

    als de bestaande situatie landschappelijke inpassing met een struweelhaag in bovenstaande zin feitelijk onmogelijk maakt dan wel onvoldoende ruimte biedt, dan kan een knip- en scheerheg met een minimale breedte van 1 m en passende hoogte + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m overwogen worden;

  • 2.

    indien nodig voor de beluchting van het gewas (denk aan zacht fruit) zal overwogen worden om daarmee in het beplantingsplan rekening te houden.

Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen (geen bouwwerken zijnde) buiten bouwvlak

Gebruik van gronden voor tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen, voor zover deze geen bouwwerken zijn (buiten bouwvlak) (via afwijking: art. 4.5.10)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: niets geregeld (wel afwegingscriteria);Kwaliteitsverbetering: nvt.

 

Regionaal afsprakenkader

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (binnen rechtstreekse mogelijkheden geldend bestemmingsplan): cat. 1; Overige teeltondersteunende voorzieningen: niets geregeld.

De beoordeling of de in het gebied aanwezige waarden onevenredig worden aangetast, kan er toe leiden dat land-schappelijke inpassing verlangd wordt (betreft bestemming “Agrarisch met waarden”, binnen de bestemming “Agrarisch” nooit landschappelijke inpassing vereist van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen).

 

In geval van landschappelijke inpassing van hoge voorzieningen: struweelhaag (1 rij = minimaal 2 m breed en passende hoogte + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m). De eventuele landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toestemming opgenomen, maar niet op de planverbeel-ding en in de planregels (voorwaardelijke verplichting) vast-gelegd;

 

lage voorzieningen: struweelhaag (1 rij = minimaal 2 m breed en passende hoogte + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m). De eventuele landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toestemming opgenomen, maar niet op de planverbeel-ding en in de planregels (voorwaardelijke verplichting) vastgelegd.

 

Voetnoten:

  • 1.

    als de bestaande situatie landschappelijke inpassing met een struweelhaag in bovenstaande zin feitelijk onmogelijk maakt dan wel onvoldoende ruimte biedt, dan kan een knip- en scheerheg met een minimale breedte van 1 m en passende hoogte + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m overwogen worden;

  • 2.

    indien nodig voor de beluchting van het gewas (denk aan zacht fruit) zal overwogen worden om daarmee in het beplantingsplan rekening te houden.

De verplichting tot landschappelijke inpassing geldt niet voorzeer tijdelijke voorzieningen/bedekkingen ter bescherming van het gewas (tegen vorst en hagel). Voor zover het geen bouw-werken zijn, kunnen deze voorzieningen/bedekkingen zonder voorafgaande toestemming aangebracht worden.

Tijdelijke huisvesting seizoenarbeiders in woonunits of stacaravans (binnen bouwvlak)

(via afwijking: art. 3.3.10, 4.3.10)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing:  art. 3.3.10 sub j, 4.3.10 sub j indien het woonunits en/of stacaravans betreft;Kwaliteitsverbetering: nvt.

 

Regionaal afsprakenkader

indien het caravans en/of woonunits betreft: cat. 2.

De woonunits en stacaravans dienen in ieder geval landschappelijk te worden ingepast.

 

Struweelhaag (2-5 m breed en passende hoogte + onderhouds-stroken van minimaal 1,5 à 2 m). De landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toestemming opgenomen, maar niet op de planverbeelding en in de planregels (voorwaardelijke verplichting) vastgelegd.

Kleinschalig kamperen bij agrarisch bedrijf (buiten bouwvlak)

(via afwijking: art. 3.5.4, 4.5.4)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 3.5.4 sub c, 4.5.4 sub c;Kwaliteitsverbetering: nvt.

 

Regionaal afsprakenkader

minicampings, direct aansluitend aan bestemmingsvlak: cat. 2.

Het kampeerterrein dient in ieder geval landschappelijk te worden ingepast.

 

Uitgangspunt is struweelhaag (2-5 m breed en passende hoogte + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m). Maar maatwerk is mogelijk in verband met bijvoorbeeld zichtlijnen. De landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toestemming opgenomen en -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- bij een volgende aanpassing van het bestemmingsplan/omgevingsplan al dan niet op de planverbeelding en in ieder geval in de planregels  (voorwaardelijke verplichting) vastgelegd.

Paardenbakken (buiten bouwvlak of bestemmingsvlak; direct grenzend aan agrarisch bouwvlak of bestemmingsvlak van de bestem-ming ‘Bedrijf’, ‘Wonen’ en/of ‘Tuin’. Niet ter plaatse van aanduiding ‘leefgebied kwetsbare soorten’). (via afwijking: art. 37.6) Paardenbakken binnen agrarisch bouwvlak of bestemmingsvlak van de bestemming ‘Bedrijf’, ‘Wonen’ en/of ‘Tuin’ hoeven niet landschappelijk te worden ingepast.

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 37.6 sub i;Kwaliteitsverbetering: nvt.

 

Regionaal afsprakenkader

paardenbakken (zonder gebouwen) direct aansluitend bij het bouwvlak, voor zover het geldende bestemmingsplan dit toestaat: cat. 2.

De paardenbak dient in ieder geval landschappelijk te worden ingepast.

 

Knip- en scheerheg met minimale breedte van 1 m en minimale hoogte van 1,5 m + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m. De landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toestemming opgenomen en -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- bij een volgende aanpassing van het bestemmingsplan/omgevingsplan al dan niet op de planverbeelding en in ieder geval in de planregels (voorwaardelijke verplichting) vastgelegd.

WIJZIGINGSBEVOEGDHEDEN

Vormverandering bouwvlak (indien vorm-verandering leidt tot verslechtering van de kwaliteit van het landschap) (via wijziging: art. 3.6.1, 3.6.6, 4.6.1, 4.6.6, 5.6.1, 11.6.1, 15.6.1)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 3.6.1 sub g, 3.6.6 sub o, 4.6.1 sub h, 4.6.6 sub p, 5.6.1 sub d, 11.6.1 sub d, 15.6.1 sub d; Kwaliteitsverbetering: art. 3.6.1 sub h, 3.6.6 sub p, 4.6.1 sub i, 4.6.6 sub q, 5.6.1 sub e, 11.6.1 sub e, 15.6.1 sub e.

 

Regionaal afsprakenkader

indien de vormverandering leidt tot verslechtering van de kwaliteit van het landschap: cat. 2.

Landschappelijke inpassing analoog aan de gebruikelijke eisen zoals opgenomen bij de diverse ontwikkelingen/activiteiten (omschreven in eerste kolom).De landschappelijke inpassing wordt -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- al dan niet op de planverbeelding en in ieder geval in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

Vergroten bouwvlak agrarisch bedrijf (voor zover hierna niet genoemd)(aansluitend aan bestaand bouwvlak) (via wijziging: art. 3.6.2, 3.6.3, 3.6.6, 4.6.2, 4.6.3, 4.6.6)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 3.6.2 sub g, 3.6.3 sub i, 3.6.6 sub o, 4.6.2 sub i, 4.6.3 sub j, 4.6.6 sub p; Kwaliteitsverbetering: art. 3.6.2 sub h, 3.6.3 sub j, 3.6.6 sub p, 4.6.2 sub j, 4.6.3 sub k, 4.6.6 sub q.

 

Regionaal afsprakenkader

in agrarisch gebied en/of groenblauwe mantel: - bij vergroting bouwvlak tot max 1,5 ha: cat. 2; - bij vergroting bouwvlak > 1,5 ha: cat. 3 (voor zover bestemmingsplan dit toestaat).

Landschappelijke inpassing analoog aan de gebruikelijke eisen zoals opgenomen bij de diverse ontwikkelingen/activiteiten (omschreven in eerste kolom).De landschappelijke inpassing wordt -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- al dan niet op de planverbeelding en in ieder geval in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

Vergroting bouwvlak intensieve veehouderij tot max 1,5 ha(via wijziging: art. 3.6.4, 4.6.4)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 3.6.4 sub j, 4.6.4 sub k;Kwaliteitsverbetering: art. 3.6.4 sub k, 4.6.4 sub l.

Regionaal afsprakenkader

10% van bouwblok wordt aangewend voor landschappelijke inpassing: cat. 2.

In alle gevallen:De landschappelijke inpassing omvat tenminste 10% van de omvang van het bouwvlak na vergroting (landschappelijke inpassing mag ook aansluitend aan bouwvlak): passende oplossing. De landschappelijke inpassing wordt op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

 

Indien combinatie met vergroten oppervlakte bedrijfsge-bouwen en overkappingen, niet zijnde kassen > 5000 m² aan de orde is, dan dient ook aan de daarvoor geldende eisen te worden voldaan. De landschappelijke inpassing wordt als voorwaarde in de toestemming opgenomen en op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan of bij een volgende aanpassing van het bestemmingsplan/omgevingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

 

Voor andere voorzieningen dan bedrijfsgebouwen en overkappingen, niet zijnde kassen: de voorzieningen waarvoor het bouwvlak vergroot wordt, dienen in ieder geval landschappelijk te worden ingepast. Deze landschappelijke inpassing telt mee bij de vereiste landschappelijke inpassing van ten minste 10% van de omvang van het bouwvlak na vergroting: passende oplossing. Denk bij hoge voorzieningen, zoals torensilo’s, bijvoorbeeld aan zichtlijnen. 

 

De landschappelijke inpassing wordt -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- al dan niet op de plan-verbeelding en in ieder geval in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

Vergroting bouwvlak glastuinbouwbedrijf buiten ‘zoekgebied glastuinbouw doorgroei-gebied’, ‘zoekgebied glastuinbouw vestigings-gebied 1’ en ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 2’

(via wijziging: art. 3.6.5 sub b, 4.6.5 sub b, zie ook art. 38.7)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 3.6.5 sub h, 4.6.5 sub h; Kwaliteitsverbetering: art. 3.6.5 sub i, 4.6.5 sub i.

 

Regionaal afsprakenkader

cat. 3.

Hangt af van doel waarvoor het bouwvlak vergroot wordt: indien vergroting bouwvlak ten behoeve van a) uitbreiding glasopstand (t/m 3 ha glasopstand) en/of b) andere gebouwen: alleen de uitbreiding van de glasopstand en/of het gebouw (nieuwbouw of uitbreiding) inpassen met een houtsingel: uitgaan van een passende hoogte en een strook van 10 m breed: minimaal 4 rijen beplanting (ca. 6 m) en onderhoudsstrook van 4 m. De landschappelijke inpassing wordt op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd;

 

indien vergroting bouwvlak (ook) ten behoeve van andere voorzieningen dan kassen en gebouwen (bassin, warmtebuffer-tank): de voorzieningen waarvoor het bouwvlak vergroot wordt, dienen (ook) landschappelijk te worden ingepast: maatwerk. Denk bij hoge voorzieningen, zoals warmtebuffertanks, bij-voorbeeld aan zichtlijnen. De landschappelijke inpassing wordt -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- al dan niet op de plan-verbeelding en in ieder geval in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

Vergroting bouwvlak glastuinbouwbedrijf binnen ‘zoekgebied glastuinbouw doorgroei-gebied’, ‘zoekgebied glastuinbouw vestigings-gebied 1’ en ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 2’ (via wijziging: art. 3.6.5 sub c, zie ook art. 38.9)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 3.6.5 sub h; Kwaliteitsverbetering: art. 3.6.5 sub i;

 

Regionaal afsprakenkader

alle glastuinbouwontwikkelingen in vestigingsgebieden en doorgroei-gebieden voor glastuinbouw voor zover het geen rechtstreekse bouwmogelijkheid betreft: cat. 2. Boven per gemeente bepaalde maatvoering kan gemeente aanvullende verplichting opleggen: cat. 3.

Hangt af van doel waarvoor het bouwvlak vergroot wordt: indien vergroting bouwvlak ten behoeve van uitbreiding glasopstand: t/m 3 ha glasopstand alleen de uitbreiding van de glasopstand inpassen met een houtsingel: uitgaan van een passende hoogte en een strook van 10 m breed: minimaal 4 rijen beplanting (ca. 6 m) en onderhoudsstrook van 4 m; > 3 ha glasopstand het volledige bedrijf rondom inpassen, met uitzondering van de bestaande voorzijde voor zover reeds bebouwing aanwezig is (voorzijde visueel grenzend aan openbaar gebied). Landschappelijke inpassing dient te bestaan uit een houtsingel: uitgaan van een passende hoogte en een strook van 10 m breed: minimaal 4 rijen beplanting (ca. 6 m) en onderhoudsstrook van 4 m;> 5 ha glasopstand het volledige bedrijf rondom inpassen, met uitzondering van de bestaande voorzijde voor zover reeds bebouwing aanwezig is (voorzijde visueel grenzend aan openbaar gebied). Landschappelijke inpassing dient te bestaan uit een houtsingel: uitgaan van een passende hoogte en een strook van 10 m breed: minimaal 4 rijen beplanting (ca. 6 m) en onderhoudsstrook van 4 m + robuust groen uit Gebiedsvisie Herstructurering Glastuinbouw Etten-Leur of storting in het gemeentelijk landschapsfonds (20% van de bestemmingswinst (cat. 3); bestemmingswinst wordt berekend over de oppervlakte bouwvlak boven de 5 ha, tenzij het bestaande bouwvlak al groter is dan 5 ha, dan wordt de bestemmingswinst berekend over het meerdere). De landschappelijke inpassing wordt in alle bovenstaande gevallen op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd;

 

indien vergroting bouwvlak (ook) ten behoeve van andere gebouwen dan kassen: (ook) het gebouw (nieuwbouw of uitbreiding) inpassen met een houtsingel: uitgaan van een passende hoogte en een strook van 10 m breed: minimaal 4 rijen beplanting (ca. 6 m) en onderhoudsstrook van 4 m. De landschappelijke inpassing wordt op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd; 

 

indien vergroting bouwvlak (ook) ten behoeve van andere voorzieningen dan kassen en gebouwen (bassin, warmtebuffer-tank): de voorzieningen waarvoor het bouwvlak vergroot wordt, dienen (ook) landschappelijk te worden ingepast: maatwerk. Denk bij hoge voorzieningen, zoals warmtebuffertanks, bij-voorbeeld aan zichtlijnen. De landschappelijke inpassing wordt -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- al dan niet op de plan-verbeelding en in ieder geval in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

 

Voetnootafwijking van het bovenstaande is voor de situering van landschappelijke inpassing mogelijk op basis van nadere afspraken op clusterniveau. Idem bij bijvoorbeeld enige combinatie van kassen, aansluitende permanente teeltondersteunende voorzieningen en/of voeder- en watervoorzieningen.

 

Afwijking van het bovenstaande geldt niet voor de verplichting van kwaliteitsverbetering landschap. Landschappelijke inpassing op clusterniveau (of vergelijkbaar) wordt op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

Omschakeling naar of nieuwvestiging van glas-tuinbouwbedrijf in ‘zoekgebied glastuinbouw vestigingsgebied 1’

(via wijziging: art. 3.6.7, zie ook art. 38.9). Komt niet voor binnen bestemming ‘Agrarisch met waarden’.

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 3.6.7 sub g; Kwaliteitsverbetering: art. 3.6.7 sub h.

 

Regionaal afsprakenkader

alle glastuinbouwontwikkelingen in vestigingsgebieden en doorgroei-gebieden voor glastuinbouw voor zover het geen rechtstreekse bouwmogelijkheid betreft: cat. 2. Boven per gemeente bepaalde maatvoering kan gemeente aanvullende verplichting opleggen: cat. 3.

Omschakeling:

t/m 5 ha glasopstand het volledige bedrijf rondom inpassen, met uitzondering van de bestaande voorzijde voor zover reeds bebouwing aanwezig is (voorzijde visueel grenzend aan openbaar gebied). Landschappelijke inpassing dient te bestaan uit een houtsingel: uitgaan van een passende hoogte en een strook van 10 m breed: minimaal 4 rijen beplanting (ca. 6 m) en onderhoudsstrook van 4 m;

> 5 ha glasopstand het volledige bedrijf rondom inpassen, met uitzondering van de bestaande voorzijde voor zover reeds bebouwing aanwezig is (voorzijde visueel grenzend aan openbaar gebied). Landschappelijke inpassing dient te bestaan uit een houtsingel: uitgaan van een passende hoogte en een strook van 10 m breed: minimaal 4 rijen beplanting (ca. 6 m) en onderhoudsstrook van 4 m + robuust groen uit Gebiedsvisie Herstructurering Glastuinbouw Etten-Leur of storting in het gemeentelijk landschapsfonds (20% van de bestemmingswinst (cat. 3); bestemmingswinst wordt berekend over de oppervlakte bouwvlak boven de 5 ha). De landschappelijke inpassing wordt in alle bovenstaande gevallen op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

 

Indien omschakeling met tevens vergroting bouwvlak (ook) ten behoeve van andere gebouwen dan kassen, dan dienen (ook) die gebouwen (nieuwbouw of uitbreiding) landschappelijk te worden ingepast met een houtsingel: uitgaan van een passende hoogte en een strook van 10 m breed: minimaal 4 rijen beplanting (ca. 6 m) en onderhoudsstrook van 4 m. De landschappelijke inpassing wordt op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd. 

 

Indien omschakeling met tevens vergroting bouwvlak (ook) ten behoeve van andere voorzieningen dan kassen en gebouwen (bassin, warmtebuffertank), dan dienen (ook) de voorzieningen waarvoor het bouwvlak vergroot wordt, landschappelijk te worden ingepast: maatwerk. Denk bij hoge voorzieningen, zoals warmtebuffertanks, bijvoor-beeld aan zichtlijnen. De landschappelijke inpassing wordt -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- al dan niet op de plan-verbeelding en in ieder geval in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

 

Voetnootafwijking van het bovenstaande is voor de situering van landschappelijke inpassing mogelijk op basis van nadere afspraken op clusterniveau. Idem bij bijvoorbeeld enige combinatie van kassen, aansluitende permanente teeltondersteunende voorzieningen en/of voeder- en watervoorzieningen.

 

Afwijking van het bovenstaande geldt niet voor de verplichting van kwaliteitsverbetering landschap. Landschappelijke inpassing op clusterniveau (of vergelijkbaar) wordt op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

 

Nieuwvestiging:

t/m 5 ha glasopstand: het volledige bedrijf rondom inpassen, met uitzondering van de voorzijde van de te bouwen woning. Landschappelijke inpassing dient te bestaan uit een houtsingel: uitgaan van een passende hoogte en een strook van 10 m breed: minimaal 4 rijen beplanting (ca. 6 m) en onderhoudsstrook van 4 m;> 5 ha glasopstand: het volledige bedrijf rondom inpassen, met uitzondering van de voorzijde van de te bouwen woning. Landschappelijke inpassing dient te bestaan uit een houtsingel: uitgaan van een passende hoogte en een strook van 10 m breed: minimaal 4 rijen beplanting (ca. 6 m) en onderhoudsstrook van 4 m + robuust groen uit Gebiedsvisie Herstructurering Glastuinbouw Etten-Leur of storting in het gemeentelijk landschapsfonds (20% van de bestemmingswinst (cat. 3); bestemmingswinst wordt berekend over de oppervlakte bouwvlak boven de 5 ha). De landschappelijke inpassing wordt in alle bovenstaande gevallen op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

 

Indien bij nieuwvestiging (ook) andere gebouwen dan kassen worden gerealiseerd, dan dienen (ook) die gebouwen (nieuw-bouw) landschappelijk te worden ingepast met een houtsingel: uitgaan van een passende hoogte en een strook van 10 m breed: minimaal 4 rijen beplanting (ca. 6 m) en onderhoudsstrook van 4 m. De landschappelijke inpassing wordt op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

 

Indien bij nieuwvestiging (ook) andere voorzieningen dan kassen en gebouwen (bassin, warmtebuffertank) worden gerealiseerd, dan dienen (ook) die voorzieningen landschappelijk te worden ingepast: maatwerk. Denk bij hoge voorzieningen, zoals warmtebuffertanks, bij-voorbeeld aan zichtlijnen. De landschappelijke inpassing wordt -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- al dan niet op de plan-verbeelding en in ieder geval in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

 

Voetnootafwijking van het bovenstaande is voor de situering van landschappelijke inpassing mogelijk op basis van nadere afspraken op clusterniveau. Idem bij bijvoorbeeld enige combinatie van kassen, aansluitende permanente teeltondersteunende voorzieningen en/of voeder- en watervoorzieningen.

 

Afwijking van het bovenstaande geldt niet voor de verplichting van kwaliteitsverbetering landschap. Landschappelijke inpassing op clusterniveau (of vergelijkbaar) wordt op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

Omschakeling naar niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij of glastuinbouwbedrijf 

(via wijziging: art. 3.6.8, 4.6.7)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 3.6.8 sub d, 4.6.7 sub f; Kwaliteitsverbetering: art. 3.6.8 sub e, 4.6.7 sub g.

 

Regionaal afsprakenkader

omschakeling van de ene naar de andere agrarische bedrijfsvoering welke het geldende bestemmings-plan niet rechtstreeks toestaat (omvang bouwvlak onveranderd): cat. 2;

bij vergroting bouwvlak: cat. 3.

Landschappelijke inpassing analoog aan de gebruikelijke eisen zoals opgenomen bij de diverse ontwikkelingen/activiteiten (omschreven in eerste kolom).De landschappelijke inpassing wordt -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- al dan niet op de planverbeelding en in ieder geval in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

Omschakeling naar paardenhouderij

(via wijziging: art. 3.6.9, 4.6.8)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 3.6.9 sub g, 4.6.8 sub g;Kwaliteitsverbetering: art. 3.6.9 sub h, 4.6.8 sub h.

 

Regionaal afsprakenkader

omschakeling van de ene naar de andere agrarische bedrijfsvoering welke het geldende bestemmings-plan niet rechtstreeks toestaat (omvang bouwvlak onveranderd): cat. 2;bij vergroting bouwvlak: cat. 3.Voetnoot: indien de paardenhouderij niet aangemerkt kan worden als een agrarische bedrijfsvoering, kan cat. 3 aan de orde zijn.

Landschappelijke inpassing analoog aan de gebruikelijke eisen zoals opgenomen bij de diverse ontwikkelingen/activiteiten.De landschappelijke inpassing wordt -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- al dan niet op de planverbeelding en in ieder geval in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Toevoegen of wijzigen aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltonder-steunende voorzieningen’ bij bestemming ‘Agrarisch’ (aansluitend aan bouwvlak en/of aanduiding) (via wijziging: art. 3.6.10)

 

Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Toevoegen of wijzigen aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden –permanente teeltondersteunende voorzieningen’ bij bestemming ‘Agrarisch met waarden’ (aansluitend aan bouwvlak en/of aanduiding) (via wijziging: art. 4.6.9)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 3.6.10 sub f;Kwaliteitsverbetering: art. 3.6.10 sub g.

 

Regionaal afsprakenkader

cat. 3.

 

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 4.6.9 sub g;Kwaliteitsverbetering: art. 4.6.9 sub h.

 

Regionaal afsprakenkader

cat. 3.

Hoge voorzieningen, bijvoorbeeld stellingen: struweelhaag (1 rij = minimaal 2 m breed en passende hoogte + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m). De landschappelijke inpassing wordt op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

 

Lage voorzieningen, bijvoorbeeld containerveld: struweelhaag (1 rij = minimaal 2 m breed en passende hoogte + onderhouds-stroken van minimaal 1,5 à 2 m). De landschappelijke inpassing wordt op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

 

Bassin voor telen op water:

Knip- en scheerheg met minimale breedte van 1 m en passende hoogte + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m. De landschappelijke inpassing wordt op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

 

Voetnoten:

  • 1.

    afwijking van het bovenstaande is voor de situering van landschappelijke inpassing mogelijk bij bijvoorbeeld enige combinatie van kassen, aansluitende permanente teeltondersteunende voorzieningen en/of voeder- of watervoorzieningen.

  • 2.

    als de bestaande situatie landschappelijke inpassing met een struweelhaag in bovenstaande zin feitelijk onmogelijk maakt dan wel onvoldoende ruimte biedt, dan kan een knip- en scheer-heg met een minimale breedte van 1 m en passende hoogte + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m overwogen worden;

  • 3.

    indien nodig voor de beluchting van het gewas (denk aan zacht fruit) zal overwogen worden om daarmee in het beplantingsplan rekening te houden.

Wijzigen ten behoeve van voeder- en water-voorzieningen binnen bestemming ‘Agrarisch’

(aansluitend aan bouwvlak en/of aanduiding)

(via wijziging: art. 3.6.11)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 3.6.11 sub g;Kwaliteitsverbetering: art. 3.6.11 sub h.

 

Regionaal afsprakenkader

cat. 3.

Waterbassins, watersilo’s en voedervoorzieningen dienen in ieder geval landschappelijk te worden ingepast.

 

Struweelhaag (2-5 m breed en passende hoogte + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m). De landschappelijke inpassing wordt op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

Wijzigen ten behoeve van voeder- en water-voorzieningen binnen bestemming ‘Agrarisch met waarden’

(aansluitend aan bouwvlak en/of aanduiding)

(via wijziging: art. 4.6.10)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: art. 4.6.10 sub h;Kwaliteitsverbetering: art. 4.6.10 sub i.

 

Regionaal afsprakenkader

cat. 3.

Voetnoot: afwijking van het bovenstaande is voor de situering van landschappelijke inpassing mogelijk bij bijvoorbeeld enige combinatie van kassen, aansluitende permanente teeltondersteunende voorzieningen en/of voeder- en watervoorzieningen.

 

Waterbassins, watersilo’s en voedervoorzieningen dienen in ieder geval landschappelijk te worden ingepast.

 

Struweelhaag (2-5 m breed en passende hoogte + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 m). De landschappelijke inpassing wordt op de planverbeelding en in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

Wijzigen naar ‘Wonen’ en ‘Tuin’

(via wijziging: art. 3.6.12, 4.6.11, 5.6.2, 11.6.2)

Bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing: (indien bestemmingsvlak ‘Wonen’ groter is dan 1500 m² en/of meer dan 200 m² aan bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan): art. 3.6.12 sub e onder 1, 3.6.12 sub g, 4.6.11 sub e onder 1, 4.6.11 sub g, 5.6.2 sub e onder 1, 5.6.2 sub g, 11.6.2 sub d onder 1, 11.6.2 sub f;Kwaliteitsverbetering: (indien bestemmingsvlak ‘Wonen’ groter is dan 5000 m² en/of meer dan 400 m² aan bijgebouwen en overkappingen wordt toegestaan): art. 3.6.12 sub e onder 2, 3.6.12 sub h, 4.6.11 sub e onder 2, 4.6.11 sub h, 5.6.2 sub e onder 2, 5.6.2 sub h, 11.6.2 sub d onder 2, 11.6.2 sub g.

 

Regionaal afsprakenkader

  • -

    indien te verwijderen bouwvlak/ bestemmingsvlak > 1 ha: cat. 1;

  • -

    indien te verwijderen bouwvlak/ bestemmingsvlak < 1 ha: cat. 2 of 3.

Voetnoot: afwijking van het bovenstaande is voor de situering van landschappelijke inpassing mogelijk bij bijvoorbeeld enige combinatie van kassen, aansluitende permanente teeltondersteunende voorzieningen en/of voeder- en watervoorzieningen.

 

Landschappelijke inpassing: passende oplossing (maatwerk waarbij minimaal een concrete inspanning is vereist). De landschappelijke inpassing wordt -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- al dan niet op de planverbeelding en in ieder geval in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

Wijzigen begrenzing van bestemmingen ‘Wonen’ en ‘Tuin’

(via wijziging: art. 38.3)

Bestemmingsplan

(indien bestemmingsvlak ‘Wonen’ na vergroting groter is dan 1.500 m):Landschappelijke inpassing: art. 38.3 sub b onder 1;

Kwaliteitsverbetering: art. 38.3 sub b onder 2.

 

Regionaal afsprakenkader

Cat. 3 (omdat het niet bij cat. 1 en 2 staat).

Landschappelijke inpassing: passende oplossing (maatwerk waarbij minimaal een concrete inspanning is vereist). De landschappelijke inpassing wordt -afhankelijk van de aard van de landschappelijke inpassing- al dan niet op de planverbeelding en in ieder geval in de planregels van het wijzigingsplan als voorwaardelijke verplichting vastgelegd.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 16 april 2024.

Burgemeester en wethouders van Etten-Leur,

Dhr. drs. C. (Cor) Smits

gemeentesecretaris

Mw. drs. M.C. (Marina) Starmans-Gelijns

Burgemeester

BIJLAGE BIJ BELEIDSREGELS LANDSCHAPPELIJKE INPASSING 2024, GEMEENTE ETTEN-LEUR

 

BEPLANTINGSPAKKETTEN LANDSCHAPPELIJKE INPASSINGEN

 

LI 1Houtsingel

LI 2Struweelhaag

LI 3 Knip- en scheerheg

LI 4Landschapsboom als bovenstaander in LI 1, LI 2, LI 3

 

Beplantingspakket LI 1: Houtsingel

Houtsingel

Het is een vrijliggend lijnvormig aaneengesloten beplantingselement, met een opgaande gemengde beplanting van inheemse soorten met een bedekking van minimaal 90%, dat beheerd wordt naar een eindbeeld zodat de beplanting permanent gesloten en van voldoende hoogte is teneinde het object in het landschap te camoufleren.

 

Goed ontwikkelde houtsingel

Algemene eisen ten aanzien van inrichting

 

  • 1.

    Ruimtebeslag rond in te passen object: 10 meter; minimaal 6 meter beplanting en 4 meter onderhoudsstrook voor object en beplanting; (6 meter = 4 rijen);

  • 2.

    Alleen gebruik van inheemse soorten (zie bijlage 1A) toegestaan; menging met gecultiveerde en/of uitheemse soorten is niet toegestaan;

  • 3.

    Plantverband bosplantsoen: 1,25 x 1,25 meter* in verspringend verband;

  • 4.

    Aanplant met 2- en 3-jarig bosplantsoen van inheemse soorten; maat 60-100 cm**;

  • 5.

    Bij beweiding van de onderhoudsstrook of andere aangrenzende gronden raster aanbrengen op minimaal 1 meter uit de voet van de buitenste rij beplanting;

  • 6.

    Mengverhouding boomvormers/struikvormers: max. 30% / min. 70%; als landschapsbomen uit pakket LI 4 gebruikt worden als bovenstaanders mag de mengverhouding naar max. 15% / min. 85%, met dien verstande dat de onderlinge plantafstand van de bovenstaanders dan minimaal 8 meter en maximaal 15 meter is;

  • 7.

    Minimaal 8 soorten uit assortimentslijst (bijlage 1A) verwerken;

  • 8.

    Indien nodig voor aanplant de juiste grondbewerking uitvoeren zodat het aanslaan van de beplanting bespoedigd wordt.

* 1e getal in plantverband: plantafstand rijen onderling; 2e getal in plantverband: plantafstand in de rij.

** maat lengte wortels tot topje plantsoen.

 

Beheer

 

  • 1.

    Hoogte beplanting is afhankelijk van het in te passen object (passende hoogte);

  • 2.

    Werk naar het eindbeeld middels dunningsbeheer waarbij rekening gehouden moet worden met concurrentieverhoudingen van de diverse soorten, groei-eigenschappen en natuurlijke variatie m.b.t. ecologische waarde. Voor dunningsbeheer is deskundigheid vereist. Verjongingssnoei (in een regelmatige cyclus de oudste/dikste takken er uit halen ten voordeel van jonge twijgen in de struik) in boom en struik is niet toegestaan;

  • 3.

    Bij versnipperen van het takhout mogen de snippers niet in de beplanting worden verwerkt;

  • 4.

    Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in de beplanting is niet toegestaan met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, Jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop;

  • 5.

    Bij beweiding van de onderhoudsstrook of andere aangrenzende gronden is een raster aanwezig waardoor schade door vraat aan stammen en betreding van de beplanting wordt voorkomen. Het raster mag niet bevestigd zijn aan stammen van de beplanting zelf;

  • 6.

    Grondbewerking van de eigen aangrenzende gronden wordt zodanig uitgevoerd dat schade aan beplanting wordt voorkomen;

  • 7.

    Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 november en 15 maart;

  • 8.

    Snoeiwerkzaamheden (dunningen) worden verricht als de beplanting in sluiting komt zodat de permanent te behouden bomen en struiken volledig tot wasdom kunnen komen. Dit dunnen gebeurt afhankelijk van de groeisnelheid van de houtsingel in fases, telkens na het in sluiting komen van de houtsingel;

  • 9.

    Overkokende beplanting mag gesnoeid worden in de periode tussen 24 juni (St. Jan) en 1 oktober, tot erfgrens, een raster of onderhoudsstrook;

  • 10.

    Voor alle beheerswerkzaamheden geldt dat het beheer zodanig uitgevoerd wordt dat het eindbeeld zo spoedig mogelijk wordt bereikt en vervolgens in stand gehouden wordt. Er mag niet meer beheer plaatsvinden dan voor een voortvarende ontwikkeling en goede instandhouding van de beplanting nodig is. Indien kennis over het beheer niet voorhanden is, dient men hiervoor deskundig advies in te winnen dan wel deskundig personeel in te schakelen.

 

Eindbeeld

 

  • 1.

    Permanent gesloten beplanting; bestaand uit een meerrijige vlakvormige goed ontwikkelde beplanting met verschillende verticale lagen (etages ofwel de struik- en boomlaag). Bomen en struiken moeten naar wasdom kunnen uitgroeien.

  • 2.

    Minimaal 6 meter brede beplantingsstrook; hoogte afhankelijk van het in te passen object, d.w.z. van voldoende hoogte om het object in het landschap te camoufleren.

  • 3.

    Overkokende beplanting mag verwijderd worden tot erfgrens, raster of onderhoudsstrook.

 

Beplantingspakket LI 2: Struweelhaag

Struweelhaag

Het is een vrijliggend lijnvormig beplantingselement, met een aaneengesloten gemengde beplanting van inheemse soorten met een bedekking van minimaal 90%, dat beheerd wordt naar een eindbeeld zodat de beplanting permanent gesloten en van voldoende hoogte is teneinde het object in het landschap te camoufleren.

 

Struweelhaag in ontwikkeling

Algemene eisen ten aanzien van inrichting

 

  • 1.

    Ruimtebeslag rond in te passen object: 2 meter - 5 meter beplanting + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 meter;

  • 2.

    Alleen gebruik van inheemse soorten (zie bijlage 1A ) toegestaan; menging met gecultiveerde en/of uitheemse soorten is niet toegestaan;

  • 3.

    Plantverband bosplantsoen bij 1 rij: 4 stuks/meter; bij 2 rijen: 0,50 x 0,50 meter* in verspringend verband;

  • 4.

    Aanplant met 2- en 3-jarig bosplantsoen van inheemse soorten; maat 60-100 cm**;

  • 5.

    Bij beweiding van de onderhoudsstrook of andere aangrenzende gronden, raster aanbrengen op minimaal 1 meter uit de voet van de buitenste rij beplanting;

  • 6.

    Landschapsbomen uit pakket LI 4 mogen gebruikt worden als bovenstaanders, met dien verstande dat de onderlinge plantafstand van de bovenstaanders dan minimaal 8 meter en maximaal 15 meter is;

  • 7.

    5 soorten uit assortimentslijst verwerken die geschikt zijn als toepassing voor struweelhaag (zie bijlage 1A code H). Kleinst toegestane percentage van 1 soort: 5%; hoogst toegestane percentage van 1 soort: 50%;

  • 8.

    Indien nodig voor aanplant de juiste grondbewerking uitvoeren zodat het aanslaan van de beplanting bespoedigd wordt;

  • 9.

    Indien het landschappelijk in te passen terrein een terrein is ten behoeve van het kweken van zacht fruit of indien op een naastgelegen terrein reeds zacht fruit wordt gekweekt, zal een aangepast assortiment worden toegepast in verband met het voorkomen van schade door de Suzukivlieg. Toe te passen soorten in een menging in bijlage 1A onder de kolom noot; code Za.

* 1e getal in plantverband: plantafstand rijen onderling; 2e getal in plantverband: plantafstand in de rij.

** maat lengte wortels tot topje plantsoen.

 

Beheer

  • 1.

    Hoogte beplanting is afhankelijk van het in te passen object (passende hoogte);

  • 2.

    De beplanting kan vrij uitgroeien en overhangende takken aan de zijkanten mogen maximaal 1 maal per 3 jaar worden teruggesnoeid in de periode tussen 24 juni (St. Jan) en 30 september. Ook kan men de takken doorvlechten;

  • 3.

    Bij versnipperen van het takhout mogen de snippers niet in de beplanting worden verwerkt;

  • 4.

    Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in de beplanting is niet toegestaan met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, Jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop;

  • 5.

    Bij beweiding van de onderhoudsstrook of andere aangrenzende gronden is een raster aanwezig waardoor schade door vraat aan stammen en betreding van de beplanting wordt voorkomen. Het raster mag niet bevestigd zijn aan stammen van de beplanting zelf;

  • 6.

    Grondbewerking van de eigen aangrenzende gronden wordt zodanig uitgevoerd dat schade aan de beplanting wordt voorkomen;

  • 7.

    Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 november en 15 maart;

  • 8.

    Overkokende beplanting mag gesnoeid worden in de periode tussen 24 juni (St. Jan) en 1 oktober tot erfgrens, een raster of onderhoudsstrook;

  • 9.

    Voor alle beheerswerkzaamheden geldt dat het beheer zodanig uitgevoerd wordt dat het eindbeeld zo spoedig mogelijk wordt bereikt en vervolgens in stand gehouden wordt. Er mag niet meer beheer plaatsvinden dan voor een voortvarende ontwikkeling en goede instandhouding van de beplanting nodig is. Indien kennis over het beheer niet voorhanden is, dient men hiervoor deskundig advies in te winnen dan wel deskundig personeel in te schakelen.

 

Eindbeeld

 

  • 1.

    Permanent gesloten beplanting gevormd door een extensief beheerde struweelhaag bestaande uit daarvoor geschikte inheemse soorten; boomlaag in de vorm van bovenstaanders toegestaan.

  • 2.

    Bomen en struiken moeten kunnen uitgroeien naar minimale breedte van 2 meter; hoogte afhankelijk van het in te passen object, d.w.z. van voldoende hoogte om het object in het landschap te camoufleren.

  • 3.

    Overkokende beplanting mag verwijderd worden tot erfgrens, raster of onderhoudsstrook.

 

Beplantingspakket LI 3: Knip- en scheerheg

Knip- en scheerheg

Het is een vrijliggend lijnvormig beplantingselement, met een aaneengesloten begroeiing van inheemse soorten, dat regelmatig wordt geknipt of geschoren, met een bedekking van minimaal 90%, dat beheerd wordt naar een eindbeeld zodat de beplanting permanent gesloten en van voldoende hoogte is teneinde het object in het landschap te camoufleren.

 

Knip- en scheerheg; ligusterheg en herfstbeeld beukenheg

Algemene eisen ten aanzien van inrichting

 

  • 1.

    Ruimtebeslag rond in te passen object: 1 meter - 3 meter beplanting + onderhoudsstroken van minimaal 1,5 à 2 meter;

  • 2.

    Alleen gebruik van inheemse soorten (zie bijlage 1A) toegestaan; menging met gecultiveerde en/of uitheemse soorten is niet toegestaan;

  • 3.

    Plantverband bosplantsoen bij 1 rij: 4 stuks/meter; bij 2 rijen: 0,30 x 0,50 meter* in verspringend verband;

  • 4.

    Aanplant met 2- en 3-jarig bosplantsoen van inheemse soorten; maat 60-100 cm**;

  • 5.

    Bij beweiding van de onderhoudsstrook of andere aangrenzende gronden raster aanbrengen op minimaal 1 meter uit de voet van de buitenste rij beplanting;

  • 6.

    Landschapsbomen uit pakket LI 4 mogen gebruikt worden als bovenstaanders, met dien verstande dat de onderlinge plantafstand van de bovenstaanders dan minimaal 8 meter en maximaal 15 meter is;

  • 7.

    Minimaal 1 soort, maximaal 5 soorten uit assortimentslijst die geschikt zijn als toepassing voor knip- en scheerheg (zie bijlage 1A code H);

  • 8.

    Indien nodig voor aanplant de juiste grondbewerking uitvoeren zodat het aanslaan van de beplanting bespoedigd wordt;

  • 9.

    Indien het landschappelijk in te passen terrein een terrein is ten behoeve van het kweken van zacht fruit of indien op een naastgelegen terrein reeds zacht fruit wordt gekweekt, zal een aangepast assortiment worden toegepast in verband met het voorkomen van schade door de Suzukivlieg. Toe te passen soorten in een menging in bijlage 1A onder de kolom noot; code Za.

* 1e getal in plantverband: plantafstand rijen onderling; 2e getal in plantverband: plantafstand in de rij.

** maat lengte wortels tot topje plantsoen.

 

Beheer

 

  • 1.

    Hoogte beplanting is afhankelijk van het in te passen object (passende hoogte);

  • 2.

    De beplanting wordt minimaal eenmaal per 2 jaar en maximaal eenmaal per jaar geknipt of geschoren;

  • 3.

    Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in de beplanting is niet toegestaan met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, Jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop;

  • 4.

    Bij beweiding van de onderhoudsstrook of andere aangrenzende gronden is een raster aanwezig waardoor schade door vraat aan stammen en betreding van de beplanting wordt voorkomen. Het raster mag niet bevestigd zijn aan stammen van de beplanting zelf;

  • 5.

    Grondbewerking van de eigen aangrenzende gronden wordt zodanig uitgevoerd dat schade aan de beplanting wordt voorkomen;

  • 6.

    Knip- en scheerwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 juni en 1 oktober;

  • 7.

    Voor alle beheerswerkzaamheden geldt dat het beheer zodanig uitgevoerd wordt dat het eindbeeld zo spoedig mogelijk wordt bereikt en vervolgens in stand gehouden wordt. Er mag niet meer beheer plaatsvinden dan voor een voortvarende ontwikkeling en goede instandhouding van de beplanting nodig is. Indien kennis over het beheer niet voorhanden is, dient men hiervoor deskundig advies in te winnen dan wel deskundig personeel in te schakelen.

 

Eindbeeld

  • 1.

    Permanent gesloten beplanting gevormd door een geknipte of geschoren heg bestaande uit daarvoor geschikte inheemse soorten; boomlaag in de vorm van bovenstaanders toegestaan.

  • 2.

    Heg moet kunnen uitgroeien naar minimale breedte van 1 meter; hoogte afhankelijk van het in te passen object, d.w.z. van voldoende hoogte om het object in het landschap te camoufleren.

 

Beplantingspakket LI 4:

Landschapsbomen als bovenstaander in pakket LI 1, LI 2 en LI 3

Landschapsboom als bovenstaander

De boom staat in een ander beplantingspakket; bij toepassing van bomen als bovenstaander wordt de boomlaag vooraf in het eindbeeld bepaald aan de hand van het ontwerp inrichtings- en beplantingsplan.

 

Algemene eisen ten aanzien van inrichting

  • 1.

    Alleen gebruik inheemse bomen (zie bijlage 1A);

  • 2.

    Onderlinge plantafstand in de rij/beplantingspakket minimaal 8 en maximaal 15 meter;

  • 3.

    Aanplant landschapsbomen met minimale maat 10-12 (omtrek in centimeters van de stam op 1.30 meter hoogte);

  • 4.

    Voor overige inrichtingseisen zie beplantingspakketten waar bovenstaander in geplaatst wordt.

 

Beheer

  • 1.

    De bomen kunnen periodiek worden gesnoeid, waarbij de kroon (afstand onderste dikke tak tot de top) na het snoeien gelijk is of meer dan 50% van de lengte van het takvrije stamstuk bedraagt;

  • 2.

    Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 augustus en 15 maart;

  • 3.

    Indien kennis over het beheer van landschapsbomen niet voorhanden is, dient men hiervoor deskundig advies in te winnen dan wel deskundig personeel in te schakelen;

  • 4.

    Voor overige beheerseisen zie beplantingspakketten waar bovenstaander in staat.

 

Eindbeeld

  • 1.

    Landschapsbomen in beplantingsvakken begeleiden naar wasdom.

 

Bijlage 1A

 

Sortiment

Beplantingsgroep

Noot

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Bosplantsoen;

2 – 3 jaar(60-100)

B= boomvormer

Str= struikvormer

Landschaps-boom

(10-12)

Geschikt voor struweelhaag en

knip- en scheerheg (H)

Abeel, grauwe

Populus canescens

X

Appel, wilde

Malus sylvestris

B

Berk, ruwe

Betula pendula

B

X

Berk, zachte

Betula pubescens

B

X

Beuk

Fagus sylvatica

B

X

H

Bosroos

Rosa arvensis

Str

Egelantier

Rosa rubiginosa

Str

Eik, zomer

Quercus robur

B

X

Eik, winter

Quercus petrea

B

X

Els, zwarte

Alnus glutinosa

B

X

Esdoorn, gewone

Acer pseudoplatanus

B

X

Esdoorn, noorse

Acer platanoides

B

X

Es, gewone

Fraxinus excelsior

B

X

Gelderse roos

Viburnum opulus

Str

Haagbeuk

Carpinus betulus

B / Str

X

H

Za

Hazelaar

Corylus avellana

Str

Hondsroos

Rosa canina

Str

Hulst

Ilex aquifolium

Str

H

Iep, div. klonen

Ulmus ‘ ‘

X

Iep, steel-

Ulmus laevis

B

X

Kardinaalsmuts

Eonymus europaeus

Str

H

Kastanje, tamme

Castanea sativa

B

X

Kers, zoete

Prunus avium

B

X

Kornoelje, rode

Cornus sanguinea

Str

Kornoelje, gele

Cornus mas

Str

H

Max 5%

Krenteboompje

Amelanchier lamarckii

Str

Max 5%

Liguster, wilde

Ligustrum vulgare

Str

H

Linde, kleinbladige

Tilia cordata

B

X

H

Za

Linde, grootbladige

Tilia platyphyllos

B

X

Linde, zilver

Tilia tomentosa

X

Alleen nabij verhardingen

Linde, Hollandse

Tilia vulgaris

X

Lijsterbes

Sorbus aucuparia

Str

Mispel

Mespilus germanica

Str

H

Noot

Juglans regia

X

Paardekastanje

Aesculus hippocastanum

X

Peer, wilde

Pyrus pyraster

Str

Plataan

Platanus acerifolia

X

Nabij gebouwen, niet in landschap

Populier

Populus euramericana

X

Populier, zwarte

Populus nigra

X

Sleedoorn

Prunus spinosa

Str

H

Pas op met mengen

Veldesdoorn

Acer campestre

Str

H

Za

Vogelkers, inlandse

Prunus padus

Str

H

Vuilboom

Rhamnus frangula

Str

Wegedoorn

Rhamnus catharticus

Str

H

Wilg, bos

Salix caprea

Str

Wilg, grauwe

Salix cineria

Str.

Wilg, bittere

Salix purpurea

Str

 

 

 

Toegestane cultivars van landschapsbomen;

Populus canescens ‘de Moffart en Witte van Haamstede, Acer pseudoplatanus ‘Negenia en Rotterdam’, Fraxinus excelsior ‘Eureka, Altena, Atlas en Westhof’s Glorie’, Ulmus ‘Dodoens, Clusius en Lobel’, Prunus avium ‘Landscape Bloom en Plena’, Tilia cordata ‘Erecta en Roelvo’, Tilia vulgaris ‘Pallida’, Populus x canadensis div. cultivars, Populus nigra m.u.v. Italica