Organisatie | West Maas en Waal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening Wet werk en bijstand West Maas en Waal |
Citeertitel | Maatregelenverordening WWB West Maas en Waal |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2009 | 19-05-2011 | Nieuwe regeling | 01-07-2010 Waalkanter, 29-12-2010 | 2010/07-17 |
Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen
Artikel 1 – Begripsomschrijving
of de langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, tweede
b.het college : het college van burgemeester en wethouders van de
bijstand verhoogd met loonbelasting en premies
volksverzekeringen waarvoor de gemeente op grond van de
wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is,
alsmede de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de
e.arbeidsverhouding : een situatie waarin een werknemer arbeid verricht, waarvoor
hij/zij loon ontvangt en daarvoor is onderworpen aan het
gezag van de werkgever. In die situatie heeft de werknemer
geen relatie meer in het kader van de Wet werk en bijstand
met de gemeente. Een eventuele tijdelijke subsidie van de
gemeente aan de werkgever doet hier niets aan af.
f.re-integratievoorziening : een activiteit op basis van de Wet werk en bijstand welke is
gericht op arbeidsinschakeling of activering waarbij de
Artikel 2 – Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid toont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikel 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
Artikel 4 – Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van die inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
Tot het afzien van een maatregel zoals bedoeld in lid 1 en 2 wordt niet besloten ingeval het verzuim of de verwijtbare gedraging plaatsvindt binnen een periode van twee jaren te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke mededeling als bedoeld in het vierde lid is gegeven.
Artikel 5 – De wijze van oplegging van de maatregel
In afwijking van het eerste lid, wordt de maatregel met terugwerkende kracht opgelegd door een herzieningsbesluit ingeval de bijstand is beëindigd maar nog niet is uitbetaald. Is de bijstand uitbetaald, dan wordt de belanghebbende schriftelijk mededeling gedaan dat om die reden niet tot een maatregel wordt overgegaan.
om bijstand wordt gedaan met een aanvangsdatum welke ligt voor het eind van de duur van de maatregel.
4.Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.
Artikel 6 – Samenloop van gedragingen
Indien sprak is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, en derde lid niet verantwoord is.
Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging wordt de hoogte van de maatregel als bedoeld in deze verordening verdubbeld. Ingeval van een maatregel als bedoeld in artikel 11 onder b wordt de hoogte van de maatregel gesteld op 100%.
Hoofdstuk 2 – Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 8 – Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbende waardoor de verplichting op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Hoofdstuk 3 – Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 10 – Te laat verstrekken van gegevens
Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet en/of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de wet SUWI niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet te verstrekken binnen de door het college daartoe gestelde termijn, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet een maatregel opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede en derde lid.
Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 4 lid 4 tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaats vindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 11 – Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet en/of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de wet SUWI heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede en derde lid, gedurende 1 maand
a.20 procent van de bijstandsnorm indien het bruto benadelingsbedrag minder is dan €
Artikel 12 – Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet en/of de artikel 28 lid 2 en 29 lid 1 van de wet SUWI niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede en derde lid, vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand.
Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 4 lid 4 tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen ene periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 4 – Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 13 – Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht doet gelden op bijstand.
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, welke betrekkingheeft op bijzondere noodzakelijke kosten wordt een maatregel vastgesteld op:
10% van het bedrag van de bijzondere bijstand ingeval het tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft geleid tot het niet verkrijgen van een voorliggende voorziening voor de bijzondere kosten, waardoor geheel of aanvullend bijzondere bijstand nodig is voor deze bijzondere noodzakelijke kosten;
Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, welke betrekking heeft op bijzondere noodzakelijke kosten ontstaan door onverzekerdheid ingevolge de Zorgverzekeringswet wordt de maatregel bepaald op 100% van het bedrag van de bijzondere bijstand.
Artikel 14 – Zeer ernstige misdragingen
Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan, indien sprake is van verbaal geweld, worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.
aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregels is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van het opleggen van een maatregel.
Artikel 15 – het handhavingsbeleid
Het college biedt iedere 4 jaar een beleidsplan hoogwaardige handhaving aan de gemeenteraad aan met daarin het te voeren beleid op gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand en de te verwachten resultaten en rapporteert hierover jaarlijks aan de gemeenteraad.
Artikel 18 – Interne inlichtingen
Van alle genoemde onderwerpen in deze verordening kan in nadere uitvoeringsregels nadere regeling plaatsvinden. Deze nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld door het college.