Besluit
Verordening Hondenbelasting 2010
De raad van de gemeente Loon op Zand;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 17
november 2009, nummer 2009/82;
gelet op het advies van de commissie Bestuur en Middelen d.d. 3 december
2009;
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de navolgende “Verordening op de heffing en de invordering
van hondenbelasting 2010”.
(Verordening hondenbelasting 2010).
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven ter zake
van het houden van een hond binnen de gemeente.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1.
Belastingplichtig is de houder van een hond.
- 2.
Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een
hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder
is.
- 3.
Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt
aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel
231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde
gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
Artikel 3 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:
- 1.
die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;
- 2.
die door de 'Stichting sociale honden voor gehandicapten Nederland'
als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn
gesteld;
- 3.
die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1,
onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is
opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid,
van genoemd besluit;
- 4.
die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden
gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1,
onderdeel b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting
is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede
lid, van genoemd besluit;
- 5.
die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij te samen met de
moederhond worden gehouden;
- 6.
die gehouden worden door ambtenaren van de politie ter verrichting
van opsporingsdiensten;
- 7.
die in opleiding zijn en die na de opleiding ter beschikking worden
gesteld om gehandicapte personen bij te staan.
- 8.
die in opleiding zijn en waarvan de houder een diploma kan tonen dat
is afgegeven door de Koninklijke Nederlandse
Politiehondenvereniging, en waarvoor de houder zich heeft verbonden
om hond en begeleider op aanvraag aan de politie ter beschikking te
stellen.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
Artikel 5 Belastingtarief
- 1.
De belasting bedraagt per belastingjaar:
- a.
voor een eerste hond € 44,10;
- b.
voor een tweede en volgende hond € 66,00;
- 2.
In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting
voor honden, gehouden in:
- a.
kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op
kynologisch gebied in Nederland, € 242,15 per kennel;
- b.
inrichtingen voor het houden van honden voor fokdoeleinden,
die geregistreerd staan bij de Stichting Gezondheidsdienst
voor Dieren en welke beschikken over een “uniek
bedrijfsnummer (UBN) € 242,15.
- 3.
Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige
schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen
naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager
is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of,
zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel
het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de
belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het
toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde
gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat
jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de
toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt,
dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar
vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde
gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat
jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de
vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden
overblijven.
- 4.
Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven.
Artikel 9 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan
de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand
die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede
twee maanden later.
- 2.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste
lid gestelde termijnen.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met
betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
Artikel 11 Kwijtschelding
Artikel 11 Kwijtschelding
Bij de invordering van de in artikel 5 onder 1 a genoemde belasting wordt
voor maximaal 75% van het verschuldigde bedrag kwijtschelding verleend.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
De “Verordening hondenbelasting 2009” van 18 december 2009, wordt
ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van
de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de
belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na
die van de bekendmaking.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.
- 3.
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening hondenbelasting
2010’.