Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oldambt

Financiële verordening gemeente Oldambt 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOldambt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Oldambt 2023
CiteertitelFinanciele verordening gemeente Oldambt 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinancien

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://wetten.overheid.nl/BWBR0005416/2024-01-31

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-202301-01-2023nieuw besluit

31-01-2024

gmb-2024-191074

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Oldambt 2023

 

De raad van de gemeente Oldambt;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 januari 2024;

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de:

 

Financiële verordening gemeente Oldambt 2023

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van (onderdelen van) de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • BBR: Besluitvormende Bestuursrapportage;

  • BBV: Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;

  • cluster: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • inkomsten: totaal van de baten voor reservemutaties;

  • overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met één of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • rapportagegrens: een door de raad vastgesteld bedrag waarboven rechtmatigheidsfouten in de paragraaf bedrijfsvoering worden toegelicht;

  • rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen en raadsbesluiten;

  • rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

  • verantwoordingsgrens: een door de raad vastgesteld bedrag op basis van een percentage van de totale lasten, waarboven het college de afwijkingen moet opnemen in de rechtmatigheidsverantwoording. De verantwoordingsgrens valt binnen de bandbreedte van 0% tot 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de toevoegingen aan de reserves. De verantwoordingsgrens geldt voor afwijkingen in het kader van rechtmatigheid. Onder afwijkingen wordt verstaan fouten (dus het niet naleven van wet- en regelgeving) en afzonderlijke posten waarvan bij het college onduidelijkheid bestaat over de rechtmatigheid. Voor zowel fouten als onduidelijkheden afzonderlijk geldt hetzelfde percentage. Fouten en onduidelijkheden mogen daarbij niet bij elkaar opgeteld worden.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling en jaarplanning

  • 1.

    De raad kan een gewijzigde programma-indeling vaststellen voor het eerstvolgend begrotingsjaar uiterlijk 3 maanden voor de vaststelling van deze begroting dan wel bij aanvang van een nieuwe raadsperiode voor de begroting voor het eerstvolgend begrotingsjaar.

  • 2.

    Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college de raad een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het behandelen en het vaststellen van de jaarstukken, de Besluitvormende Bestuursrapportages (BBR) en de begroting met de meerjarenraming (de planning & control producten).

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en jaarstukken worden onder elk van de programma’s en onder het hoofdstuk ‘Algemene dekkingsmiddelen, overhead en overige posten’ de totalen van de baten en lasten weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet in totaliteit en per jaar weergegeven.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college zal indien gewenst uiterlijk in juni aan de raad een kadernota aanbieden met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders voor de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota uiterlijk in juli vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en de lasten en baten van de algemene dekkingsmiddelen, overhead en overige posten.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling worden met het vaststellen van de financiële positie door de raad nieuwe investeringen met bijbehorend investeringskrediet geautoriseerd.

  • 3.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 4.

    Aanschaf van goederen en diensten en lasten tot een bedrag van € 20.000 waarvoor geen dekking voorhanden is mogen zonder voorafgaande goedkeuring van de raad ten laste van de post onvoorzien worden gebracht voor zover deze post toereikend is.

  • 5.

    Voor een investering boven de € 200.000 waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet met bijbehorende dekking aan de raad voor.

  • 6.

    Het college informeert de raad achteraf bij de bestuursrapportages c.q. de jaarrekening over de aanschaf van goederen en dienst en de investeringen die niet bij de begroting waren voorzien en waarvoor geen voorafgaande goedkeuring van de raad conform het gestelde in lid 4 en lid 5 van dit artikel noodzakelijk was.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van de bestuursrapportages over de afwijkingen in de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De Besluitvormende Bestuursrapportage (BBR) wordt 2x per jaar aan de raad aangeboden.

  • 3.

    In de BBR wordt in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de ontwikkeling van het begrotingssaldo met de bijbehorende toelichtingen;

    • b.

      de afwijkingen in geld en/of beleid t.o.v. de vastgestelde begroting per programma en een overzicht van de algemene dekkingsmiddelen, overhead en overige posten;

    • c.

      het resultaat voor bestemming;

    • d.

      het resultaat na bestemming;

    • e.

      een rapportage op beleidsdoelen naar inhoud, tijd en/of geld.

Mutaties op:

  • f.

    de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

  • g.

    de investeringskredieten;

  • h.

    financiële risico’s.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    de aankoop van goederen, werken en diensten en lasten groter dan € 20.000 waarvoor geen dekking aanwezig is en alle investeringen groter dan € 200.000;

  • b.

    de verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 50.000 met uitzondering van bouwterreinen in bestemmingsplannen, waarvoor een exploitatie-opzet is vastgesteld en/of de verkoop is geregeld in het mandaatstatuut en/of de verkoop is geregeld in de begroting.

  • c.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties, en

  • d.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

  • 1.

    dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf en de aanvullende onderdelen zoals opgenomen in artikel 24, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten en/of onduidelijkheden) groter dan de rapportagegrens van € 350.000 nader toegelicht.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 11. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij meerjarige investeringen wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal vastgestelde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

Vaste activa worden geactiveerd en afgeschreven overeenkomstig bijlage 1 ‘Afschrijvingsbeleid’ en bijlage 2 ‘Afschrijvingstabel’ bij deze verordening.

Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor de openstaande vorderingen betreffende alle gemeentelijke belastingen en gemeentelijke heffingen wordt, in afwijking van de ‘Interne regels t.a.v. invordering privaatrechtelijke geldvorderingen’, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd, conform bijlage 3 “Voorzieningen voor oninbare vorderingen”.

  • 3.

    Voor de openstaande vorderingen betreffende alle vorderingen die voortvloeien uit de uitkeringsverstrekkingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd conform ouderdomsanalyse dan wel op basis van historische gegevens en soort verstrekking.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de wijze van dotaties (voeding) en onttrekkingen/vrijvallen (besteding);

    • c.

      de bodem en plafond hoogte van de reserve;

    • d.

      het laatste jaar van besteding.

  • 2.

    Het college neemt jaarlijks in de begroting en de jaarrekening een aparte bijlage op aangaande reserves en voorzieningen en hun verloop. Bij mutaties worden deze in de tussentijdse bestuursrapportages c.q. jaarrekening toegelicht.

Artikel 16. Integrale kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele BTW en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    De toerekening van overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, vindt plaats door middel van een opslag op de directe productieve uren volgens de volgende berekeningswijze: de relevante toe te rekenen overheadkosten van de afdeling gedeeld door de directe productieve uren van de afdeling.

  • 4.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald conform de BBV voorschriften.

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties conform de BBV voorschriften de rentekosten op basis van verhouding eigen vermogen / vreemd vermogen toegerekend.

  • 6.

    In afwijking van het eerste lid wordt bij projectfinanciering de werkelijke rentekosten toegerekend.

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de (geraamde) integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente tenminste de (geraamde) integrale kosten in rekening.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de (geraamde) integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4.

    Bij afwijking genoemd in de vorige leden, doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 5.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de (geraamde) integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

  • a.

    leveringen van goederen, diensten of werken en voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

  • b.

    een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

  • c.

    een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

  • d.

    een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

  • e.

    een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

  • f.

    een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

  • g.

    een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

  • 6.

    Raadsbesluiten zijn wel noodzakelijk bij het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden.

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet indien nodig de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte en eventuele wijzigingen van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en andere gemeentelijke leges, prijzen en heffingen.

  • 2.

    Prijzen: het college biedt indien nodig geactualiseerde nota’s aan de raad aan. In de nota’s ‘Grondbeleid’ en ‘Algemene voorwaarden met betrekking tot de uitgifte van grond’ zijn o.a. de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de kaders voor de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons opgenomen.

  • 3.

    Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit deze nota’s vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van leningen of het verstrekken van garanties de kaders in acht: zoals vastgelegd in de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) en het door de raad vastgestelde Treasurystatuut gemeente Oldambt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een garantie wordt, indien gewenst, een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

Hoofdstuk 5. Paragrafen

Artikel 20. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 21. Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf financiering de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf weerstandsvermogen de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    In deze paragraaf worden richtlijnen geformuleerd voor het kwantificeren van de risico’s en de wijze van bepaling van de noodzakelijk geachte weerstandscapaciteit in relatie tot de risico’s.

Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 24. Bedrijfsvoering

Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 9, lid 3 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • b.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • c.

    rapportage van het veelvuldig niet-naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • d.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

Artikel 25. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 26. Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Het college biedt indien nodig een geactualiseerde nota Grondbeleid en Algemene voorwaarden met betrekking tot de uitgifte van grond aan de raad aan.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 27. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de clusters;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid en de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen,

  • f.

    de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • g.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 28. Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de clusters;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de clusters over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • i.

    het beleid en interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan derden,

  • j.

    opdat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en (interne) controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd.

Artikel 29. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente.

  • 3.

    Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 30. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De geldende financiële verordening van de gemeente Oldambt, vastgesteld bij raadsbesluit van 16 november 2020, wordt ingetrokken, met dien verstande, dat die verordening niet meer van toepassing is op de jaarrekening over het boekjaar 2023. De financiële stukken voor het begrotingsjaar 2023 voldoen - voor zover mogelijk - aan deze nieuwe verordening.

Artikel 31. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt – na behoorlijk te zijn bekendgemaakt – in werking op 1 januari 2023, zijnde het begrotingsjaar 2023.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Financiële verordening gemeente Oldambt 2023”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oldambt

op 31 januari 2024.

De griffier, De voorzitter,

Jelte van der Meer Cora-Yfke Sikkema

Bijlage 1: Afschrijvingsbeleid bij artikel 13

Afschrijving vaste activa

In het BBV zijn onder meer de volgende voorwaarden opgenomen voor de afschrijving van vaste activa:

• De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het dienstjaar en slechts om gegronde redenen mogen afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast.

• Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

Het bovenstaande houdt in, dat de afschrijvingen gebaseerd dienen te zijn op de verwachte nuttigheidsduur, er sprake dient te zijn van een bestendige gedragslijn en dat de afschrijving stelselmatig moet worden bepaald.

Afschrijvingstermijn

Om te komen tot een bestendige gedragslijn is een bijlage 2 opgenomen met de afschrijvingstermijnen van de verschillende soorten activa.

De afschrijvingstermijn vangt aan in het begrotingsjaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt c.q. wordt verworven. De gerealiseerde afschrijvingen op basis van hiervan afwijkende methoden in het verleden hoeven daarop niet te worden gecorrigeerd.

Extra afschrijving c.q. herwaardering van activa

In de volgende gevallen wordt overgegaan tot extra afschrijving c.q. herwaardering:

• Administratieve vereenvoudiging.

• Tenietgaan van het actief.

• Duurzame waardevermindering.

• Voorraden/deelnemingen.

Administratieve vereenvoudiging

Het gaat hierbij om kleine investeringen met een verkrijgingprijs van minder dan € 20.000 waarbij de kosten niet aan derden worden doorberekend. Deze investeringen worden ineens afgeschreven ten laste van de rekening van baten en lasten.

Tenietgaan van het actief

Als een actief teniet gaat dient de restant boekwaarde in één keer afgeschreven te worden. Hiervan is ook sprake in het geval van verkoop van een actief.

Duurzame waardevermindering

Wanneer de waarde van een actief blijvend daalt, dient onafhankelijk van het resultaat een herwaardering plaats te vinden van het betreffende actief en indien noodzakelijk hersteld via terugname.

Voorraden/deelnemingen

Voorraden en deelnemingen moeten gewaardeerd worden tegen marktwaarde indien die lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs van het actief.

Afschrijvingsmethode

In het BBV zijn geen bepalingen opgenomen omtrent de afschrijvingsmethode. In de praktijk zijn er veel afschrijvingsmethoden. De meest voorkomende zijn de lineaire afschrijving en de annuïteiten methode.

Lineaire afschrijving

Lineaire afschrijving is een afschrijving op basis van een vast percentage van de oorspronkelijke investering. Hierbij blijft het jaarlijkse deel aan afschrijving gelijk, terwijl de rente in de loop van de tijd lager wordt. De totale kapitaallasten dalen dus in de loop van de gebruiksperiode. Hierdoor ontstaat ruimte voor in de tijd oplopende kosten, zoals onderhoudslasten. Ook kan het verschil in kapitaallasten worden gebruikt voor nieuwe investeringen. Dit is de reden dat in de praktijk vaak voor deze methode wordt gekozen.

Annuïteit

Bij deze methode blijven de totale kapitaallasten gedurende de afschrijvingstermijn gelijk; wel is in het begin de rentecomponent verhoudingsgewijs groter en aan het eind de afschrijvingscomponent. Deze methode wordt vaak toegepast wanneer er een bepaald bedrag beschikbaar is voor langere tijd om de kapitaallasten mee te dekken. Indien er geen onderhoudslasten zijn, dan kan het ook aan te bevelen zijn om voor deze systematiek te kiezen.

In principe wordt afgeschreven op basis van de lineaire afschrijvingsmethode. Hierop kan gemotiveerd worden afgeweken. Bij afwijking zal het college dit middels een raadsvoorstel ter besluitvorming aan de raad voorleggen.

Bijlage 2: Afschrijvingstabel behorende bij het investerings- en afschrijvingsbeleid

 

Keuze van de afschrijvingstermijn

Activa kunnen worden afgeschreven naar economische of technische levensduur. De economische levensduur is de periode waarin de activa naar schatting economisch kunnen worden gebruikt. De technische levensduur is de periode waarin het technisch mogelijk is de investering te gebruiken. Dezelfde activa moeten in dezelfde termijn, en volgens dezelfde methode worden afgeschreven. De afschrijvingstermijn kan nooit langer zijn als de technische levensduur.

Materiële vaste activa met economisch nut

De gemeente Oldambt heeft haar afschrijvingstermijnen voor materiële vaste activa met economisch nut gebaseerd op de verwachte economische levensduur.

Per investeringsgroep volgt hieronder een overzicht van de te hanteren afschrijvingstermijnen.

Investering

Afschrijvingstermijn

Gronden en terreinen

De grond of het terrein als zodanig

Geen afschrijving

Gebouwen

Woonruimten, schoolgebouwen, bedrijfsgebouwen en accommodaties:

Nieuwbouw – permanent

40 jaar

Wezenlijke uitbreiding – permanent

30 jaar

Nieuwbouw - semi-permanent

20 jaar

Aankoop bestaand gebouw

20 jaar

Renovatie, restauratie en vervanging constructiedelen

20 jaar

Overige levensduurverlengend onderhoud gebouwen

20 jaar

Vervanging (technische) installaties

15 jaar

Werkzaamheden, overwegend aan/op/in de grond

25 jaar

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

Riool vervangingen, verbeteringen en rioolrenovaties (relinen)

50 jaar

Bergbezinkvoorzieningen en rioolgemalen (bouwkundig)

25 jaar

Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA)

10 jaar

Rioolpompen en rioolgemalen (technische gedeelte) *

15 jaar

Vervoermiddelen

Zware motorvoertuigen zoals: vrachtwagens, tractoren, veegmachines en kranen

10 jaar

Lichte motorvoertuigen zoals: dienstauto’s en dienstbussen

6 jaar

Machines, apparaten en installaties

Materieel en gereedschappen t.b.v. buitendienst

10 jaar

Inventaris en meubilair t.b.v. bedrijfsgebouwen

10 jaar

Parkeerautomaten

10 jaar

Telefooninstallaties

5 jaar

Overige kantoorapparatuur

5 jaar

Automatiseringsapparatuur

4 jaar

Overige

1e Inrichting scholen (inventaris)

20 jaar

Minicontainers t.b.v. huisvuil

10 jaar

Ondergrondse afvalcontainers

10 jaar

* Bij die riolerings- en afvalwaterinvesteringen, waarbij de zgn. componentenbenadering niet is en ook niet zal worden toegepast, wordt een forfaitaire afschrijvingstermijn gehanteerd van 25 jaar.

Materiële vaste activa met maatschappelijk nut

Afschrijving van materiële vaste activa met maatschappelijk nut gebeurt op basis van de verwachte gebruiksduur.

Investering

Afschrijvingstermijn (maximaal)

Grond-/weg- en waterbouwkundige werken (nieuwe aanleg) 

Wegen, fietspaden, pleinen en rotondes

40 jaar

Bruggen, tunnels en viaducten

40 jaar

Waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing

40 jaar

Havens, kades, sluizen en waterkeringen

40 jaar

Openbare verlichting

40 jaar

Sport- en recreatievelden

20 jaar

Straatmeubilair

15 jaar

Kunstgrasvelden

15 jaar

Speelvoorzieningen

10 jaar

Grond-/weg- en waterbouwkundige werken (renovaties)

Wegen, fietspaden, pleinen en rotondes

25 jaar

Bruggen, tunnels en viaducten

25 jaar

Waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing

25 jaar

Havens, kades, sluizen en waterkeringen

25 jaar

Openbare verlichting – masten *

40 jaar

Openbare verlichting – armaturen *

20 jaar

Sport- en recreatievelden

15 jaar

* Openbare verlichting - waarbij de zgn. componentenbenadering niet is en ook niet zal worden toegepast, wordt een forfaitaire afschrijvingstermijn gehanteerd van 25 jaar.

Immateriële vaste activa

Investering

Afschrijvingstermijn (maximaal)

Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio van geldleningen

5 jaar

Kosten van onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief

5 jaar

Software (computerapplicaties)

5 jaar

 

Financiële vaste activa

Investering

 

Verstrekte leningen aan:

Woningcorporaties

Derden

Wel opgenomen als actief, maar niet relevant i.v.m. afschrijvingen.

Deelnemingen:

Aandelen

Geen afschrijving

 

Overig

Voor investeringen welke niet vallen onder één van de hier boven genoemde investeringsgroepen wordt als afschrijvingstermijn de economische levensduur van de investering gehanteerd.

 

Bijlage 3: Artikel 14 lid 2. Voorziening voor oninbare vorderingen

 

Ouderdom vorderingen in jaren

Percentage dubieusheid

0

0

1

10

2

30

3

70

4 en ouder

100