Organisatie | Landgraaf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Standplaatsenbeleid gemeente Landgraaf 2024 |
Citeertitel | Standplaatsenbeleid gemeente Landgraaf 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene plaatselijke verordening Landgraaf 2023
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-05-2024 | nieuwe regeling | 16-04-2024 |
Hoofdstuk 2 Locaties en brancheverdeling
Het gebruik van openbaar gebied ten behoeve van detailhandelsactiviteiten, zoals het innemen van standplaatsen, heeft consequenties voor het gebied en de omliggende omgeving. Standplaatsen in de dorpskernen en bij winkelcentra vormen echter een waardevolle aanvulling op het bestaande voorzieningenniveau.
Bij een standplaats moet voldoende ruimte beschikbaar zijn voor de verkoopinrichting. In de nabijheid van deze verkoopinrichting moet ruimte beschikbaar zijn waar klanten kunnen parkeren. Een gebrek aan parkeerruimte in de onmiddellijke nabijheid kan tot (verkeers)gevaarlijke of hinderlijke situaties leiden, omdat dan geparkeerd wordt op plaatsen waar dat niet mogelijk of toegestaan is.
Het college bepaalt ten aanzien van de standplaatsen de afmetingen en de opstelling.
2.3 Seizoensgebonden en incidentele standplaatsen:
Voor de seizoensgebonden en incidentele standplaatsen gelden de standplaatslocaties zoals genoemd onder 2.2, lid 1. Daarnaast kunnen er incidentele standplaatsen worden toegekend op het Raadhuisplein echter enkel voor non-food, ideële branche en gedurende evenementen zoals bedoeld onder 2:24 APV.
Een standplaats buiten de vastgestelde standplaatslocaties kan alleen worden toegekend indien er sprake is van:
De artikelen 2.2, lid 2 tot en met 4, zijn van overeenkomstige toepassing op seizoensgebonden en incidentele standplaatsen.
Seizoensgebonden standplaatsen op particulier terrein
Voor een seizoensgebonden standplaats op (openbaar) particulier terrein is bovendien een schriftelijke toestemming van de grondeigenaar noodzakelijk.
2.4 Branchering vaste standplaatsen
Om te voorkomen dat alle vaste standplaatsen door eenzelfde branche worden ingenomen wordt branchering gehanteerd. Voor incidentele en seizoensgebonden standplaatsen wordt geen branchering gehanteerd.
Branchering schept de mogelijkheid te sturen op de verscheidenheid aan standplaatsen. Op deze wijze wordt in het belang van de consument als ook van de andere standplaatsvergunninghouders de diversiteit aan standplaatsen behouden en daarmee de aantrekkelijkheid van de winkelcentra.
Om hinder of overlast voor de omgeving te voorkomen dienen de vergunninghouders zich te houden aan de geldende wet- en regelgeving op het gebied van milieu met betrekking tot afvalstoffen en het voorkomen van (geur)overlast.
Voor het bereiden van voedingsmiddelen moet voldaan worden aan de geldende wet- en regelgeving van voedselveiligheid en milieu.
Hoofdstuk 3 Standplaatsvergunning
Een standplaatsvergunning is ingevolge artikel 5:18 van de APV een persoonsgebonden vergunning en mag derhalve niet aan een ander worden afgestaan of in gebruik worden gegeven.
Incidentele en seizoensgebonden standplaatsen
Aanvragen voor incidentele en seizoensgebonden standplaatsen worden per aanvraag afgehandeld.
De weigeringsgronden op grond waarvan een standplaatsvergunning wordt of kan worden geweigerd zijn geregeld in artikel 1:8 en artikel 5:18 van de APV. Artikel 1:8 van de APV regelt de generieke weigeringsgronden. Hieronder valt specifiek voor standplaatsen bijvoorbeeld verkeersveiligheid en overlast van afval, geluid en geur.
Economische belangen mogen bij de afgifte van standplaatsvergunningen geen rol spelen. Het reguleren van concurrentieverhoudingen wordt niet als belang van de gemeente aangemerkt. De concurrentiepositie van een gevestigde winkelier is in beginsel dan ook geen reden om een standplaatsvergunning te weigeren.
3.5 Voorschriften welke verbonden zijn aan de vergunning
Het college heeft de mogelijkheid om aan de vergunning voorschriften of beperkingen te verbinden op grond van artikel 1:4 van de APV. De voorschriften gelden voor zowel de vergunninghouder van de vaste standplaatsen alsook voor de vergunninghouder van de incidentele en seizoensgebonden standplaatsen.
De vergunninghouder dient na verkrijging van de standplaatsvergunning in ieder geval te voldoen aan de navolgende voorschriften:
Het is niet toegestaan om langer dan een uur voor aanvang en langer dan een uur na afloop van de in de vergunning vastgestelde verkooptijden met een voertuig of goederen ruimte in te nemen op de standplaats. Dit vereiste geldt niet voor seizoensgebonden standplaatsen en standplaatsen ten behoeve van (overheids)bevolkingsonderzoek.
Het innemen van de standplaats mag er niet toe leiden dat hulpdiensten in hun taak worden belemmerd. De aanwijzingen van gemeentewege, politie, brandweer en andere hulpdiensten worden direct opgevolgd. Daarnaast blijven (ondergrondse) brandkranen die op of nabij de in te nemen locatie aanwezig zijn, met een diameter van 1,80 meter, vrij van elke belemmering.
3.6 Gebruiksovereenkomst elektriciteit
Met betrekking tot het gebruik van elektriciteit uit de gemeentelijke stroomkasten op de genoemde locaties dient een gebruiksovereenkomst tussen de vergunninghouder en gemeente gesloten te worden, waarbij het tarief wordt bepaald op basis van het type verbruik (klein-, normaal- of grootverbruiker).
Het tarief voor het direct of indirect gebruik maken van een door de gemeente beschikbaar gestelde stroomkast wordt bepaald aan de hand van de actuele energietarieven. Indien de gemeente besluit tot een tariefsverhoging wegens ontwikkeling van de stroomtarieven of om een andere reden wordt de gebruiksovereenkomst automatisch op dat punt gewijzigd.
Wanneer de vergunninghouder niet bereid is een gebruiksovereenkomst te sluiten dan kan er
geen stroom geleverd worden. Eigen stroomvoorziening van bijvoorbeeld aggregaten is niet toegestaan, tenzij het geluidloze aggregaten betreft. Stroom aftappen bij derden is niet toegestaan.
Vergunningen voor vaste standplaatsen gelden voor 10 kalenderjaren.
De standplaatsvergunningen zijn op grond van de meest recente jurisprudentie schaarse vergunningen en vallen onder de Europese Dienstenrichtlijn. Dit betekent onder meer dat standplaatsvergunningen niet voor onbepaalde tijd mogen worden verleend.
Om de vergunninghouders in de toekomst de mogelijkheid te bieden om hun investeringen terug te verdienen en daarbij nog een minimuminkomen te verdienen voor het levensonderhoud worden de standplaatsvergunningen voor een standplaats voortaan voor 10 kalenderjaren verleend.
Standplaatsen komen vrij wanneer de vergunningsperiode is afgelopen, de vergunninghouder vraagt om wijziging van de in de vergunning opgenomen dag voor het innemen van de standplaats of wanneer de vergunning om andere redenen eerder wordt ingetrokken.
Een vergunning loopt in beginsel van 1 januari tot en met 31 december. Indien de vergunning wordt verleend op een andere datum, dan loopt de vergunning vanaf de ingangsdatum tot aan het einde van de laatste dag vóór de genoemde ingangsdatum in enig jaar daaropvolgend.
Seizoensgebonden standplaatsen
Seizoensgebonden standplaatsen gelden voor de duur die is aangevraagd tot een maximum van 10 kalenderjaren, maar dan voor de maand(en) waaraan het product gebonden is:
Standplaatsvergunningen kunnen tussentijds worden ingetrokken op grond van artikel 1:6 van de APV.
De bepalingen uit de Winkeltijdenwet (artikel 2, lid 2) en de verordening winkeltijden gemeente Landgraaf 2020 gelden ook voor standplaatsen. Een standplaats mag op basis van de verordening winkeltijden gemeente Landgraaf 2020 op werkdagen (maandag tot en met zaterdag) van 07:30 uur tot 22.00 uur worden ingenomen. Voor zon- en feestdagen worden geen vergunningen verleend, tenzij het een standplaats betreft met voor directe consumptie geschikte etenswaren.
In verband met de weekmarkten worden er in de kernen waar een weekmarkt plaatsvindt, gedurende de weekmarkt, geen standplaatsvergunningen verleend.
Het parkeren van voertuigen bij de standplaats is uitsluitend toegestaan ten behoeve van laden en lossen, en is slechts toegestaan indien en voor zover dit strikt noodzakelijk is.
In de vergunning wordt ten minste vermeld:
Het college heeft op grond van artikel 1:4 van de APV de mogelijkheid om aan de vergunning ook nog andere voorschriften of beperkingen te verbinden dan hierboven zijn genoemd.
3.10 Aanwezigheidsverplichting vergunninghouder
De vergunninghouder is verplicht tot het daadwerkelijk benutten van de vergunning door het persoonlijk innemen van de standplaats. Indien de vergunninghouder een rechtspersoon betreft is de in de vergunning vermelde natuurlijke persoon verplicht tot het daadwerkelijk benutten van de vergunning door het persoonlijk innemen van de standplaats. Dit omdat de vergunningverlening samenhangt met het ‘persoonlijke’ karakter van de ambulante handelaar. Daarnaast wordt op deze wijze voorkomen dat er een verkapte vorm van handel in standplaatsvergunningen ontstaat.
De persoonlijke vergunning is in beginsel niet overdraagbaar. In bijzondere gevallen kan het college, op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder zijnde een natuurlijke persoon of, bij overlijden van vergunninghouder, van een erfgenaam en na overlegging van bewijsmateriaal, toestaan dat een ander persoon de vergunninghouder vervangt. Onder bijzondere gevallen wordt onder andere verstaan een ongeval, ziekte of overlijden van de vergunninghouder.
Indien de vergunninghouder een rechtspersoon is kan het college in bijzondere gevallen, op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder, toestaan dat een andere persoon de in de vergunning vermelde natuurlijke persoon vervangt. Onder bijzondere gevallen wordt onder andere verstaan een ongeval, ziekte of overlijden van de in de vergunning vermelde natuurlijke persoon.
Afhankelijk van de bijzondere situatie stelt het college de vervangingstermijn vast.
Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen
De eerder vastgestelde beleidsregel voor standplaatsen, te weten:
- Standplaatsenbeleid Gemeente Landgraaf 2012 d.d. 4 juni 2012 wordt hierbij ingetrokken.
De vergunning van de huidige vergunninghouders blijft na vaststelling van dit beleid automatisch gelden voor een periode van maximaal 10 jaar (na inwerkingtreding van dit beleid) voor dezelfde standplaatslocatie en dezelfde duur (dag). Na deze periode is de overgangsregeling ten einde en kunnen de standplaatshouders net als andere geïnteresseerde ondernemers meedingen naar een nieuwe vergunning voor maximaal 10 jaar, conform bovenstaande toewijzingssystematiek.
Landgraaf, 16 april 2024
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
ir. J.M.C. Rijvers mr. R. de Boer
In de openbare ruimte in Landgraaf zijn op meerdere locaties standplaatsen voor ambulante handel. De standplaatsen worden op één of meerdere dagen per week gebruikt door verkoopinrichtingen die producten, zoals vis, kaas of Vietnamese snacks verkopen.
Deze ambulante handel voorziet in een behoefte. Daarnaast brengt het ook de nodige levendigheid en is het een verrijking van het voorzieningenaanbod. Het gemeentelijk beleid is er dan ook op gericht om ruimte te bieden aan deze vorm van detailhandel.
Het huidige standplaatsenbeleid is toe aan actualisatie, mede door de ontwikkelingen op het gebied van schaarse vergunningen naar aanleiding van de Richtlijn nr. 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt (hierna: de Dienstenrichtlijn) en de daarbij behorende (Nederlandse) rechtspraak.
Op grond van artikel 5:18 APV van de gemeente Landgraaf is het verboden om zonder vergunning een standplaats in te nemen. In deze beleidsregels wordt het aantal standplaatsen vastgesteld op 5 (gezamenlijk maximaal 20 meter), per dag, per locatie. Deze beleidsmatige maximalisering en het feit dat er een vergunning nodig is om een standplaats in te nemen, maakt dat het innemen van standplaatsen een schaarse vergunning is.
Uit de Dienstenrichtlijn blijkt dat schaarse vergunningen voor een passende beperkte duur moeten worden verleend. De vergunninghouders moeten voldoende tijd hebben om de noodzakelijk gemaakte investeringen terug te verdienen. Uit onderzoek van de Centrale Vereniging voor Ambulante Handel (CVAH) en van SEO Economisch Onderzoek (in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat) is gebleken dat de terugverdientijd van investeringen in de ambulante handel tussen de negen en twaalf jaar ligt1. Het terugverdienen van de investeringen wordt door de Europese Dienstenrichtlijn als voorwaarde gesteld aan de duur van een verleende vergunning. Om de vergunninghouders in de toekomst de mogelijkheid te bieden om hun investeringen terug te verdienen en daarbij nog een minimuminkomen te verdienen voor het levensonderhoud worden de standplaatsvergunningen voor een standplaats voortaan voor tien jaren verleend.