Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Fryslân

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân d.d. 16 april 2024 houdende regels omtrent de openstelling van de GLB-NSP maatregel Samenwerking EIP operationele groepen in 2024 (Openstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor innovatie EIP 2024 Fryslân)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFryslân
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBesluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân d.d. 16 april 2024 houdende regels omtrent de openstelling van de GLB-NSP maatregel Samenwerking EIP operationele groepen in 2024 (Openstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor innovatie EIP 2024 Fryslân)
CiteertitelOpenstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor innovatie EIP 2024 provincie Fryslân
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013
  2. Regeling Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Fryslân
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-04-2024nieuwe regeling

16-04-2024

prb-2024-5553

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân d.d. 16 april 2024 houdende regels omtrent de openstelling van de GLB-NSP maatregel Samenwerking EIP operationele groepen in 2024 (Openstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor innovatie EIP 2024 Fryslân)

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

 

Gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

 

Gelet op artikel 1.2 en paragraaf 2.5 van de Regeling Europese landbouwsubsidies provincies Fryslân 2023 - 2027;

 

BESLUITEN

 

Het volgende openstellingsbesluit vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In aanvulling op de definities, als bepaald in artikel 1.1 en artikel 2.5.1 van de regeling, wordt in dit openstellingsbesluit verstaan onder:

  • a.

    duurzame toegevoegde waardeketen: duurzame keten van activiteiten waarbij waarde aan de producten wordt toegevoegd op het moment dat deze een volgende activiteit in een keten passeren en waarbij de keten als geheel het product toegevoegde waarde geeft;

  • b.

    EIP: een Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115. Het EIP AGRI werkt met Operationele Groepen en bestaat uit boeren, onderzoekers, adviseurs, bedrijven, milieuorganisaties, consumenten belangengroepen en andere NGO's. De Operationele Groepen stellen een plan op voor het ontwikkelen, testen, aanpassen of uitvoeren van het innovatieve project met betrekking tot landbouw. Meer informatie is te vinden op: https://www.netwerkplatteland.nl/samenwerken/europese-netwerkpartners/eip-agri;

  • c.

    experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onder 86, van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 (Algemene Groepsvrijstellingsverordening);

  • d.

    GVE: grootvee-eenheden;

  • e.

    innovatieproject: project gericht op het ontwikkelen, valideren of verfijnen van een innovatie;

  • f.

    ketenpartij: instelling of dienstverlener waarmee de eigen activiteiten worden afgestemd omdat deze een rol speelt in het gezamenlijk te doorlopen traject;

  • g.

    landbouwproduct: alle producten die zijn genoemd in bijlage 1 van het Verdrag betreffende de werking van de EU van 35 maart 1957;

  • h.

    operationele groepen: samenwerkingsverbanden die deel uit maken van een EIP, die bestaan uit minimaal twee actoren, waarvan minimaal één landbouwer deel uitmaakt en is gericht op het ontwikkelen, valideren en verfijnen van innovaties;

  • i.

    regeling: Regeling Europese landbouwsubsidies provincie Fryslân 2023 – 2027;

  • j.

    verdienmodel: manier waarop geld verdiend kan worden met een bepaalde activiteit.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een innovatief samenwerkingsproject dat zich richt op het ontwikkelen, doorontwikkelen of praktijkrijp maken van nieuwe concepten, producten of diensten die bijdragen aan de ontwikkeling van duurzame en toekomstbestendige landbouw en de uitwisseling van kennis hierover.

  • 2.

    Het innovatieve samenwerkingsproject dient betrekking te hebben op de voortbrenging van landbouwproducten of handel in landbouwproducten als bedoeld in bijlage 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).

  • 3.

    Het innovatieve samenwerkingsproject heeft betrekking op één of meerdere van de volgende thema’s:

    • a.

      het ontwikkelen van duurzame verdienmodellen binnen de landbouw, met als resultaat een rendabel inkomen voor landbouwers wat de veerkracht van de landbouwsector in de EU ten goede komt;

    • b.

      vergroten van de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven, door meer aandacht voor onderzoek, nieuwe technologieën of digitalisering;

    • c.

      tot een marktrijp concept ontwikkelen van een duurzame toegevoegde waardeketen gericht op landbouwproducten, waarbij de positie van de landbouwer in de waardeketen verbetert;

    • d.

      bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en de instandhouding van habitatten en landschappen;

    • e.

      bevorderen van de duurzame ontwikkeling of het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

    • f.

      bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;

    • g.

      inspelen op de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel en gezondheid, onder meer wat betreft hoogkwalitatief, veilig en voedzaam voedsel dat op duurzame wijze is geproduceerd, en voorts vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn, of bestrijding van antimicrobiële resistentie.

Artikel 3 Doelgroep

  • 1.

    In overeenstemming met artikel 2.5.3 van de regeling kan subsidie worden verstrekt aan de deelnemers van een samenwerkingsverband bestaande uit minimaal twee actoren.

  • 2.

    Aan het samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid neemt minimaal één landbouwer deel en geen van de partijen neemt meer dan 70% van de subsidiabele kosten voor haar rekening.

Artikel 4 Openstellingsperiode

  • 1.

    Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 1 mei 2024 9:00 tot en met 15 augustus 2024 17:00.

  • 2.

    Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode door SNN is ontvangen via het daarvoor ontwikkelde webportaal (http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27).

Artikel 5 Subsidieplafond

Het subsidieplafond dat beschikbaar is in de periode zoals bepaald in artikel 4, is vastgesteld op €2.000.000,00 (samengesteld uit €860.000,00 Europese middelen (ELFPO) en €1.140.000,00 nationale cofinanciering van provinciale middelen van Fryslân).

Artikel 6 Hoogte subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal € 125.000 en maximaal € 500.000.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie bedraagt:

    • a.

      40% van de subsidiabele kosten voor investeringen;

    • b.

      100% van de overige subsidiabele kosten.

  • 3.

    Subsidie wordt verstrekt op basis van arrangement 3 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder c, in artikel 1.18, derde lid en in artikel 1.21 van de regeling.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie komen uitsluitend de kosten als bedoeld in artikel 1.8, onder a, b en e, van de regeling voor zover deze betrekking hebben op de operationele kosten van het samenwerkingsverband in aanmerking.

  • 2.

    Indien voor de uitvoering van een innovatieproject een fysieke investering wordt gedaan, wordt ook subsidie verstrekt voor de kosten als bedoeld in artikel 1.8, ,onder d, van de regeling.

  • 3.

    Subsidiabele kosten worden berekend volgens artikel 1.9a, eerste lid onder a en derde lid, of artikel 1.9b van de regeling.

Artikel 8 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.10 van de regeling zijn kosten gericht op de reguliere bedrijfsvoering van bestaande reguliere samenwerkingsactiviteiten niet subsidiabel.

Artikel 9 Aanvraagvereisten

In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.3 en 1.6 en overeenkomstig artikel 2.5.4 van de regeling:

  • 1.

    Wordt de aanvraag om subsidie van de regeling via het SNN ingediend op het daarvoor ontwikkelde webportal dat bereikbaar is via de website van SNN, zoals genoemd in artikel 4, tweede lid van dit openstellingsbesluit.

  • 2.

    Voldoet de aanvraag om subsidie aan de volgende vereisten en bevat:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd conform het format projectplan van het SNN dat inzicht geeft in het project;

    • b.

      een begroting conform het format van het SNN voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      een toelichting of onderbouwing op de begroting, eventueel door middel van één of meerdere offertes;

    • d.

      een aantoonbare oriëntatie op reeds uitgevoerde onderzoeken en bestaande initiatieven omtrent de betreffende innovatie;

    • e.

      een uitwerking van de beoogde activiteiten voor kennisverspreiding met gebruik van de hiertoe geëigende netwerken, waaronder het nationale en Europese EIP-netwerk;

    • f.

      een toelichting op eventuele investeringen in bedrijfsmiddelen binnen het project;

    • g.

      het verwachte aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de EIP groep zal profiteren door betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren;

    • h.

      het verwachte aandeel GVE vallend onder ondersteunde acties ter verbetering van dierenwelzijn.

Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de regeling geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria overeenkomstig artikel 2.5.9 van de regeling:

    • a.

      de mate van effectiviteit van de activiteit;

    • b.

      de haalbaarheid van de activiteit;

    • c.

      de mate van innovativiteit.

    • d.

      de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit;

  • 2.

    Voor ieder van de in het eerste lid bedoelde criteria kunnen 0 tot en met 5 punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    Selectiecriterium

    Weging

    Te behalen punten

    Maximum te behalen punten per criterium

    a.

    Effectiviteit

    4

    0-5

    20

    b.

    Haalbaarheid/ kans op succes

    2

    0-5

    10

    c.

    lnnovativiteit

    3

    0-5

    15

    d.

    Efficiëntie

    3

    0-5

    15

    Maximumaantal te behalen punten

    60

  • 4.

    Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 5.

    Indien de aanvragen, bedoeld in het vierde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 6.

    Indien de aanvragen, bedoeld in het vijfde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid onderdeel d.

  • 7.

    Indien de aanvragen, bedoeld in het zesde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, c en d, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

Artikel 11 Bevoorschotting

  • 1.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.17 van de regeling is bevoorschotting op aanvraag mogelijk. Het voorschot bedraagt 50% van de verleende subsidie.

  • 2.

    Het aanvragen van een deelbetaling is mogelijk. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.18 van de regeling kan één keer per kalenderjaar een aanvraag om een deelbetaling worden ingediend, waarop een uitbetaling kan plaatsvinden. Een voorschot en deelbetaling(en) bedragen samen ten hoogste 90% van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 12 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 en 2.5.8 van de regeling wordt subsidie geweigerd indien:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de subsidievereisten als bepaald in artikel 9 van dit openstellingsbesluit en artikel 1.6 van de regeling;

  • b.

    overeenkomstig artikel 2.5.8 van de regeling, de aanvraag wordt gedaan door een reeds bestaand samenwerkingsverband, tenzij de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd nieuw is voor het reeds bestaande samenwerkingsverband;

  • c.

    na beoordeling van de aanvraag blijkt dat de totale subsidiabele kosten minder bedragen dan €125.000;

  • d.

    overeenkomstig artikel 1.12, vierde lid van de regeling wordt een aanvraag met minder dan 36 punten niet gehonoreerd.

Artikel 13 Verplichtingen

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.15 van de regeling is de subsidieontvanger verplicht de subsidiabele activiteit(en) uit te voeren binnen drie jaar na datum subsidieverlening of, indien dat eerder is, uiterlijk op 30 juni 2028.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15 en overeenkomstig artikel 2.5.10 van de regeling is de subsidieontvanger verplicht de opgedane kennis en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het Nationale en Europese EIP-netwerk en andere geëigende netwerken.

  • 3.

    Indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt, dient iedere twaalf maanden een voortgangsverslag te worden overlegd zoals beschreven in artikel 1.16, tweede lid van de regeling.

  • 4.

    In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1.16 en 1.18 bevat een voortgangsverslag en deelbetalingsverzoek de volgende gegevens:

    • a.

      Het gerealiseerde en nog te verwachten aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de EIP groep heeft geprofiteerd/zal profiteren om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren;

    • b.

      Het gerealiseerde en nog te verwachten aandeel GVE’s vallend onder ondersteunde acties ter verbetering van dierenwelzijn.

  • 5.

    Het project dient geheel of grotendeels te worden uitgevoerd in de provincie Fryslân.

  • 6.

    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie bevat in ieder geval een inhoudelijk verslag conform format van SNN waarin de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn beschreven en een financieel verslag met een rapport van feitelijke bevindingen zoals bedoeld in artikel 1.21, zevende lid, van de regeling.

Artikel 14 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit openstellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    De bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit openstellingsbesluit.

Artikel 15 Citeertitel

Dit openstellingsbesluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor innovatie EIP 2024 provincie Fryslân.

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 16 april 2024.

Voorzitter drs. A.A.M. Brok,

Secretaris drs. ing. J.J. Algra

Bijlage 1 Scoretabel

 

In onderstaande tabel staan de vier criteria voor beoordeling, als bedoeld in artikel 2.5.9 van de regeling uitgewerkt. Voor elk criterium geldt dat er maximaal 5 punten worden toegekend. Voor verdere toelichting van scoring, zie toelichting.

 

0 punten: zeer geringe bijdrage

1 punt: geringe bijdrage

2 punten: matige bijdrage

3 punten: voldoende bijdrage

4 punten: goede bijdrage

5 punten: zeer goede bijdrage

 

a. Effectiviteit

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • 1.

    Meerwaarde van de beoogde innovatie: betreft de aanvraag een goede oplossing voor de in de openstelling omschreven behoeften zonder afwenteling te veroorzaken naar andere domeinen (klimaat, water of natuur)?

  • 2.

    Bijdrage project aan duurzame nieuwe samenwerkingsverbanden - heeft het project voorbeeldwerking, levert het ervaringen op waarmee andere groepen hun voordeel kunnen doen?

  • 3.

    Mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid / uitrol - is er goede kans op snelle vertaling naar de praktijk

  • 4.

    Kwaliteit communicatieplan t.b.v. kennisdeling tijdens het innovatietraject en t.b.v. verspreiding van de resultaten - is er blijk van actieve beoogde koppeling van bestaande wetenschappelijke en praktijkkennis en aandacht voor verspreiding van kennis en resultaten gericht op de noordelijke provincies?

  • 5.

    Kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of ontwikkeling innovatie – zijn alle randvoorwaarden goed in beeld gebracht en vertaald naar beheermaatregelen, is er goed nagedacht over ruimte voor procesmanagement, is goed nagedacht over risicomanagement, zijn er goede kwaliteitseisen gesteld aan de trekker van het innovatieproject?

  • 6.

    Blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid en voor handen kennis – geeft de groep er blijk van zich te hebben georiënteerd of te gaan oriënteren op bestaande kennis, aanbevelingen, best practices en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel?

  • 7.

    Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel – heeft de groep de probleemstelling of kans die ten grondslag ligt aan de beoogde innovatie scherp voor ogen en kijken de aanvragers naar hoe de innovatie in praktijk gebracht kan worden?

  • 8.

    Kwaliteit, breedte samenstelling, kennisniveau en werkafspraken samenwerkingsverband – past de samenstelling van de groep bij de ambitie?

Maximale punten: 5

 

Wegingsfactor: 4

 

b. Haalbaarheid

De mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt en haalbaar vanuit de context van de innovatie. Hierbij gaat het om het vooraf kunnen beoordelen of de partijen er ook in geslaagd zijn een innovatie-idee goed te hebben uitgewerkt om te kunnen testen of te beproeven. Het gaat om bijvoorbeeld om een uitwerking naar (installatie)technische specificaties, bouwkundig ontwerp, businessmodel of proefopstelling. Ook het procesmatige aspect van de samenwerking zoals onderlinge taakverdeling, planning en inzet van menskracht wordt hierbij beoordeeld. Haalbaarheid wordt beoordeeld aan de hand van de samenhang van de volgende aspecten:

  • 3.

    Kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of projectplan voor de ontwikkeling van de beoogde innovatie; de kwaliteit van een project- en/of procesplan wordt beoordeeld aan de hand van de beschrijving van het probleem en onderbouwing van de aanpak van activiteiten. Daarnaast dient een proces/projectplan een heldere omschrijving van de beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, en risico’s te bevatten.

  • 4.

    Blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid op basis van de kennis die voor handen ligt; hieruit moet blijken of het samenwerkingsverband zich in voldoende mate heeft georiënteerd of gaat oriënteren op bestaande kennis, bestaande praktijken, aanbevelingen en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel.

  • 5.

    Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel; hieruit moet blijken of het samenwerkingsverband zich in voldoende mate heeft georiënteerd op het businessmodel achter de innovatie. Daarin spelen de aspecten die bepalen of de toekomstige aanbieder of leverancier een business case heeft voor de innovatie. Het gaat daarbij om zaken zoals het beoogde marktsegment, klantenrelaties, waarde propositie, kostenstructuur en marktprijs.

  • 6.

    Kwaliteit van het samenwerkingsverband in relatie tot het ambitieniveau; de kwaliteit van het samenwerkingsverband, moet blijken uit de samenstelling, kennisniveau en werkafspraken in relatie tot het ambitieniveau van de innovatie.

  • 7.

    Bereidheid tot kennisdeling (aanvullend op artikel 13, eerste lid); in hoeverre zegt het samenwerkingsverband toe kennis uit te wisselen met het EIP-netwerk en is er blijk van een actieve opstelling hierbij, bijvoorbeeld is er de bereidheid een buitenlandse presentatie te verzorgen of een buitenlandse groep belangstellenden te ontvangen?

Maximale punten: 5

 

Wegingsfactor: 2

 

c. Innovativiteit

In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

  • 1.

    Technisch of sociaal grensverleggend karakter van het innovatie – idee (product, procedé, techniek, concept, aanpak) – hoe bijzonder is het idee?

  • 2.

    Transitie karakter van de innovatie – draagt de innovatie bij aan realisatie van de toekomstbestendige “duurzame landbouw”, d.w.z. inzet op beoogde transitie van benadering kostenreductie en/of verhoogde volumes naar benadering meerwaardecreatie, circulaire bedrijfsvoering / productie en/of sector-overstijgende toepassing (cross-over)?

  • 3.

    Innovatieve waarde van het samenwerkingsverband – ontstaat er nieuwe ketensamenwerking of cross-over samenwerking?

  • 4.

    Toepassingsgebied – is er al een oplossing maar wordt deze niet toegepast en is het innovatieproject er op gericht om belemmeringen weg te nemen?

  • 5.

    Innovatie infrastructuur – waar wordt de innovatie feitelijk ontwikkeld, geproduceerd en gereed gemaakt voor installatie? Zijn hierbij de ondernemers uit Fryslân aan zet? Beogen zij de leiding te nemen bij uitrol elders?

Maximale punten: 5

 

Wegingsfactor: 3

 

d. Efficiëntie

De efficiëntie wordt bepaald door in samenhang te kijken naar de volgende aspecten:

  • 1.

    Redelijkheid van kosten - staat de begroting (uren en tarieven) in een reële verhouding tot de geplande prestatie ? Hoe is dit aannemelijk gemaakt? Hierbij wordt gelet op:

    • de omvang van de totale subsidiabele projectkosten in relatie tot de innovatieopgave

    • het potentiële toepassingsbereik van de innovatie binnen de agrarische sector.

  • 2.

    Relevantie van de kosten – wordt de gevraagde bijdrage aan de juiste zaken besteed?

  • 3.

    Efficiënt gebruik van kennis, kunde en arbeid - in hoeverre wordt bestaande kennis goed benut, staat de overhead van het innovatieproject in redelijke verhouding tot de prestatie?

  • 4.

    Is er sprake van een jonge landbouwer binnen de activiteit? – een jonge landbouwer neemt nieuwe kennis, kunde en arbeid mee in een project en kan de continuïteit van de activiteit verhogen.

Maximale punten: 5

 

Wegingsfactor: 3

 

Toelichting Openstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor Samenwerking voor innovatie EIP 2024 Noord Nederland.

Voorliggend openstellingsbesluit moet in samenhang gelezen worden met de Regeling Europese landbouwsubsidies provincie Fryslân 2023 – 2027.

 

Met dit openstellingsbesluit wordt paragraaf 5 uit hoofdstuk 2 van de Regeling – de maatregel Samenwerking in het kader van EIP – opengesteld. De artikelen 2.5.1 tot en met 2.5.12 van paragraaf 5 uit hoofdstuk 2 van de Regeling moeten tezamen gelezen worden met de artikelen in dit openstellingsbesluit. Daarnaast zijn de algemene en slotbepalingen uit de Regeling ook van toepassing op een aanvraag. Het openstellingsbesluit bevat derhalve uitsluitend nadere regels ten opzichte van de Regeling.

 

EIP is het Europees Innovatie Partnerschap. Dit netwerk dient voor internationale kennisuitwisseling over innovaties. Daarmee kunnen de verschillende projecten van elkaars kennis en ervaring profiteren voor versnelling van het innovatieproces. Het maakt de vorming van een netwerk van operationele groepen, adviesdiensten en onderzoekers mogelijk. Het samenwerkingsverband dat een projectaanvraag indient wordt een operationele groep genoemd. Alle deelnemers binnen deze operationele groep buigen zich over het vraagstuk waar het project zich op richt en werken gezamenlijk aan een innovatieve oplossing. Een operationele groep moet zo samengesteld zijn dat de deelnemers beschikken over de juiste/vereiste expertise voor het welslagen van het samenwerkingsverband.

 

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

 

Doel

Toelichting en voorbeelden subsidiabele activiteiten (niet uitputtend)

Het ontwikkelen van duurzame verdienmodellen binnen de landbouw, met als resultaat een rendabel inkomen voor landbouwers wat de veerkracht van de landbouwsector in de EU ten goede komt

Het ontwikkelen van verdienmodellen die anticiperen op veranderende omstandigheden (o.a. klimaat) en/of de ontwikkeling van verdienmodellen die bijdragen aan een verminderde impact op natuurlijke hulpbronnen. Bijvoorbeeld projecten op een van de volgende thema’s:

  • Teelten ten behoeve van biobased materialen zoals vlas, vezelhennep en miscanthus;

  • Natte teelten zoals lisdodde;

  • Inpassing van ecosysteemdiensten in het bedrijfsmodel. Waaronder het bijdragen aan het realiseren van robuuste en veerkrachtige landschappen.

  • Ontwikkeling van droogterestistente of zoutresistente teelten

  • Verdienmodellen waarbij gebruik wordt gemaakt van agroforestry

  • Inpassing van nevenactiviteiten (zoals recreatie) in de bedrijfsvoering

Het vergroten van de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven, door meer aandacht voor onderzoek, nieuwe technologieën of digitalisering

Het concurrentievermogen en de marktgerichtheid van landbouwbedrijven wordt vergroot. Door onderzoek, nieuwe technologie en/of digitalisering wordt hieraan bijgedragen. Hierbij kan worden gedacht aan het door onderzoek, technologie of digitalisering ondersteunen van de ontwikkeling van nieuwe verdienmodellen, het bijdragen aan het tot staan brengen of ombuigen van biodiversiteitsverlies en het bevorderen van het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen.

Het tot een marktrijp concept ontwikkelen van een duurzame toegevoegde waardeketen gericht op landbouwproducten, waarbij de positie van de landbouwer in de waardeketen verbetert kan worden

Het gaat hierbij zowel om het ontwikkelen van duurzame toegevoegde waardeketens gericht op landbouwproducten, als om het ontwikkelen van korte ketens.

Bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en de instandhouding van habitatten en landschappen

Projecten en maatregelen die bij kunnen dragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies en tot versterking van ecosysteemdiensten en de instandhouding van habitatten en landschappen. Bijvoorbeeld projecten op een van de volgende thema’s:

  • Versterken groenblauwe dooradering

  • Versterken landschappelijke structuur en herkenbaarheid

  • Agroforestry

  • Kennisontwikkeling en analyse van de landschappelijke en ecologische structuur, gericht op inrichting, beheer en onderhoud van de (agrarische) landschappelijke structuren. Zoals een Veldgids, landschapsbiografie, landschapsecologische systeemanalyse of soortgelijk product.

  • Experimenten met het inpassen van (voedsel)hagen, erfbeplanting en erfstruwelen in de bedrijfsvoering

  • Experimenten/praktijkproeven met de toepassing van ruige mest, compost, bodemverbetering, alternatieve mestaanwending. Vermindering van kunstmestgebruik.

Bevorderen van de duurzame ontwikkeling of het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen

Voorbeelden van projecten die goed in dit doel passen zijn:

  • Verminderen van uit- en afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen naar bodem, grond- en oppervlaktewater. Bijvoorbeeld door groenere middelen toe te passen of verwaaiing en drift tegen te gaan.

  • Experimenten met autonome en semiautonome systemen die ziekten/plagen/onkruiden kunnen herkennen en bestrijden met duurzame methoden (thermisch, mechanisch, laser, elektrisch)

  • Experimenten met mechanische bestrijdingstechnieken zoals de wiedeggen, biofrees, schrijfeggen, valse zaaibedbereiding, schoffelmachines.

  • Experimenten met biologische bestrijding van plaagsoorten en onkruid.

  • Experimenten met alternatieve manieren om onkruid en plaagsoorten te voorkomen zoals stro, gaas, mulchen, keuzes in groenbemesters, etc.

  • CO2 vastleggen in de bodem

  • Bodemverdichting

  • Bodembiodiversiteit

  • Verzilting

  • Nutriëntenkringloop

  • Experimenten met een laag eiwitrantsoen

  • Ruggenteelt, strokenteelt, pixelteelt

Bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen

Bijvoorbeeld projecten op een van de volgende thema’s:

  • Eiwittransitie

  • Terugbrengen CO2-uitstoot

  • Terugbrengen methaan-uitstoot

  • CO2-neutraal werken

  • Bodemverdichting

  • Bodembiodiversiteit

  • Het vasthouden van gebiedseigen water

  • Stimuleren van de infiltratie van water (grondwateraanvulling)

Inspelen op de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel en gezondheid, onder meer wat betreft hoogkwalitatief, veilig en voedzaam voedsel dat op duurzame wijze is geproduceerd, en voorts vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn, of bestrijding van antimicrobiële resistentie

Bij dit doel gaat het naast om de hierboven al genoemde voorbeelden van innovatiethema’s, om de koppeling tussen maatschappelijke verwachting en de wijze waarop het voedsel wordt geproduceerd. Ook projecten op het vlak van vermindering van voedselverspilling en verbetering van dierenwelzijn hebben hierin een nadrukkelijke plek.

 

Artikel 3 Doelgroep

Om innovaties met succes te ontwikkelen en die aansluiten op de landbouwpraktijk is het belangrijk dat deze in een open innovatieproces tot stand komen met een diversiteit aan deelnemers die samen hiervoor de nodige kwaliteiten inbrengen. Het is belangrijk dat de samenstelling van het samenwerkingsverband maximaal is afgestemd op de innovatieopgave, zowel voor de ontwikkeling als de verspreiding van de innovatie/nieuwe kennis.

 

De subsidie wordt daarom enkel verstrekt aan samenwerkingsverbanden (operationele groep genaamd) zoals omschreven in artikel 3. Deze bestaat tenminste uit twee actoren die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling(en) van het project waarvoor subsidie is aangevraagd en bevat tenminste één landbouwer. Geen van de partijen neemt meer dan 70% van de subsidiabele kosten voor haar rekening zodat actieve participatie van alle deelnemers in het samenwerkingsverband wordt gestimuleerd.

 

Artikel 6 Hoogte subsidie

In dit artikel is beschreven op welke wijze de hoogte van de subsidie wordt berekend. Hierbij is van belang welke soorten kosten er zijn gemaakt en van welke rekenmethode er gebruik wordt gemaakt. Mocht u aangevraagd hebben zonder kosten voor investeringen en gedurende de uitvoering van het project toch een investering willen doen, dan kan de VKO overige kosten niet meer worden toegepast. Dit kan mogelijk leiden tot een lager subsidiebedrag.

 

Artikel 7 Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten kunnen bestaan uit operationele kosten van het samenwerkingsverband en uit investeringen in bedrijfsmiddelen. Operationele kosten van het samenwerkingsverband zijn alle kosten die te maken hebben met het uitvoeren van het project, met uitzondering van investeringen in bedrijfsmiddelen. Investeringen in bedrijfsmiddelen zijn vaste activa die voor de bedrijfsvoering worden gebruikt en die behoren tot het ondernemingsvermogen. Het zijn bezittingen die voor langere tijd aan het landbouwbedrijf gebonden zijn die gebruikt worden voor de bedrijfsvoering. Voorbeelden van bedrijfsmiddelen zijn gebouwen, machines en inventaris. Ook software is een bedrijfsmiddel. In het kader van dit openstellingsbesluit zijn investeringen in bedrijfsmiddelen subsidiabel voor de duur van het project. Dit betekent dat wanneer een bedrijfsmiddel van bijvoorbeeld € 100.000 wordt aangeschaft ten behoeve van het innovatieproject en dit bedrijfsmiddel wordt in 5 jaar afgeschreven en het project duurt 3 jaar, dan is € 60.000 van de investering in het bedrijfsmiddel subsidiabel waarover 40% subsidie kan worden verstrekt.

 

De begroting van uw project kan op verschillende manieren tot stand komen. Hierna wordt hier verder op ingegaan. Een innovatieproject in het kader van deze regeling kan in twee verschijningsvormen voorkomen:

 

Soort project

Opties berekening subsidiabele kosten

Project met operationele kosten én investeringen

  • 1.

    Werkelijke kosten (cf. artikel 1.9a, eerste lid onder a en derde lid van de Regeling)

  • 2.

    Vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten (cf. artikel 1.9b van de Regeling)

Project met enkel operationele kosten

  • 1.

    Werkelijke kosten (cf. artikel 1.9a van de Regeling)

  • 2.

    Vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten (cf. artikel 1.9b van de Regeling)

 

Op basis van onderstaand rekenvoorbeeld wordt in beeld gebracht hoe de begroting van een innovatieproject kan worden opgesteld.

  • 1.

    In geval van het begroten van de werkelijke kosten conform artikel 1.9a, eerste lid onder a en derde lid van de Regeling, in dit geval moeten alle kosten worden verantwoord:

    Begroting

    Financiering

    € 200.000 arbeidskosten

    € 300.000 overige kosten

     

    Waarvan € 50.000 investeringen in bedrijfsmiddelen en € 250.000 geen investeringen in bedrijfsmiddelen

    Totaal:

    € 500.000 totale kosten

    100% subsidie over € 200.000:

    € 200.000

    40% subsidie over € 50.000:

    € 20.000

    en

    100% subsidie over € 250.000:

    € 250.000

    Totaal:

    € 470.000 subsidie en € 30.000 eigen bijdrage

  • 2.

    In geval van het begroten van de kosten met gebruikmaking van de vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten conform artikel 1.9b van de Regeling, hoeven alleen de overige kosten te worden verantwoord op basis van facturen en betaalbewijzen:

    Begroting

    Financiering

    € 69.000 arbeidskosten

     

    Percentage, 23%, van de overige kosten; € 300.000

    € 300.000 overige kosten

     

    Waarvan € 50.000 investeringen in bedrijfsmiddelen en € 250.000 geen investeringen in bedrijfsmiddelen

    Totaal:

    € 369.000 totale kosten

    100% subsidie over € 69.000:

    € 69.000

    40% subsidie over € 50.000:

    € 20.000

    en

    100% subsidie over € 250.000:

    € 250.000

    Totaal:

    € 339.000 subsidie en € 30.000 eigen bijdrage

  • 3.

    Wanneer uw project geen investeringen in bedrijfsmiddelen bevat, kan gebruik gemaakt worden van:

    • a.

      Begroten op basis van werkelijke kosten, conform artikel 1.9a, eerste lid onder a en derde lid van de Regeling, of;

    • b.

      Begroten met de vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten, conform artikel 1.9b van de Regeling (enkel verantwoording van de overige kosten nodig op basis van facturen en betaalbewijzen).

Een rekenvoorbeeld voor 3a is hierboven gegeven onder 1. Hierna volgt een voorbeeld voor 3b.

 

Rekenvoorbeeld 3b (conform artikel 1.9b van de Regeling)

 

Begroting

Financiering

€ 57.500 arbeidskosten

 

Percentage, 23%, van de overige kosten; € 250.000

€ 250.000 overige kosten

Totaal:

€ 307.500 totale kosten

100% subsidie over € 307.500;

€ 307.500.

 

Totaal:

€ 307.500, geen eigen bijdrage nodig omdat de subsidie 100% bedraagt.

 

Artikel 8 Niet subsidiabele kosten

Kosten gericht op de reguliere bedrijfsvoering van bestaande reguliere samenwerkingsactiviteiten zijn niet subsidiabel.

 

Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie

Voor het bepalen van de rangschikking van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd in artikel 2.5.9 van de regeling. Het bepalen van de scores van de selectiecriteria vindt als volgt plaats. Per selectiecriterium zijn diverse aspecten benoemd op basis waarvan een project wordt beoordeeld:

 

a. Effectiviteit (maximaal 5 punten, de weging is 4, totaal te behalen punten is 20),

De mate van de effectiviteit van de innovatie is een beoordeling op de toegevoegde waarde van een verbeterd product, dienst, methode of procedé voor het benaderen van de thematiek binnen deze openstelling. Nadrukkelijk wordt hierbij gekeken naar het doel van deze openstelling: uitvoering van innovatieprojecten in relatie tot de doelen zoals beschreven in artikel 2, lid 3. De mate van effectiviteit wordt bepaald op basis van de samenhang van de volgende aspecten:

  • Meerwaarde van de beoogde innovatie voor de gestelde doelen binnen het thema van de openstelling; hieronder wordt bedoeld het (potentiële) effect van een geslaagde innovatie (nieuw of verbeterd product, dienst, methode of procedé) op de thema’s. Het gaat dan vooral om het meetbare effect in technische zin in termen van bijvoorbeeld minder nutriënten uitspoeling, uitstoot van broeikasgassen of minder bodemdaling.

  • Voorbeeldwerking van het innovatieproject in breder verband; bij samenwerkingsprojecten gaat het niet alleen om het (potentiële)effect van de innovatie zelf maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces op regionaal, nationaal of eventueel mondiaal niveau. Naast de reikwijdte van dergelijke verbanden wordt ook het ontstaan van nieuwe innovatie-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen positief beoordeeld.

  • De mate waarin de innovatie breed toepasbaar is; onder brede toepasbaarheid wordt verstaan dat er een goede motivatie beschikbaar is wie potentieel de innovatie adopteert. Het is van belang om daarbij de doelgroep goed voor ogen te hebben. Het kan gaan om een selectieve groep van early adaptors of een brede groep (early majority). Tevens is de mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid of uitrol in de provincie of bepaald gebied van belang om duidelijk in beeld te brengen. Dit omdat sommige nieuwe verdienmodellen zich bijvoorbeeld kunnen richten op een bepaald gebied (zoals de veenweiden of een polder) of op een bepaald marktsegment (korte keten of specifieke groep consumenten).

  • Kwaliteit communicatieplan ten behoeve van kennisdeling tijdens het innovatieproject en ten behoeve van verspreiding van resultaten. Is er blijk van actieve beoogde koppeling van wetenschappelijke en praktijkkennis en bevat de begroting ruimte voor actieve kennisdeling? Op het gebied van innovatie-ontwikkeling is in Europees verband een proces gestart dat EIP-Agri heet. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat zij/hij zich op gelijksoortige projecten als het projectidee oriënteert, die in de EU (zie EIP-AGRI Project Database | European CAP Network (europa.eu)) zijn gestart. Ook wordt verwacht dat aangetoond wordt dat in het projectplan de kennis is gebruikt, die is ontwikkeld in de EIP Focus Groups (zie Focus Groups on Innovation, knowledge exchange and EIP-AGRI | European CAP Network (europa.eu)).

b. Haalbaarheid / kans op succes (maximaal 5 punten, de weging is 2, totaal te behalen punten is 10),

De mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt en haalbaar vanuit de context van de innovatie. Hierbij gaat het om het vooraf kunnen beoordelen of de partijen er ook in geslaagd zijn een innovatie-idee goed uitgewerkt hebben om te kunnen testen of te beproeven. Het gaat om bijvoorbeeld om een uitwerking naar (installatie)technische specificaties, bouwkundig ontwerp, businessmodel of proefopstelling. Ook het procesmatige aspect van de samenwerking zoals onderlinge taakverdeling, planning en inzet van menskracht wordt hierbij beoordeeld. Haalbaarheid wordt beoordeeld aan de hand van de samenhang van de volgende aspecten:

  • Kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of projectplan voor de ontwikkeling van de beoogde innovatie; de kwaliteit van een project- en/of procesplan wordt beoordeeld aan de hand van de beschrijving van het probleem en onderbouwing van de aanpak van activiteiten. Daarnaast dient een proces/projectplan een heldere omschrijving van de beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, en risico’s te bevatten.

  • Blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid op basis van de kennis die voor handen ligt; hieruit moet blijken of het samenwerkingsverband zich in voldoende mate heeft georiënteerd of gaat oriënteren op bestaande kennis, bestaande praktijken, aanbevelingen en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel.

  • Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel; hieruit moet blijken of het samenwerkingsverband zich in voldoende mate heeft georiënteerd op het businessmodel achter de innovatie. Daarin spelen de aspecten die bepalen of de toekomstige aanbieder of leverancier een business case heeft voor de innovatie. Het gaat daarbij om zaken zoals het beoogde marktsegment, klantenrelaties, waarde propositie, kostenstructuur en marktprijs.

  • Kwaliteit van het samenwerkingsverband in relatie tot het ambitieniveau; de kwaliteit van het samenwerkingsverband, moet blijken uit de samenstelling, kennisniveau en werkafspraken in relatie tot het ambitieniveau van de innovatie.

  • Bereidheid tot kennisdeling; in hoeverre zegt het samenwerkingsverband toe kennis uit te wisselen met het EIP-netwerk en is er blijk van een actieve opstelling hierbij, bijvoorbeeld is er de bereidheid een buitenlandse presentatie te verzorgen of een buitenlandse groep belangstellenden te ontvangen?

c. Innovativiteit (maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15),

Met innovativiteit wordt zowel het samenwerkingsproces (samenwerkingsverband) als het vernieuwende karakter van het onderwerp van de samenwerking (het idee dat in de praktijk gebracht wordt) beoordeeld. Het gaat bij dit laatste om de mate waarin verbeteringen of geheel nieuwe producten, diensten, methodes of procedés worden ontwikkeld. Hoe groter de verbetering hoe hoger de score. Als referentie voor het beoordelen van het innovatieve karakter van het beoogde product, dienst, methode of procedé hanteren wij de gangbare praktijk binnen de provincie. Innovaties scoren hoger naarmate die ook op nationaal dan wel Europees of mondiaal niveau als vernieuwend mogen worden beschouwd. Innovatie wordt beoordeeld aan de hand van de samenhang van de volgende aspecten:

  • Technisch of sociaal grensverleggend karakter van de innovatie; dit is de beoordeling op het feitelijke vernieuwende van het idee dat tot ontwikkeling wordt gebracht. Behalve, de puur landbouwtechnische kanten van het idee kan het daarbij ook gaan om de sociale en financiële aspecten daarbij. Daarbij kan gedacht worden aan meer consumentenvertrouwen, nieuwe financieringsvormen of betere arbeidsomstandigheden.

  • Transitiekarakter van de innovatie; met dit aspect beoordelen we de innovatie naar de bijdrage die het kan leveren aan een structurele verandering naar een toekomstbestendige “duurzame landbouw”. De innovatie wordt daarin in samenhang met maatschappelijke ontwikkelingen en institutionele veranderingen (bijvoorbeeld regelgeving) beschouwd.

  • Innovatieve waarde van het samenwerkingsverband; op basis van dit aspect wordt gekeken naar de partijen in het samenwerkingsverband. Partijen die nog niet eerder hebben samengewerkt, of partijen die uit andere sectoren (niet landbouw) deelnemen aan de samenwerking maken dat het verband op zich al vernieuwend kan zijn.

  • Toepassingsgerichtheid van de innovatie; indien de innovatie al in concept al is uitgewerkt, er is bijvoorbeeld al een prototype of model ontwikkeld, maar die wordt nog niet toegepast, dan wordt de innovatie beoordeeld op het oplossend vermogen van het samenwerkingsproject en of men in staat is belemmeringen voor verdere uitrol of marktintroductie weg te nemen.

  • Innovatie-infrastructuur; hierbij wordt gelet op waar de innovatie feitelijk wordt ontwikkeld, geproduceerd en gereed gemaakt voor installatie. In hoeverre zijn hierbij de ondernemers uit eigen regio/land aan zet en beogen zij de leiding te nemen bij uitrol elders?

d. Efficiëntie (maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15),

Met de efficiëntie wordt gekeken naar de verhouding tussen de kosten en de geplande resultaten of prestatie(s) van het innovatieproject. Efficiëntie wordt beoordeeld aan de hand van de samenhang van de volgende aspecten:

  • De verhouding tussen de begrote kosten en de beoogde projectresultaten (prestaties); hiermee wordt de redelijkheid van de kosten beoordeeld. De projectprestatie bestaat uit duidelijk omschreven projectresultaten. Het kan bijvoorbeeld gaan om een marktonderzoek, productontwerp, procesomschrijving van een productieproces of een tastbaar product of prototype. Ook een dataset met monitoringsgegevens kan als deelresultaat in een innovatieproces omschreven worden. Deze elementen worden afgewogen tegen de kosten die in de begroting staan. Daarbij wordt ook gekeken naar uurtarieven en het aantal geplande uren. Het totaal wordt ook bezien in relatie tot het potentiële toepassingsbereik van de innovatie binnen de agrarische sector en het beoogde effect binnen het beleidsthema. Met deze aspecten in ogenschouw willen we voorkomen dat er veel kosten worden gemaakt voor een innovatie met een geringe impact.

  • Relevantie van de voorziene kosten voor het realiseren van de beoogde innovatie; dit aspect richt zich op de vraag of alle begrote kosten wel strikt noodzakelijk zijn voor het project.

  • Mate van efficiënt gebruik van (bestaande) kennis en arbeid; dit aspect is een maat voor het beoordelen of bestaande kennis en arbeid binnen het samenwerkingsverband goed wordt benut. Ook het aandeel overhead in relatie tot de andere projectactiviteiten wordt bezien en die afgezet tegen de prestatie(s) van het project.

Het maximumaantal punten dat behaald kan worden is 60. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk adviescommissie die Gedeputeerde Staten adviseert. Er worden maximaal 5 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. In totaal zijn maximaal 60 punten te behalen. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de toetsingscommissie aan het project toekent. Voor elk project geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van 60 punten = minimaal 36 punten). Indien een aanvraag minder dan 36 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.

 

Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1. effectiviteit, 2. innovativiteit, 3. Efficiëntie en 4. Haalbaarheid/ kans op succes. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

 

Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek. Het toekennen van punten vindt per selectiecriterium als volgt plaats:

  • 0 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer gering is;

  • 1 punt wordt toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, gering is;

  • 2 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, matig is;

  • 3 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, voldoende is;

  • 4 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, goed is;

  • 5 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer goed is.

De behaalde punten per selectiecriterium worden vervolgens gewogen:

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximum per criterium

a.

Effectiviteit

4

0-5

20

b.

Haalbaarheid/ kans op succes

2

0-5

10

c.

lnnovativiteit

3

0-5

15

d.

Efficiëntie

3

0-5

15

Maximumaantal te behalen punten

60

 

Het maximumaantal punten dat behaald kan worden is 60. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk toetsingscommissie die Gedeputeerde Staten adviseert. Er worden maximaal 5 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. In totaal zijn maximaal 60 punten te behalen. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de toetsingscommissie aan het project toekent. Voor elk project geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van 60 punten = minimaal 36 punten). Indien een aanvraag minder dan 36 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.

 

Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1. effectiviteit, 2. efficiëntie/innovativiteit en 4. Haalbaarheid/kans op succes. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting. Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een toetsingscommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de regeling.

 

Artikel 12 Weigeringsgronden

Een project komt niet voor subsidie in aanmerking als het niet nieuw is voor een of meer van de deelnemers aan een operationele groep. Het project dient innovatief te zijn, waarbij de innovativiteit kan bestaan uit nieuwe praktijken of uit bestaande praktijken in een nieuwe milieu- of geografische context. Deze afwijzingsgrond is van toepassing als een deelnemer eerder in een ander of hetzelfde samenwerkingsverband heeft gewerkt aan hetzelfde project. Dat het project wel nieuw is voor de overige deelnemers doet hier niet aan af. Het is wel mogelijk dat hetzelfde samenwerkingsverband meer dan één keer voor subsidie in aanmerking komt, als het project nieuw is ten opzichte van eerdere gesubsidieerde projecten. Het is bovendien van belang dat het project zich in voldoende mate onderscheidt van eerdere projecten van de deelnemers aan de operationele groep, gezien het rangschikkingscriterium 'mate van innovatie'.

 

Artikel 13 Verplichtingen

Indien de periode van uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten meer dan twaalf maanden bedraagt dient een voortgangsverslag te worden overlegd. Dit verslag dient niet te worden aangeleverd indien in de afgelopen twaalf maanden een deelbetaling is aangevraagd waarbij ook een voortgangsverslag is aangeleverd. Vanaf dit moment geldt wederom dat iedere twaalf maanden een voortgangsverslag dient te worden ingediend.

 

Om de subsidie effectief in te zetten is het van belang dat iedere aanvrager zich heeft georiënteerd op reeds uitgevoerde onderzoeken en bestaande initiatieven omtrent de betreffende innovatie. Dit onderzoek kan binnen het EIP netwerk zelf plaatsvinden, maar tevens daarbuiten. Denk hierbij onder andere aan het EIP-AGRI, Groen Kennisnet, Netwerk Platteland en Farmbook. Over voorgaande moet een onderbouwing zijn opgenomen in de aanvraag.

 

Omdat het doel van deze interventie is dat er een kennisnetwerk ontstaat dat voor iedereen toegankelijk is, moet in de aanvraag onderbouwd worden hoe deze de kennis die binnen zijn eigen project wordt opgedaan gaat verspreiden. Welke activiteiten worden hiervoor uitgevoerd?

 

Om de hoogte van de subsidie waar de aanvrager aanspraak op kan maken juist te berekenen, is het van belang dat in de aanvraag een toelichting wordt gegeven op eventuele investeringen in bedrijfsmiddelen die binnen het project plaats zullen vinden.

 

Communicatieverplichting

Aansluiting op het EIP-netwerk en andere innovatie- en kennisnetwerken dragen ertoe bij dat samenwerkingsverbanden (operationele groepen) gedurende het gehele project gebruik kunnen maken van beschikbare kennis en ervaring voor een hogere effectiviteit. De ervaring laat zien dat de gang van praktijkrijpe innovaties in de landbouw naar een bredere toepassing ervan door de doelgroep vaak geen vanzelfsprekendheid is. Daarom wordt er bij deze interventie op gelet dat gedurende het innovatieproject voldoende aandacht is voor communicatie. De subsidie ontvanger is verplicht om de resultaten van het project te delen via de hiertoe geëigende netwerken.

  • 1.

    Onder geëigende netwerken wordt in ieder geval begrepen:

    • a.

      Groen Kennisnet

    • b.

      EIP als bedoeld in artikel 127 VO (EU) nr 2021/2115

  • 2.

    Elk project wordt gemeld aan het nationale en Europese EIP netwerk). Het doel hiervan is dat het delen van de kennis die opgedaan wordt tijdens de projecten, door anderen gebruikt kan worden en daardoor bijdraagt aan het moderniseren van de landbouwsector in Nederland en in Europa. Daarnaast kunnen via de netwerken ook interacties ontstaan tussen de verschillende samenwerkingsverbanden (operationele groepen) zodat deze elkaar kunnen versterken door een community te vormen. Met Groen Kennisnet, het kennisplatform van de groene sector, is een speciale samenwerking aangegaan. Nadat de subsidie is verleend aan een project maakt Groen Kennisnet voor elk project een pagina aan om de plannen en eindresultaten te delen. Ook tijdens uw project kunt u resultaten delen via Groen Kennisnet. Groen Kennisnet neemt hierover contact met u op.

Rapportageverplichtingen

Bij voorgangsverslagen, verzoeken tot deelbetaling en vaststelling gelden rapportageverplichtingen. Deze verplichtingen worden opgelegd omdat de lidstaten verplicht zijn dergelijke gegevens aan te leveren bij de Europese Commissie. In eerste instantie dient men te rapporteren over het aantal personen dat baat gehad heeft bij het innovatieproject en wordt als volgt in beeld gebracht: het gerealiseerde aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de EIP groep heeft geprofiteerd om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren;

 

Indien dierenwelzijn onderdeel is van de aanvraag geldt het volgende:

Ook in het kader van dierenwelzijn geldt een rapportageverplichting. Men dient te rapporteren over het gerealiseerde aandeel GVE vallend onder ondersteunde acties ter verbetering van dierenwelzijn, wat als volgt wordt bepaald:

  • Runderen van meer dan twee jaar oud à 1,0 GVE

  • Runderen van zes maanden tot twee jaar oud à 0,6 GVE

  • Schapen en geiten vanaf zes maanden à 0,15 GVE