Organisatie | Weststellingwerf |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wet maatschappelijke ondersteuning 2024 |
Citeertitel | Beleidsregels Wet maatschappelijke ondersteuning 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-04-2024 | nieuwe regeling | 23-04-2024 |
Dit zijn de beleidsregels van 2024 van de gemeente Weststellingwerf. Ze komen voort uit de Wmo 2015 en de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Weststellingwerf 2024. De gemeente moet haar inwoners op de beste en goedkoopste manier helpen. De gemeente heeft de verplichting om maatschappelijke ondersteuning te bieden en de verantwoordelijkheid daarvoor. Maatschappelijke ondersteuning omvat, zoals in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 staat:
De Wmo 2015 gaat ervan uit dat inwoners zelf verantwoordelijk zijn voor hoe ze hun leven organiseren en deelnemen aan de maatschappij. Ook wordt van inwoners verwacht dat ze elkaar helpen. Als inwoners niet zelfredzaam zijn of niet goed kunnen deelnemen, mogen ze een beroep doen op door de overheid georganiseerde ondersteuning. Ondersteuning moet er ook op gericht zijn dat mensen met problemen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen.
Als iemand ondersteuning wil op basis van de Wmo, wordt eerst beoordeeld of die persoon tot de doelgroep van de Wmo behoort. De begrippen 'onvoldoende zelfredzaam' en 'onvoldoende in staat tot participatie' zijn uitgewerkt in de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning en deze beleidsregels tot meer concrete resultaatgebieden en afwegingskaders. Deze documenten vormen de basis voor het beleid.
Hier zijn de verschillende resultaatgebieden die worden onderscheiden:
De beleidsregels tonen een afwegingskader voor elke taak van de Wmo. Dit is om richtlijnen te geven voor de uitvoering en om duidelijk te maken hoe de gemeente een geschikte vorm van ondersteuning kiest. Om te bepalen wie in aanmerking komt voor ondersteuning en om te voorkomen dat ondersteuning onbeperkt toegankelijk is, zijn afwegingskaders belangrijk. Deze kaders dienen als ondersteuning tijdens het gesprek tussen de inwoner en de professional (en eventuele begeleider/cliëntondersteuner) om een oplossing op maat te vinden.
Hieronder vatten wij de algemene afwegingskader samen:
Toegankelijkheid voor Iedereen:
Zelf als het kan, met ondersteuning van het netwerk indien mogelijk, algemene voorziening als dat nodig is en maatwerkvoorziening als het moet.
Aanbieder: Een persoon of organisatie die algemene of op maat gemaakte ondersteuning biedt.
Algemene voorzieningen: Diensten of activiteiten die zonder voorafgaand onderzoek naar behoeften, persoonlijke kenmerken en mogelijkheden van gebruikers toegankelijk zijn. Ze zijn gericht op het ondersteunen van de samenleving.
Algemeen gebruikelijke voorzieningen: Voorzieningen die niet speciaal bedoeld zijn voor mensen met beperkingen. Ze zijn algemeen verkrijgbaar en niet veel duurder dan vergelijkbare producten, diensten of activiteiten.
Begeleiding: Activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving, zodat iemand zo lang mogelijk in zijn eigen omgeving kan blijven.
Beschermd wonen: Een veilige woonomgeving met begeleiding voor mensen die tijdelijk niet zelfstandig kunnen wonen vanwege psychische of psychosociale problemen. Er moet een 24-uurs noodzaak zijn.
CIZ: Centrum Indicatiestelling Zorg.
Gebruikelijke hulp: Hulp die redelijkerwijs mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten, volgens algemeen aanvaarde opvattingen. Wat wij hieronder precies verstaand wordt uitgelegd in het CIZ protocol.
Huiselijke kring: Familieleden, huisgenoten, echtgenoten, voormalige echtgenoten of mantelzorgers.
Hulpmiddelen: Voorwerpen bedoeld om beperkingen in zelfredzaamheid of deelname aan de samenleving te verminderen of op te heffen.
Mantelzorg: Hulp voor zelfredzaamheid, deelname aan de samenleving, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, opvoeding van jeugdigen en zorg, voortkomend uit een bestaande sociale relatie en niet verleend als beroepsmatige hulp. Zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet.
Opvang: Onderdak en begeleiding voor personen die hun thuissituatie hebben verlaten, al dan niet vanwege veiligheidsrisico's door huiselijk geweld, en niet in staat zijn om op eigen kracht in de samenleving te blijven.
Participatie: Deelname aan het maatschappelijke leven.
PGB (persoonsgebonden budget): Een budget zoals gedefinieerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 artikel 1.1.1 en 2.3.5, waarmee mensen zelf hun ondersteuning kunnen regelen.
Programma van eisen: een lijst met specifieke eisen die gesteld worden aan de maatwerkvoorziening of ondersteuning.
Sociaal netwerk: Personen uit de huiselijke kring of andere mensen waarmee de inwoner een sociale relatie heeft, waaronder familieleden, huisgenoten, echtgenoten, voormalige echtgenoten of mantelzorgers.
Woningaanpassing: Bouwkundige of woon technische aanpassingen aan een woonruimte.
Zelfredzaamheid: Het vermogen om de dagelijkse levensactiviteiten uit te voeren en een georganiseerd huishouden te voeren.
Hoofdstuk 1 – Melding, onderzoek en aanvraag
In de Wmo verordening gemeente Weststellingwerf (artikelen 5 tot en met 7) staat beschreven hoe je een aanvraag kunt doen. Er zijn echter situaties waarin je geen aanvraag hoeft in te dienen.
Aanpassing of toevoeging op hoofdvoorziening
Voor veranderingen of toevoegingen aan de hoofdvoorziening is geen schriftelijke aanvraag nodig als de noodzaak ervan van tevoren duidelijk is en er geen extra onderzoek nodig is. Aanpassing betekent hier het veranderen van de voorziening zodat er nieuwe elementen aan worden toegevoegd. Toevoeging verwijst naar een nieuw element dat nog niet aanwezig is in de standaardvoorziening.
Ondersteuning bij spoedeisende gevallen
In noodgevallen of acute situaties is het mogelijk om gebruik te maken van maatwerkvoorzieningen via de spoedprocedure. Belangrijke betrokkenen ontvangen wel een besluit, en er geldt een eigen bijdrage.
Bij opname in een hospice gelden speciale regionale regelingen. Het volstaat met een aanmelding door de zorgverlener die verantwoordelijk is voor de ondersteuning in dat specifieke hospice om ondersteuning in het huishouden toe te kennen. Belanghebbenden of nabestaanden ontvangen wel een besluit, en er is een eigen bijdrage van toepassing.
Volgens de Wet maatschappelijke ondersteuning moet de gemeente de inwoner en zijn mantelzorger vóór het onderzoek informeren over de optie om gratis gebruik te maken van cliëntondersteuning. Dit staat in artikel 2.3.2 lid 3. Zie ook artikel 3 van de Wmo verordening gemeente Weststellingwerf.
Hoofdstuk 2 – Soorten voorzieningen en bijdragen
Gemeenten moeten mensen aanmoedigen om eerst gebruik te maken van hun eigen mogelijkheden en sociale netwerk, en indien nodig van algemeen gebruikelijke- of algemene voorzieningen. Als de ondersteuning van een algemene voorziening niet voldoende is, kan er een maatwerkvoorziening worden aangeboden. De betekenis van algemeen gebruikelijke- en algemene voorzieningen wordt beschreven op pagina twee van dit document. Een maatwerkvoorziening wordt als volgt omschreven:
Maatwerkvoorzieningen zijn een op de individuele behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden afgestemd pakket van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen. Het omvat:
Maatwerkondersteuning wordt beschouwd als afgestemd op de individuele bewoner wanneer de voorziening uniek is voor die persoon. Hierdoor draagt de voorziening bij aan het bevorderen van zelfredzaamheid en/of participatie. Ondersteuning voor mantelzorgers, om hen te helpen bij het verlenen van zorg of om hen tijdelijk te ontlasten in situaties van (dreigende) overbelasting, kan deel uitmaken van maatwerkondersteuning.
Voor bepaalde taken heeft de gemeente al vastgesteld hoe het college ze moet aanbieden. Beschermd wonen en opvang worden altijd verstrekt als maatwerkvoorzieningen.
Maatwerkvoorzieningen: in natura, PGB of als financiële tegemoetkoming
Een maatwerkvoorziening kan op verschillende manieren worden verstrekt, namelijk in natura, via een persoonsgebonden budget (PGB), of als een financiële tegemoetkoming. De algemene regels over het PGB en de hoogte ervan zijn te vinden in de artikelen 19 en 20 van de Wmo verordening gemeente Weststellingwerf. De specifieke regels voor financiële tegemoetkomingen zijn opgenomen in de artikelen 30, 31 en 32 van de verordening.
Inwoners moeten zelf goed genoeg kunnen inschatten wat het beste is voor henzelf, met of zonder hulp van familie of een vertegenwoordiger. Ze moeten ook verantwoordelijk handelen bij het beheren van het budget. Als iemand wil dat hun ondersteuning op maat wordt geleverd via een persoonsgebonden budget (PGB), moeten ze hier een goede reden voor hebben. Het is ook belangrijk dat de diensten, spullen voor ondersteuning bij dagelijkse activiteiten, aanpassingen aan de woning en andere hulp die bij de ondersteuning hoort, veilig, effectief en gericht op de persoon worden geleverd. Inwoners die deze taak niet zelfstandig kunnen uitvoeren, kunnen zich laten ondersteunen door een gevolmachtigde (of wettelijke vertegenwoordiger) om voor een PGB in aanmerking te komen.
Een aanvraag voor een persoonsgebonden budget (PGB) kan worden afgewezen als het door de inwoner gekozen aanbod duurder is dan de te verstrekken voorziening in natura. In overeenstemming met artikel 2.3.10 van de wet, eerste lid, onder a, d en e, zal het college ook geen PGB verstrekken. Daarnaast kan een PGB worden geweigerd als dit een negatief effect heeft op het voortbestaan van het systeem van de betreffende maatwerkvoorziening in natura, bijvoorbeeld bij collectief vervoer.
In gevallen waarbij een aanvrager een zeer progressief ziektebeeld heeft en het op voorhand duidelijk is dat vervanging van de voorziening op korte termijn nodig is, en mogelijk daarna opnieuw, is de vraag of een persoonsgebonden budget (PGB) wel geschikt is. Deze beoordeling moet specifiek per situatie worden gemaakt. Het blijft noodzakelijk dat er altijd sprake is van een langdurige behoefte aan ondersteuning.
De inwoner (budgethouder) heeft zelf de leiding over de verstrekte maatschappelijke ondersteuning en draagt ook de verantwoordelijkheid voor de ontvangen ondersteuning. Het college kan regelmatig in gesprek gaan met de inwoner (budgethouder) om de behaalde resultaten met het persoonsgebonden budget (PGB) te bespreken. Het is niet toegestaan voor een budgethouder om zelf zorg te verlenen, dit om belangenverstrengeling te voorkomen en de kwaliteit te waarborgen.
De ondersteuning die wordt gefinancierd vanuit een persoonsgebonden budget (PGB) wordt uitgevoerd door gekwalificeerde medewerkers/hulpverleners met een mbo- of hbo-werk- en denkniveau. De zorgaanbieder stelt medewerkers/hulpverleners beschikbaar die over de vereiste kennis, competenties en vaardigheden beschikken om de nodige activiteiten uit te voeren zoals beschreven in het ondersteunings- of PGB-plan.
Het is mogelijk om ondersteuning in te kopen met een persoonsgebonden budget (PGB) via het sociale netwerk. Het sociale netwerk omvat personen uit de huiselijke kring en andere mensen met wie iemand een sociale relatie heeft.
Het uitgangspunt bij de uitvoering van maatschappelijke ondersteuning door het sociale netwerk is dat er wordt gestreefd naar een niveau waarop de inwoner met een hulpvraag voldoende zelfredzaam is en actief kan deelnemen aan de samenleving. Dit betekent dat de inwoner in staat moet zijn om mee te doen in de maatschappij.
De wetgever vindt het gebruik van het sociaal netwerk waardevol, maar dit moet zich richten op vormen van ondersteuning die boven de gebruikelijke zorg uitgaan. Het college verleent geen persoonsgebonden budget (PGB) voor ondersteuning die volgens algemeen aanvaarde opvattingen redelijkerwijs mag worden verwacht van echtgenoten, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Wat we hiermee bedoelen, wordt uitgelegd in het CIZ Protocol gebruikelijke zorg.
Als de beperkingen verminderen of verdwijnen door gebruik te maken van andere vormen van ondersteuning en hierdoor een gewenst niveau van zelfredzaamheid of participatie bereikt kan worden, wordt van de persoon met beperkingen verwacht dat hij daarvan gebruik maakt. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op algemeen gebruikelijke- of algemene voorzieningen. In deze situaties zal het college geen persoonsgebonden budget (PGB) verstrekken voor ondersteuning vanuit het sociale netwerk.
Het kan voorkomen dat een inwoner met beperking al lange tijd gewend is aan ondersteuning door personen uit het sociale netwerk. Dit verandert echter niets aan het bovenstaande. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) biedt maatschappelijke ondersteuning als andere oplossingen niet passend blijken te zijn. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat voorliggende oplossingen die door de inwoner als onwenselijk worden beschouwd, niet automatisch betekenen dat ze niet tot het gewenste resultaat kunnen leiden. Een objectieve beoordeling is hierbij van essentieel belang.
Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat een cliënt krijgt als vergoeding voor de kosten die worden gemaakt om een voorziening aan te schaffen of eenmalige hulp te organiseren. De cliënt heeft de vrijheid om zelf een aanbieder of leverancier te kiezen en afspraken te maken over de invulling van de te leveren zorg of voorziening. In tegenstelling tot een persoonsgebonden budget (PGB) hoeft een financiële tegemoetkoming niet de volledige kosten te dekken. Een PGB moet wel kostendekkend zijn, maar mag nooit hoger zijn dan de kosten voor een Zorg in Natura (ZIN) voorziening. Desalniettemin moet een financiële tegemoetkoming wel in de buurt komen van de daadwerkelijk gemaakte kosten.
Een financiële tegemoetkoming kan worden ingezet voor:
Hoofdstuk 3 – Het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden
Met "het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden" wordt bedoeld dat een inwoner in staat is om huishoudelijke taken zelfstandig uit te voeren en deze te organiseren, al dan niet met ondersteuning. Dit omvat ook de zorg voor de was.
De specifieke regels voor hulp bij het huishouden staan vermeld in de Wmo verordening gemeente Weststellingwerf. Bij het indiceren van hulp bij het huishouden wordt het normenkader van HHM gebruikt. Het normenkader draagt bij aan het leveren van maatwerk, waarbij altijd wordt gekeken naar de specifieke situatie van de individuele persoon. Voor de was verzorging wordt het CIZ-protocol toegepast.
Het gaat om alle activiteiten gericht op het realiseren van een schoon en leefbaar huis, inclusief ruimten die essentieel zijn voor dagelijks gebruik. Hierbij wordt de tuin uitgesloten, maar de berging is inbegrepen. Afwijkingen van deze standaard kunnen nodig zijn op basis van persoonskenmerken en behoeften. Bij het indiceren van hulp in het huishouden wordt geen extra tijd gerekend voor de zorg voor huisdieren, met uitzondering van hulpdieren.
In bepaalde gevallen hebben inwoners gedurende vele jaren op eigen kosten iemand ingehuurd voor hulp in het huishouden. Als er geen verandering in inkomen heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn ontstaan als gevolg van de beperking, wordt over het algemeen geoordeeld dat er geen verdere ondersteuning nodig is, omdat het probleem al is opgelost. Dit geldt natuurlijk anders als er aangetoond kan worden dat er ingrijpende veranderingen hebben plaatsgevonden waardoor het niet meer mogelijk is om deze hulp zelf te bekostigen.
Bij een aanvraag voor hulp bij het huishouden wordt ook onderzocht of herstelgerichte hulp als voorliggende voorziening kan worden ingezet. Herstelgerichte hulp is gericht op het herstel en behoud van de fysieke zelfredzaamheid van inwoners vanaf 60 jaar door middel van training. Dit onderzoek vindt niet plaats in geval van een acute aandoening, terminale fase van een aandoening, of als iemand niet veilig kan sporten in een groep. Een persoon komt in aanmerking voor herstelgerichte hulp als, op basis van deskundig advies, blijkt dat door middel van deze training herstel van de fysieke zelfredzaamheid mogelijk is. Het kan de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp vervangen, maar ook worden gecombineerd met een andere maatwerkvoorziening.
Bij was verzorging gaat het om het regelmatig schoonmaken van dagelijkse kleding en beddengoed, met name het wassen en drogen ervan.
Het college kijkt eerst naar de mogelijkheden die iemand zelf heeft, zoals het kopen van een wasmachine en/of droger. Daarnaast bekijkt het college welke voorzieningen er al bestaan die algemeen gebruikelijk zijn, zoals een was service. Als laatste wordt gekeken naar gebruikelijke hulp. Als al deze opties niet tot een oplossing leiden, biedt het college ondersteuning met een maatwerkvoorziening.
Hoofdstuk 4 – Het zich kunnen verplaatsen in en om de woning
Het gaat om verplaatsingen die rechtstreeks vanuit huis worden gemaakt. Verplaatsing binnen en rondom het huis is bedoeld voor mensen die afhankelijk zijn van een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.
Rolstoelen die bedoeld zijn voor 'af en toe' gebruik, waarbij de rolstoel wordt meegenomen om ergens anders te gebruiken, zoals tijdens het winkelen of op uitstapjes, vallen niet onder deze regeling. Er is geen sprake van 'af en toe' gebruik als iemand altijd een rolstoel buiten de eigen woning nodig heeft. Voor ‘af en toe’ gebruik van een rolstoel kunnen algemene voorzieningen zoals een rolstoelpool of een beschikbare voorziening in de vorm van een leenrolstoel via de zorgverzekeringswet worden ingezet.
Hoofdstuk 5 – Het kunnen wonen in een geschikt huis
Mensen moeten zoveel mogelijk in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen. Als iemand niet zelfstandig in staat is om in een passende woning te verblijven, kan het college een aanpassing aan de woning verstrekken. De specifieke regels voor deze aanpassingen staan beschreven in de Wmo verordening gemeente Weststellingwerf.
Het college bekijkt of het gewenste resultaat ook behaald kan worden door te verhuizen. Hierbij worden verschillende aspecten meegenomen, zoals de financiële gevolgen van de verhuizing, de tijd die het kost voordat er een geschikte woning beschikbaar is (met het oog op medisch verantwoorde termijnen), de argumenten voor en tegen verhuizen van de betrokkene en de argumenten met betrekking tot eventuele mantelzorg. Als verhuizen niet leidt tot het gewenste resultaat, wordt overwogen of het plaatsen van een losse woonunit de meest kosteneffectieve oplossing is. Het plaatsen van een woonunit heeft de voorkeur boven het aanpassen van een woning of het bouwen van een aanbouw als deze voorziening sneller te realiseren is dan een aanpassing of een aanbouw. Of als de losse woonunit opnieuw gebruikt kan worden. De kosten van het plaatsen en verwijderen van de unit worden meegenomen in de vergelijking. De verstrekking gebeurt altijd in natura.
Woningsanering richt zich op het verminderen van beperkingen door allergene stoffen die afkomstig zijn van materialen in of aan de woonruimte. Voordat een aanvraag voor woningsanering wordt beoordeeld, wordt eerst gekeken of de aanvrager zelf de woning kan saneren met eigen middelen of een andere wet voorliggend is.
Woningaanpassingen worden niet verstrekt voor de volgende soorten woningen: hotels/pensions, trekkerswoonwagens, toer- en stacaravans, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, gehuurde kamers, specifieke woongebouwen gericht op gehandicapten en ouderen voor voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten, voorzieningen die zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen bij nieuwbouw of renovatie, en mantelzorgwoningen.
Bij (grotere) bouwkundige aanpassingen wordt gebruikgemaakt van een programma van eisen, dat wordt opgesteld door een gemeentelijke medewerker of een externe adviseur. Belanghebbenden hebben de mogelijkheid om minimaal twee offertes in te dienen, of een externe adviseur kan een maximumbedrag berekenen op basis van de benodigde aanpassingen.
Hoofdstuk 6 – Het zich lokaal kunnen verplaatsen
Zich lokaal kunnen verplaatsen gaat erover dat inwoners vrij kunnen bewegen in hun eigen woonomgeving. Vervoer van en naar groepsbegeleiding valt hier niet onder. De specifieke regels voor vervoer zijn beschreven in de Wmo verordening gemeente Weststellingwerf. De eigen bijdrage wordt ook genoemd in de verordening. Regionaal vervoer (boven 25 km) wordt verzorgd door Valys en valt daarmee buiten de Wmo.
Er kunnen twee kilometerbudgetten worden toegewezen als individuele voorziening. Als een inwoner in een instelling woont, wordt op jaarbasis 750 kilometer geïndiceerd. In andere gevallen wordt op jaarbasis 1750 kilometer geïndiceerd. Als de inwoner een hogere vervoersbehoefte heeft, is het aan de inwoner om met concrete en controleerbare gegevens aan te tonen dat dit het geval is. Een eigen keuze om het aantal kilometers te overschrijden, zonder objectieve noodzaak, verplicht niet tot het toepassen van de hardheidsclausule. Als het kan worden onderbouwd, kan rekening worden gehouden met een lagere vervoersbehoefte dan door het college aanvaardbaar wordt geacht (minder dan 750).
Als iemand om medische redenen niet zelfstandig gebruik kan maken van het gemeenschappelijk vervoer, kan het college een indicatie afgeven voor (gratis) begeleiding. Het college beoordeelt of er tijdens de rit daadwerkelijk medische handelingen nodig zijn. Alleen op basis van deze noodzaak kan een indicatie voor medische begeleiding tijdens gemeenschappelijk vervoer worden verstrekt. Deze indicatie is specifiek gericht op ondersteuning tijdens de reis zelf, niet op de plaats van bestemming. Als iemand een indicatie heeft voor begeleiding, moet er altijd een begeleider meereizen.
Als een vervoersvoorziening of hulpmiddel via een PGB wordt verstrekt, is het PGB bedoeld voor de aanschafprijs, reparatie/onderhoud en verzekeringskosten gedurende de volledige afschrijvingsperiode. De afschrijvingsperiode kan per voorziening verschillen. Het PGB wordt in één bedrag uitgekeerd en komt overeen met het bedrag dat het college betaalt aan een leverancier voor een vergelijkbare zorg in natura voorziening. De inwoner draagt zelf de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van onderhoud en reparaties, evenals het beheer van het PGB.
Hoofdstuk 7 – Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren
Hoofdstuk 8 – Het hebben van contacten met medemensen en deelnemen aan maatschappelijke activiteiten
Dit resultaat gaat erom dat je kunt meedoen aan maatschappelijke activiteiten, oftewel deelnemen aan het dagelijkse leven.
Een rolstoel voor af en toe, bijvoorbeeld voor uitstapjes, valt niet onder de Wmo. Zie hoofdstuk 4 voor meer informatie. We noemen dit rolstoelgebruik hier, omdat de rolstoel helpt bij het hebben van contact met anderen en deelnemen aan het dagelijks leven. De rolstoel kan worden verstrekt als een algemene voorziening via een uitleenpunt. Daarnaast is het huren van een rolstoel via het uitleenpunt van hulpmiddelen een voorliggende voorziening.
Bij een aanvraag voor een sportvoorziening binnen de Wmo moet het gaan om een voorziening die deelname aan sportieve activiteiten in het maatschappelijke leven mogelijk maakt. De sportvoorziening is een middel om de betrokken persoon met beperkingen actiever te laten deelnemen aan de maatschappij. Het college moet bij elke aanvraag voor een sportvoorziening beoordelen of deze noodzakelijk is en in voldoende mate bijdraagt aan het bevorderen van de participatie.
Het college heeft geen verplichting om te zorgen voor topsportvoorzieningen. Personen die specifieke sportfaciliteiten nodig hebben om op topniveau te sporten, moeten zelf de benodigde financiën bijeen te brengen via eigen middelen, fondsenwerving of sponsoring. Dit betekent niet dat een topsporter geen aanspraak kan maken op een reguliere sportvoorziening die geschikt is voor sport op een minder hoog niveau.
Hoofdstuk 9 – Het kunnen uitvoeren van algemeen dagelijkse levensverrichtingen (begeleiding)
Als een inwoner met beperking(en) niet voldoende zelfredzaam is of moeite heeft met participeren, kan hij in aanmerking komen voor begeleiding op basis van de Wmo. Begeleiding omvat activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie. Met als doel dat de inwoner zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven.
Begeleiding kan verschillende vormen aannemen, zoals individuele- of groepsbegeleiding. Het kan gericht zijn op het ontwikkelen of behouden van bepaalde handelingen en vaardigheden. Het normenkader begeleiding, ontwikkeld door bureau HHM, wordt gebruikt om de juiste duur, omvang en intensiteit van de begeleiding te bepalen.
Tijdens of aan het einde van de geïndiceerde periode wordt de begeleiding geëvalueerd. Als de gestelde doelen niet behaald worden, moet opnieuw worden beoordeeld welke resultaten en doelen wel kunnen bereikt worden en of de zorgaanbieder voldoende ondersteuning kan bieden.
Deskundige medewerkers/hulpverleners met een mbo- /hbo werk- en denkniveau voeren de ondersteuning uit. De (zorg)aanbieder zet medewerkers/hulpverleners in die beschikken over de benodigde kennis, competenties en vaardigheden om de activiteiten uit te voeren volgens het ondersteunings- of PGB-plan.
Hoofdstuk 10 – Beschermd wonen en opvang
Beschermd wonen is bedoeld voor inwoners met psychische of psychosociale problemen en inwoners die, vanwege risico's voor hun veiligheid, hun thuissituatie hebben verlaten. Het omvat:
Het resultaat is dat de inwoner woont in een veilige omgeving met structuur en intensieve begeleiding. Er moet een noodzaak zijn voor 24-uurs nabijheid en onplanbare zorg. Als er geen sprake is van enige ontwikkeling en geen perspectief is op zelfstandig wonen (eventueel met begeleiding), dan heeft de Wet langdurige zorg (Wlz) voorrang.
Bij opvang gaat het erom mensen te helpen die niet meer thuis kunnen blijven omdat het daar niet veilig is. Ze hebben hulp nodig om weer op eigen benen te staan in de maatschappij. Opvang heeft twee doelen: het helpen van mensen zonder huis, zoals dak- en thuislozen en mensen die bescherming nodig hebben vanwege huiselijk geweld, zoals vrouwenopvang.
Maatschappelijke opvang voor dak- en thuislozen
Dakloosheid treedt op als mensen beperkte zelfredzaamheid hebben en meerdere problemen ervaren. Dit houdt in dat ze voor een korte periode 's nachts onderdak nodig hebben, waarbij basisvoorzieningen zoals een bed, bad en brood worden geboden.
Om onderdak te krijgen, moet de dakloze de Nederlandse nationaliteit hebben of als vreemdeling rechtmatig verblijven volgens artikel 8 a t/m l van de Vreemdelingenwet 2000. De persoon is feitelijk of residentieel dakloos, mogelijk voorafgaand aan opname in een psychiatrische kliniek of detentie. De persoon is minstens 23 jaar oud, heeft regiobinding, behoort tot de OGGZ-doelgroep en heeft geen andere oplossingen om de feitelijke of residentiële dakloosheid op te lossen.
Voor zwerfjongeren geldt een extra voorwaarde: ze moeten gedurende minimaal drie maanden voorafgaand aan de aanmelding geen vaste woon- of verblijfplaats hebben gehad of op drie verschillende plaatsen hebben verbleven. De persoon is tussen de 18 en 22 jaar oud en heeft meerdere problemen, waarbij er minstens drie van de leefgebieden GGZ, licht verstandelijke beperking (LVB), werk/school en financiën betrokken zijn.
Opvang wegens huiselijk geweld
Opvang voor huiselijk geweld is beschikbaar als de persoon de Nederlandse nationaliteit heeft of als een vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft volgens specifieke wetgeving (artikel 8 a t/m l van de Vreemdelingenwet 2000). De persoon is slachtoffer van huiselijk geweld en heeft de thuissituatie moeten verlaten vanwege veiligheidsredenen. Of in het geval van kindermishandeling. De persoon is 18 jaar of ouder (met of zonder kinderen) en hij/zij kan zelf geen veilige situatie creëren, zelfs niet met hulp van het eigen netwerk.
Hoofdstuk 11 – Kortdurend verblijf
Kortdurend verblijf betekent dat iemand tijdelijk ergens anders verblijft, om de gebruikelijke zorg of de zorg van de mantelzorger te verlichten. De mantelzorger houdt normaal gesproken voortdurend toezicht op de persoon met beperkingen. Kortdurend verblijf omvat persoonlijke verzorging, verpleging, of begeleiding voor iemand met beperkingen, langdurige psychische problemen, of psychosociale problemen, vooral als die persoon constant toezicht nodig heeft. Uit logeren gaan is bedoeld als extra ondersteuning voor het wonen in de eigen thuissituatie.
Deskundige medewerkers/hulpverleners met een mbo- of hbo-werk- en denkniveau voeren de ondersteuning uit. De (zorg)aanbieder kiest medewerkers/hulpverleners die over de juiste kennis, vaardigheden en competenties beschikken om de activiteiten uit te voeren zoals beschreven in het ondersteunings- of pgb-plan.
Mantelzorg is wanneer je tijdelijk of langdurig zorgt voor je partner, ouders, kinderen, familieleden, buren of vrienden, bovenop de normale hulp die je geeft. Belangrijk is dat de mantelzorger een goede balans vindt tussen wat hij aankan en wat er van hem gevraagd wordt. Als dat nodig is en kan, krijgt de mantelzorger hulp.
Tijdens het gesprek wordt bekeken of een maatwerkvoorziening (respijtvoorziening) nodig is om de mantelzorger te ontlasten. Het volledige systeem van de cliënt, inclusief dat van de mantelzorger, wordt daarbij besproken. Er wordt specifiek gelet op de belasting en belastbaarheid van de mantelzorger. Het uitgangspunt is om de beperkingen van de persoon in kwestie zo goed mogelijk te compenseren (al dan niet met behulp van een voorziening vanuit de Wmo), waarbij zowel korte als langere termijn oplossingen worden overwogen.
Het college houdt rekening met de belangen van mantelzorgers die zorgen voor kinderen in hun eigen huis. Mantelzorg is vaak erg belangrijk in deze situaties. Als de mantelzorg wegvalt, kan het hele gezinssysteem in de war raken. Het is belangrijk om zorgvuldig af te wegen en op maat gemaakte oplossingen te vinden die leiden tot passende ondersteuning voor het gezin.
Als het te zwaar dreigt te worden voor de mantelzorger, kan er een maatwerkvoorziening worden verstrekt voor degene die verzorging nodig heeft. Als het gaat om een Persoonsgebonden Budget (PGB) kan de mantelzorger deze regeling niet zelf invullen. Omdat het juist gaat om het voorkomen van overbelasting bij de mantelzorger. Het college kan ook van tevoren rekening houden met momenten waarop de mantelzorger afwezig is vanwege vakanties of andere redenen.
Voor mantelzorgwoningen geldt dat uitgegaan wordt van de eigen verantwoordelijkheid over het kunnen beschikken over een woning. Mantelzorgwoningen tot maximaal 100 vierkante meter kunnen vergunningsvrij gebouwd worden. Als de woning voldoet aan het bouwbesluit. Het college kan adviseren en ondersteunen als het gaat om vergunningen op het gebied van ruimtelijke ordening. Dit valt niet onder de Wmo.
Hoofdstuk 13 – Progressieve ziekten
Onder progressieve ziekten verstaan wij ziekten die chronisch zijn en steeds ernstiger worden. Het gaat bijvoorbeeld om ziekten zoals ALS. Geen enkel ziekteverloop is hetzelfde en hangt af van de ziekte en haar kenmerken. Maatwerk is in deze situaties van groot belang.
Een groot verschil met ‘reguliere’ meldingen is dat de procedure zorgvuldig, snel en adequaat moet gebeuren. De cliënt met een snel progressieve ziekte heeft vaak niet veel tijd. Bij progressieve ziekten moet snel worden ingespeeld op veranderingen en ontwikkelingen in het ziektebeeld.
Om snel de juiste ondersteuning te bieden bij ALS wordt er vooruitkijkend geïndiceerd. Zodra de indicatie is vastgesteld, kan de cliënt direct gebruikmaken van de op maat gemaakte voorzieningen wanneer dat nodig is. Er is geen nieuw onderzoek nodig bij aanpassingen aan de geïndiceerde voorziening, waardoor de wachttijden beperkt blijven. De leverancier van hulpmiddelen heeft de benodigde voorzieningen altijd zo veel mogelijk op voorraad.