Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Opmeer

Regeling budgetbeheer gemeente Opmeer 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOpmeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling budgetbeheer gemeente Opmeer 2024
CiteertitelRegeling budgetbeheer gemeente Opmeer 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Regeling Budgetbeheer gemeente Opmeer 2014.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Algemene wet bestuursrecht
  3. Financiële verordening gemeente Opmeer 2023
  4. Mandaatregeling college en burgemeester Opmeer
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-202401-01-2024nieuwe regeling

12-03-2024

gmb-2024-187645

Z24000209

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling budgetbeheer gemeente Opmeer 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer

gelet op:

 

de Gemeentewet;

 

de Algemene wet bestuursrecht;

 

de Financiële verordening gemeente Opmeer;

 

de Mandaatregeling college en burgemeester Opmeer;

 

besluiten:

 

vast te stellen de “Regeling budgetbeheer gemeente Opmeer 2024”.

 

Begrippenkader

Budgetbeheer

Het geheel van maatregelen om een goed beheer van de gemeentelijke budgetten te waarborgen.

 

Budget

Een budget geeft aan hoeveel geld er beschikbaar is voor een bepaalde periode voor een specifieke taak op basis van de Programmabegroting waarvoor een bepaalde functionaris verantwoordelijk is.

 

Exploitatiebudget

Een hoeveelheid middelen voor het uitvoeren van (jaarlijks) terugkerende taken. Een exploitatiebudget is een jaarlijks budget.

 

Investeringsbudget/-krediet

Een hoeveelheid middelen voor het doen van éénmalige uitgaven, waarvan het nut zich uitstrekt over meerdere jaren (= investering). De aan de investering verbonden lasten worden toegerekend aan de periode waarin de investering nut heeft. De investeringen worden onderscheiden in vervangingsinvesteringen (categorie A) en uitbreidings- en/of nieuwe investeringen (categorie B).

 

Budgethouder

Een budgethouder is een secretaris, adjunct-secretaris, afdelingshoofd of eventuele andere medewerker. Een budgethouder is voor het college van burgemeester en wethouders aanspreekbaar en verantwoording verschuldigd voor alle aan hem/haar toevertrouwde budgetten per programma of onderdelen daarvan.

De budgethouder is bevoegd tot het aangaan van een verplichting inzake uitvoering van werken, leveringen van goederen en verlening van diensten ten behoeve van de gemeente.

 

Budgetbeheerder

Een budgetbeheerder is een medewerker die op basis van mandatering verantwoordelijk is voor het hiervoor toegekende budget.

 

Verplichting

Dit is het aangaan van een overeenkomst tot levering van werken, goederen en diensten aan of door de gemeente Opmeer. Voor de definiëring van de termen “werken, leveringen en diensten” wordt verwezen naar de richtlijnen met betrekking tot Europees aanbesteden en het “Inkoophandboek” gemeente Opmeer.

 

Budgetsubstitutie

Het verschuiven van budgetten in een boekjaar binnen de autorisatiegrenzen (gemeenteraad tussen programma’s en producten, het college binnen programma’s en tussen producten, respectievelijk budgethouders binnen producten uitgezonderd de in artikel 6 lid 3 genoemde kostensoorten.)

 

Mandaat

De bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.

Waar in deze regeling en bijbehorende toelichting wordt gesproken over “mandaat”, kan dit ook worden gelezen als “volmacht” of “machtiging” (zie artikel 2 van de “Mandaatregeling college en burgemeester Opmeer”).

Artikel 1 – Rol budgethouder

  • 1.

    De secretaris, adjunct-secretaris en/of afdelingshoofden zijn budgethouder.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan daarnaast andere medewerkers aanwijzen als budgethouder.

  • 3.

    De rol van budgethouder en budgetbeheerder vindt plaats op basis van de taakomschrijving en is derhalve niet persoonsgebonden.

  • 4.

    De koppeling van budgethouders en budgetbeheerders aan producten wordt door de eenheid Financiën in een register vastgelegd.

Artikel 2 – Verantwoordelijkheid van de budgethouder

  • 1.

    De budgethouder is op basis van mandatering verantwoordelijk voor te leveren producten en diensten door de gemeente en de efficiënte, effectieve en rechtmatige besteding van het hiervoor toegekende budget.

  • 2.

    De budgethouder legt op voorspraak van de budgetbeheerder verantwoording af over de voortgang in de realisatie van beleidsvoornemens en het verloop van de budgetten. Deze verantwoording geschiedt in de vorm van tussentijdse rapportages en een eindrapportage (jaarverslag), conform de P&C-cyclus.

  • 3.

    Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast het college van burgemeester en wethouders met het vaststellen van de productenrealisatie de budgethouder van zijn verantwoordelijkheid.

Artikel 3 – Bevoegdheid van de budgethouder

  • 1.

    De budgethouder heeft op basis van mandatering de beschikkingsbevoegdheid over het toegekende budget. Dit betekent dat hij bevoegd is tot het aangaan van overeenkomsten inzake uitvoering van werken, leveringen van goederen en verlening van diensten ten behoeve van de gemeente. Hierbij moet voldaan worden aan hetgeen gesteld is in de interne regels voor inkoop en aanbesteden.

  • 2.

    Indien een verplichting meer dan €50.000 bedraagt dient een budgethouder deze aan te gaan.

  • 3.

    Voor het aangaan van een verplichting vanaf de Europese aanbestedingsgrens dient het college te besluiten.

  • 4.

    Van de beschikkingsbevoegdheid zijn de niet-beïnvloedbare kosten (kapitaallasten, en stortingen/onttrekkingen aan reserves/-voorzieningen) uitgezonderd. Deze kosten liggen vast.

  • 5.

    De beschikkingsbevoegdheid is gelimiteerd tot het beschikbare bedrag van het (in de primaire begroting en separate wijzigingen opgenomen) toegekende exploitatie- en investeringsbudget. Daarnaast moet de verplichting rechtstreeks verband houden met de aan het budget gekoppelde taakstelling.

  • 6.

    Ten laste van het investeringsbudget, categorie A mogen verplichtingen worden aangegaan als de desbetreffende investering door het college bij afzonderlijk besluit is goedgekeurd.

  • 7.

    Ten laste van het investeringsbudget, categorie B mogen verplichtingen worden aangegaan als de desbetreffende investering door de raad bij afzonderlijk besluit is goedgekeurd.

  • 8.

    Bij afwezigheid of verhindering van de budgethouder en/of budgetbeheerder wordt zijn bevoegdheid uitgeoefend door de hiërarchisch gelijkwaardige of hogere functie.

Artikel 4 – Taken van de budgetbeheerder

  • 1.

    Tot de taken van de budgetbeheerder behoren alle activiteiten die uitgevoerd moeten worden om invulling te geven aan zijn verantwoordelijkheid en bevoegdheid.

  • 2.

    Waarbij het bedrag van de verplichting niet hoger mag zijn dan € 50.000. Indien dit wel het geval is dan dient de budgethouder de verplichting aan te gaan.

  • 3.

    Tot zijn taken worden o.a. gerekend:

    • het verstrekken van juiste, tijdige en volledige informatie ten behoeve van de instrumenten in de planning- en controlcyclus; dit betekent dat de budgetbeheerder zowel financiële als beleidsmatige informatie verstrekt ten behoeve van de planning, de uitvoering, de tussentijdse rapportage en de verantwoording;

    • het aangaan van verplichtingen ten laste van, resp. het opleggen van vorderingen (bijv. leges, huren, pachten, specifieke uitkeringen, etc.) ten gunste van het toegekende budget;

    • het (gevraagd) tijdig kunnen bieden van een actueel en volledig inzicht in de aangegane verplichtingen en verleende opdrachten ten laste van het toegekende budget;

    • controle van een ingekomen factuur op de juiste levering van goederen en diensten; (zie de toelichting bij artikel 4, pagina 11);

    • het accorderen en coderen van de ingekomen factuur, resp. de opgelegde vordering; (zie de toelichting bij artikel 4, pagina 11);

    • het tijdig via de budgethouder verstrekken van informatie aan het college van burgemeester en wethouders over gesignaleerde c.q. te verwachten afwijkingen van het toegekende budget; dit betreft zowel over- en onderschrijding van het budget als een afwijking in de realisatie van de doelstellingen; deze informatieverstrekking dient in een zo vroeg mogelijk stadium plaats te vinden;

  • 4.

    Bij de uitvoering van zijn taken houdt de budgetbeheerder rekening met interne beleid en externe richtlijnen.

Artikel 5 – Wijzigen van het budget

  • 1.

    De budgethouder heeft geen bevoegdheid om het budget of de daaraan gekoppelde taakstelling te wijzigen behoudens het gestelde in artikel 6 lid 2.

  • 2.

    Indien het budget niet toereikend is moet vooraf bij het bevoegde orgaan aanvullende budgetruimte worden gevraagd (zie voor de procedure, de toelichting bij artikel 5, pagina 12).

Artikel 6 – Budgetsubstitutie

  • 1.

    De budgethouder heeft geen bevoegdheid tot het tussen of binnen programma’s verschuiven van budgetten. Dit is een bevoegdheid van de gemeenteraad, resp. het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De budgethouder is wel bevoegd binnen het toegekende budget voor een product te schuiven met kostensoorten (= kostensubstitutie).

  • 3.

    Aan deze bevoegdheid zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • de aan het budget verbonden taakstelling wordt gerealiseerd;

    • incidentele budgetten mogen niet worden aangewend voor structurele uitgaven;

    • een budget ten behoeve van uitgaven mag niet worden gecompenseerd met een budget ten behoeve van een andere categorie inkomsten;

    • de volgende kostensoorten zijn van substitutie uitgesloten: subsidies, reserveringen, kapitaallasten (rente en afschrijving), salariskosten, stortingen/onttrekkingen aan reserves en/of voorzieningen en verplichte uitgaven.

    • budgetsubstitutie wordt op initiatief van de budgethouder vastgelegd in een administratieve begrotingswijziging.

Artikel 7 – Overhevelen van het budget naar volgende jaren

  • 1.

    Een exploitatiebudget kan niet worden overgeheveld naar het volgende jaar (de uitzondering is beschreven in lid 2). Budgetoverschotten en –tekorten vallen in het rekeningsaldo van het betreffende jaar. De raad bepaalt de aanwending van het rekeningsaldo.

  • 2.

    Een incidenteel uitgavenbudget dat in het begrotingsjaar niet volledig is besteed, kan door tussenkomst van het college en onder opgave van redenen voor het niet gebruikte deel slechts worden overgeheveld naar het volgende begrotingsjaar onder de voorwaarden dat:

    • de gevraagde ruimte binnen het budget aanwezig is en in de begroting voor het volgende jaar voor diezelfde prestatie geen of onvoldoende middelen zijn opgenomen, én

    • de overheveling is opgenomen in de Najaarsnota, én

    • het een uitgavenbudget betreft van € 10.000 of meer.

  • Alleen in die gevallen waarin aantoonbaar kan worden vastgesteld dat de betreffende budgetoverheveling niet op of vóór 1 oktober van het betreffende begrotingsjaar kon worden gesignaleerd, kan afzonderlijk een beredeneerd voorstel tot resultaatbestemming bij de jaarrekening aan de gemeenteraad worden voorgelegd

  • 3.

    Een budget voor incidentele middelen (niet een investering zijnde) vervalt als de middelen niet zijn ingezet in het jaar volgend op het begrotingsjaar waarvoor het budget is toegekend. De consequenties hiervan worden in de betreffende jaarrekening verwerkt.

  • 4.

    Restanten van investeringsbudgetten worden afgeraamd indien deze aan het einde van het jaar opvolgend aan het jaar waarin deze beschikbaar zijn gesteld niet (volledig) zijn besteed. Hiervan kan worden afgeweken als de budgethouder door middel van een onderbouwing aantoont dat de prestaties (voor een deel) nog geleverd zullen worden. Het college van B&W kan in die situatie besluiten de vervaltermijn met een jaar te verlengen.

Artikel 8 – Registratie van budgetten

De coördinator Financiën is verantwoordelijk voor de adequate registratie van de budgetgegevens in de financiële administratie.

Artikel 9 – Verbijzonderde interne controle

Door de controller wordt getoetst op verifieerbare naleving van maatregelen van interne controle.

Artikel 10 – Functiescheiding

Uit het oogpunt van interne controle is de functie van budgethouder en budgetbeheerder onverenigbaar met de registrerende functie.

Artikel 11 – Overige bepalingen

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 12 – Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met terugwerkende kracht per 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling budgetbeheer gemeente Opmeer 2024”.

  • 3.

    Deze regeling treedt in de plaats van de "Regeling Budgetbeheer gemeente Opmeer 2014”.

Opmeer, 12 maart 2024

Burgemeester en wethouders van Opmeer

de secretaris

drs. M.A.S. Winder

de burgemeester,

G.J. van den Hengel

TOELICHTING BIJ DE REGELING BUDGETBEHEER GEMEENTE OPMEER

Algemene toelichting

 

Aanleiding voor het vaststellen van de Regeling budgetbeheer

De huidige regeling budgetbeheer dateert uit 2014. Per 1 januari 2023 heeft een organisatiewijziging plaatsgevonden. In plaats van sectorhoofden zijn er afdelingshoofden. Ook wordt het beheer lager in de organisatie gelegd. Op grond hiervan dient de regeling te worden aangepast.

 

Doel van de Regeling budgetbeheer

In het kader van decentralisatie van bevoegdheden en financieel economische beheersing is het wenselijk, dat de uitvoering van de productenraming en het beschikken over de benodigde middelen nadrukkelijk en onder voorwaarden wordt opgedragen aan daarvoor aangewezen functionarissen binnen de ambtelijke organisatie, de zogenaamde budgethouders. Het doel van een regeling met betrekking tot het beheer van budgetten is een eenduidige omschrijving en toekenning van verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken (gewenst resultaat: resultaatverantwoordelijke budgetbeheerders en budgethouders).

 

Wettelijk kader voor het budgetbeheer

Voor het vaststellen en beheren van budgetten binnen de gemeentelijke organisatie bestaan wettelijke voorschriften. Hieronder volgt een beschrijving van het wettelijke kader.

 

Gemeentewet: budgetrecht voor de gemeenteraad

In artikel 191 van de Gemeentewet komt het budgetrecht van de gemeenteraad tot uitdrukking. De gemeenteraad oefent het budgetrecht uit door de programmabegroting vast te stellen c.q. te wijzigen. In de programmabegroting stelt de raad zowel de baten en lasten per programma vast als ook het beleid en de beleidsdoeleinden (kaderstellende functie van de raad). Met het vaststellen van de begroting geeft de raad toestemming aan het college om in een bepaald jaar voor een bepaald doel uitgaven te doen en tot een bepaald bedrag verplichtingen aan te gaan (autorisatiefunctie van de begroting).

 

Gemeentewet: uitvoering begroting door het college

Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college bevoegd het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren. Dit betekent dat het college, binnen de door de raad vastgestelde beleidsmatige en financiële kaders, bevoegd is tot uitvoering van de begroting. Ter ondersteuning van de uitvoerende functie vertaalt het college de programmabegroting in een productenraming. De productenraming geeft de gemeentelijke activiteiten weer in termen van producten inclusief de budgetten die hiervoor beschikbaar zijn.

 

Financiële verordening gemeente Opmeer

Artikel 212 van de Gemeentewet schrijft voor dat de gemeenteraad een verordening vaststelt met betrekking tot het financiële beleid, het financiële beheer en de financiële administratie. Daartoe heeft de gemeenteraad de “Financiële verordening Opmeer 2023” vastgesteld.

 

Budgettering

Budgettering staat ten dienste van de sturing van de processen in de organisatie. Dit blijkt o.a. uit de volgende functies van een budget:

  • een budget beoogt een relatie te leggen tussen de (verlangde) output en de daarvoor in te zetten middelen. Budgettering speelt dus een belangrijke rol bij het in de praktijk tot uitvoering brengen van de beoogde doelen.

  • een budget is een middel tot het decentraliseren van verantwoordelijkheden en het afleggen van verantwoording.

Rechtsfiguur voor budgetbeheer = mandaat

Voor het toekennen van bevoegdheden aan budgethouders ontbreekt een wettelijke grondslag. Dit is de reden dat voor het toekennen van bevoegdheden aan budgethouders de rechtsfiguur van mandaat moet worden toegepast. Mandaat is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en wordt gedefinieerd als de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen (artikel 10:1 Awb).

 

Bijzondere vormen van mandaat zijn de volmacht en de machtiging (artikel 10:12 Awb). Onder volmacht wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

Onder machtiging wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan feitelijke handelingen te verrichten, die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

 

De bepalingen in de Awb met betrekking tot mandaat zijn van overeenkomstige toepassing op de volmacht en de machtiging. Vandaar dat in de praktijk veelal geen onderscheid wordt gemaakt tussen mandaat, volmacht en machtiging. In deze Regeling budgetbeheer gemeente Opmeer en de bijbehorende toelichting wordt de term mandaat gebruikt. Hiervoor kunnen echter ook de termen volmacht en machtiging worden gelezen. Dit is in overeenstemming met artikel 2 van de “Mandaatregeling gemeente Opmeer”.

Voordelen van mandaat

Mandatering biedt de volgende voordelen:

  • het college wordt niet onnodig belast met het dagelijkse budgetbeheer (decentralisatie van bevoegdheden).

  • de budgethouder kan slagvaardiger handelen bij het aangaan van financiële verplichtingen (financieel economische beheersing).

Rechtsgevolg van mandaat

Bij mandatering is er géén sprake van een overdracht van verantwoordelijkheid en bevoegdheid. De verantwoordelijkheid voor de bevoegdheidsuitoefening door de gemandateerde (= de budgethouder) blijft bij de mandaatgever (= het college).

 

Ondermandaat

De mandaatgever kan bij de mandaatverlening toestaan dat ondermandaat wordt verleend (artikel 10:9 Awb). Dit betekent dat de budgethouder zijn bevoegdheden kan mandateren aan een medewerker (budgetbeheerder).

 

Bestedingsmandaat

Bij het toekennen van bevoegdheden aan budgetbeheerders is sprake van een specifieke vorm van mandaat, namelijk het bestedingsmandaat. Het betreft het verlenen van bestedingsbevoegdheid aan ambtenaren voor bepaalde budgetten.

 

Toelichting bij de artikelen

 

Artikel 1 – Rol budgethouders

De budgethouder werkt onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders. De budgethouders dragen hun bevoegdheden met betrekking tot de uitvoering van de aan hun budgetten verbonden werkzaamheden (aan de hand van bijv. afdelingsplannen) over aan de medewerkers (budgetbeheerders) die daarbij dan als budgethouders optreden.

De overdracht van bevoegdheden leidt ertoe dat tussen de budgethouder en budgetbeheerder duidelijkheid ontstaat over taakstelling, budget en randvoorwaarden. De budgethouder heeft een bewakende en controlerende rol. De budgethouder moet het proces sturen en/of bijsturen en informeert via tussentijdse rapportages het dagelijks bestuur over de voortgang van de uitvoering. Hij is tevens gehouden aan het einde van de budgetperiode (het begrotingsjaar) verantwoording af te leggen over hetgeen hij met het budget heeft gedaan. Deze verantwoording aan het bestuur is nodig om te kunnen beoordelen of de bereikte resultaten overeenkomen met de gestelde doelen en de gemaakte afspraken.

 

Ten behoeve van de interne controle wordt de koppeling van budgethouders en budgetbeheerders aan producten in een register vastgelegd. Dit register wordt bijgehouden door de afdeling Financiën. In dit register worden in ieder geval de volgende zaken vastgelegd: naam en functie van de budgethouder en budgetbeheerder en het product en/of kostensoort waarvoor hij (deel)verantwoordelijk is.

 

Artikel 2 – Verantwoordelijkheid van de budgethouder

Een budgethouder is op basis van mandatering verantwoordelijk voor de te leveren producten en diensten door de gemeente en zowel de efficiënte als effectieve maar ook rechtmatige besteding van het hiervoor toegekende budget. Een budget komt tot uitdrukking in een bedrag voor baten en/of lasten (exploitatie en investeringen). Dit betekent dat de budgethouder niet alleen verantwoordelijk is voor de verplichtingen inzake uitgaven, maar ook ten aanzien van de inkomsten.

De budgethouder legt verantwoording af middels een tussentijdse rapportage en een eindrapportage. Deze instrumenten zijn onderdeel van de jaarlijkse planning- en controlcyclus.

 

Artikel 3 – Bevoegdheid van de budgethouder

In dit artikel wordt de bevoegdheid van de budgethouder beschreven. Bij het toekennen van bevoegdheden aan de budgethouder is sprake van een specifieke vorm van mandaat, namelijk het bestedingsmandaat. Het betreft het verlenen van bestedingsbevoegdheid aan ambtenaren voor bepaalde budgetten.

De bestedingsbevoegdheid/beschikkingsbevoegdheid is gelimiteerd tot het beschikbare bedrag van het toegekende budget. Dit betekent dat de budgethouder slechts een verplichting aangaat nadat hij heeft geconstateerd dat ter zake een toereikend budget beschikbaar is. Indien het budget niet toereikend is wordt bij het bevoegde orgaan aanvullende budgetruimte gevraagd (zie toelichting onder artikel 5).

 

Artikel 4 – Taken van de budgetbeheerder

In dit artikel worden de taken van de budgetbeheerder beschreven. Het betreft geen limitatieve opsomming. Het spreekt voor zich dat van de aan hem toegekende beschikkingsbevoegdheid de niet-beïnvloedbare kosten zijn uitgezonderd.

Een belangrijke taak van de budgetbeheerder is het verstrekken van juiste, tijdige en volledige informatie ten behoeve van de jaarlijkse planning- en controlcyclus.

De budgetbeheerder controleert een ontvangen factuur/invorderingsopdracht; deze controle cq. prestatieverklaring houdt in dat:

  • de op de factuur opgenomen naam, het adres en de woonplaats en het eventuele bankrekeningnummer van degene door wie de levering is verricht, overeenstemmen met de besteldocumentatie;

  • de gehanteerde prijs conform de bij de bestelling vastgelegde prijsindicatie en/of afspraken is;

  • de aantallen volgens de bestelbonnen overeenstemmen met de aantallen op de factuur;

  • de aangegeven betalingscondities overeenstemmen met de bij bestelling overeengekomen voorwaarden;

  • het op de factuur opgenomen tijdstip en de plaats van levering conform de bestel- en ontvangstbon zijn.

  • de op de invorderingsopdracht opgenomen naam, adres en woonplaats juist zijn en het in rekening te brengen bedrag conform beschikking, verordening en/of andere grondslag is.

Vervolgens wordt de ingekomen factuur, resp. de opgelegde vordering door de budgetbeheerder gecodeerd door vermelding van het grootboeknummer, bestaande uit de ‘fcl’ en de ‘ecl’, zodat de uitgave/ontvangst ten laste/ten gunste van het juiste budget wordt gebracht.

Vervolgens wordt de ingekomen factuur, resp. de opgelegde vordering door de budgethouder geaccordeerd. Hierdoor geeft de budgethouder opdracht tot betaling, resp. inning.

 

Artikel 5 – Wijzigen van het budget

In de programmabegroting stelt de raad zowel de baten en lasten per programma als ook het beleid en de beleidsdoeleinden vast.

 

De bevoegdheden met betrekking tot het wijzigen van budgetten worden hieronder beschreven.

 

De gemeenteraad

De gemeenteraad oefent het budgetrecht uit door de programmabegroting vast te stellen c.q. te wijzigen. Dit betekent dat de raad het bevoegde orgaan is met betrekking tot het wijzigen van budgetten en beleidsdoeleinden.

 

Het college van burgemeester en wethouders

Gelet op het budgetrecht van de raad heeft het college geen bevoegdheid om budgetten of beleidsdoelstellingen te wijzigen. Om het college een zekere mate van handelingsvrijheid te geven bij de uitvoering van de begroting, is in de “Financiële verordening gemeente Opmeer” een procedure opgenomen voor niet in de begroting opgenomen verplichtingen of geringe overschrijdingen. Hierin is het volgende vastgelegd:

  • Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, wordt dit door het college in de eerstvolgende tussentijdse rapportage (voor- of najaarsnota) aan de raad gemeld. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • Voor het doen van uitgaven ten laste van het budget voor onvoorziene uitgaven, zijn de volgende criteria vastgesteld:

    • o

      de uitgave heeft politiek/bestuurlijke prioriteit, was bij het opstellen van de begroting niet te voorzien, is spoedeisend én kan geen uitstel verdragen;

    • o

      Wanneer de uitgave een voorgenomen subsidieverstrekking betreft, dient de subsidieverordening aan te worden gehouden.

  • Het college informeert de raad en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen indien het college ten laste van de stelpost nieuw beleid uitgaven wenst te doen.

De budgethouder

De budgethouder heeft geen bevoegdheid om budgetten of taakstellingen te wijzigen. Wel heeft de budgethouder de verplichting het college tijdig te informeren over te verwachten afwijkingen van het toegewezen budget (zowel onder- als overschrijdingen).

 

Artikel 6 – Budgetsubstitutie

Onder budgetsubstitutie wordt verstaan het verschuiven van budgetten. De bevoegdheden met betrekking tot budgetsubstitutie worden hieronder beschreven.

 

De gemeenteraad

De gemeenteraad is het bevoegde orgaan met betrekking tot het verschuiven van budgetten tussen verschillende programma’s.

 

Het college van burgemeester en wethouders

Het college is bevoegd tot het verschuiven van budgetten binnen hetzelfde programma tenzij deze verschuiving leidt tot een wijziging in de realisatie van beleidsdoelstellingen. In dat geval is de gemeenteraad bevoegd.

Indien gebruik wordt gemaakt van voormelde bevoegdheid, wordt dit achteraf, via een begrotingswijziging geformaliseerd.

 

De budgethouder

De budgethouder heeft via mandatering de bevoegdheden toegekend die oorspronkelijk aan het college is toebedeeld door de gemeentewet. Daarom is de budgethouder bevoegd binnen het toegekende budget voor een product te schuiven met kostensoorten. In de regeling zijn hiervoor voorwaarden opgenomen.

 

Artikel 7 – Overhevelen van het budget naar volgende jaren

Er kunnen drie redenen zijn waarom een exploitatiebudget wordt onderschreden. Deze redenen betreffen:

  • 1.

    de activiteit is efficiënter uitgevoerd

  • 2.

    de raming was te ruim

  • 3.

    de activiteiten zijn (nog) niet uitgevoerd

Met name de derde reden komt in de praktijk nogal eens voor en vraagt om bijzondere aandacht bij de analyse naar de oorzaak waarom activiteiten (nog) niet zijn uitgevoerd.

Concreet, het niet uitvoeren van door de gemeenteraad via de begroting opgedragen activiteiten is een vorm van onrechtmatig handelen. Onderbestedingen als gevolg van een efficiënte uitvoering en een te ruime begroting komen ten gunste van het (exploitatie)resultaat.

 

Overheveling van exploitatiebudgetten

Het college van B&W heeft veelal wel het voornemen de nog niet gerealiseerde activiteiten in het volgende begrotingsjaar alsnog uit te voeren. Voor dit volgende begrotingsjaar heeft de gemeenteraad echter daarvoor in de begroting nog geen bedragen geraamd. Het college van B&W staat dan voor een dilemma. Het is verboden (op basis van de BBV) om budget over te hevelen door de lasten alsnog in het oude jaar te boeken en de “verplichting” op de balans op te voeren. Lasten en baten kunnen alleen verantwoord worden in het jaar waarin de prestaties zijn verricht of de goederen en diensten zijn geleverd. De juiste oplossing is om de noodzakelijke activiteiten en de bijbehorende lasten na uitvoering daarvan gewoon in het nieuwe /juiste boekjaar op te nemen. Maar dan moet autorisatie wel opnieuw worden geregeld. Kortom een lastig vraagstuk waarbij het plannen van activiteiten en het geven van het bijbehorend budget niet altijd makkelijk past in de cyclus van een begrotingsjaar en dus verantwoordingsjaar.

 

In lid 2 zijn mogelijkheden opgenomen om dit vraagstuk transparant, passend binnen het BBV en recht doend aan de rollen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de verschillende belanghebbenden op te lossen, namelijk:

  • via de Najaarsnota

  • en onder voorwaarden:

  • via afzonderlijk raadsbesluit vóór 31 december van het lopende begrotingsjaar

  • Indien de budgethouder een goede inschatting kan maken van het bedrag dat moet worden overgeheveld, dan kan de gemeenteraad na tussenkomst van het college van B&W onder opgave van redenen worden gevraagd om het overgebleven bedrag toe te voegen aan de reserve overheveling budgetten . Hierdoor wordt zowel de begroting van het lopende jaar als het nieuwe begrotingsjaar gewijzigd. De werkelijke lasten worden in het nieuwe jaar gerealiseerd, maar daar staat dan ook een onttrekking aan een reserve tegenover.

  • via afzonderlijk raadsbesluit na 31 december (nieuwe begrotingsjaar)

  • De gemeenteraad kan ook pas in het nieuwe begrotingsjaar besluiten de niet uitgevoerde werkzaamheden van het oude afgesloten begrotingsjaar alsnog in het nieuwe begrotingsjaar uit te voeren en deze lasten te dekken via een onttrekking aan de reserve overheveling budgetten. Bij vaststelling van de jaarrekening van het oude afgesloten jaar kan dan in het kader van het besluit tot resultaatbestemming worden voorgesteld om de in het oude jaar niet aangewende middelen aan deze reserve toe te voegen, die dan weer op peil is.

  • Hierdoor wordt de begroting van het nieuwe jaar gewijzigd. In de jaarrekening zal echter wel een toelichting moeten worden gegeven waarom de onderschrijding respectievelijk de werkzaamheden nog niet zijn uitgevoerd.

  • via de Jaarrekening

  • Bij de resultaatverdeling in de jaarrekening van het oude begrotingsjaar kan de gemeenteraad besluiten alsnog het budget aan de begroting van het nieuwe begrotingsjaar toe te voegen. Dit betekent echter dat de activiteiten pas ná vaststelling van de jaarrekening formeel uitgevoerd zouden kunnen worden, terwijl dit logischer- of noodzakelijkerwijs in het begin van het jaar moeten plaatsvinden.

Artikel 9 – Verbijzonderde interne controle

De toetsing door de controller op verifieerbare naleving van de vastgelegde normen met betrekking tot interne controle hebben vooral betrekking op de beoordeling of en de mate waarin de budgethouder binnen zijn bevoegdheden is gebleven. Hierbij wordt o.a. gedoeld op de aspecten: juiste budget, juiste paraaf / parafen en of de aard van de uitgave in overeenstemming is met de taakstelling.

 

Artikel 10 – Functiescheiding

De budgethouder dient over het toegewezen budget periodiek verantwoording af te leggen. Om de objectiviteit bij de verantwoording te waarborgen is het noodzakelijk dat de beschikking over het budget en de registratie daarvan bij verschillende functionarissen is ondergebracht.

 

Artikel 12 – Inwerkingtreding en citeertitel

De oude regeling wordt ingetrokken zodra de nieuwe regeling van kracht is.