Organisatie | Maassluis |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel bestuurlijke boetes Wet goed verhuurderschap |
Citeertitel | Beleidsregel bestuurlijke boetes Wet goed verhuurderschap |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-05-2024 | nieuwe regeling | 23-04-2024 | 655353 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis;
Gelet op artikel 17 en artikel 18, derde lid, van de Wet goed verhuurderschap alsmede ar-tikel 1:3, vierde lid, en artikel 4:81 en titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
aandeelhouders: middellijke of onmiddellijke aandeelhouders of certificaathouders van de overtreder, of daarmee gelet op de aard van hun relatie met de overtreder gelijk te stellen natuurlijke of rechtspersonen zoals uiteindelijk belanghebbenden als bedoeld in artikel 10a van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
Artikel 2. Toepassing beleidsregel
Deze beleidsregel is van toepassing op overtreding van artikel 2 van de wet.
Bij het overtredingen van artikel 2 van de wet hanteert het college van burgemeester en wethouders de in de onderstaande tabel vermelde boetenormbedragen.
Artikel 5. Verminderde verwijtbaarheid
Van verminderde verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 3, derde lid, is sprake als naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het plaatsvinden van de overtreding gelet op bijzondere, op de overtreder betrekking hebbende, feiten of omstandigheden hem slechts in mindere mate verweten kan worden.
Artikel 7. Geringe draagkracht
Indien de overtreder aan wie de boete kan worden opgelegd een rechtspersoon is, kan van onevenredige gevolgen als bedoeld in het eerste lid sprake zijn indien alle van de volgende omstandigheden zich voordoen:
de hiervoor onder a. bedoelde financiële situatie van de overtreder niet het gevolg is van of mede veroorzaakt door i) wanbeleid, ii) het onverplicht uitkeren van gelden aan bijvoorbeeld werknemers of, bestuurders van de overtreder of aandeelhouders, de uitkering van dividenden daar mede onder begrepen, iii) het aan één of meerdere aandeelhouders uitkeren van rentebetalingen, huurpenningen of andere vergoedingen of iii) het uitkeren aan een werknemer met een aanmerkelijk belang als bedoeld in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 van een hoger loon dan het in lid 1 van genoemd artikel; en,