Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Subsidieregeling noodsteun Amsterdamse dierenwelzijnsorganisaties 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling noodsteun Amsterdamse dierenwelzijnsorganisaties 2024
CiteertitelSubsidieregeling noodsteun Amsterdamse dierenwelzijnsorganisaties 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-04-202431-12-2025nieuwe regeling

16-04-2024

gmb-2024-177026

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling noodsteun Amsterdamse dierenwelzijnsorganisaties 2024

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 3, eerste lid van Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023, gelet op de moties van de leden Krom, Lust, Burgers, Van Renssen, Koyuncu, Bons, Bobeldijk, Kabamba, Boomsma, Noordzij van 30 november 2022 met nummers 529 en 530 inzake respectievelijk financiële hulp aan de dierenvoedselbank en financiële nood Amsterdamse Dierenwelzijnsorganisaties verlichten;

 

besluit de volgende regeling vast te stellen:

 

Subsidieregeling noodsteun Amsterdamse dierenwelzijnsorganisaties 2024

Artikel 1 Definities

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASA2023: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023;

  • b.

    dierenwelzijnsorganisatie: een organisatie zonder winstoogmerk die in haar statutaire en daadwerkelijke activiteiten hoofdzakelijk gericht is op het in concrete gevallen ingrijpen, zodat dieren gevrijwaard blijven van de in artikel 1.3, derde lid, onderdelen a tot en met e van de Wet Dieren genoemde zaken.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023 is van toepassing.

Artikel 3 Doel van de regeling

Doel van deze regeling is het verlichten en voorkomen van financiële nood bij dierenwelzijnsorganisaties die in Amsterdam actief zijn.

Artikel 4 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor verlening van subsidies op grond van deze regeling bedraagt gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van deze regeling en 31 december 2024 €450.000.

Artikel 5 De aanvrager

De subsidie op grond van deze regeling kan uitsluitend worden aangevraagd door een dierenwelzijnsorganisatie die een rechtspersoon is met volledige rechtsbevoegdheid en actief is in Amsterdam.

Artikel 6 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor:

  • a.

    compensatie van de hogere kosten voor energie, personeel en materialen die gemaakt zijn in de uitoefening van de dierenwelzijnsactiviteiten in het belang van Amsterdamse dieren in de periode tussen 1 juli 2022 en 31 december 2024;

  • b.

    fysieke maatregelen, niet zijnde de aanschaf van vastgoed, die op de lange termijn de weerbaarheid van de organisatie tegen schokken in prijsontwikkeling van energie, personeel en materialen verhogen.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal €100.000,- per organisatie en is niet meer dan 20% van de kosten van de organisatie voor haar activiteiten voor Amsterdamse dieren in het boekjaar 2023.

  • 2.

    De subsidie voor hogere kosten voor energie, personeel en materialen bedraagt niet meer dan 50% van de aangetoonde verhoging.

  • 3.

    De subsidie voor fysieke maatregelen die de weerbaarheid van de organisatie verhogen bedraagt niet meer dan 50% van de daadwerkelijke kosten voor de uitvoering van die maatregelen.

Artikel 8 Indieningstermijn en volgorde behandeling aanvragen

  • 1.

    De subsidieaanvraag moet worden ingediend voor 1 oktober 2024.

  • 2.

    Subsidieaanvragen worden in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst daarvan. Als tijdstip van indiening geldt daarbij het moment waarop de aanvraag compleet is.

Artikel 9 bij de aanvraag tot verlening in te dienen gegevens

  • 1.

    Een subsidieaanvraag bevat:

    • a.

      een onderbouwde raming van de kosten die de organisatie in het boekjaar 2023 heeft gemaakt voor haar Amsterdamse activiteiten;

    • b.

      indien aanspraak wordt gemaakt op de subsidie voor hogere kosten: een onderbouwing van de hogere kosten voor energie, personeel en materialen die gemaakt zijn en naar verwachting gemaakt zullen worden in de uitoefening van de dierenwelzijnsactiviteiten in Amsterdam in de periode tussen 1 juli 2022 en 31 december 2024;

    • c.

      de in de artikel 6, tweede en derde lid van de ASA2023 genoemde gegevens.

  • 2.

    De jaarrekening, zoals bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel c van de ASA2023 dient betrekking te hebben op het boekjaar 2023. Indien die jaarrekening niet beschikbaar is, dan is dan kan de begroting voor het jaar 2023 daarvoor in de plaats gesteld worden, dit in combinatie met:

    • a.

      een voorlopig jaarverslag voor het jaar 2023; en

    • b.

      het vastgestelde jaarverslag voor het jaar 2022.

Artikel 10 Weigeringsgronden

Het college kan geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

  • a.

    de activiteiten waar subsidie voor is aangevraagd niet bijdragen aan de realisatie van het doel van de regeling;

  • b.

    de raming van de kosten van de organisatie voor haar activiteiten in het belang van Amsterdamse dieren in het boekjaar 2023 naar het oordeel van het college niet voldoende onderbouwd of gestaafd zijn;

  • c.

    de te subsidiëren kostenstijgingen naar het oordeel van het college vermijdbaar zijn of waren;

  • d.

    de te subsidiëren kostenstijgingen naar het oordeel van het college niet voldoende onderbouwd of gestaafd zijn; en

  • e.

    de kosten voor de fysieke maatregelen naar het oordeel van het college niet in redelijke verhouding staan tot het beoogde resultaat.

Artikel 11 Aanvullende verplichtingen

Aan de subsidie zijn de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de organisatie dient alle redelijke inspanningen te verrichten om de stijging van kosten voor energie, personeel en materialen te voorkomen; en

  • b.

    fysieke maatregelen die weerbaarheid van de organisatie verhogen dienen binnen 1 jaar na verlening te zijn uitgevoerd, tenzij in de verleningsbeschikking een andere termijn gesteld wordt. Deze termijn kan door het college op verzoek worden verlengd indien het college dit uitstelverzoek, voorzien van een passende verklaring, binnen de gestelde termijn ontvangt.

Artikel 12 Aanvraag tot vaststelling

  • 1.

    In afwijking op artikel 17, tweede lid van de ASA2023 wordt de aanvraag tot vaststelling voor een subsidie die uitsluitend betrekking heeft op de compensatie van hogere kosten uiterlijk 31 juli 2025 ingediend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling voor een subsidie die uitsluitend betrekking heeft op fysieke maatregelen die de weerbaarheid van de organisatie verhogen wordt uiterlijk 12 weken na afloop van die activiteiten ingediend.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling van een subsidie voor een combinatie van activiteiten wordt uiterlijk ingediend op de laatste datum die volgt uit het eerste of tweede lid van dit artikel.

Artikel 13 Inwerkingtreding en vervallen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze regeling vervalt op 31 december 2025.

Artikel 14 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling noodsteun Amsterdamse dierenwelzijnsorganisaties 2024.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 16 april 2024.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Algemeen deel

Na de inval van Rusland in Oekraïne zag de Nederlandse zich geconfronteerd met grote prijsstijgingen voor energie, gevolgd door voedsel en later ook arbeid. Om deze prijsstijgingen op het gebied van energie te dempen heeft het Rijk een prijsplafond voor gas en elektriciteit ingesteld, dat burgers beschermde tegen de excessen. Het prijsplafond was echter ontoereikend om grotere gebruikers, waaronder maatschappelijke organisaties te beschermen tegen deze effecten. De raad heeft daarom in de begroting 2023 besloten om een toevoeging te doen aan de reserve coalitiemiddelen om een noodfonds van €10 miljoen in te richten voor maatschappelijke organisaties. Met behulp van deze middelen is ook de subsidieregeling Noodsteun Energiekosten Amsterdamse sportaanbieder 2023-2024 ingesteld.

 

Naar aanleiding van moties van de raadsleden Krom, Lust, Burgers, Van Renssen, Koyuncu, Bons, Bobeldijk, Kabamba, Boomsma, Noordzij van 30 november 2022 met nummers 529 en 530 inzake respectievelijk financiële hulp aan de dierenvoedselbank en financiële nood Amsterdamse Dierenwelzijnsorganisaties verlichten is geconstateerd dat ook in de dierenopvangketen ondersteuning wenselijk is. De middelen die jaarlijks in de begroting beschikbaar zijn gesteld aan een beperkt aantal van de in Amsterdam actieve dierenwelzijnsorganisaties zijn niet toereikend gebleken om deze schok op te vangen en de organisaties kampen daardoor met tekorten. Deze subsidieregeling voorziet in de benodigde ondersteuning.

 

Er is, in lijn met de wens uit de moties, gekozen voor ruim omschreven subsidiabele activiteiten. De regelingsopzet kenmerkt zich door een relatief grote beoordelingsvrijheid voor het bestuur bij de beoordeling van subsidieaanvragen. Er is echter wel een zeer nauwe doelgroep aangewezen.

 

Het betreft een regeling met zeer korte termijnen, zowel qua aanvraagtermijn, plafond en looptijd van de regeling als geheel.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 definities

Dit artikel definieert waar nodig begrippen die in de regeling worden gebruikt.

 

onderdeel b

Deze definitie hangt nauw samen met artikel 5 en speelt een belangrijke rol in het bepalen van de doelgroep van de regeling. Er is nadrukkelijk sprake van een nauwere definitie van het begrip dierenwelzijnsorganisatie dan in het algemeen taalgebruik. Zowel de statutaire doelen van de dierenwelzijnsorganisatie als de daadwerkelijke activiteiten zijn van belang om te bepalen of een organisatie als een dierenwelzijnsorganisatie wordt aangemerkt. De statutaire doelen en daadwerkelijke activiteiten moeten gericht zijn op het in concrete gevallen ingrijpen. Het is aan de aanvrager om in de aanvraag overtuigend te onderbouwen of er sprake is van concreet ingrijpen.

Het is aan het college om dat te beoordelen en het college kan daarbij ook op andere informatie dan de door de aanvrager aangedragen informatie steunen. Voorbeelden van in concrete gevallen ingrijpen zijn:

  • 1.

    het ophalen en verzorgen van een gewond geraakt wild dier;

  • 2.

    het aanbieden van voeding aan een verzwakt of verhongerend wild dier;

  • 3.

    het aanbieden van onderdak, voeding en zorg voor huisdieren waar door de eigenaar afstand van is genomen.

Het concrete ingrijpen moet gericht zijn op het vrijwaren van dieren van de in artikel 1.3, derde lid, onderdelen a tot en met e van de Wet Dieren genoemde zaken. Het gaat dan om het voorkomen van

  • a.

    dorst, honger en onjuiste voeding,

  • b.

    fysiek en fysiologisch ongerief,

  • c.

    pijn, verwonding en ziektes;

  • d.

    angst en chronische stress; en

  • e.

    beperking van hun natuurlijk gedrag.

Organisaties die in grote mate gericht zijn op belangbehartiging, beleidsbeïnvloeding of onderzoek worden uitsloten van de subsidie. Het is aan het college om, bijvoorbeeld op basis van de het jaarverslag van de organisatie, maar eventueel ook op basis van andere bronnen, te bepalen of een organisatie zich in te grote mate richt op belangenbehartiging, beleidsbeïnvloeding of onderzoek. Daarbij kan ook gewogen worden of de organisatie zich, naast belangenbehartiging, beleidsbeïnvloeding of onderzoek in voldoende mate inzet op het in concrete gevallen ingrijpen.

 

Artikel 2 Toepasselijkheid ASA2023

Dit artikel expliciteert dat de Algemene subsidieverordening 2023 van toepassing is. Deze verordening is de grondslag voor de vaststelling van deze regeling. De verordening vormt het kader waarbinnen de regeling blijft.

 

Artikel 3 Doel van deze regeling

Het doel van deze regeling is het verlichten en voorkomen van financiele nood bij dierenwelzijnsorganisatie de in Amsterdam actief zijn. Het verlichten van de nood wordt met artikel 6, onderdeel a van de regeling gedaan, door stijging van kosten te compenseren. Het voorkomen van de nood wordt geregeld in artikel 6, onderdeel b door maatregelen die de weerbaarheid van de organisatie verhogen te stimuleren.

Het doel is nadrukkelijk om organisaties die in Amsterdam actief zijn te helpen. De organisatie hoeft daartoe niet in Amsterdam gevestigd te zijn, maar een deel van de ingrepen die de organisatie in concrete gevallen doet moet ten gunste van Amsterdammers en Amsterdamse dieren zijn.

 

Artikel 4 Subsidieplafond

Dit artikel bepaalt het subsidieplafond van de regeling. Buiten het gestelde tijdvak is er geen geld beschikbaar om subsidie te verlenen. Aanvragen die ertoe zouden leiden dat het verleningsplafond wordt overschreden worden geweigerd op grond van artikel 4:25, tweede lid van de Algemene Wet Bestuursrecht. De volgorde van behandeling van de aanvragen, zoals bepaalt in artikel 8, derde, vierde en vijfde lid is leidend om te bepalen welke subsidies geweigerd worden.

 

Het is waarschijnlijk dat de aanvraag waarvan de verlening zou leiden tot overschrijding van het plafond wel gedeeltelijk verleend zou kunnen worden. In dat geval treedt het college in overleg met die specifieke aanvrager om na te gaan of deze bereid is de aanvraag aan te passen en de hoogte van de aanvraag bij te stellen om zo te voorkomen dat deze aanvraag leidt tot het overschrijden van het plafond. Op die manier kunnen de beschikbare middelen maximaal ingezet worden om het doel van de regeling te dienen.

 

Artikel 5 De aanvrager

Dit artikel bepaalt de doelgroep van deze regeling. Het artikel leunt zwaar op de definitie van het begrip dierenwelzijnsorganisatie, zoals dat in artikel 1, onderdeel b gebeurt. Naast het vereiste dat de organisatie aangemerkt wordt als dierenwelzijnsorganisatie zijn er nog twee vereisten:

  • 1.

    Het moet een rechtspersoon zijn met volledige rechtsbevoegdheid, daarmee zijn natuurlijke personen uitgesloten van deze subsidie. BV’s en NV’s zijn al uitgesloten, omdat er daarbij sprake is van een winstoogmerk. Daardoor komen in principe alleen stichtingen, sommige verenigingen en coöperaties in aanmerking voor deze subsidie.

  • 2.

    De organisatie moet in Amsterdam actief zijn. Lees daarover meer bij de toelichting bij artikel 3.

Als de aanvrager niet aan deze vereisten voldoet, dan kan de subsidie geweigerd worden op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel a. De aanvrager voldoet niet aan de regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen.

 

Artikel 6 Subsidiabele activiteiten

Deze subsidieregeling voorziet in een subsidie voor twee verschillende activiteiten. Verlichten en voorkomen van financiele nood. De verlichting wordt geregeld in onderdeel a. Het voorkomen van financiele nood wordt geregeld in onderdeel b. Het begrip éénmalige is uitsluitend bedoelt in tegenstelling op het begrip periodieke subsidie. Dit is een onderscheid dat volgt uit de ASA2023 en de definities die daar in artikel 1, onderdelen d en g zijn opgenomen. De subsidie is éénmalig en afgerond na de vaststelling is wordt geen gevolg of herhaling aan gegeven.

 

Artikel 6, onderdeel a

Organisaties kunnen een subsidie krijgen voor een beperkt deel van hun kosten. Het gaat slechts om ‘hogere’ kosten. Dit betekent dat het college slechts kijkt naar een verschil in de kosten in vergelijking met de periode van kort voor 1 juli 2022, als ze de hoogte van de subsidie gaat bepalen.

De soorten hogere kosten die in aanmerking komen voor deze compensatie zijn limitatief opgesomd: het gaat om energiekosten, personele kosten en materiaalkosten. De opgesomde kostensoorten zijn echter heel groot en intentioneel behoorlijk ruim omschreven, om het college de nodige beoordelingsruimte de geven. Het is aan de aanvrager om te onderbouwen wat die hogere kosten zijn, deze onderbouwing levert ze aan op grond van artikel 9, eerste lid onderdeel b. Het college beoordeelt deze onderbouwing en bepaalt of de kosten binnen de subsidiabele activiteit vallen.

De hogere kosten moeten wel gemaakt worden bij de uitoefening van de dierenwelzijnsactiviteiten in het belang van Amsterdamse dieren. Daarmee wordt bedoelt dat de hogere kosten wel ten goede moeten komen aan het welzijn van Amsterdamse dieren of wilde dieren die in Amsterdam aangetroffen zijn. Van de aanvrager wordt verwacht dat ze zelf een verdedigbare maatstaf kiezen om te bepalen welk deel van de gemaakte kosten aan het welzijn van Amsterdamse dieren gerelateerd is. Voorbeelden van dergelijke maatstaven zouden kunnen zijn:

  • 1.

    De organisatie is uitsluitend in Amsterdam actief, dus alle kosten zijn op Amsterdamse dieren gericht;

  • 2.

    Een specifiek percentage van ingrepen van de organisatie is op Amsterdamse dieren gericht, dus dat percentage van de kosten wordt aan Amsterdamse dieren toegerekend.

  • 3.

    Er is een dependance van de organisatie die op Amsterdam gericht is en uitsluitend de kosten bij die dependance worden meegenomen.

Het college beoordeelt die maatstaf en kan om aanvullende onderbouwing vragen. Als die onderbouwing onvoldoende is of de maatstaf niet verdedigbaar, kan het college na overleg met de aanvrager onderbouwen waarom ze in haar beoordeling een andere maatstaf zal hanteren of op grond van artikel 10, aanhef en onderdeel a van de ASA2023 besluiten om de subsidie lager of op nihil vast te stellen.

Uitsluitend hogere kosten die gemaakt zijn en of verwacht worden tussen 1 juli 2022 en 31 december 2024 komen in aanmerking voor dit onderdeel van de subsidie. Het college kan op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel a besluiten om de subsidie lager of op nihil vast te stellen als er kosten opgevoerd worden die buiten dit tijdvak vallen.

 

Artikel 6, onderdeel b

Sommige organisaties kunnen fysieke maatregelen treffen die op lange termijn de weerbaarheid van de organisatie tegen schokken in prijsontwikkeling verhogen. De soorten schokken in de prijsontwikkeling worden limitatief opgesomd en moeten dus vallen binnen de categorieën energie, personeel en materialen. Ook deze subsidiabele activiteit is bewust vaag omschreven om de aanvrager de ruimte te laten om met diverse ideeën en voorstellen te komen. Het moet nadrukkelijk om fysieke en tastbare investering gaan, zaken als softwarepakketten en specialistische advisering vallen daar niet binnen. Enkele voorbeelden ter illustratie:

  • 1.

    Investering in isolatiemaatregelen, zonnepanelen of energiezuinige apparatuur kunnen leiden tot direct besparing op energieverbruik. Minder energieverbruik heef tot gevolg dat de organisatie minder gevolgen ervaart van schokken in de energieprijzen. Dit verhoogt de weerbaarheid van de organisatie.

  • 2.

    Investering in de inrichting en uitrusting van een ruimte ten behoeve van een dierenarts of ten behoeve van kleine ingrepen die zonder de dierenarts kunnen. De kosten voor het huren van een dierenarts of iemand die de ingrepen kan doen zijn geen fysieke ingreep en dus niet subsidiabel. Dit samenstel van maatregelen kan leiden tot een verminderde afhankelijkheid van toenemende dierenartskosten.

  • 3.

    Investering in een meer geautomatiseerd dierenvolgsysteem met gechipte halsbanden kan de administratieve druk op de organisatie verkleinen of juist de afhankelijkheid van betaald personeel voor bepaalde taken verkleinen, waardoor de organisatie minder geraakt wordt door toenemende personeelslasten.

  • 4.

    De aanschaf van een dierenvoedselproductiemachine of misschien juist een verpakkingsmachine kan ervoor zorgen dat de organisatie meer potentiële bronnen van gezond voedsel voor dieren kan aanspreken of het binnenkomende voedsel beter kan bewaren. Dit kan de afhankelijk van bepaalde voedselverkopers verkleinen.

Het voorstel van de aanvrager wordt omschreven in de activiteitenomschrijving, zoals op grond van artikel 5, tweede lid, onderdeel a van de ASA2013 is vereist. Als het voorstel in de aanvraag naar de inschatting van het college niet realistisch is of de weerbaarheid van de organisatie niet of onvoldoende verhoogd, dan kan het college op grond van artikel 10, aanhef en onderdeel e de subsidie lager of op nihil vaststellen.

 

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

Het eerste lid van dit artikel maximeert de totale aan te vragen subsidie. Het tweede en derde lid zijn gericht op het beperken van het aandeel van de kosten dat gesubsidieerd wordt. Het vierde lid gaat in op bevoorschotting.

 

Artikel 7, eerste lid

Het is eerste deel van dit lid borgt dat de subsidie is niet hoger dan €100.000 per organisatie. Dit maximum is gesteld om te borgen dat één organisatie niet gelijk alle beschikbare middelen opvraagt.

Het tweede deel van dit lid introduceert een aanvullend maximum dit is er op gericht dat de subsidie die de aanvrager op basis van deze regeling kan ontvangen in redelijke verhouding staat tot de kosten die de organisatie in het belang van Amsterdamse dieren maakt. De aanvrager van de subsidie moet op grond van artikel 9, eerste lid onderdeel a een onderbouwde raming aanleveren van deze kosten.

 

Artikel 7, tweede lid

Dit lid beperkt de subsidie met betrekking tot de compensatie voor toegenomen kosten. Slechts de helft van de hogere kosten komt in aanmerking voor compensatie. De reden om slechts de helft van de hogere kosten te compenseren is om te verzekeren dat de aanvrager voldoende geprikkeld blijft om te proberen de kosten laag te houden. De verhoging moet aangetoond worden.

 

Artikel 7, derde lid

Dit lid beperkt de maximum subsidie met betrekking tot de fysieke maatregelen. Slechts de helft van de kosten voor deze maatregelen komt in aanmerking voor compensatie. De reden om slechts de helft van de hogere kosten te vergoeding is om te verzekeren dat de aanvrager voldoende geprikkeld blijft om te proberen een betaalbare fysieke maatregel te treffen.

Het begrip daadwerkelijke kosten betekent dat de bij de vaststelling niet uitgegaan wordt van de geraamde kosten maar van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Dit kan echter niet leiden tot een subsidie die hoger is dan verleend.

 

Artikel 8 Indieningstermijn en volgorde behandeling aanvragen

De leden van dit artikel regelen de indieningstermijn en de volgorde van de behandeling van de aanvraag.

 

Artikel 8, eerste lid

Dit artikel stelt de termijn voor het indienen van de subsidieaanvraag. Aanvragen die na deze termijn worden ingediend worden geweigerd op grond van artikel 8, eerste lid van de ASA2023.

 

Artikel 8, tweede lid

Het eerste deel van artikellid regelt de volgorde van behandeling van aanvragen. De volgorde van behandeling van aanvragen is van belang bij het bepalen welke aanvragen nog binnen het subsidieplafond verleend kunnen worden en welke geweigerd moeten worden. Lees daar meer over bij de toelichting bij artikel 4. Er is sprake van een ‘wie het eerst komt, wie het eerste maalt principe’. De volgorde van ontvangst bepaalt de volgorde van in behandeling nemen.

Het tweede deel van dit artikellid regelt hoe omgegaan moet worden met aanvragen die niet compleet zijn. Het moment dat de completerende stukken worden ingediend wordt beschouwd als het moment van indiening.

 

Artikel 9 bij de aanvraag tot verlening in te dienen gegevens

Dit artikel regelt de gegevens en stukken die bij een aanvraag voor subsidie ingediend moeten worden. Het eerste lid heeft betrekking op stukken die in aanvulling op de verplichtingen die volgen uit de ASA2023 moeten worden ingediend. Het tweede lid ziet op aanvullende vereisten aan sommige van de stukken die op grond van de ASA2023 moeten worden ingediend.

 

Artikel 9, eerste lid aanhef en onderdeel a

Hier wordt gevraagd om een onderbouwde raming van de kosten van de organisatie in 2023. Er wordt gevraagd om een raming, omdat het voor sommige organisaties niet mogelijk is om een exact of definitief getal te geven. Dit omdat slechts een deel van activiteiten op dierenwelzijn is gericht of slechts een deel van de activiteiten gericht is op het welzijn van dieren in Amsterdam. Het is van belang dat de aanvrager voor de omgang met dergelijke onzekerdere getallen een verdedigbare maatstaf hanteert. Lees daarover meer bij de toelichting bij artikel 6, onderdeel a. Deze raming vormt, als hij voldoende gestaafd is, de basis voor de berekening van het maximale subsidiebedrag dat het college berekend op grond van het tweede deel van artikel 7, eerste lid. Als de raming niet voldoende onderbouwd of gestaafd is kan het college de subsidie lager of op nihil vaststellen op grond van artikel 10, aanhef en onderdeel b.

 

Artikel 9, eerste lid, onderdeel b

Dit vereiste is alleen van toepassing als er bij de subsidieaanvraag aanspraak gemaakt wordt op de subsidie voor compensatie van hogere kosten, zoals omschreven in artikel 6, aanhef en onderdeel a.

De hogere kosten mogen uitsluitend binnen de periode tussen 1 juli 2022 en 31 december 2024 gemaakt worden. De onderbouwde hogere kosten zijn de basis voor de berekening van de hoogte van de subsidie op grond van artikel 7, tweede lid.

De onderbouwing moet wel gestaafd zijn, dat kan bijvoorbeeld gebeuren door stuksprijzen op verschillende offertes, uurtarieven in overeenkomsten, verhogingen in CAO’s, brieven met aankondiging van verhoging van energietarieven. Als de onderbouwing niet dragend is, dan kan het college de subsidie lager of op nihil verlenen op grond van artikel 10, aanhef en onderdeel d. Als de kostenstijgingen naar het oordeel van het college vermijdbaar zijn of waren, dan kan het college de subsidie weigeren op grond van artikel 10, aanhef en onderdeel c.

 

Artikel 9, eerste lid, onderdeel c

Dit artikel is gebaseerd op artikel 6, vierde lid van de ASA2023. Het maakt in feite expliciet dat er geen vastgesteld aanvraagformulier is. Het herinnert de aanvrager er bovendien aan om niet uit het oog te verliezen dat de ASA2023 ook indieningsvereisten bevat die van gevolg kunnen zijn voor de aanvraag.

 

Artikel 9, tweede lid

Dit artikellid is ook gebaseerd is artikel 6, vierde lid van de ASA2023. Het betreft een precisering van het vereiste om een jaarrekening in te dienen. De ingediende jaarrekening moet het boekjaar 2023 beslaan. De gegevens in de jaarrekening zijn van belang bij het bepalen van de juistheid van de ramingen van de hogere kosten van energie, personeel en materialen, maar ook de juistheid van de raming van de kosten van de organisatie voor haar activiteiten in het belang van Amsterdamse dieren.

 

Het is niet uitgesloten dat de jaarrekening van 2023 voor sommige organisaties nog niet is vastgesteld op het moment dat de aanvraag wordt ingediend. Het tweede deel van dit lid biedt een uitkomst voor die situatie. Met deze daaronder beschreven combinatie van documenten kan een vergelijkbaar niveau van informatie over de financiele toestand van de organisatie bereikt worden.

 

Mochten de jaarrekening van de organisatie niet het gehele boekjaar 2023 beslaan, omdat de organisatie de boekjaren niet gelijk heeft lopen met de kalenderjaren, dan is het de bedoeling om de twee jaarrekening die samen 2023 beslaan mee te sturen. Als de jaarrekening voor het tweede deel van 2023 nog niet beschikbaar is, dan is het tweede deel van dit lid van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 10 Weigeringsgronden

Dit artikel bevat de redenen waarom het college de subsidie weigert of lager vaststelt. Hier is sprake van beoordelingsvrijheid.

 

Weigeringen dienen onderbouwd te worden door te beargumenteren dat er aan de weigeringsgrond voldaan is. Ook moet ingegaan worden op welke overwegingen of belangenafweging het college gemaakt heeft om te bepalen of ze de subsidie weigerden, lager verleenden of toch geheel verleenden. Vanuit het gelijkheidsbeginsel volgt dat het college in haar overwegingen en belangenafwegingen tussen verschillende aanvragen consistent moet zijn. Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden.

 

Artikel 10, aanhef en onderdeel a

Met deze bepaling borgt het college dat de subsidieaanvraag moet voldoen aan het doel van de regeling om in aanmerking te komen voor subsidie. Het doel van de regeling is omschreven in artikel 3.

 

Artikel 10, aanhef en onderdeel b

Met deze bepaling borgt het college de kwaliteit van de onderbouwing van de kosten van de organisatie. Deze kosten spelen een belangrijke rol in het bepalen van de hoogte van de subsidie en moeten daarom goed geraamd en onderbouwd worden. Lees daarover meer bij de toelichting bij artikel 7, eerste lid.

 

Artikel 10, aanhef en onderdeel c

Met deze bepaling borgt het college dat ze niet met de subsidie opdraaien voor onverantwoordelijk of onredelijke keuzes van de aanvragende organisaties om vermijdbare kosten te nemen. In principe worden organisatie al stevig gestimuleerd om dergelijke kosten te vermijden, doordat slechts 50% van de kosten wordt gesubsidieerd. Het artikel laat een aanzienlijk beoordelingsvrijheid aan het college. Twee voorbeelden zijn:

  • De organisatie kiest, zonder dragende redenen, om uitsluitend met één enkele partij in zee te gaan, terwijl deze buitensporig veel duurder is dan de concurrenten. Dit leidt tot vermijdbare kosten, die grond zijn voor het lager vaststellen of zelfs weigeren van de subsidie.

  • De organisatie kiest om, zonder dragende redenen, een airconditioner te installeren en voert tegelijkertijd een beleid dat ramen en deuren zoveel mogelijk open gehouden moeten worden. Dit leidt tot grote energiekosten die vermijdbaar zijn. Deze vermijdbare kosten zijn grond zijn voor het lager vaststellen of zelfs weigeren van de subsidie.

Artikel 10, aanhef en onderdeel d

Met deze bepaling borgt het college dat de kwaliteit van de ramingen van de kostenstijgingen in de aanvraag van voldoende kwaliteit is. De stijging van de kosten zijn van belang voor het bepalen van de hoogte van de subsidie en moet daarom goed geraamd en onderbouwd worden. Lees daarover meer bij de toelichting bij artikel 7, tweede lid.

 

Artikel 10, tweede lid, aanhef en onderdeel e

Met deze bepaling borgt het college dat de plannen voor aanvragen van subsidie voor fysieke maatregelen die de weerbaarheid van de organisatie verhogen redelijk moeten zijn. Het beoogde resultaat moet een verhoging van de weerbaarheid van de organisatie opleveren. Deze bepaling laat veel beoordelingsvrijheid aan het college, daarom drie voorbeelden ter verheldering:

  • 1.

    een aanvrager stelt voor om het gehele wagenpark van de organisatie te vernieuwen, zodat de voertuigen modernere verbrandingsmotoren hebben die zuiniger zijn en ze de komende jaren minder onderhoudslasten hebben. Dit verhoogt de weerbaarheid van de organisatie tegen prijsschokken, maar de aanschafkosten of de leaselasten zijn zo hoog dat die zaken niet in redelijke verhouding staan;

  • 2.

    een aanvrager stelt voor om de kantine van de organisatie opnieuw in te richten, maar kiest voor een exorbitant duur ontwerp. Deze inrichting verhoogt volgens de aanvrager de aantrekkelijkheid van de organisatie voor vrijwilligers, waardoor ze minder afhankelijk worden van de duurdere inhuur van personeel. In dit geval zijn de kosten erg hoog, maar de verhoging van de weerbaarheid is maar zeer beperkt.

  • 3.

    een aanvrager stelt voor de dierenwasruimte te renoveren. Op zich brengt het voorstel redelijk lage kosten met zich mee. Deze renovatie heeft volgens de aanvrager tot gevolg dat er enkele procenten minder water gebruikt zal worden bij het wassen. Deze waterbesparing verhoogt volgende de organisatie de weerbaarheid tegen prijsschokken. In dit geval zijn de kosten misschien niet zo hoog, maar het resultaat in de verhoging van de weerbaarheid van de organisatie is extreem beperkt. Ook in dit geval staan deze zaken niet in redelijke verhouding en is er grond om de subsidie te weigeren of lager vast te stellen.

Artikel 11 Aanvullende verplichtingen

Dit artikel regelt verplichtingen die de ontvanger van de subsidie na verlening moet nakomen. Het niet nakomen van deze verplichtingen kan leiden tot nihil vaststelling of lagere vaststelling op grond van artikel 4:46, tweede lid, onderdeel b, Awb. Ook kan het leiden tot intrekking of wijziging van de subsidie op grond van Artikel 4:48, tweede lid, onderdeel b van de Awb. Ook na vaststelling van de subsidie kan het niet naleven van deze voorwaarden leiden tot intrekkingen of wijziging in het nadeel van de ontvanger op grond van artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c van de Awb.

 

Artikel 11, aanhef en onderdeel a

Dit onderdeel is er op gericht te zorgen dat de subsidieontvanger een inspanningsverplichting heeft om de stijging van kosten voor energie, personeel en materialen te voorkomen. Het artikel laat een aanzienlijke beoordelingsvrijheid aan het college. Een organisatie die op basis van een noodsteun regeling een subsidie ontvangt heeft de morele, en met deze bepaling ook juridische verplichting, om alle redelijke inspanningen te verrichten om de stijging van kosten te proberen te beperken.

 

Artikel 11, aanhef en onderdeel b

Dit onderdeel is er op gericht te borgen dat de ontvanger van de subsidie de fysieke activiteiten binnen een afzienbare termijn uitvoert. Het kan verdedigbaar zijn dat maatregelen iets langer duren, maar het duurt daarmee ook langer voordat de maatregelen de weerbaarheid van de organisatie verhogen. Tegelijkertijd moet er ook een eindtermijn zijn waarop de uitvoering afgerond zijn, omdat de subsidie anders mogelijk nooit tot vaststelling komt en de aanvrager zijn besteding van de meestal bevoorschotte subsidiemiddelen niet rechtvaardigt.

Door de termijn in deze bepaling krijgt de aanvrager op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel a van de ASA2023 ook de verplichting om het college zo spoedig mogelijk schriftelijk te informeren over ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de gestelde termijn niet gehaald wordt.

 

Er is een mogelijkheid om uitstel te krijgen voor afronding van de fysieke maatregelen, maar dat verzoek moet wel voorzien zijn van een onderbouwing die het gevraagd uitstel staaft. Dat verzoek tot uitstel moet ook op tijd ontvangen worden.

 

In algemeenheid geldt dus, wees op tijd met uitvoeren, breng het college op de hoogte als je het niet gaat redden. Hoe later een aanvrager het college op de hoogte brengt, hoe minder ruimte er is om mee te bewegen.

 

Artikel 12 Aanvraag tot vaststelling

Dit artikel regelt niets over de inhoud van de aanvraag tot vaststelling. Er is bewust gekozen om de verantwoording minimaal te houden. Qua in te dienen stukken en gegeven wordt volledig aangesloten bij de verplichtingen uit de ASA2023. Dit artikel regelt de termijn waarbinnen de verantwoording moet worden aangeleverd. Uit het eerste lid volgt dat die termijn met betrekking tot subsidie voor hogere kosten langer is gesteld, dan uit de ASA2023 volgt. Deze extra tijd kan gebruikt worden om het jaarverslag van de organisatie in orde te maken, maar om energierekening en andere rekeningen die later komen goed te kunnen verwerken in de verantwoording. Uit het tweede lid volgt dat voor de fysieke maatregelen in feite de indieningstermijn die uit de ASA2023 volgt. Het derde lid gaat in subsidieverleningen voor beide activiteiten. In dat geval geldt de laatste van de twee termijnen.