Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Drents Overijsselse Delta

Verordening nadeelcompensatie waterschap Drents Overijsselse Delta 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Drents Overijsselse Delta
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingVerordening nadeelcompensatie waterschap Drents Overijsselse Delta 2024
CiteertitelVerordening nadeelcompensatie waterschap Drents Overijsselse Delta 2024
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Nadeelcompensatieverordening waterschap Drents Overijsselse Delta 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet
  2. titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. afdeling 15.1 van de Omgevingswet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-2024nieuwe regeling

16-04-2024

wsb-2024-8078

Z/24/059124/246188

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie waterschap Drents Overijsselse Delta 2024

Het algemeen bestuur van het waterschap Drents Overijsselse Delta;

 

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 16 januari 2024, nummer Z/24/059124/246188;

 

gelet op het bepaalde in:

  • artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet

  • titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht

  • afdeling 15.1 van de Omgevingswet

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening nadeelcompensatie waterschap Drents Overijsselse Delta 2024:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    waterschap: waterschap Drents Overijsselse Delta;

  • b.

    adviescommissie: de adviseur of adviseurs die door het dagelijks bestuur zijn aangewezen;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    Ow: Omgevingswet.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 4:126 eerste lid Awb, waarbij de aanvrager stelt dat de schade wordt veroorzaakt door het waterschap.

Artikel 3. Bevoegdheid nadere regels stellen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan bij bepaalde type schade nadere regels stellen voor de berekening van die schade.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan nadere regels stellen voor aanvragen om nadeelcompensatie voor een specifiek onderwerp.

Artikel 4. Termijn voor indiening verzoek

  • 1.

    De aanvraag om nadeelcompensatie wordt zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, bij het waterschap ingediend.

  • 2.

    Heeft de aanvrager, vóórdat de termijn als bedoeld in artikel 4:131, eerste lid Awb is verstreken, een schriftelijke mededeling aan het waterschap gedaan waarin aanvrager ondubbelzinnig verklaart dat hij zich het recht voorbehoudt om een aanvraag om nadeelcompensatie, dan begint een nieuwe termijn te lopen, artikel 4:131 eerste lid Awb. Deze termijn begint te lopen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop deze schriftelijke mededeling is gedaan.

Artikel 5. De aanvraag

  • 1.

    De aanvrager van nadeelcompensatie maakt bij het indienen van zijn aanvraag gebruik van het door het waterschap op haar website voorgeschreven elektronische formulier.

  • 2.

    Om het recht op eventuele vergoeding verder te onderbouwen, dient de verzoeker in zijn verzoek in ieder geval te beschrijven op welke wijze de gestelde schade het gevolg is van het genoemde besluit of handelen van het waterschap.

  • 3.

    De verzoeker verschaft voorts alle gegevens en bescheiden die voor het nemen van een besluit op zijn verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur bevestigt binnen twee weken schriftelijk de ontvangst van het verzoek en stelt de verzoeker daarbij in kennis van de te volgen procedure op grond van deze verordening.

  • 5.

    Als, naar het oordeel van het dagelijks bestuur, niet of niet voldoende is voldaan aan het gestelde in het eerste, tweede of derde lid, stelt deze de verzoeker in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een door het dagelijks bestuur te stellen termijn.

Artikel 6. Vereenvoudigde afhandeling van het verzoek

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan het verzoek zonder voorafgaand advies van de adviescommissie afdoen als de geclaimde schade blijkens het verzoek niet meer bedraagt dan € 5.000,= (zegge: vijfduizend euro) of wanneer het dagelijks bestuur dit als zodanig heeft bepaald in een conform artikel 3 tweede lid opgestelde nadere regel.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijst de aanvraag zonder nader onderzoek of advies van de adviescommissie af als:

    • a.

      het naar zijn oordeel kennelijk ongegrond is;

    • b.

      het naar zijn oordeel kennelijk niet ontvankelijk is;

    • c.

      het zonder nader onderzoek voor toewijzing vatbaar is;

    • d.

      het voor de betreffende specifieke categorieën van schadeveroorzakende gebeurtenissen beleidsregels heeft vastgesteld ten aanzien van de berekening van de hoogte van de te vergoeden schade;

    • e.

      er sprake is van verjaring van het recht op nadeelcompensatie;

    • f.

      het naar zijn oordeel steunt op de onrechtmatige uitoefening door of namens het waterschap van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak, dat wil zeggen een onrechtmatige overheidsdaad.

  • 3.

    Een besluit om het verzoek overeenkomstig het eerste, onderscheidenlijk het tweede lid af te doen, wordt aan de verzoeker schriftelijk meegedeeld binnen vier weken na ontvangst van het verzoek dan wel binnen vier weken nadat de termijn is verstreken gedurende welke de verzoeker het verzuim, conform artikel 5 lid 5 van deze verordening, kon herstellen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan de in het vorige lid bedoelde termijn met een redelijke termijn verlengen. Het dagelijks bestuur stelt de verzoeker daarvan schriftelijk in kennis.

Artikel 7. De adviescommissie

  • 1.

    Als geen toepassing wordt gegeven aan artikel 6, stelt het dagelijks bestuur het verzoek om vergoeding, na ontvangst van de informatie als bedoeld in artikel 5, in handen van een onafhankelijke adviescommissie.

  • 2.

    Een adviseur van de adviescommissie maakt geen deel uit van de bestuurlijke of ambtelijke organisatie van het waterschap, of van de bezwaarschriftencommissie van het waterschap.

  • 3.

    De adviescommissie, bedoeld in het eerste lid, is een adviseur in de zin van afdeling 3.3 van de Awb.

Artikel 8. Het door de adviescommissie te verrichten onderzoek

  • 1.

    De adviescommissie dient het dagelijks bestuur van advies over de op de aanvraag te nemen beslissing. Zij stelt daartoe, voor zover een zorgvuldige advisering daartoe noopt, een onderzoek in naar:

    • a.

      de vraag of de door aanvrager in zijn aanvraag gestelde schade een gevolg is van de in de aanvraag aangeduide schadeoorzaak, indien en voor zover deze als een rechtmatige uitoefening door of namens het waterschap van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan worden aangemerkt;

    • b.

      de omvang van de schade als bedoeld onder a;

    • c.

      de vraag of deze schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven, met inachtneming van het bepaalde in titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

    • d.

      de vraag of vergoeding van de schade niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd.

  • 2.

    De adviescommissie brengt rapport uit over haar bevindingen. Zij adviseert het dagelijks bestuur over de hoogte van de uit te keren nadeelcompensatie en doet, als het waterschap een daartoe strekkende verzoek heeft gedaan, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

Artikel 9. Bevoegdheden en verplichtingen

  • 1.

    Het waterschap stelt de adviescommissie, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak. Artikel 5.1 van de Wet open overheid is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De aanvrager verschaft de adviescommissie de gegevens en bescheiden die voor de advisering nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3.

    De adviescommissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Als met het verstrekken van inlichtingen, of het verlenen van adviezen door derden kosten gemoeid zijn, oefent de adviescommissie deze bevoegdheid enkel uit na instemming van het waterschap.

  • 4.

    De adviescommissie kan ter plaatse van de geleden schade onderzoek doen, als zij dit nodig acht.

Artikel 10. Werkwijze adviescommissie

  • 1.

    De adviescommissie stelt de aanvrager in kennis van de te volgen procedure.

  • 2.

    De adviescommissie stelt aanvrager en het dagelijks bestuur in de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting. Beiden kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde. De aanvrager kan ook kiezen tot het geven van een schriftelijke toelichting.

  • 3.

    Meegebrachte deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven.

  • 4.

    Van de toelichtingen wordt een verslag opgemaakt. Het verslag wordt aan de aanvrager en het dagelijks bestuur toegezonden.

  • 5.

    Alvorens de adviescommissie haar definitieve advies opstelt, maakt zij een conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt uiterlijk zesentwintig weken nadat de adviescommissie is het verzoek in behandeling heeft genomen, aan verzoeker en aan het dagelijks bestuur toegezonden. Als niet binnen deze termijn een conceptadvies opgemaakt kan worden, deelt de adviescommissie aanvrager en het dagelijks bestuur gemotiveerd mede, waarom deze termijn wordt overschreden. Zij geeft daarbij een termijn aan waarbinnen het conceptadvies aan aanvrager en aan het dagelijks bestuur zal worden toegezonden. Deze termijn bedraagt ten hoogste zesentwintig weken. Deze termijn kan alleen met consensus tussen aanvrager en het dagelijks bestuur worden verlengd.

  • 6.

    Aanvrager en het dagelijks bestuur maken eventuele bedenkingen tegen het conceptadvies, uiterlijk acht weken na de datum van verzending daarvan, schriftelijk aan de adviescommissie kenbaar.

  • 7.

    De adviescommissie stelt haar advies vast binnen acht weken na het verstrijken van de in het zesde lid genoemde termijn. Zij kan deze termijn, onder opgaaf van redenen, eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen. Zij zendt het advies terstond toe aan de aanvrager en aan het dagelijks bestuur.

Artikel 11. De beslissing op het verzoek

  • 1.

    Het dagelijks bestuur besluit zo spoedig mogelijk op het verzoek, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van het advies van de adviescommissie. De beslissing wordt de verzoeker zo spoedig mogelijk toegezonden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan het besluit bedoeld in het eerste lid éénmaal voor ten hoogste zes weken verdagen.

Artikel 12. Voorschot

  • 1.

    De verzoeker kan het dagelijks bestuur op ieder moment na de indiening van het verzoek vragen om verlening van een voorschot op de vergoeding.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan een voorschot verlenen, als redelijkerwijs valt te verwachten dat de verzoeker schade lijdt of zal lijden en als zijn belang vordert dat aan hem een voorschot wordt verstrekt.

  • 3.

    Met het verlenen van een voorschot wordt geen recht op vergoeding erkend.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan aan het verlenen van een voorschot voorwaarden verbinden.

  • 5.

    Het voorschot wordt uitsluitend verleend als de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling wanneer op grond van het besluit van het dagelijks bestuur omtrent het verzoek en de bij dat besluit behorende gegevens blijkt dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt.

  • 6.

    Onverschuldigd betaalde voorschotten kunnen door het dagelijks bestuur worden teruggevorderd.

Artikel 13. Vergoeding

  • 1.

    Als en voor zover de beslissing op het verzoek strekt tot volledige of gedeeltelijke honorering van het verzoek, draagt het dagelijks bestuur binnen zes weken na het onherroepelijk worden van het besluit op het verzoek zorg voor de betaling van het vastgestelde bedrag.

  • 2.

    Als de betaling binnen de gesteld termijn niet mogelijk is, stelt het dagelijks bestuur de verzoeker daarvan schriftelijk en onder opgaaf van redenen in kennis en noemt het een redelijke termijn waarbinnen de betaling wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3.

    De betaling vindt plaats onder verrekening van eventueel met toepassing van verleende voorschotten als bedoeld in artikel 4:95, eerste lid Algemene wet bestuursrecht en artikel 10 van deze verordening.

  • 4.

    Een vergoeding van wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek kan deel uitmaken van de toe te kennen vergoeding.

  • 5.

    Als de schade in een andere vorm dan geld wordt vergoed, wordt daarmee een aanvang gemaakt binnen een redelijke termijn na het onherroepelijk worden van het besluit op het verzoek.

Artikel 14. Beleid waterschap

Bij de beoordeling van verzoeken om toekenning van vergoeding ingevolge deze verordening wordt rekening gehouden met het vigerend beleid van het waterschap.

Artikel 15. Hardheidsclausule

Als een strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot een beslissing die naar het oordeel van het dagelijks bestuur als onbillijk moet worden aangemerkt, kan het dagelijks bestuur van het gestelde in deze verordening afwijken.

Artikel 16. Inwerkingtreding en toepasselijkheid

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag volgend op die van de bekendmaking.

  • 2.

    Zij is van toepassing op verzoeken die worden ingediend op en na het tijdstip van inwerkingtreding, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Nadeelcompensatieverordening waterschap Drents Overijsselse Delta 2019 ingetrokken.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening nadeelcompensatie waterschap Drents Overijsselse Delta 2024.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 16 april 2024 door het algemeen bestuur,

de secretaris-directeur,

E.M. van Grol

de dijkgraaf,

D.S. Schoonman

Toelichting verordening nadeelcompensatie waterschap Drents Overijsselse Delta 2024

Inleiding

Nadeelcompensatie gaat over de schade die de overheid rechtmatig veroorzaakt. Bijvoorbeeld ingeval van peilopzet of ernstige hinder door de aanleg van een nieuwe dijk. Maar ook projecten, waardoor aangrenzende woningen in waarde dalen. Voorbeelden van schadeposten zijn winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, schade aan gewassen of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.

Schade komt alleen voor vergoeding in aanmerking als:

  • a.

    De schade uitgaat boven het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico. Dit is de abnormale last.

  • b.

    De schade iemand in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft. Dus de last drukt onevenredig zwaar op een beperkte groep burgers of bedrijven. Dit is de speciale last.

Algemene wet bestuursrecht

Titel 4.5 van de Awb bevat een algemene regeling over de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. In deze titel staan de grondslagen, inhoudelijke eisen en procedurele bepalingen over toekenning van nadeelcompensatie. Zo bevat de regeling in de Awb procedureregels voor het afhandelen van die aanvragen (zoals beslistermijnen). Ook zijn regels opgenomen over de maximale hoogte van het te heffen recht voor het in behandeling nemen van een aanvraag. Alle geschillen over rechtmatig overheidsoptreden zijn geconcentreerd bij één rechter, namelijk de bestuursrechter.

 

Verordening nadeelcompensatie

De wet en regelgeving kent geen verplichting om een verordening nadeelcompensatie vast te stellen. Het waterschap heeft wel de bevoegdheid om in een verordening nadeelcompensatie regels te stellen over de wijze van beoordeling van een aanvraag van een schadevergoeding en de totstandkoming van een beslissing op een aanvraag.

Het waterschap heeft gekozen om nadeelcompensatie uit te werken in een verordening. Reden hiervoor is dat het heffen van een recht bij wettelijk voorschrift moet (zie artikel 4:128, lid 1 Awb) en de adviescommissie en/of adviseur een juridische basis krijgen in de verordening. Bovendien zorgt een verordening voor een duidelijke en eenduidige regeling over het in behandeling nemen van een verzoek tot nadeelcompensatie die makkelijk raadpleegbaar is voor burgers en ondernemers. Verder kunnen in de verordening nadere regels worden opgenomen over de wijze van beoordeling van een aanvraag om schadevergoeding, de totstandkoming van een beslissing op de aanvraag en de ontvankelijkheid van de aanvraag.

 

Normaal maatschappelijk risico

Vooropgesteld wordt dat de overheid niet verplicht is om iedere schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaak, in zijn geheel te vergoeden. Dat overheidsingrijpen voor sommige burgers en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben, is namelijk onvermijdelijk. Tot op zekere hoogte moeten deze gevolgen dus worden geaccepteerd (normaal maatschappelijk risico (hierna: NMR)). Burgers die door rechtmatig overheidsoptreden schade lijden die uitgaat boven het NMR en in vergelijking tot anderen onevenredig zwaar worden getroffen, kunnen desgevraagd nadeelcompensatie ontvangen (artikel 4:126 van de Awb). De hoogte daarvan moet in zo’n geval redelijk zijn. De nadeelcompensatie dekt dus niet vanzelfsprekend de volledige schade. Een deel van de schade zal altijd voor eigen rekening blijven.

 

Beperking van de schadeoorzaken en voorrang van de Omgevingswet ten opzicht van de Awb

In de Omgevingswet (Ow) is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de algemene regeling uit de Awb, namelijk afdeling 15.1 van de Ow.

Ten opzichte van titel 4.5 van de Awb bevat de reikwijdte van afdeling 15.1 van de Ow een nadere afbakening van schadeoorzaken. Artikel 4:126, eerste lid, van de Awb bepaalt dat op grond van elk handelen door de overheid in het kader van een rechtmatige uitoefening van een haar toegekende taak of bevoegdheid om nadeelcompensatie kan worden verzocht. De regeling in de Awb biedt daarmee een brede grondslag voor aanvragen om nadeelcompensatie. Die brede grondslag wordt in de Ow beperkt.

De afbakening van schadeoorzaken in artikel 15.1 van de Ow is ten opzichte van titel 4.5 van de Awb limitatief en exclusief. Dat betekent dat als een schadeoorzaak niet in dat artikel is opgenomen, niet alsnog langs de weg van de Awb om nadeelcompensatie kan worden gevraagd. De regels over nadeelcompensatie in de Ow hebben zo voorrang op de regels in de Awb.

Nadeelcompensatie binnen de Ow gaat over besluiten of maatregelen die rechtstreeks:

  • a.

    werkende rechten en verplichtingen voor burgers en bedrijven bevatten, of

  • b.

    gevolgen hebben voor burgers en bedrijven door verandering van de fysieke leefomgeving.

Schadeoorzaken zijn bijvoorbeeld:

  • a.

    een vergunning of het weigeren daarvan, of

  • b.

    een regel in de Waterschapsverordening. Deze moeten rechtstreekse rechten of verplichtingen voor burgers en bedrijven bevatten, of

  • c.

    een besluit tot peilopzet door het bestuur.

Andere soorten schade geregeld in Omgevingswet

Deze verordening beperkt zich tot nadeelcompensatie op grond van titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Ow. In de Ow zijn ook regelingen voor andere soorten schade opgenomen, namelijk:

  • a.

    schade bij gedoogplichten (afdeling 15.2 van de Ow);

  • b.

    schadeloosstelling bij onteigening (afdeling 15.3 van de Ow);

  • c.

    schadevergoeding bij voorkeursrecht (afdeling 15.4 van de Ow);

  • d.

    tegemoetkoming schade door in het wild levende dieren (afdeling 15.5 van de Ow).

Deze verordening heeft geen betrekking op schade die onder een of meer van die regelingen valt.