Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwolle

Beleidsregels leerlingenvervoer Gemeente Zwolle 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwolle
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels leerlingenvervoer Gemeente Zwolle 2024
CiteertitelBeleidsregels leerlingenvervoer Gemeente Zwolle 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur en organisatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-202401-04-2024nieuwe regeling

12-03-2024

gmb-2024-188168

cb 12-03.2024

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer Gemeente Zwolle 2024

Gemeente Zwolle, bekendmaking beleidsregel leerlingenvervoer Gemeente Zwolle 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle,

Besluiten 12 maart 2024

De beleidsregel vast te stellen.

1.1 Paragraaf 1 algemeen

 

Artikel 1. Definities

(Uitwerking artikel 1 van de Verordening Leerlingenvervoer)

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet in deze beleidsregels worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Zwolle 2024.

Artikel 2. Leerling met een beperking

  • 1.

    Waar in de Verordening en deze Beleidsregels gesproken wordt van een beperking, wordt een structurele beperking in het functioneren bedoeld. Dat betekent dat verwacht wordt dat die beperking langer dan 6 maanden aaneengesloten zal duren. Het gaat hierbij dus niet om de leerling met een gebroken been of de leerling die af en toe wegens omstandigheden niet naar school kan komen.

  • 2.

    Niet alle leerlingen met een structurele beperking hebben per definitie ook een structurele vervoersbeperking. Per situatie wordt beoordeeld wat de mogelijkheden zijn van de leerling om zelfstandig te (leren) reizen met de fiets of het openbaar vervoer.

Artikel 3. Uitgangspunten

Bij de behandeling van een aanvraag voor leerlingenvervoer geldt een aantal algemene uitgangspunten. Deze uitgangspunten blijken ook uit de onderstaande artikelen van deze beleidsregels in combinatie met de Verordening Leerlingenvervoer gemeente Zwolle 2024.

  • a.

    Leerlingen reizen zo zelfstandig en veilig mogelijk naar school; Niet de beperkingen, maar de mogelijkheden van de leerling en de ouders staan centraal;

  • b.

    Leerlingenvervoer draagt bij aan de groei naar zelfstandigheid van leerlingen;

  • c.

    Het gebruik van fiets en openbaar vervoer wordt gestimuleerd;

  • d.

    De goedkoopst passende oplossing van leerlingenvervoer wordt toegewezen.

Artikel 4. Vormen van leerlingenvervoer

  • 1.

    Het leerlingenvervoer kan toegekend worden in de volgende vormen:

    • a.

      Een fietskilometervergoeding, al dan niet met een vergoeding voor begeleiding;

    • b.

      Een vergoeding voor het gebruik van het openbaar vervoer, al dan niet met een vergoeding voor begeleiding;

    • c.

      Een kilometervergoeding voor de inzet van de eigen auto van de ouder;

    • d.

      Aangepast vervoer.

  • 2.

    Er is afstemming met de ouders en eventueel een deskundige over de meest passende bekostigingsvorm of combinatie van vormen.

  • 3.

    Het college mag een alternatieve vorm van vervoer toekennen als dit beter past bij de situatie.

Artikel 5. Redenen voor het toekennen van leerlingenvervoer

Leerlingenvervoer kan op basis van een van de volgende redenen worden toegekend:

  • 1.

    De afstand tot de dichtstbijzijnde school: de leerling heeft geen beperking; de dichtstbijzijnde school ligt verder weg dan de in de verordening vastgestelde kilometergrens van het woonadres (meer dan 6 km);

  • 2.

    Een combinatie van afstand en passende school: de leerling is niet beperkt, de dichtstbijzijnde school sluit niet aan bij de levensovertuiging van de ouders. De dichtstbijzijnde school die daar wel bij aansluit ligt verder weg van het woonadres dan de in de verordening vastgestelde kilometergrens (meer dan 6 km.).

  • 3.

    De leerling heeft een beperking: een leerling kan vanwege zijn of haar beperking niet zelfstandig reizen naar school. Hierbij speelt de reisafstand naar school geen rol.

  • 4.

    Combinatie leerling met een beperking en passende school: een leerling kan vanwege zijn of haar beperking niet zelfstandig reizen naar school; de dichtstbijzijnde school met een passend aanbod sluit niet aan bij de levensovertuiging van de ouders.

Artikel 6. Volgorde toekennen leerlingenvervoer

Bij het beoordelen van welke vorm van leerlingenvervoer wordt toegekend wordt de volgende volgorde aangehouden:

  • 1.

    Als een leerling, eventueel onder begeleiding, kan fietsen, wordt een fietsvergoeding verstrekt.

  • 2.

    Als fietsen, eventueel onder begeleiding, niet lukt, maar een leerling kan, eventueel onder begeleiding, met het openbaar vervoer reizen, dan worden de kosten voor het openbaar vervoer vergoed.

  • 3.

    Als fietsen en het openbaar vervoer, zelfstandig of met begeleiding, niet lukt, wordt aan de ouders gevraagd of zij de leerling met de eigen auto kunnen vervoeren. Hiervoor ontvangen ouders een kilometervergoeding.

  • 4.

    Als fietsen en het openbaar vervoer, zelfstandig of met begeleiding, of vervoer met eigen auto niet lukt, wordt aangepast vervoer toegekend. Als het nodig is zorgen ouders hierbij voor de begeleiding van de leerling.

  • 5.

    Als er begeleiding nodig is bij het fietsen of het openbaar vervoer, dan ontvangt de begeleider een vergoeding. Deze vergoeding is gebaseerd op de afstand die de leerling aflegt.

1.2 Paragraaf 2 Aanvraagprocedure

 

Artikel 7. Aanvraag

(Uitwerking artikel 4 van de Verordening Leerlingenvervoer)

  • 1.

    Een aanvraag leerlingenvervoer wordt digitaal ingediend via het e-formulier op de website van gemeente Zwolle.

  • 2.

    Voor de beoordeling van de aanvraag voor leerlingenvervoer is het noodzakelijk dat ouders bij de aanvraag motiveren waarom een leerling wel/niet zelfstandig of onder begeleiding met de fiets of het openbaar vervoer naar school kan reizen.

  • 3.

    Als er sprake is van een beperking, dan kan het college de ouders vragen een advies bij te voegen van een deskundige waarin staat omschreven waarom en voor welke duur de leerling niet zelfstandig of onder begeleiding kan reizen met de fiets of het openbaar vervoer.

  • 4.

    Als de bijgevoegde adviezen, ook na telefonische toelichting, niet voldoende kunnen worden beoordeeld, wordt door het college een onafhankelijk adviesbureau ingeschakeld.

Artikel 8. Advies van deskundigen

  • 1.

    Scholen zijn verplicht om een ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) op te stellen voor een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte. De school deelt het plan met de ouders en werkt het elk jaar bij.

  • 2.

    Op basis van het OPP kan de school het college adviseren over de ondersteuningsbehoefte van de leerling bij het zelfstandig reizen. De mate waarin de school met de fiets of het openbaar vervoer goed te bereiken is speelt daarbij een rol.

  • 3.

    Het college houdt de mogelijkheid om een objectieve toets te doen op het advies van de school. Hiervoor wordt een onafhankelijk adviesbureau ingeschakeld.

  • 4.

    Het college beslist over het recht op leerlingenvervoer.

  • 5.

    De school kan gevraagd worden om een verklaring voor de keuze voor een andere school dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

  • 6.

    Als het gaat om hoogbegaafden onderwijs wordt er standaard een verklaring vanuit de school gevraagd, waarin is opgenomen dat er sprake is van hoogbegaafdheid en in welke mate en welk onderwijstype (bijvoorbeeld plusklas of voltijds onderwijs gericht op hoogbegaafde leerlingen) er specifiek nodig is voor deze leerling.

Artikel 9. Gesprek over zelfstandigheid

(Uitwerking artikel 5 verordening Leerlingenvervoer)

  • 1.

    Het college wil zelfstandig(er) reizen stimuleren en helpen mogelijk te maken.

  • 2.

    Het is niet voor iedere leerling uit de doelgroep mogelijk, maar waar het wel kan wordt het zelfstandig reizen bevorderd.

  • 3.

    Op ieder moment kunnen ouders en leerlingen met het college in gesprek gaan over de mogelijkheden om (meer) zelfstandig te gaan (leren) reizen.

  • 4.

    Ook het college kan hiervoor contact opnemen met ouders en leerlingen al dan niet via de school.

  • 5.

    Het college overlegt altijd met de school over de leermogelijkheden van de leerling.

Artikel 10. Vervoersontwikkelingsplan

  • 1.

    Het college stelt na onderzoek samen met de leerling en de ouders een vervoersontwikkelingsplan op. Het proces van reizen met aangepast vervoer naar (zelf) met de fiets of het openbaar vervoer verloopt stapsgewijs en op het tempo van de leerling.

  • 2.

    In het vervoersontwikkelingsplan staat:

    • a.

      De huidige manier van reizen naar school;

    • b.

      Mogelijkheden van de leerlingen om gebruik te gaan maken van fiets en/of het openbaar vervoer;

    • c.

      Wat er nodig is om zelfstandig(er) te gaan reizen;

    • d.

      Welke rol ouders hierin hebben;

    • e.

      Welke ondersteuning wordt ingezet;

    • f.

      Afspraken over de opbouw, de periode en vergoeding.

  • 3.

    Als het nodig is om te oefenen met de leerling, zijn ouders en het eigen netwerk de eerste aangewezenen om dit te doen.

  • 4.

    Als er geen adequate ondersteuning kan komen uit het eigen netwerk, kan er gekeken worden naar de mogelijkheden van de inzet van een leertraject zelfstandig leren reizen met inzet van de Reiskoffer.

  • 5.

    Er zijn verschillende vormen van ondersteuning mogelijk om leerlingen zelfstandig te leren reizen.

  • 6.

    Tot en met groep 6 is de mogelijkheid voor het opstellen van een vervoersontwikkelingsplan een vrijblijvend aanbod. Vanaf groep 7 en in het VSO kan het een verplicht leertraject zijn.

  • 7.

    Tijdens het leertraject kan de toekenning van het type vervoersvoorziening (tijdelijk) worden aangepast. Als het zelfstandig(er) reizen toch niet haalbaar blijkt, dan is er (weer) aanspraak op het type vervoersvoorziening die het meest passend is.

1.3 Paragraaf 3. Herziening, opschorting, intrekking of terugvordering van de vervoersvoorziening

 

Artikel 11. Wijzigingen doorgeven

Uitwerking artikel 6 van de Verordening Leerlingenvervoer)

  • 1.

    Ouders moeten het college via het e-formulier op de website van gemeente Zwolle zo snel mogelijk op de hoogte brengen van alle wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de toewijzing van het leerlingenvervoer.

  • 2.

    Wijzigingen die van invloed kunnen zijn:

    • a.

      De reistijd, bijvoorbeeld verandering in het openbaar vervoer;

    • b.

      Het woonadres van de leerling, bijvoorbeeld verhuizing;

    • c.

      Verandering in de gezinssamenstelling, bijvoorbeeld door scheiding of overlijden;

    • d.

      De gezinssituatie, bijvoorbeeld situaties die van invloed zijn op het begeleiden van de leerling;

    • e.

      Het adres van de school, bijvoorbeeld verhuizing;

    • f.

      De schooltijden en vakanties van de school;

    • g.

      Verandering school, bijvoorbeeld van speciaal onderwijs naar voortgezet speciaal onderwijs;

    • h.

      Een toekenning van bekostiging van het vervoer op grond van de Wet WIA, of op grond van andere wet- en regelgeving.

  • 3.

    Bij spoedsituaties kunnen wijzigingen doorgegeven worden via het telefoonnummer of emailadres van het team leerlingenvervoer. Bijvoorbeeld bij een crisisuithuisplaatsing.

Artikel 12. Omgaan met onaanvaardbaar gedrag

(Uitwerking artikel 6 van de Verordening Leerlingenvervoer)

  • 1.

    De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de minderjarige leerling in het aangepast vervoer ligt bij de ouders. Zij moeten de gelegenheid krijgen de leerling te begeleiden bij het vervoer.

  • 2.

    De vervoerder verstrekt bij de start van het aangepast vervoer én bij de start van het nieuwe schooljaar spelregels die gelden voor het aangepast vervoer. Eén van de spelregels is dat leerlingen zich gedragen in het vervoer.

  • 3.

    Helaas komt het voor dat leerlingen onaanvaardbaar gedrag vertonen in het vervoer. Het kan zijn dat een leerling zich structureel niet gedraagt of gedrag in een extreme vorm laat zien.

  • 4.

    Bij onaanvaardbaar gedrag kan de toegang tot het leerlingenvervoer (tijdelijk) worden ontzegd.

  • 5.

    Onaanvaardbaar gedrag kan leiden tot directe schorsing van het vervoer. De verantwoordelijkheid voor het vervoer ligt vervolgens per direct bij de ouders.

  • 6.

    Onder onaanvaardbaar gedrag wordt verstaan: fysiek geweld of dusdanige dreiging dat de veiligheid van de chauffeur en medereizigers in het geding is.

Artikel 13. Procedure bij onaanvaardbaar gedrag

Uitwerking artikel 6 van de Verordening Leerlingenvervoer)

  • 1.

    Incidenten worden in beginsel door de vervoerder opgelost, waarbij de vervoerder een logboek bijhoudt. De vervoerder legt het volgende vast:

    • a.

      Een omschrijving van het incident;

    • b.

      Datum en tijdstip;

    • c.

      De ondernomen acties.

  • 2.

    De procedure bij onaanvaardbaar gedrag in de taxi is:

    • a.

      De chauffeur meldt het incident direct bij de vervoerder;

    • b.

      De vervoerder neemt telefonisch contact op met de ouders en vertelt wat er is gebeurd en hoort de kant van het verhaal van ouders;

    • c.

      De vervoerder beslist wat het gevolg is van het incident en vertelt dit aan de ouders. Daarnaast wordt ook verteld aan de ouders dat het college op de hoogte wordt gebracht van het incident.

  • 3.

    Een gevolg van onaanvaardbaar gedrag kan zijn:

    • a.

      Mondelinge waarschuwing: een gesprek met de ouders waarbij het gedrag wordt besproken is voldoende. Bij een eerste voorval wordt een mondelinge waarschuwing opgelegd;

    • b.

      Schriftelijke waarschuwing: het gedrag is zodanig dat er een schriftelijke waarschuwing wordt gegeven waarin het gedrag wordt benoemd en ook wat de gevolgen zijn wanneer er opnieuw een misdraging plaatsvindt in het vervoer. Wanneer de leerling eerder een mondelinge waarschuwing heeft gekregen, wordt bij een tweede voorval een schriftelijke waarschuwing gegeven;

    • c.

      Schorsing: de misdraging in het vervoer is dusdanig ernstig dat een tijdelijke schorsing in het vervoer wordt gegeven. Een schorsing kan per direct worden opgelegd bij ernstige misdraging. Wanneer er geen ernstige misdraging heeft plaatsgevonden, kan een schorsing enkel worden opgelegd, nadat eerder een mondelinge én schriftelijke waarschuwing aan de leerling is gegeven. De schorsing duurt 2 dagen of meer afhankelijk van de gedraging.

  • 4.

    De vervoerder informeert het college per mail over ieder incident en over de uitkomst van het gesprek met de ouders.

  • 5.

    Daarnaast geven zij aan wat het gevolg is van het incident. In de mail vanuit de vervoerder naar het college wordt een eventuele brief die door de vervoerder aan de ouders wordt verstuurd, toegevoegd.

  • 6.

    Het college rapporteert te allen tijde in het dossier van de leerling over het incident en over het gevolg hiervan. De mail vanuit de vervoerder wordt bij het dossier toegevoegd.

  • 7.

    Wanneer er een incident plaatsvindt met uiteindelijk een schorsing als gevolg, neemt het college binnen twee werkdagen contact op met de ouders, de school en met de vervoerder om te bespreken hoe het vervoer in de toekomst kan verbeteren. De gemaakte afspraken worden schriftelijk bevestigd aan ouders en aan de vervoerder.

  • 8.

    Wanneer de leerling zich blijft misdragen, kan het college overgaan tot het besluit de leerling de toegang tot het vervoer te ontzeggen. Het leerlingenvervoer zal dan worden beëindigd, omdat de veiligheid in het vervoer niet meer kan worden gewaarborgd.

Artikel 14. Niet of te laat afmelden van een rit

Uitwerking artikel 6 van de Verordening Leerlingenvervoer)

  • 1.

    Het niet of te laat afmelden van een rit wordt door de vervoerder een loosmelding genoemd. Een loosmelding houdt in dat een leerling niet aanwezig is op het opstappunt of ophaaladres of dat er niemand aanwezig is op het afzetadres om de leerling op te vangen.

  • 2.

    Als de leerling niet aanwezig is op het ophaalpunt of het ophaaladres, dan meldt de chauffeur dit direct aan de vervoerder.

  • 3.

    De vervoerder neemt contact op met de ouders om te achterhalen wat de reden van afwezigheid is.

  • 4.

    Bij herhaalde loosmeldingen, wordt het college geïnformeerd en wordt de volgende procedure door het college gevolgd:

    • a.

      Het college start een onderzoek. In het kader van dat onderzoek spreekt de medewerker van het college met vervoerder, uitvoerende chauffeur, ouders en/of de school.

    • b.

      Als na onderzoek blijkt dat er sprake is van verwijtbaar onaanvaardbaar gedrag van de leerling of de ouders volgt een eerste waarschuwingsbrief aan ouders.

    • c.

      Als na onderzoek blijkt dat het onaanvaardbaar gedrag terug te voeren is op de beperking van de leerling en dus aan de leerling niet kan worden toegerekend, dan wordt met de vervoerder, de ouders en eventueel school een passende afspraken gemaakt om herhaling te voorkomen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het inzetten van begeleiding naar opstappunt, begeleiding in aangepast vervoer of inzet van eigen vervoer. Deze afspraken worden door het college schriftelijk bevestigd aan ouders en de vervoerder.

    • d.

      Als er na de situaties genoemd onder b. en c. opnieuw sprake is van herhaaldelijk niet of te laat afmelden voor een rit, kan het college dit melden bij Leerplicht en het sociaal wijkteam.

Artikel 15. Terugvordering

Uitwerking artikel 6 van de Verordening Leerlingenvervoer)

Ten onrechte ontvangen vergoedingen voor leerlingenvervoer zullen van de ouders worden teruggevorderd.

1.4 Paragraaf 4. Beoordeling van de aanspraak op een vervoersvoorziening

 

Artikel 16. Stroomschema leerlingenvervoer

Om vast te stellen voor welke vervoersvoorziening een leerling in aanmerking komt, wordt bij de beoordeling het volgende stroomschema gevolgd. Een combinatie van vergoedingen is mogelijk. Er kan gemotiveerd worden afgeweken van de uitkomst, als dat meer passend is bij de situatie.

Artikel 17. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

(Uitwerking artikel 7 van de Verordening Leerlingenvervoer)

  • 1.

    Ouders zijn vrij om hun kind naar elke school van hun keus te laten gaan, maar in het kader van het leerlingenvervoer hoeft alleen een vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde, toegankelijke school te worden verstrekt.

  • 2.

    Het uitgangspunt blijft dat de leerling de dichtstbijzijnde toegankelijke school bezoekt, ook als er op het moment van aanvraag sprake is van een wachtlijst bij de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Bij de herbeoordeling van het leerlingenvervoer wordt gekeken of de leerling alsnog over kan gaan naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school waar eerder sprake was van een wachtlijst.

Artikel 18. Afstandsgrens

(Uitwerking artikel 8 van de verordening leerlingenvervoer)

  • 1.

    Leerlingenvervoer wordt toegekend als de afstand tot dichtstbijzijnde toegankelijke school meer is dan 6 kilometer van het woonadres waar de leerling staat ingeschreven. Deze afstand wordt berekend met de ANWB-routeplanner met de instellingen: kortste route, vervoermiddel reguliere fiets.

  • 2.

    De afstandsgrens van 6 kilometer geldt niet voor leerlingen met een beperking. Als er sprake is van een vervoersprobleem komen deze leerlingen ook voor kortere afstanden in aanmerking voor een vorm van leerlingenvervoer.

Artikel 19. Opstapplaats

(Uitwerking artikel 9. Van de verordening leerlingenvervoer)

Als er een aangepast vervoer wordt toegekend, wijst het college een opstapplaats aan. Deze opstapplaats ligt nooit verder dan 1 kilometer van het woonadres of het eventuele tweede afzetadres van de leerling.

Artikel 20. Tweede opstap- of afzetadres

Het college verstrekt alleen bekostiging van vervoer naar een ander adres dan de woning als aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • a.

    Een leerling heeft recht op leerlingenvervoer;

  • b.

    Het tweede adres zorgt niet voor meerkosten voor het college;

  • c.

    Het opstap- of afzetadres is structureel. Structureel betekent in dit verband dat er sprake moet zijn van een vast, (twee-) wekelijks terugkerend patroon;

  • d.

    Het tweede adres bevindt zich binnen de gemeente Zwolle;

  • e.

    Er is geen voorliggende voorziening die het vervoer van het tweede adres naar school of van school naar het tweede adres bekostigt.

1.5 Paragraaf 5. Verstrekking aard en omvang van de vervoervoorziening

 

Artikel 21. Begeleiding bij het vervoer

(Uitwerking artikel 17 verordening leerlingenvervoer)

  • 1.

    Wanneer een leerling begeleiding nodig heeft tijdens het vervoer naar school, is dat primair een taak en verantwoordelijkheid van de ouders. Als zij niet in staat zijn de leerling te begeleiden, dan moeten zij zelf voor een oplossing zorgen. Werk van ouders ontslaat ouders niet van deze verantwoordelijkheid.

  • 2.

    Er kan aangepast vervoer worden toegewezen, als de draaglast voor ouders te groot is om te kunnen begeleiden. In dat geval wordt van ouders niet gevraagd om de leerling te begeleiden en wordt aangepast vervoer toegewezen. De draaglast wordt per geval bekeken en beoordeeld.

  • 3.

    Van een te grote draaglast kan bijvoorbeeld sprake zijn als:

    • a.

      Het een eenoudergezin betreft waarin een tweede kind aanwezig is dat door een beperking extra zorg van de ouder nodig heeft. Het tweede kind kan daardoor niet alleen naar school of alleen thuisblijven.

    • b.

      De andere ouder (die op een ander adres woonachtig is) is niet in staat de benodigde begeleiding naar school te verzorgen en er geen andere oplossingen binnen het netwerk aanwezig zijn;

    • c.

      Er is vastgesteld dat er medische redenen zijn die ouders belemmeren de leerling te begeleiden en er geen andere oplossingen binnen het netwerk aanwezig zijn;

    • d.

      Een ouder/begeleider meer dan 2 uur per dag kwijt is aan het begeleiden van de leerling op de fiets of in het openbaar vervoer en de school meer dan 6 kilometer van de woning ligt.

  • 4.

    Voor de beoordeling kan een (medische) deskundige worden ingeschakeld.

Artikel 22. Uitbetaling van de vervoersvergoeding

(Uitwerking artikel 4 lid 8, artikel 15,16 en 18 van de Verordening Leerlingenvervoer)

  • 1.

    De vergoeding voor leerlingenvervoer wordt aan het einde van elke maand (dus achteraf) uitbetaald.

  • 2.

    De vergoeding wordt uitbetaald over een periode van 10 maanden van september tot en met juni. In juli en augustus wordt er geen vergoeding uitbetaald.

  • 3.

    De vervoersbewijzen moeten worden bewaard, het college kan deze opvragen.

Artikel 23. Eigen bijdrage

(Uitwerking artikel 21 en 22 van de Verordening Leerlingenvervoer)

  • 1.

    Voor leerlingen waarvan de ouders een inkomen hebben boven de inkomensgrens blijven de kosten van vervoer voor de eerste 6 kilometer voor rekening van de ouders. Ouders betalen een eigen bijdrage.

  • 2.

    De *inkomensgrens wordt ieder jaar in maart door de VNG vastgesteld.

  • 3.

    De hoogte van de eigen bijdrage is gebaseerd op de kosten van openbaar vervoer over 6 kilometer.

  • 4.

    De eigen bijdrage is €1,07 per rit/€428,00 per schooljaar.

  • 5.

    Het bedrag van €1,07 per rit is gebaseerd op de tarieven van het openbaar vervoer en prijzen vanaf 1 januari 2023 (rrreis.nl). De opbouw is als volgt:

  • - opstaptarief €1,08

  • - 6 kilometer x €0,20= €1,20

  • - €2,28 - 47,2% korting (4-11 jaar)= €1,07

  • - 200 schooldagen x €1,07x2(heen en terug)= €428,00 per jaar

  • 6.

    De eigen bijdrage kan worden bijgesteld als de kosten van het openbaar vervoer veranderen.

  • 7.

    De eigen bijdrage wordt niet opgelegd bij een fietsvergoeding of een vergoeding voor het openbaar vervoer.

  • 8.

    Leerlingen met een beperking betalen geen eigen bijdrage.

Artikel 24. Draagkrachtafhankelijke bijdrage

(Uitwerking artikel 22 verordening leerlingenvervoer)

  • 1.

    In bepaalde gevallen wordt een draagkrachtafhankelijke bijdrage opgelegd als de afstand tussen woning en dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 kilometer bedraagt. De hoogte van de draagkrachtafhankelijke bijdrage wordt opgelegd op basis van de bedrage die zijn opgenomen in het overzicht dat jaarlijks in maart door de VNG wordt vastgesteld.

Artikel 25. Intrekking, overgangsregeling en inwerkingtreding

(Artikel 26, 27 en 28 van de Verordening Leerlingenvervoer)

  • 1.

    De Beleidsregels leerlingenvervoer 2015 blijven van toepassing op besluiten die vóór de inwerkingtredingsdatum van deze Beleidsregels zijn afgehandeld.

  • 2.

    Op aanvragen die nog niet zijn afgehandeld vóór de inwerkingtreding van deze Beleidsregels, wordt beslist op grond van deze Beleidsregels.

  • 3.

    De Beleidsregels Leerlingenvervoer Zwolle 2015 worden ingetrokken op de datum dat deze Beleidsregels in werking treden.

  • 4.

    Deze Beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 12 maart 2024

P. Snijders, burgemeester

D. Emmer, secretaris