Organisatie | Noardeast-Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels mono-mestvergistingsinstallaties Noardeast-Fryslân 2024 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-05-2024 | nieuwe regeling | 02-04-2024 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noardeast-Fryslân maakt bekend dat het in de vergadering van 2 april 2024 heeft besloten;
gelet op het bepaalde in artikel 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht;
vast te stellen de navolgende beleidsregels:
Beleidsregels mono-mestvergistingsinstallaties Noardeast-Fryslân 2024.
Beleidsregels mono-mestvergistingsinstallaties Noardeast-Fryslân 2024.
Op 18 april 2024 heeft de gemeenteraad van Noardeast-Fryslân het ‘Paraplubestemmingsplan covergisting en mono-mestvergisting’ vastgesteld. Het paraplubestemmingsplan voorziet in een verbod in de gehele gemeente voor het oprichten en veranderen van installaties voor co-vergisting en mono-mestvergisting. Inmiddels is duidelijk dat een mono-mestvergistingsinstallatie perspectief biedt voor zowel de energietransitie als de landbouw. In afwijking van het paraplubestemmingsplan kan onder voorwaarden medewerking worden verleend aan het oprichten van een mono-mestvergistingsinstallatie. Voorliggende beleidsregels gelden hiervoor als beoordelingskader.
Co-mestvergisting versus mono-mestvergisting
Co-mestvergisting verschilt van mono-mestvergisting. Bij co-mestvergisting wordt ten minste 50% mest gebruikt en aangevuld met organische biomassa, de zogenaamde co-producten zoals mais en gras. Een resultaat van co-mestvergisting is dat hiermee de hoeveelheid mest toeneemt, omdat het digestaat (het restproduct dat overblijft na vergisting van biomassa) ook als mest moet worden gerekend. Ook op het vlak van geur, geluid en verkeer kan deze installatie nadelige gevolgen hebben die in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening.
De bestaande mono-mestvergistingsinstallaties in Fryslân laten zien dat de omgeving voor zover bekend geen overlast ervaart. Onder mono-mestvergisting verstaan we de vergisting van bedrijfseigen drijfmest zonder co-producten. Er vinden dan ook geen transportbewegingen plaats voor de aan- en afvoer van co-producten. De mest wordt via een gesloten systeem vanaf de stalvloer naar de vergister op het erf verplaatst. De reststroom uit de vergister, het digestaat, veroorzaakt doorgaans minder geur. Digestaat lijkt volgens de eerste bevindingen van onderzoekscentrum Wetsus een positieve invloed te hebben op de bodem en het sluiten van de kringlopen: “Er is waarschijnlijk minder kunstmest nodig, de bodem kan beter water vasthouden en de biodiversiteit wordt groter”. Digestaat wordt als toekomstig alternatief gezien voor kunstmest. De overige voordelen, zoals een verminderde methaan-, stikstof- en CO2-uitstoot, vormen een belangrijke motivatie voor de toekomstgerichte boer om te investeren in een mono-mestvergistingsinstallatie.
In afwijking van het omgevingsplan kan op grond van hoofdstuk 5 Omgevingswet een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (Bopa) worden verleend voor het oprichten van één mono-mestvergistingsinstallatie bij een bestaand agrarisch bedrijf, onder de volgende voorwaarden:
De installatie wordt gebouwd binnen het bouwvlak van een bestaand agrarisch bedrijf, of direct grenzend aan het bouwvlak indien daarvoor zwaarwegende redenen zijn, mits de maximaal toegestane oppervlakte van het bouwperceel op grond van het geldende bestemmingsplan/omgevingsplan niet wordt overschreden.
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘beleidsregels mono-mestvergistingsinstallaties Noardeast-Fryslân 2024.’
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na publicatie.