Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaren

Algemene Plaatselijke Verordening Haaren 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Plaatselijke Verordening Haaren 2004
CiteertitelAlgemene Plaatselijke Verordening 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet art. 147, lid 1
  2. Gemeentewet art. 149 en art. 149a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsregels, -nota en -notitie: exploitatievergunningen horecabedrijven, prostitutiebeleid, gedenktekens, grootschalige evenementen, houseparty'sRichtlijnen voor bestuurders en medewerkers voor contacten met personen uit de prostitutiebranche.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-03-200820-11-2013Nieuwe regeling

29-01-2004

Nieuwsbode, 27-02-2008

B&W voorstel 09-12-2003 & B&W voorstel 19-12-2005
25-03-2004Nieuwe regeling

29-01-2004

Nieuwsbode, 11-02-2004

B&W voorstel 09-12-2003

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Plaatselijke Verordening Haaren 2004

Inhoud

Algemene plaatselijke verordening

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2 Openbare orde

Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.

Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente

Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 BegripsomschrijvingenArtikel 1.2 BeslistermijnArtikel 1.3 Te late indiening aanvraagArtikel 1.4 Voorschriften en beperkingenArtikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffingArtikel 1.6 Intrekking of weigering van vergunning of ontheffingArtikel 1.7 Termijnen

HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE

Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg

Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldhedenArtikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden

Paragraaf 2 Optochten en betogingenArtikel 2.1.2.1 OptochtenArtikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsenArtikel 2.1.2.3 Afwijking termijnArtikel 2.1.2.4 Te verstrekken gegevens

Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukkenArtikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

Paragraaf 4 Vertoningen e.d. op de wegArtikel 2.1.4.1 Feest, muziek en wedstrijd e.d.Artikel 2.1.4.1a Kleinschalige evenementenArtikel 2.1.4.2 DienstverleningArtikel 2.1.4.3 Straatartiest

Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de wegArtikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de wegArtikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een wegArtikel 2.1.5.3 Maken en veranderen van een uitweg

Paragraaf 6 Veiligheid van de wegArtikel 2.1.6.1 Veroorzaken van gladheidArtikel 2.1.6.2 WinkelwagentjesArtikel 2.1.6.3 Uitzichtbelemmerende beplanting of voorwerpArtikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d.Artikel 2.1.6.5 Kelderingangen, koekoeken e.d.Artikel 2.1.6.6 Rookverbod in bossen en natuurgebiedenArtikel 2.1.6.7 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerpArtikel 2.1.6.7.a. Gevaarlijke voorwerpenArtikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpenArtikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichtingArtikel 2.1.6.10 Verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer en verlichtingArtikel 2.1.6.11 Objecten onder hoogspanningslijnArtikel 2.1.6.12 Veiligheid op het ijsArtikel 2.1.6.13 Benzinepompen op of nabij de weg Artikel 2.1.6.14 Verplichtingen plantgerechtigden

Afdeling 2 Toezicht op evenementen

Artikel 2.2.1 BegripsomschrijvingArtikel 2.2.2 EvenementArtikel 2.2.3 OrdeverstoringArtikel 2.2.3.a. Evenementen

 

Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen

Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijvenArtikel 2.3.1.1 BegripsomschrijvingenArtikel 2.3.1.2 Exploitatievergunning horecabedrijfArtikel 2.3.1.3 Opheffing vergunningplichtArtikel 2.3.1.4 SluitingstijdenArtikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluitingArtikel 2.3.1.6 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijfArtikel 2.3.1.7 OrdeverstoringArtikel 2.3.1.8 Toegang ambtenaren van politieArtikel 2.3.1.9 Burgemeester en wethouders als bevoegd bestuursorgaan

Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijfArtikel 2.3.2.1 BegripsomschrijvingenArtikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatieArtikel 2.3.2.3 NachtregisterArtikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister

Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenhedenArtikel 2.3.3.1 SpeelgelegenhedenArtikel 2.3.3.2 Speelautomaten

Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2.4.1 Betreden gesloten woningen of lokaalArtikel 2.4.2 Plakken en kladdenArtikel 2.4.3 Vervoer plakgereedschap e.d.Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigenArtikel 2.4.5 Betreden van plantsoenen e.d.Artikel 2.4.6 Rijden over bermen e.d.Artikel 2.4.7 Hinderlijk gedrag op of aan de wegArtikel 2.4.7.a. Verplichte routeArtikel 2.4.8 Hinderlijk drankgebruikArtikel 2.4.9 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwenArtikel 2.4.10 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimtenArtikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.Artikel 2.4.13 Bespieden van personenArtikel 2.4.14 BewakingsapparatuurArtikel 2.4.15 Nodeloos alarmerenArtikel 2.4.16 AlarminstallatiesArtikel 2.4.17 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatieArtikel 2.4.18 Verontreiniging door dierenArtikel 2.4.19 Gevaarlijke hondenArtikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dierenArtikel 2.4.21 --Artikel 2.4.22 Loslopend vee en pluimveeArtikel 2.4.23 DuivenArtikel 2.4.24 BijenArtikel 2.4.25 Vernietiging van rupsen en -nesten

Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Artikel 2.5.1 BegripsomschrijvingenArtikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregisterArtikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van StrafrechtArtikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederenArtikel 2.5.5 Handel in horecabedrijven

Afdeling 6 Vuurwerk

Artikel 2.6.1 BegripsomschrijvingArtikel 2.6.2 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagenArtikel 2.6.3 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

Afdeling 7 Drugsoverlast

Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat

Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding

Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding

Afdeling 9 Veiligheidsrisicogebieden

Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden

HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.

Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen en nadere regelsArtikel 3.1.1 BegripsomschrijvingenArtikel 3.1.2 Bevoegd bestuursorgaanArtikel 3.1.3 Nadere regels

Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijkeArtikel 3.2.1 SeksinrichtingenArtikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerderArtikel 3.2.3 SluitingstijdenArtikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluitingArtikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerderArtikel 3.2.6 Straat- en raamprostitutieArtikel 3.2.7 SekswinkelsArtikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

Paragraaf 3 Beslissingstermijn en weigeringsgrondenArtikel 3.3.1 Beslissingstermijn Artikel 3.3.2 Weigeringsgronden

Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie, wijziging beheerArtikel 3.4.1 Beëindiging exploitatieArtikel 3.4.2 Wijziging beheer

Paragraaf 5 OvergangsbepalingArtikel 3.5.1 Overgangsbepaling

HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE

Afdeling 1 Geluid- en lichthinder

Artikel 4.1.1 BegripsomschrijvingenArtikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteitenArtikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteitenArtikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteitenArtikel 4.1.5 Overige geluidhinderArtikel 4.1.5.a. (Geluid)hinder in de openluchtArtikel 4.1.5.b. (Geluid)hinder door dierenArtikel 4.1.5.c. (Geluid)hinder door bromfietsen e.d.Artikel 4.1.5.d. (Geluid)hinder door vrachtauto'sArtikel 4.1.5.e. Routering

Afdeling 2 Afvalstoffen

Paragraaf 1 Algemene bepalingenArtikel 4.2.1.1 Begripsomschrijvingen

Paragraaf 2 Inzameling van afvalstoffenArtikel 4.2.2.1 Aanwijzing inzamelende instantiesArtikel 4.2.2.2 Afzonderlijke inzamelingArtikel 4.2.2.3 Inzamelmiddelen en -voorzieningenArtikel 4.2.2.4 Frequentie van inzamelen bij elk perceelArtikel 4.2.2.5 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning

Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffenArtikel 4.2.3.1 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen Artikel 4.2.3.2 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen Artikel 4.2.3.3 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden Artikel 4.2.3.4 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceelArtikel 4.2.3.5 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelenArtikel 4.2.3.6 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveauArtikel 4.2.3.7 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveauArtikel 4.2.3.8 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddelArtikel 4.2.3.9 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbiedenArtikel 4.2.3.10 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffenArtikel 4.2.3.11 Wijze van overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval door middel van containers

Paragraaf 4 Inzameling van andere categorieën van afvalstoffen Artikel 4.2.4.1 Inzamelverbod andere categorieën afvalstoffen behoudens vergunning Artikel 4.2.4.2 Inzameling andere categorieën afvalstoffen door de inzameldienstArtikel 4.2.4.3 Ter inzameling aanbieden van andere categorieën afvalstoffen aan de inzameldienst

Afdeling 3 Lozing en riolering

(vervallen)

Afdeling 4 Bodem , weg en milieuverontreiniging

Artikel 4.4.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen Artikel 4.4.2 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg Artikel 4.4.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet en drinkwarenArtikel 4.4.4 Wegwerpen van reclame of strooibiljetten Artikel 4.4.5 Straatvegen Artikel 4.4.6 Natuurlijke behoefte doen Artikel 4.4.7 Verbod op het doorzoeken van ter inzameling gereedstaande afvalstoffenArtikel 4.4.8 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen

Afdeling 5 Het bewaren van houtopstanden

Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen Artikel 4.5.2 Kapverbod Artikel 4.5.3 Aanvraag vergunning Artikel 4.5.4 WeigeringsgrondenArtikel 4.5.5 Vervaltermijn vergunningArtikel 4.5.6 Bijzondere vergunningsvoorschriften Artikel 4.5.7 Herplant /instandhoudingsplicht Artikel 4.5.8 Schadevergoeding Artikel 4.5.9 Bestrijding iepziekte

Afdeling 6 Bescherming van flora en fauna

Artikel 4.6.1 Bescherming groenvoorzieningen Artikel 4.6.2 Beschermde planten; hout sprokkelen

Afdeling 7 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4.7.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen e.d. Artikel 4.7.1a Stankoverlast door gebruik van dierlijke meststoffenArtikel 4.7.2 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d. Artikel 4.7.3 Aanschrijving

HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE

Afdeling 1 Parkeerexcessen

Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.Artikel 5.1.2a Te koop aanbieden van voertuigenArtikel 5.1.3 Defecte voertuigen Artikel 5.1.4 Voertuigwrakken

Artikel 5.1.5 Caravans e.d. Artikel 5.1.6 Parkeren van reclamevoertuigen Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigenArtikel 5.1.9 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffenArtikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets

Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten

Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goed Artikel 5.2.2 Venten e.d. Artikel 5.2.3 Standplaatsen Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten e.d.

Afdeling 3 Openbaar water

Artikel 5.3.1 Gebruik van openbaar waterArtikel 5.3.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigenArtikel 5.3.3 Aanwijzingen ligplaatsArtikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaatsArtikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken en oeversArtikel 5.3.6 Reddingsmiddelen Artikel 5.3.7 Veiligheid op het water Artikel 5.3.8 Overlast aan vaartuigen

Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5.4.1 CrossterreinenArtikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden

Afdeling 5 Verbod vuur te stoken

Artikel 5.5.1 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichting of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben

Afdeling 6 Straatnaamborden, huisnummers e.d.

Artikel 5.6.1 Gedoogplicht aanduidingenArtikel 5.6.2 Verwijdering e.d. aanduidingen

Afdeling 6 Verstrooiing van as

Artikel 5.7.1 BegripsomschrijvingArtikel 5.7.2 Plaatsen waar incidentele asverstrooiing verboden isArtikel 5.7.3 Hinder of overlast voor derden

HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Strafbepaling Artikel 6.2 ToezichthoudersArtikel 6.3 Binnentreden woningen Artikel 6.4 Inwerkingtreding Artikel 6.5 Overgangsbepaling Artikel 6.6 Citeertitel  

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

  • a.

    Weg:1. de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;2. de al dan niet met enige beperking voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;3. de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;4. andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.

  • b.

    Openbaar water:alle wateren die al dan niet met enige beperking voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.

  • c.

    Bebouwde kom:de bebouwde kom of kommen waarvan Gedeputeerde Staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet.

  • d.

    Rechthebbende:een ieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

  • e.

    Voertuigen:alle voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder a en onder al van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, met uitzondering van:a. treinen en trams;b. kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen.

  • f.

    Vaartuigen:alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten.

  • g.

    Woonschepen:schepen uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd.

  • h.

    Bouwwerk:elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

  • i.

    Gebouw:elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

  • j.

    Vee:eenhoevige dieren, herkauwende dieren en varkens.

  • k.

    Pluimvee:klein en pluimvee, eenden en ganzen.

  • l.

    Handelsreclame:iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

Artikel 1.2 Beslistermijn

  • 1

    Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2

    Het bevoegde bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3

    Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet voor de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid.

Artikel 1.3 Te late indiening aanvraag

  • 1

    Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2

    Voor bepaalde, door het bevoegde bestuursorgaan aan te wijzen vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen

  • 1

    Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1.6 Intrekking of weigering van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder of zijn rechtsverkrijgende dit verzoekt.

Artikel 1.7 Termijnen

Voor zover sprake is van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

Hoofdstuk 2 OPENBARE ORDE

Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg

Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1

    Het is verboden op de weg zich samen met anderen te begeven naar of al dan niet samen met anderen deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.

  • 2

    Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enige gebeurtenis, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3

    Het is verboden zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten wanneer deze door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.

  • 4

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

  • 5

    Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Paragraaf 2 Optochten en betogingen

Artikel 2.1.2.1 Optochten

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2, op de weg te doen plaatsvinden.

  • 2

    De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      de verkeersveiligheid of veiligheid van personen of goederen;

    • d.

      de zedelijkheid of gezondheid.

Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1

    Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat deze gehouden zal worden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester met inachtneming van hetgeen in artikel 2.1.2.4, eerste lid, hierover is bepaald.

  • 2

    Onder openbare plaats wordt verstaan een plaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, juncto tweede lid, van de Wet openbare manifestaties, te weten een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat  voor het publiek, met uitzondering van een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet.

Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn

De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren.

Artikel 2.1.2.4 Te verstrekken gegevens

  • 1

    Bij de kennisgeving kan de burgemeester een opgave verlangen van:

    • a.

      naam en adres van degene die de betoging houdt;

    • b.

      het doel van de betoging;

    • c.

      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • e.

      voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;

    • f.

      maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 2

    Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukken

Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

  • 1

    Het is verboden gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken op of aan door het college aangewezen wegen of gedeelten daarvan.

  • 2

    Het college kan de werking van het in het eerste lid gestelde verbod beperken tot in de openbare kennisgeving aan te duiden dagen en uren.

  • 3

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor het huis‑aan‑huis versprei­den of het aan huis bezor­gen van de in het eerste lid bedoelde gedrukte of geschreven stukken­ en afbeel­­­­­­­din­gen.

  • 4

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Paragraaf 4 Vertoningen e.d. op de weg

Artikel 2.1.4.1 Feest, muziek en wedstrijd e.d.

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester op of aan de weg:

    • a.

      een vertoning voor publiek te geven, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2;

    • b.

      op enige wijze voor publiek muziek ten gehore te brengen;

    • c.

      een feest of een wedstrijd te geven of te houden.

  • 2

    Het in artikel 2.1.2.1, tweede lid, bepaalde, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3

    Het in het eerste lid, onder c, bepaalde geldt niet voor zover artikel 10 juncto artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994 of artikel 5.4.1 van toepassing is.

Artikel 2.1.4.1a Kleinschalige evenementen

  • 1

    In deze paragraaf wordt verstaan onder kleinschalig evenement: Elke kleinschalige voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak op en/of aan de openbare weg, zoals (buurt-)barbeques, buurtfeesten, straatspeeldagen en andere kleinschalige (straat)feesten.

  • 2

    Een kleinschalig evenement dient tenminste twee weken voor het tijdstip waarop het plaatsvindt schriftelijk bij de burgemeester te worden gemeld. Indien de kennisgeving later wordt gedaan, kan de burgemeester besluiten deze niet te behandelen.

  • 3

    De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het tweede lid bedoelde termijn verkorten en tevens een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren.

  • 4

    Bij de kennisgeving kan de burgemeester een opgave verlangen van:

    • a.

      naam en adres van degene die het kleinschalig evenement organiseert;

    • b.

      het doel van het kleinschalig evenement;

    • c.

      de datum waarop het kleinschalig evenement wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en beëindiging;

    • d.

      de plaats waar het kleinschalig evenement wordt gehouden;

    • e.

      maatregelen die de organisator zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen;

    • f.

      overige gegevens die van belang kunnen zijn voor een concrete beoordeling van de kennisgeving.

  • 5

    De burgemeester kan een kleinschalig evenement verbieden in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      de veiligheid van personen en/of goederen;

    • d.

      de zedelijkheid en/of gezondheid.

  • 6

    De burgemeester stelt een formulier vast voor het doen van de in het tweede lid bedoelde kennisgeving.

  • 7

    De in het tweede lid bedoelde kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan, wanneer het in het zesde lid bedoelde formulier volledig en naar waarheid is ingevuld en tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 8

    Het is verboden een kleinschalig evenement te doen plaatsvinden, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen, terwijl men weet of redelijkerwijze kon weten dat:

    • a.

      de kennisgeving daarvan niet overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 en 7 is gedaan;

    • b.

      gehandeld wordt in afwijking van de gegevens die bij de kennisgeving als bedoeld in lid 2 zijn verstrekt;

    • c.

      de burgemeester het kleinschalige evenement op grond van lid 5 heeft verboden.

  • 9

    Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden kan de burgemeester een kleinschalig evenement aanmerken als vergunningplichtig en/of nadere voorschriften stellen.

Artikel 2.1.4.2 Dienstverlening

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan de weg op te treden als dienstverlener (zoals bewaker, reiniger van voertuigen, glazenwasser of scharensliep) of zijn diensten als zodanig aan te bieden.

  • 2

    Het in artikel 2.1.2.1, tweede lid, bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.1.4.3 Straatartiest

  • 1

    Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen of gedeelten daarvan.

  • 2

    De burgemeester kan de werking van het in het eerste lid gestelde verbod beperken tot in de openbare kennisgeving aan te duiden dagen en uren. 

  • 3

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Paragraaf 5 Bruikbaarheid van de weg

Artikel 2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan.

  • 2

    Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op:

    • a.

      vlaggen, wimpels en vlaggenstokken, indien zij geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;

    • b.

      zonneschermen, mits deze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits:- geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt;geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt, en geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt;

    • c.

      de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;

    • d.

      voertuigen;

    • e.

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;

    • f.

      benzinepompen als bedoeld in artikel 2.1.6.13 en standplaatsen als bedoeld in artikel 5.2.3.

  • 3

    Het is verboden op, in, over of boven de weg voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

  • 4

    Voor de toepassing van het tweede lid, onder c, wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 5

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    • a.

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      indien het beoogde gebruik hetzij op zich zelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

  • 6

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant van toepassing zijn of voor zover er sprake is van een evenement als bedoeld in artikel 2.1.4.1a of artikel 2.2.1 of terras als bedoeld in artikel 2.3.1.2 vijfde lid, waarvoor vergunning is verleend.

Artikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van het college een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat, alsmede alle niet openbare ontsluitingswegen van gebouwen.

  • 3

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het Rijk, de provincie, de gemeente of het waterschap bij het uitvoeren van zijn/haar publiekrechtelijke taak.

  • 4

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant, de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde telecommunicatieverordening van toepassing is.

Artikel 2.1.5.3 Maken en veranderen van een uitweg

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van het college:

    • a.

      een uitweg te maken naar de weg;

    • b.

      van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    • c.

      verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 3

    Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de bruikbaarheid van de weg;

    • b.

      het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

    • c.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • d.

      de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

  • 4

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor zover de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant van toepassing is.

Paragraaf 6 Veiligheid van de weg

Artikel 2.1.6.1 Veroorzaken van gladheid

  • 1

    Het is verboden bij vorst of dreigende vorst water op de weg te werpen, uit te storten of te laten lopen.

  • 2

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 427, aanhef en onder 4e, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.

Artikel 2.1.6.2 Winkelwagentjes

  • 1

    De rechthebbende op een bedrijf die ten behoeve van het winkelend publiek winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of van een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.

  • 2

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.

Artikel 2.1.6.3 Uitzichtbelemmerende beplanting of voorwerp

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.

Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d.

Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.

Artikel 2.1.6.5 Kelderingangen, koekoeken e.d.

  • 1

    Kelderingangen, koekoeken, indiepingen en andere lager dan de aangrenzende weg gelegen betreedbare delen van een bouwwerk mogen geen gevaar voor de veiligheid van de weggebruikers opleveren.

  • 2

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 427, aanhef en onder 1e of 3e, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Artikel 2.1.6.6 Rookverbod in bossen en natuurgebieden

  • 1

    Het is verboden te roken in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door het college aangewezen periode.

  • 2

    Het is verboden in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

  • 3

    Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover het bepaalde in artikel 429, aanhef en onder 3e, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

  • 4

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende, als tuin ingerichte, erven.

Artikel 2.1.6.7 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp

  • 1

    Het is verboden op, aan of boven het voor voetgangers of (brom)fietsers bestemde deel van de weg op enigerlei wijze prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen aan te brengen of te hebben hangen, lager dan 2,2 meter boven dat gedeelte van de weg.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet t.a.v. prikkeldraad, schrikdraad, puntdraad of andere scherpe voorwerpen die op grotere afstand dan 0,25 meter uit de uiterste boord van de weg, op van de weg af gerichte delen van een afscheiding zijn aangebracht.

  • 3

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 4

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.

Artikel 2.1.6.7a Gevaarlijke voorwerpen

  • 1

    Het is verboden op door het college aangewezen wegen en daaraan gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en terreinen, messen, knuppels, slagwapens, of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt, openlijk bij zich te dragen.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor wapens behorende tot de categorieën I, II, III en IV Wet wapens en munitie en voor zover door het bij zich dragen van deze voorwerpen de openbare orde en veiligheid niet in gevaar komt of kan komen.

Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen

Het is verboden aan een weg of aan enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.

Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • 1

    De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2

    Het college maakt tevoren aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid, hun besluit bekend over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid.

  • 3

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is.

Artikel 2.1.6.10 Verwijdering e.d. voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • 1

    Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een bord of een andere voorziening ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting te verwijderen, te wijzigen, te beschadigen, de werking ervan te beletten of te belemmeren.

  • 2

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Artikel 2.1.6.11 Objecten onder hoogspanningslijn

  • 1

    Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen, voorwerpen, opgaand houtgewas of andere objecten, die niet zijn aan te merken als bouwwerken, hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben.

  • 2

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen indien de elektrische spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat.

  • 3

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van objecten die deel uitmaken van de hoogspanningslijn.

Artikel 2.1.6.12 Veiligheid op het ijs

  • 1

    Het is verboden:

    • a.

      voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;

    • b.

      bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a. bedoelde ijsvlakten, te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.

  • 2

    Een ieder is verplicht op eerste vordering van een ambtenaar van politie onmiddellijk het ijs te verlaten ter voorkoming van gevaar voor personen of goederen.

  • 3

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht of het Provinciaal Waterreglement Noord-Brabant van toepassing is.

Artikel 2.1.6.13 Benzinepompen op of nabij de weg

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van het college een gelegenheid voor de verkoop van brandstof ten behoeve van motorvoertuigen in de zin van de Wegenverkeerswet 1994, te hebben, toe te laten, te wijzigen of uit te breiden:

    • a.

      op de weg;

    • b.

      zichtbaar vanaf de weg of binnen 50 meter afstand van de weg.

  • 2

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Provinciaal Wegenreglement Noord-Brabant of artikel 5 van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken van toepassing is.

Artikel 2.1.6.14 Verplichtingen plantgerechtigden

  • 1

    Hij die een recht van beplanting op een weg heeft is verplicht:

    • a.

      van zijn voornemen tot het planten, vellen of rooien van beplanting op de weg, ten minste dertig dagen van tevoren schriftelijk kennis te geven aan burgemeester en wethouders;

    • b.

      zich bij dat planten, vellen of rooien te gedragen overeenkomstig de voorschriften, die hem door burgemeester en wethouders gegeven zijn in het belang van de veiligheid van het wegverkeer;

    • c.

      gevolg te geven aan de schriftelijke lastgeving van het college binnen de bij die last te bepalen termijn de bomen, struiken, takken of wortels, die voor het gebruik van de weg gevaarlijk zijn, te verwijderen;

    • d.

      bomen of struiken, die dood, omgewaaid of afgebroken zijn, onverwijld te verwijderen.

  • 2

    Het bepaalde in lid 1 geldt niet voor gevallen, waarin het Provinciaal Wegenreglement Noord-Brabant van toepassing is.

Afdeling 2 Toezicht op evenementen

Artikel 2.2.1 Begripsomschrijving

  • 1

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoopvoorstellingen als bedoeld in de Wet op de filmvertoningen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h. van de Gemeentewet en artikel 5.2.4;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in de artikelen 2.1.2.1, 2.1.4.1, 2.1.4.1a, 2.1.4.2, 2.1.4.3 en 2.3.3.1. van deze verordening;

    • g.

      sportwedstrijden.

  • 2

    Onder evenement wordt mede verstaan een herdenkingsplechtigheid.

Artikel 2.2.2 Evenement

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2

    De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;

    • d.

      de zedelijkheid of gezondheid.

Artikel 2.2.3 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Artikel 2.2.3.a Evenementen

  • 1

    Het is verboden bij evenementen onnodig op te dringen, door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden of wanordelijkheden te veroorzaken.

  • 2

    Het is verboden bij evenementen messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapens kunnen worden gebruikt, op een zodanige wijze mee te voeren dat de openbare orde of veiligheid in gevaar komt of kan komen.

  • 3

    Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor wapens behorende tot de categorieën I, II, III en IV Wet wapens en munitie.

  • 4

    Een ieder is verplicht bij evenementen alle aanwijzingen van ambtenaren van politie en brandweer in het belang van de openbare orde of veiligheid terstond en stipt op te volgen.

Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen

Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven

Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1

    Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan:de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.

  • 2

    Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan: een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden.

  • 3

    Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.

  • 4

    Onder houder wordt in deze paragraaf verstaan: degene die een horecabedrijf exploiteert op grond van het bepaalde in artikel 2.3.1.2 of 2.3.1.3.

  • 5

    In deze paragraaf wordt onder bezoekers niet verstaan:

    • a.

      de gezinsleden van de houder, alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;

    • b.

      de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede personen bedoeld in artikel 438, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht;

    • c.

      de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 2.3.1.2 Exploitatievergunning horecabedrijf

  • 1

    Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2

    De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid, indien de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 3

    De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.

  • 4

    Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.

  • 5

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.5.1 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden, tevens over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.

  • 6

    Onverminderd het gestelde in het derde en vierde lid kan de burgemeester de in het vijfde lid bedoelde ingebruikneming van de weg ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf behorende terrassen weigeren:

    • a.

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

    • b.

      indien dat gebruik een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

  • 7

    Het bepaalde in het vijfde en zesde lid geldt niet voor zover de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant van toepassing is.

Artikel 2.3.1.3 Opheffing vergunningplicht

  • 1

    De burgemeester kan bepalen dat het gestelde in artikel 2.3.1.2 niet geldt voor een of meer in dat besluitaangeduide soorten horecabedrijven in de gehele gemeente dan wel in een of meer daarin aangewezen gedeelten van de gemeente.

  • 2

    De exploitatie van een horecabedrijf waarop een besluit als bedoeld in het eerste lid van toepassing is, moet zodanig geschieden dat daardoor de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed.

Artikel 2.3.1.4 Sluitingstijden

  • 1

    Het is de houder van een horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben of daarinbezoekers toe te laten of te laten verblijven:op alle dagen van de week tussen 02.00 uur en 06.00 uur;

  • 2

    Overeenkomstig het gestelde in artikel 1.4 kan de burgemeester door middel van een vergunningsvoorschrift voor een afzonderlijk horecabedrijf of voor een daartoe behorend terras, een ander sluitingsuur of andere sluitingsuren vaststellen.

  • 3

    Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.

  • 4

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet op 1 januari van ieder jaar.

Artikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting

  • 1

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.4 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover artikel 13b Opiumwet van toepassing is.

Artikel 2.3.1.6 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf

Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2.3.1.4 of ingevolge een op grond van artikel 2.3.1.5 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.

Artikel 2.3.1.7 Ordeverstoring

Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren.

Artikel 2.3.1.8 Toegang ambtenaren van politie

De houder van een horecabedrijf is verplicht ervoor te zorgen, dat ambtenaren van politie vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf:

  • a.

    gedurende de tijd dat het bedrijf voor bezoekers geopend is; dan wel

  • b.

    gedurende de tijd dat een bedrijf gesloten dient te zijn en indien die ambtenaren van politie hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.

Artikel 2.3.1.9 Burgemeester en wethouders als bevoegd bestuursorgaan

Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van de artikelen 2.3.1.2 tot en met 2.3.1.5.

Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Artikel 2.3.2.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • 1.

    inrichting: elke al of niet besloten ruimte waarin in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft;

  • 2.

    houder: degene die een inrichting exploiteert, dan wel daarin de feitelijke leiding heeft.

Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie

Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.

Artikel 2.3.2.3 Nachtregister

De houder van een inrichting of een voor hem handelend persoon is verplicht een register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht bij te houden, dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model.

Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.

Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2.3.3.1 Speelgelegenheden

  • 1

    Deze paragraaf verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren. 

  • 2

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;

    • b.

      speelgelegenheden waarvoor de Minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;

    • c.

      speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.

  • 3

    De burgemeester weigert de vergunning:

    • a.

      Indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;

    • b.

      Indien de exploitatie van een speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

Artikel 2.3.3.2 Speelautomaten

Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:a. Wet: de Wet op de kansspelen;b. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a van de Wet;c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c van de Wet;d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d van de Wet;e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e van de Wet.

  • 2.

    Opstelplaatsenbeleid:a. in hoogdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten;b. in laagdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan.

Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2.4.1 Betreden gesloten woningen of lokaal

  • 1

    Het is verboden een krachtens artikel 174a Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2

    Het is verboden een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3

    Dit verbod geldt niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende redenen noodzakelijk is.

  • 4

    De burgemeester is bevoegd van het in het eerste lid of tweede lid bedoelde verbod ontheffing te verlenen.

Artikel 2.4.2 Plakken en kladden

  • 1

    Het is verboden de weg of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is, te bekrassen of te bekladden.

  • 2

    Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is:

    • a.

      een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken of op andere wijze aan te brengen;

    • b.

      met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen.

  • 3

    Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4

    Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 5

    Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.

  • 6

    Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, welke geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 7

    De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporings-ambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

Artikel 2.4.3 Vervoer plakgereedschap e.d.

  • 1

    Het is verboden tussen des avonds 10 uur en des morgens 6 uur op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing, indien de in dat lid bedoelde materialen of gereedschappen niet zijn gebezigd of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2.4.2.

Artikel 2.4.4 Vervoer inbrekerswerktuigen

  • 1

    Het is verboden tussen des avonds 10 uur en des morgens 6 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat er toe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien de in dat lid bedoelde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet bestemd of gebruikt zijn voor de in dat lid bedoelde handelingen.

Artikel 2.4.5 Betreden van plantsoenen e.d.

  • 1

    Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.

  • 2

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 2.4.6 Rijden over bermen e.d.

  • 1

    Het is verboden met voertuigen die niet voorzien zijn van rubberbanden te rijden over de berm, de glooiing of de zijkant van een weg.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien dat rijden door de omstandigheden redelijkerwijs gebillijkt wordt.

  • 3

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant van toepassing is.

  • 4

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

Artikel 2.4.7 Hinderlijk gedrag op of aan de weg

  • 1

    Het is verboden:

    • a.

      op of aan de weg te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

    • b.

      zich op of aan de weg zodanig op te houden dat aan weggebruikers of aan bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 424, 426 bis, 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.

Artikel 2.4.7a Verplichte route

  • 1

    Het is de door de burgemeester aangewezen groepen van personen verboden op door hem aangewezen tijdstippen van een door hem aangewezen route af te wijken.

  • 2

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 2.4.8 Hinderlijk drankgebruik

  • 1

    Het is verboden op de weg die deel uit maakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid;

    • b.

      de plaats, niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.

Artikel 2.4.9 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen

  • 1

    Het is verboden:

    • a.

      zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

    • b.

      zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

  • 2

    Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van een zodanig gebouw.

Artikel 2.4.10 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.

Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:

  • a.

    dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek;

  • b.

    daardoor die ingang versperd wordt.

Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt welke publiek trekt.

Artikel 2.4.13 Bespieden van personen

  • 1

    Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon dan wel van een gebouw of woonwagen op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon dan wel een zich in dit gebouw of deze woonwagen bevindende persoon, te bespieden.

  • 2

    Het is verboden door middel van een verrekijker een zich in een gebouw of woonwagen bevindende persoon te bespieden.

Artikel 2.4.14 Bewakingsapparatuur

Het is verboden om zonder toestemming bewakingsapparatuur te gebruiken indien daarmee personen kunnen worden gadegeslagen in een aan een ander toebehorend gebouw, vaartuig of besloten erf.

Artikel 2.4.15 Nodeloos alarmeren

(vervallen)

Artikel 2.4.16 Alarminstallaties

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van het college in, op of aan een onroerende zaak een alarminstallatie geïnstalleerd te hebben die een voor de omgeving opvallend geluid of lichtsignaal kan produceren.

  • 2

    Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing voor zover de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus van toepassing is.

Artikel 2.4.17 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie

  • 1

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    • a.

      binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;

    • b.

      op een voor het publiek toegankelijk en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door burgemeester en wethouders aangewezen plaats;

    • c.

      op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

  • 2

    Het college kan wegen of terreinen aanwijzen waarvoor de in het eerste lid gestelde verboden niet of niet geheel gelden.

Artikel 2.4.18 Verontreiniging door dieren

  • 1

    De eigenaar of houder van een dier is verplicht ervoor te zorgen dat dat dier zich niet van uitwerpselen ontdoet:

    • a.

      op een gedeelte van de weg dat is bestemd of mede is bestemd voor het verkeer van voetgangers;

    • b.

      op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide;

    • c.

      op een andere door het collge aangewezen plaats.

  • 2

    De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven, indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

Artikel 2.4.19 Gevaarlijke honden

  • 1

    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander:

    • a.

      anders dan kort aangelijnd, nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk achten en zij een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vinden;

    • b.

      anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt, dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk achten en zij een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vinden.

  • 2

    In afwijking van artikel 2.4.17, eerste lid onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond moet zijn voorzien van een optisch leesbaar, niet verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of in de buikwand, dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

  • 3

    In het eerste lid wordt verstaan onder:

    • a.

      muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Regeling agressieve dieren;

    • b.

      kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.

  • 4

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor zover de Regeling agressieve dieren van toepassing is.

Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1

    Het college is bevoegd gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen aan te wijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:

    • a.

      aanwezig te hebben; dan wel

    • b.

      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen ter voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan de openbare gezondheid gestelde regels; dan wel

    • c.

      aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven of mede is aangegeven.

  • 2

    Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door hen is aangegeven.

  • 3

    Het college kan de rechthebbende op een onroerend goed, gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente, ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

  • 4

    Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.

Artikel 2.4.21  

(vervallen)

Artikel 2.4.22 Loslopend vee en pluimvee

De rechthebbende op vee of pluimvee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee of pluimvee die weg niet kan bereiken.

Artikel 2.4.23 Duiven

  • 1

    De rechthebbende op duiven is verplicht ervoor te zorgen dat die duiven niet kunnen uitvliegen tussen 08.00 uur en 18.00 uur in een door het college te bepalen tijdvak gelegen tussen 1 maart en 1 juni.

  • 2

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gesteld gebod.

  • 3

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Verordening ophokplicht duiven Noord-Brabant van toepassing is.

Artikel 2.4.24 Bijen

  • 1

    Het is verboden bijen te houden:

    • a.

      binnen een afstand van 30 meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;

    • b.

      binnen een afstand van 30 meter van de weg.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit en invliegen van de bijen te voorkomen.

  • 3

    Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de bijenhouder rechthebbende is op de woningen of gebouwen als bedoeld in dat lid.

  • 4

    Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voor zover het Provinciaal wegen reglement Noord-Brabant van toepassing is.

  • 5

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2.4.25 Vernietiging van rupsen en -nesten

  • 1

    Het college kan, hetzij bij openbare kennisgeving ten aanzien van het gehele gebied van de gemeente of van bepaalde delen daar­van, hetzij bij per­soonlijke kennisge­ving aan de rechthebbende van een of meer bepaalde percelen mededelen, dat zij het noodzakelijk acht dat aldaar in bomen of ander houtgewas voorkomende rupsen en rupsennesten verwij­derd en vernie­tigd worden voor een bij die kennisgeving bepaalde datum

  • 2

    De rechthebbende op percelen binnen het bij die openbare kennisgeving aangewezen gebied of van de in de persoonlijke kennisgeving aangeduide percelen is verplicht vóór de door het college bepaalde datum te zorgen, dat de in bomen of ander houtgewas op zijn perceel voor­ko­mende rupsen en rupsennesten verwijderd en vernietigd zijn.

Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Artikel 2.5.1 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Handelaar:de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de Algemene Maatregel van Bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;

  • b.

    Verkoopregister:het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar.

Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • 1

    De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:

    • a.

      het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    • b.

      de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • c.

      een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;

    • d.

      de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;

    • e.

      de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2

    De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.

Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

  • a.

    wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van hetopkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;

  • b.

    de onder a. bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;

  • c.

    aan de hoofdingang van de lokaliteit waar de onderneming is gevestigd een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar voorkomt;

  • d.

    indien hij in de gelegenheid is enig goed te verkrijgen waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat het van misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan, hiervan onverwijld kennis te gevenaan de onder a. bedoelde functionaris;

  • e.

    zijn administratie op eerste aanvraag ter inzage te geven aan de burgemeester of een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar;

  • f.

    wanneer hij heeft opgehouden van het opkopen een beroep of gewoonte te maken, onderscheidenlijk het beroep van handelaar niet langer uitoefent, de onder a. bedoelde functionaris hiervan onverwijld doch inieder geval binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen.

Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen

Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.

Artikel 2.5.5 Handel in horecabedrijven

  • 1

    Het is de houder van een horecabedrijf verboden toe te laten dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.

  • 2

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      horecabedrijf: het horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste en tweede lid;

    • b.

      houder: de houder als bedoeld in artikel 2.3.1.1, vierde lid.

Afdeling 6 Vuurwerk

Artikel 2.6.1 Begripsomschrijving

In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.

Artikel 2.6.2 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

  • 1

    Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.

  • 2

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast.

Artikel 2.6.3 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

  • 1

    Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

  • 2

    Het is verboden consumentenvuurwerk op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats te bezigen indien zulks gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

  • 3

    De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

  • 4

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Afdeling 7 Drugsoverlast

Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen beta­ling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding

Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1.1.1, 2.1.2.1, 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.1.6.4, 2.1.6.7, 2.1.6.7a, 2.1.6.10, 2.2.3.a, 2.4.7, 2.4.7.a, 2.4.8, 2.4.9, 2.4.10, 2.6.3 of 5.5.1 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.

 

Afdeling 9 Veiligheidsrisicogebieden

Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Hoofdstuk 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.

Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen en nadere regels

Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • b.

    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • c.

    seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, met uitzondering van raamprostitutie. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • d.

    escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

  • e.

    sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • f.

    raamprostitutiebedrijf: een inrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;

  • g.

    exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

  • h.

    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in een seksinrichting of escortbedrijf;

  • i.

    bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:1. de exploitant;2. de beheerder;3. de prostituee;4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.1a van deze verordening;6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 3.1.2 Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

Artikel 3.1.3 Nadere regels

Met het oog op de in artikel 3.3.2 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke

Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen

  • 1

    Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2

    In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant;

    • b.

      de persoonsgegevens van de beheerder;

    • c.

      de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;

    • d.

      het aantal werkzame prostituees;

    • e.

      de plaatselijke en kadastrale ligging van de seksinrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000;

    • f.

      de plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100;

    • g.

      bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel; en

    • h.

      bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting.

Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder

  • 1

    De exploitant en de beheerder;

    • a.

      staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

    • b.

      zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

    • c.

      hebben de leeftijd van éénentwintig jaar bereikt.

  • 2

    Naast de gestelde eisen in het eerste lid zijn de exploitant en de beheerder niet:

    • a.

      met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

    • b.

      binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door een rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

    • c.

      binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:- bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;- de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a, 252, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van strafrecht;- de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;- de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;- de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;- de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • 3

    Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijkgesteld:

    • a.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

    • b.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

  • 4

    De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    • a.

      bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

    • b.

      bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van intrekking van deze vergunning.

  • 5

    De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor tenminste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.

Artikel 3.2.3 Sluitingstijden

  • 1

    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven op alle dagen van de week tussen 02.00 uur en 06.00 uur.

  • 2

    Het bevoegd orgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1.4 van deze verordening, voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.

  • 3

    Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3.2.4, eerste lid, gesloten dient te zijn.

  • 4

    Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voorzover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.

Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting

  • 1

    Met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

    • a.

      tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3.2.3, eerste of tweede lid, geldende sluitingstijden vaststellen;

    • b.

      van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

  • 2

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

  • 1

    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

  • 2

    De exploitant en beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

    • a.

      geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en

    • b.

      geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

Artikel 3.2.6 Straat- en raamprostitutie

  • 1

    Het is verboden op of aan de weg, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

  • 2

    Het is verboden een raamprostitutiebedrijf te exploiteren.

  • 3

    Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

Artikel 3.2.7 Sekswinkels

Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college van burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.

Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

  • 1

    Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

    • a.

      indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

    • b.

      anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.

Paragraaf 3 Beslissingstermijn en weigeringsgronden

Artikel 3.3.1 Beslissingstermijn

  • 1

    Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2

    Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Artikel 3.3.2 Weigeringsgronden

  • 1

    De vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, wordt geweigerd indien:

    • a.

      de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3.2.2 gestelde eisen;

    • b.

      de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;

    • c.

      er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde;

  • 2
    • a.

      in het belang van de openbare orde;

    • b.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • d.

      in het belang van de veiligheid van personen of goederen;

    • e.

      in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;

    • f.

      in het belang van de gezondheid of zedelijkheid;

    • g.

      in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie, wijziging beheer

Artikel 3.4.1 Beëindiging exploitatie

  • 1

    De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

  • 2

    Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 3.4.2 Wijziging beheer

  • 1

    Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3.2.1, tweede lid, onder b, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2

    Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a is van overeenkomstige toepassing.

  • 3

    In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

Paragraaf 5 Overgangsbepaling

Artikel 3.5.1 Overgangsbepaling

  • 1

    Op het exploiteren van een bestaande seksinrichting of escortbedrijf is het gestelde in artikel 3.2.1, eerste lid niet van toepassing:

    • a.

      gedurende 13 weken na het in werking treden daarvan;

    • b.

      na afloop van de onder a. gestelde termijn, indien de exploitant binnen deze termijn een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, heeft ingediend, totdat op die aanvraag door het bevoegd bestuursorgaan een besluit is genomen.

  • 2

    Gedurende de periode bedoeld in het eerste lid, kan het bevoegd bestuursorgaan met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen de exploitant aanschrijven tot het treffen van in die aanschrijving vermelde voorzieningen.

Hoofdstuk 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE

Afdeling 1 Geluid- en lichthinder

Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer;

  • b.

    inrichting: een inrichting als bedoeld in het Besluit;

  • c.

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • d.

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden, zoals Koninginnedag, carnaval, kermis, etc.;

  • e.

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen.

Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1

    De voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7 en 1.1.8 van de bijlage onder B van het Besluit gelden niet voor door de burgemeester per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2

    Het voorschrift 1.5.1 van de bijlage onder B van het Besluit geldt niet voor door de burgemeester per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 3

    In een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid en tweede lid, kan de burgemeester bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in één of meer delen van de gemeente.

  • 4

    De burgemeester maakt de aanwijzing tenminste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

  • 5

    De burgemeester kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 1

    Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7 en 1.1.8 uit de bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit de burgemeester daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2

    Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele activiteiten per kalenderjaar te houden waarbij het voorschrift 1.5.1 uit de bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit de burgemeester daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3

    De burgemeester stelt een formulier vast voor het doen van de kennisgeving als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4

    De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het in het derde lid bedoelde formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer de burgemeester op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten

Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.

Artikel 4.1.5 Overige geluidhinder

  • 1

    Het is verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2

    Het college kan van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.

  • 3

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 2.4.16, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 of het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen van toepassing zijn.

Artikel 4.1.5.a (Geluid)hinder in de openlucht

  • 1

    Het is verboden in de openlucht een geluidsapparaat, een (recreatie)toestel of een (bouw)machine in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt.

  • 2

    Het college kan van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.

  • 3

    Het college kan terreinen of wateren aanwijzen, waar het verbod, vervat in het eerste lid, niet van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder.

  • 4

    De in het derde lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betreffen: - het maximale geluidsniveau;- de situering van geluidsbronnen;- de frequentie en tijden van gebruik.

Artikel 4.1.5.b (Geluid)hinder door dieren

Degene die de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.

Artikel 4.1.5.c (Geluid)hinder door bromfietsen e.d.

Het is verboden zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daarvoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder ontstaat.

Artikel 4.1.5.d (Geluid)hinder door vrachtauto's

Het is verboden een vrachtauto als bedoeld in artikel 1, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens op zodanige wijze te laden of te lossen dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder wordt veroorzaakt.

Artikel 4.1.5.e Routering

  • 1

    Het is verboden met een vrachtauto, als bedoeld in artikel 4.1.5.d, waarvan het ledig gewicht vermeerderd met het laadvermogen meer bedraagt dan 3.500 kg of die met inbegrip van de lading een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2 meter, tussen 23.00 en 07.00 uur op een andere dan door het college bij openbaar bekend te maken besluit aangewezen weg te rijden.

  • 2

    Het college kan van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.

Afdeling 2 Afvalstoffen

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 4.2.1.1 Begripsomschrijvingen

(vervallen)

Paragraaf 2 Inzameling van afvalstoffen

Artikel 4.2.2.1 Aanwijzing inzamelende instanties

  • 1

    Als inzameldienst belast met het ter uitvoering van de wet, de provinciale milieuverordening en deze afdeling inzamelen van afvalstoffen wordt aangewezen: de rechtspersoon, aan wie na aanbesteding bij afzonderlijk besluit van de raad, het verzorgen van het inzamelen van daarbij aangewezen huishoudelijke afvalstoffen is gegund.

  • 2

    Naast de in het eerste lid genoemde inzameldienst kan het college personen of instanties aanwijzen die zijn belast met het ter uitvoering van de wet, de provinciale milieuverordening en deze afdeling, afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 4.2.2.2 Afzonderlijke inzameling

  • 1

    Door de inzameldienst of de krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid, aangewezen personen of instanties worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld.

    • 1.

      groente-, fruit- en tuinafval;

    • 2.

      oud papier en karton;

    • 3.

      verpakkingsglas;

    • 4.

      textiel;

    • 5.

      klein gevaarlijk afval;

    • 6.

      asbest;

    • 7.

      blik;

    • 8.

      wit- en bruingoed;

    • 9.

      grof tuinafval;

    • 10.

      huishoudelijk restafval;

    • 11.

      grof huishoudelijk afval.

    • 12.

      vlakglas;

    • 13.

      metalen;

    • 14.

      drankkartons;

    • 15.

      puin;

    • 16.

      autobanden;

    • 17.

      huisraad;

    • 18.

      snoeihout;

  • 2

    Het college kan regels stellen omtrent de wijzen waarop de in het eerste lid aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld.

Artikel 4.2.2.3 Inzamelmiddelen en -voorzieningen

  • 1

    De inzameling kan plaatsvinden via:

    • a.

      een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;

    • b.

      een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;

    • c.

      een inzamelvoorziening op wijkniveau;

    • d.

      een brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

  • 2

    Het college kan aanwijzen via welk(e) inzamelmiddel of -voorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

Artikel 4.2.2.4 Frequentie van inzamelen bij elk perceel

  • 1

    Huishoudelijk restafval wordt tenminste eenmaal per week bij elk perceel ingezameld.

  • 2

    In afwijking van het in het eerste lid bepaalde wordt huishoudelijk restafval in recreatiegebied De Noenes niet bij elk perceel ingezameld.

  • 3

    Groente-, fruit- en tuinafval wordt tenminste eenmaal per week afzonderlijk bij elk perceel ingezameld.

  • 4

    In afwijking van het in het derde lid bepaalde wordt groente- fruit- en tuinafval in recreatiegebied de Noenes niet (afzonderlijk bij elk perceel) ingezameld.

  • 5

    Het college kan de frequentie van inzameling vaststellen van de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente bij elk perceel worden ingezameld.

Artikel 4.2.2.5 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning

  • 1

    Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning.

  • 2

    De vergunning kan worden geweigerd in het belang van een doelmatige verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen.

  • 3

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de inzameldienst of de krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid aangewezen personen of instanties.

  • 4

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor personen of instanties die bij of krachtens de wet voor de desbetreffende categorieën van huishoudelijke afvalstoffen een inzamelplicht hebben gekregen.

Paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 4.2.3.1 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

  • 1

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, de krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid aangewezen personen of instanties en degenen aan wie krachtens artikel 4.2.2.5 een vergunning is verleend.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden aan personen of instanties die bij of krachtens de wet een inzamelplicht hebben gekregen.

Artikel 4.2.3.2 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

  • 1

    Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst of de krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid aangewezen personen of instanties.

  • 2

    Het college kan besluiten dat het aan anderen dan gebruikers van percelen verboden is om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan de houder van een vergunning als bedoeldin artikel 4.2.2.5.

Artikel 4.2.3.3 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

  • 1

    Het is verboden om de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden:

    • a.

      groente-, fruit- en tuinafval;

    • b.

      oud papier en karton;

    • c.

      verpakkingsglas;

    • d.

      vlakglas;

    • e.

      textiel;

    • f.

      metalen;

    • g.

      drankkartons;

    • h.

      klein gevaarlijk afval;

    • i.

      wit- en bruingoed;

    • j.

      asbest;

    • k.

      puin;

    • l.

      autobanden;

    • m.

      huisraad;

    • n.

      grof tuinafval;

    • o.

      snoeihout;

    • p.

      huishoudelijk restafval;

    • q.

      grof huishoudelijk afval

  • 2

    Geen inhoud aanwezig van lid

Artikel 4.2.3.4 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel

  • 1

    Indien voor de gebruiker van een perceel voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen krachtens artikel 4.2.2.3, tweede lid een inzamelmiddel is aangewezen, is het voor die gebruiker verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via het daartoe aangewezen inzamelmiddel.

  • 2

    Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamelmiddel krachtens artikel 4.2.2.3, tweede lid is bestemd.

  • 3

    Het college kan regels stellen omtrent de plaatsen en wijzen waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • 4

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere plaatsen en wijzen ter inzameling aan te bieden dan volgens dit artikel is bepaald.

  • 5

    Het college kan regels stellen met betrekking tot het maximale gewicht van de afvalstoffen perinzamelmiddel en het maximale aantal inzamelmiddelen dat per keer kan worden aangeboden.

  • 6

    Indien van gemeentewege een inzamelmiddel aan de gebruiker van een perceel is verstrekt, kan het college regels stellen omtrent het gebruik en het reinigen daarvan.

  • 7

    Indien het inzamelmiddel niet van gemeentewege is verstrekt, kan het college eisen stellen aan het te gebruiken inzamelmiddel.

  • 8

    Het is aan anderen dan de gebruiker van een perceel aan wie krachtens artikel 4.2.2.3, tweede lid, een inzamelmiddel is toegewezen, verboden hun afvalstoffen ter inzameling aan te bieden via dit inzamelmiddel.

Artikel 4.2.3.6 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau

  • 1

    Het verbod in artikel 4.2.3.4, vierde lid en artikel 4.2.3.5, vierde lid, geldt niet voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau conform krachtens dit artikel is bepaald.

  • 2

    Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening op wijk- niveau aan te bieden dan de categorie waarvoor de inzamelvoorziening krachtens artikel 4.2.2.3. tweede lid is bestemd.

  • 3

    Het college kan regels stellen omtrent de wijzen waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden via een inzamelvoorziening op wijkniveau.

  • 5

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijzen via een inzamelvoorziening op wijkniveauter inzameling aan te bieden dan krachtens het derde lid is bepaald.

Artikel 4.2.3.7 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

  • 1

    Het verbod in artikel 4.2.3.4, vierde lid en artikel 4.2.3.5, vierde lid, geldt niet voor het aanbieden vanhuishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau conform krachtens dit artikel is bepaald.

  • 2

    Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau aan te bieden dan de categorie waarvoor het brengdepot krachtens artikel 4.2.2.3 is bestemd.

  • 3

    Het college kan regels stellen omtrent de wijzen waarop huishoudelijke afvalstoffenstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

  • 4

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijzen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het derde lid is bepaald.

Artikel 4.2.3.8 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

  • 1

    Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel.

  • 2

    Het college kan regels stellen omtrent de wijzen waarop de krachtens het eerste lid aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • 3

    Het is verboden de in het eerste lid bedoelde huishoudelijke afvalstoffen op andere wijzen ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

Artikel 4.2.3.9 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

  • 1

    Het college stelt de dagen en tijden vast waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 2

    Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.

Artikel 4.2.3.10 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid aangewezen personen of instanties.

Artikel 4.2.3.11 Wijze van overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval door middel van containers

  • 1

    De containers moeten goed gesloten zijn.

  • 2

    De houder van een container moet ervoor zorgen dat de container zo spoedig mogelijk na lediging ervan door de inzameldienst, doch uiterlijk op het einde van een krachtens artikel 4.2.3.9, eerste lid, vastgestelde inzameldag, van de weg is verwijderd.

Paragraaf 4 Inzameling van andere categorieën van afvalstoffen

Artikel 4.2.4.2 Inzameling andere categorieën afvalstoffen door de inzameldienst

Het college kan andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld. 

Artikel 4.2.4.3 Ter inzameling aanbieden van andere categorieën afvalstoffen aan de inzameldienst

  • 1

    Het is verboden andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor die categorieën afvalstoffen die zijn aangewezen krachtens artikel 4.2.4.2, voorzover degene die gebruikmaakt van de inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht op grond van de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten.

  • 3

    Het college kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de in artikel 4.2.4.2 bedoelde afvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen wordenaangeboden.

  • 4

    Het is verboden afvalstoffen die zijn aangewezen krachtens artikel 4.2.4.2 ter inzameling aan te bieden in strijd met hetgeen krachtens dit artikel is bepaald.

  • 5

    Het in dit artikel bepaalde geldt niet voorzover de Wet milieubeheer, de Destructiewet of de provinciale milieuverordening van toepassing is.

Afdeling 3 Lozing en riolering

(vervallen)

Afdeling 4 Bodem , weg en milieuverontreiniging

Artikel 4.4.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen

  • 1

    Het is verboden:a. afval of vuilnis of enig andere dergelijke stof of voorwerp, die/dat aanleiding kan geven tot verontreiniging, beschadiging of onvoldoende afwatering van de weg, dan wel aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu, op of in de bodem buiten een daarvoor bestemde verzamelplaats, te plaatsen, te storten, te werpen, uit te gieten, te laten vallen of lopen of te houden;b. andere afvalstoffen dan straatafval, als bedoeld in artikel 4.2.1.1, eerste lid onder b, achter te laten in daartoe van gemeentewege geplaatste of voorgeschreven bakken

  • 2

    Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod is niet van toepassing op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, de krachtens artikel 4.2.2.1, tweede lid aangewezen personen of instanties of houders van een vergunning als bedoeld in artikel 4.2.2.5

  • 3

    Het college kan van het in het eerste lid, onder a, gestelde verbod ontheffing verlenen. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van het milieu.

  • 4

    Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod is niet van toepassing op het thuiscomposteren van groente-, fruit- en tuinafval.

  • 5

    Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de stoffen of voorwerpen op de weg geraken of tijdelijk op de weg worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel van het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.

  • 6

    Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt voorts niet voor zover:

    • a.

      de Wet milieubeheer, de Meststoffenwet, de Destructiewet, de Bestrijdingsmiddelenwet, de Kernenergiewet of de Wet bodembescherming voorziet in de beoogde bescherming van het milieu;

    • b.

      de Wet beheer rijkswaterstaatswerken van toepassing is;

    • c.

      het provinciaal wegenreglement Noord-Brabant, of de provinciale bodembeschermingsverordening Noord-Brabant, of de provinciale milieuverordening van toepassing is.

Artikel 4.4.2 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg

  • 1

    Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht:

    • a.

      indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na het ontstaan van de verontreiniging, te reinigen of te doen reinigen;

    • b.

      indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, elke dag terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag; te reinigen of te doen reinigen.

  • 2

    Het in het eerste lid gesteld verbod geldt niet voor zover de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant van toepassing is.

Artikel 4.4.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet en drinkwaren

  • 1

    De houder of beheerder van een winkel, hal, kraam of andere dergelijke inrichtingen waar eet en/of drinkwaren worden verkocht welke ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:

    • a.

      een mand, bak of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek papier, etensresten, verpakkingsmateriaal en ander afval kan achterlaten;

    • b.

      zorg te dragen dat die mand, die bak of dat soortgelijke voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die mand, die bak of dat voorwerp steeds tijdig wordt geledigd.

  • 2

    De houder of beheerder van een inrichting bedoeld in het eerste lid, is verplicht te zorgen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in dit artikel, in de nabijheid van de inrichting op de weg achtergebleven stoffen of voorwerpen, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, worden verwijderd.

  • 3

    De in het eerste en het tweede lid gestelde verplichting geldt niet voor zover op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.

Artikel 4.4.4 Wegwerpen van reclame of strooibiljetten

  • 1

    Degene die op de weg reclame of strooibiljetten of dergelijke geschriften onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde gebod geldt niet ten aanzien van het verspreiden van reclame of strooibiljetten of dergelijke geschriften vanuit een luchtvaartuig.

Artikel 4.4.5 Straatvegen

Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.

Artikel 4.4.6 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.

Artikel 4.4.7 Verbod op het doorzoeken van ter inzameling gereedstaande afvalstoffen

Het is verboden afvalstoffen die ter inzameling gereed staan, te doorzoeken en te verspreiden. 

Artikel 4.4.8 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen

­Sloten en andere wateren en niet‑o­penbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veilig­heid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.

Afdeling 5 Het bewaren van houtopstanden

Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen

  • 1

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      houtopstand: hakhout, een houtwal, een of meer bomen of een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen;

    • b.

      hakhout: één of meer bomen of boomvormers die, na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • c.

      dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de overige houtopstand;

    • d.

      knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

    • e.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

    • f.

      boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden door het product van de volgende factoren:- de oppervlakte in cm² van de dwarsdoorsnede op 1,30 meter boven het maaiveld;- de geïndexeerde eenheidsprijs per cm²;- de standplaatswaarde;- de conditiewaarde;- de waarde van de plantwijze.

    • g.

      iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • h.

      iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus.

  • 2

    In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 4.5.2 Kapverbod

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      bomen met een dwarsdoorsnede van de stam van maximaal 15 centimeter, gemeten op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

    • b.

      wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    • c.

      fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    • d.

      fijnsparren en andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzondere bestemde terreinen;

    • e.

      kweekgoed;

    • f.

      houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;

    • g.

      houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:- ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;- ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;

    • h.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4.5.6 van deze verordening;

    • i.

      houtopstanden die in het kader van de overeenkomst aangaande de vergroening van de Meierij in het kader van het Masterplan van de Meierij zijn aangelegd, mits een voorgenomen kap tenminste twee weken van tevoren schriftelijk is gemeld aan het college en tevens is aangeduid dat de houtopstanden op grond van dit "groenconvenant" zijn aangelegd;

    • j.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • k.

      het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;

    • l.

      schubconiferen (dus niet zijnde naaldconiferen) en de volgende soorten loofbomen in tuinen: meidoorn, sierkers, sierpeer en lijsterbes;

    • m.

      houtopstand binnen 2.50 m. van een woning, tenzij de houtopstand er stond, voordat de woning er stond.

Artikel 4.5.3 Aanvraag vergunning

  • 1

    De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken, door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier onder bijvoeging van een situatietekening van de locatie van de te vellen houtopstand;

  • 2

    Wanneer het bureau LASER van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan burgemeester en wethouders een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen het college dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

  • 3

    Het college kan bepalen dat terzake van de houtopstand waarvoor vergunning wordt gevraagd de resultaten van een vitaliteits- en/of stabiliteitsonderzoek moeten worden overgelegd.

Artikel 4.5.4 Weigeringsgronden

  • 1

    Het college kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:

    • a.

      de natuurwaarde van de houtopstand;

    • b.

      de landschappelijke waarde van de houtopstand;

    • c.

      de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

    • d.

      de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

    • e.

      de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

    • f.

      de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;

  • 2

    Het college kan bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren.

  • 3

    De burgemeester kan toestemming geven tot het direct vellen van houtopstand, indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 4.5.5 Vervaltermijn vergunning

De vergunning vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na afgifte volledig gebruik is gemaakt.

Artikel 4.5.6 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1

    Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2

    Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3

    Aan de vergunning wordt het voorschrift verbonden dat de kapvergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn afloopt en dat, indien gedurende de bezwaartermijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, de vergunning niet van kracht wordt voordat op dat verzoek is beslist.

Artikel 4.5.7 Herplant /instandhoudingsplicht

  • 1

    Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3

    Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor deze bedreiging wordt weggenomen.

  • 4

    Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 4.5.8 Schadevergoeding

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4.5.2, artikel 4.5.6 of artikel 4.5.7 schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

Artikel 4.5.9 Bestrijding iepziekte

1.Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

  • a.

    indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

  • b.

    de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;

  • c.

    of de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 1.

    Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod.

Afdeling 6 Bescherming van flora en fauna

Artikel 4.6.1 Bescherming groenvoorzieningen

Het is in een voor publiek toegankelijk park of plantsoen of in bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken verboden enige schade toe te brengen aan een boom of een bloem of heesterperk, dan wel aldaar bloemen te plukken.

Artikel 4.6.2 Beschermde planten; hout sprokkelen

  • 1

    Het college is bevoegd:

    • a.

      plaatsen aan te wijzen waar het ter bescherming van het natuur , landschaps of dorps /stadsschoon verboden is daarbij aangeduide bloemen of planten te plukken of bij zich te hebben;

    • b.

      bosgebieden of gedeelten daarvan aan te wijzen, waar het om redenen van milieubeheer verboden is hout te sprokkelen of gesprokkeld hout bij zich te hebben.

  • 2

    Het is verboden op een door het college krachtens het eerste lid aangewezen plaats:

    • a.

      de daarbij aangeduide bloemen of planten te plukken, bij zich te hebben; dan wel

    • b.

      hout te sprokkelen of gesprokkeld hout bij zich te hebben.

  • 3

    Het in dit artikel bepaalde geldt niet:

    • a.

      ten aanzien van door of met toestemming van de rechthebbende ter plaatse verkregen dan wel elders afkomstige bloemen of planten of hout;

    • b.

      indien de in dit artikel bedoelde handelingen worden verricht in het kader van normale onderhoudswerkzaamheden;

    • c.

      voor zover de Natuurbeschermingswet van toepassing is.

  • 4

    Het in het tweede lid, aanhef en onder b, bepaalde geldt voorts niet:

    • a.

      ten aanzien van hout, afkomstig van houtopstanden waarop het in artikel 4.5.2 gestelde verbod niet van toepassing is;

    • b.

      ten aanzien van hout dat moet worden verwijderd krachtens een verordening van het Bosschap.

  • 5

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

  • 6

    Onder sprokkelen van hout wordt in dit artikel verstaan: het verzamelen en verwijderen van staand of losliggend, vermolmd dan wel uitdrogend, dood hout.

Afdeling 7 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4.7.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen e.d.

  • 1

    Het college kan in de open lucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen, stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels:

    • a.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    • b.

      bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

    • c.

      caravans, kampeerwagens, boten, tenten en andere dergelijke, gewoonlijk voor recreatieve doeleinden gebezigde voorwerpen, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;

    • d.

      mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen;

    • e.

      afvalstoffen.

    • f.

      autowrakken;

  • 2

    In het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 3

    Het is verboden op een door burgemeester en wethouders krachtens het eerste lid aangewezen plaats een door hen aangeduid voorwerp of stof:

    • a.

      op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben; dan wel

    • b.

      op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels.

  • 4

    Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, het Besluit beheer autowrakken, de Wet op de Ruimtelijke Ordening of de Provinciale Verordening Noord-Brabant van toepassing is.

Artikel 4.7.1a Stankoverlast door gebruik van dierlijke meststoffen

  • 1

    Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      dierlijke meststoffen: dierlijke meststoffen als bedoeld in artikel 1 van de Meststoffenwet;

    • b.

      emissie-arm aanwenden: gebruiken van dierlijke meststoffen op de wijze die is aangegeven in de bij het Besluit gebruik meststoffen behorende bijlage II, met dien verstande echter dat onder 3, punt a onder 2e gelezen moet worden: "tijdens het uitrijden van de dierlijke mest deze gelijktijdig wordt ondergewerkt";

    • c.

      grond: bouwland, maïsland en grasland.

  • 2

    Onverminderd het bepaalde in het Besluit gebruik meststoffen is het verboden op gronden dierlijke meststoffen uit te rijden, op te brengen, te doen uitrijden of te doen opbrengen op, zondag en op de algemeen erkende feestdagen in de zin van de Algemene Termijnenwet.

  • 3

    Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing voor zover de dierlijke mest emissie-arm, als bedoeld in dit artikel, wordt aangewend.

  • 4

    Het college kan ontheffing verlenen van de in het tweede lid gestelde verboden.

  • 5

    Vervoer van dierlijke meststoffen als dunne mest dient te geschieden in volledig gesloten transportmiddelen die in een zindelijke staat verkeren.

Artikel 4.7.2 Ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.

  • 1

    Het is de rechthebbende op een onroerende zaak alsmede de hoofdgebruiker van die zaak verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aanzien van:

    • a.

      opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak;

    • b.

      opschriften en aankondigingen op zuilen, borden, muren of andere constructies, aangewezen door de overheid;

    • c.

      opschriften en aankondigingen betrekking hebbend op:- openbare verkoping, aanbiedingen ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;- het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd, zomede op naamborden, mits deze opschriften en aankondigingen gezamenlijk geen grotere oppervlakte hebben dan 0,50 m2 en geen van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 1,00 meter en mits deze opschriften en aankondigingen zijn aangebracht op of aan de onroerende zaak;

    • d.

      opschriften betrekking hebbend op de naam en/of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken en/of op de namen van degenen die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf en niet verlicht zijn, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    • e.

      opschriften en aankondigingen aan gebouwen en inrichtingen van openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer;

  • 3

    Het in het eerste lid gesteld verbod geldt voorts niet voor zover de Woningwet, op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Monumentenwet, de Landschapsverordening Noord-Brabant 1999, de gemeentelijke Monumentenverordening of artikel 2.1.5.1 van toepassing is.

  • 4

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    • a.

      indien de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving, niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • b.

      in het belang van de verkeersveiligheid;

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

Artikel 4.7.3 Aanschrijving

Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede lid van artikel 4.7.2, dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt, is het college bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de hoofdgebruiker van de onroerende zaak aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op te volgen.

Hoofdstuk 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING VAN DE GEMEENTE

Afdeling 1 Parkeerexcessen

Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    weg: de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • b.

    voertuigen: alle voertuigen met uitzondering van:1. treinen en trams;2. tweewielige fietsen en tweewielige bromfietsen;3. invalidenvoertuigen in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;4. kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen, rolstoelen.

  • c.

    parkeren: het laten stilstaan van voertuigen anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

  • 1

    Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

    • a.

      drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een dezer voertuigen; dan wel

    • b.

      de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

  • 2

    Onder verhuren als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan:

    • a.

      het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;

    • b.

      het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.

  • 3

    Tot de voertuigen bedoeld in het eerste lid worden niet gerekend:

    • a.

      voertuigen waaraan herstel of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, zulks gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;

    • b.

      voertuigen gebezigd voor persoonlijk gebruik van de in het eerste lid genoemde persoon.

  • 4

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5.1.2a Te koop aanbieden van voertuigen

  • 1

    Het is verboden op door het college aangewezen wegen of weggedeelten een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

  • 2

    Het college kan van het in het eerste lid bedoelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen

Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereen volgende dagen op de weg te parkeren.

Artikel 5.1.4 Voertuigwrakken

  • 1

    Het is verboden een voertuigwrak op de weg te plaatsen of te hebben.

  • 2

    Onder voertuigwrak wordt verstaan: een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.

  • 3

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.

Artikel 5.1.5 Caravans e.d.

  • 1

    Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd:

    • a.

      langer dan op drie achtereenvolgende dagen te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit naar hun oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;

    • b.

      op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar hun oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.

  • 3

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant of de Landschapsverordening Noord-Brabant 1999 van toepassing is.

Artikel 5.1.6 Parkeren van reclamevoertuigen

  • 1

    Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

  • 2

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen

  • 1

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, te parkeren op een door burgemeester en wethouders aangewezen plaats, waar dit naar hun oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente. 

  • 2

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter, te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar hun oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.

  • 3

    Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

  • 4

    Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzicht belemmerende voertuigen

  • 1

    Het is verboden een voertuig dat, met in begrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

Artikel 5.1.9 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen

  • 1

    Het is verboden een voertuig met stankverspreidende stoffen te parkeren daar, waar bewoners of gebruikers van nabijgelegen gebouwen of terreinen daarvan hinder of overlast kunnen ondervinden.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.

Artikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

  • 1

    Het is verboden met een voertuig, fiets of bromfiets te rijden door dan wel deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing:

    • a.

      op wegen als bedoeld in artikel 5.1.1, onder a;

    • b.

      op voertuigen die nodig zijn en gebruikt worden ter uitvoering van werkzaamheden door of vanwege de overheid;

    • c.

      op voertuigen, waarmede standplaats wordt of is ingenomen op terreinen welke mede of uitsluitend voor dit doel zijn bestemd.

  • 3

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets

  • 1

    Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

  • 2

    Het is verboden fietsen of bromfietsen, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren op de weg te laten staan.

Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten

Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goed

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

  • 2

    Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.

  • 4

    Het college kan onder door hen te stellen voorschriften vrijstelling verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod voor inzamelingen die gehouden worden door daarbij aangewezen instellingen.

Artikel 5.2.2 Venten e.d.

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van de handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere al dan niet met enige beperking voor het publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven, dan wel diensten aan te bieden.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet:

    • a.

      ten aanzien van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet;

    • b.

      voor het aan de huizen van vaste afnemers afleveren van goederen door of door huisgenoten of personeel van hem die dit mede doet ter exploitatie van zijn winkel, bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    • c.

      voor het te koop aanbieden of verkopen van goederen op de plaats die is aangewezen voor het houden van een markt, zulks gedurende de tijden waarop die markt gehouden wordt;

    • d.

      voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op een standplaats bedoeld in artikel 5.2.3.

  • 3

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    • a.

      in het belang van de openbare orde;

    • b.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      in het belang van de verkeersvrijheid of veiligheid;

    • d.

      wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consumenten ter plaatse in gevaar komt.

Artikel 5.2.3 Standplaatsen

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere al dan niet met enige beperking voor publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats:

    • a.

      met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden;

    • b.

      anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek;

  • 2

    Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan, dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen of goederen worden of zijn uitgestald als bedoeld in het eerste lid.

  • 3

    Het in het eerste lid, onder b, gestelde verbod geldt niet ten aanzien van het uitgestald hebben van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. Alsdan geldt ook het in het tweede lid gestelde verbod niet.

  • 4

    De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een markt, zulks gedurende de tijden dat de markt gehouden wordt, voor een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1, of voor het organiseren van een markt als bedoeld in artikel 5.2.4.

  • 5

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant van toepassing is.

  • 6

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    • a.

      in het belang van de openbare orde;

    • b.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    • c.

      in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • d.

      in het belang van de verkeersvrijheid of veiligheid;

    • e.

      wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;

    • f.

      vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan.

  • 7

    Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een Wet-milieubeheerplichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het zesde lid, tot de dag waarop de beslissing over de Wet-milieubeheer-vergunningaanvraag is genomen.

Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten e.d.

  • 1

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester:

    • a.

      in of op een al dan niet met enige beperking voor het publiek toegankelijk gebouw of plaats een markt te organiseren of toe te laten, waar ter plaatse aanwezige goederen worden verhandeld;

    • b.

      toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een al dan niet met enige beperking voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.

  • 2

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend geheel en voortdurend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

  • 3

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

    • a.

      in het belang van de openbare orde;

    • b.

      in het belang van een krachtens de Gemeentewet ingestelde markt.

Afdeling 3 Openbaar water

Artikel 5.3.1 Gebruik van openbaar water

  • 1

    Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden zonder vergunning van het college een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in, of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben.

  • 2

    Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

  • 3

    Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

  • 4

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de verordening op de waterhuishouding Noord-Brabant 1997 of de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening van toepassing is.

Artikel 5.3.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen

  • 1

    Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

  • 2

    Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

    • a.

      nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

    • b.

      beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

  • 3

    Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de verordening op de waterhuishouding Noord-Brabant 1997 of de Landschapsverordening Noord-Brabant 1999 van toepassing is.

Artikel 5.3.3 Aanwijzingen ligplaats

  • 1

    Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 2

    De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

  • 3

    Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de verordening op de waterhuishouding Noord-Brabant 1997 of de Landschapsverordening Noord-Brabant 1999 van toepassing is.

Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats

Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5.3.2, tweede lid en 5.3.3. bepaalde.

Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers

  • 1

    Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

  • 2

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, het Binnenvaartpolitiereglement of de verordening op de waterhuishouding Noord-Brabant 1997.

Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen

Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

Artikel 5.3.7 Veiligheid op het water

  • 1

    Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.

  • 2

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de verordening op de waterhuishouding Noord-Brabant 1997 van toepassing is.

Artikel 5.3.8 Overlast aan vaartuigen

  • 1

    Het is verboden zonder redelijk doel zich vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

  • 2

    Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.

Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5.4.1 Crossterreinen

  • 1

    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • 2

    Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Zij kunnen daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

    • c.

      in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten en/of van het publiek.

  • 3

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 4

    Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer of het Besluit geluidsproductie sportmotoren van toepassing is.

Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden

  • 1

    Het college kan voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen ten aanzien waarvan zij verklaren, dat het rijden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, of met een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, of met een fiets of een paard, aldaar overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden.

  • 2

    Het is verboden op krachtens het eerste lid aangewezen plaatsen:

    • a.

      zich met een motorvoertuig of een bromfiets als bedoeld in het vorige lid of met een fiets of een paard te bevinden; dan wel

    • b.

      zich met een motorvoertuig, met een bromfiets of met een fiets of een paard te bevinden op een in die aanwijzing aangeduid tijdstip.

  • 3

    Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:

    • a.

      ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van verkeer en waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;

    • b.

      die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de door het college aangewezen plaatsen;

    • c.

      die worden gebruikt in verband met werken welke krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;

    • d.

      van de zakelijke gerechtigden en huurders en pachters van percelen, gelegen binnen de door burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen;

    • e.

      voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d. bedoelde personen.

  • 4

    Het in het tweede lid gestelde verbod geldt voorts niet:

    • a.

      op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

    • b.

      binnen de bij of krachtens de provinciale milieuverordening aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als "toestel".

  • 5

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

Afdeling 5 Verbod vuur te stoken

Artikel 5.5.1 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichting of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben

  • 1

    Het is verboden in de open lucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2

    Het college kan ontheffing verlenen.

  • 3

    De ontheffing bedoeld in het tweede lid kan worden geweigerd:

    • a.

      in het belang van de openbare orde en veiligheid;

    • b.

      ter bescherming van de woon- en leefomgeving;

    • c.

      ter bescherming van de flora en de fauna;

  • 4

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover:

    • a.

      op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn;

    • b.

      de Provinciale milieuverordening hierover een regeling bevat;

    • c.

      artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, Wetboek van strafrecht van toepassing is; of

    • d.

      het betreft verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke, sfeervuren zoals terrashaarden, vuurkorven en dergelijke of vuur voor koken, bakken en braden, indien dat geen gevaar, overlast of hinder oplevert voor de omgeving.

Afdeling 6 Straatnaamborden, huisnummers e.d.

Artikel 5.6.1 Gedoogplicht aanduidingen

  • 1

    Rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers en wijkaanduidingen, worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2

    Het college geeft van tevoren schriftelijk kennis aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid van hun voornemen over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers en wijkaanduidingen.

Artikel 5.6.2 Verwijdering e.d. aanduidingen

  • 1

    Het is verboden enige aanduiding als bedoeld in artikel 5.6.1, eerste lid, te verwijderen, wijzigen, beschadigen, verplaatsen of onleesbaar te maken.

  • 2

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

  • 3

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor de rechthebbende op een bouwwerk die met inachtneming van het door het college vastgestelde huisnummer de aanduiding hiervan in afwijkende vorm wenst aan te brengen. Het college kan terzake nadere regels stellen.

Afdeling 7 Verstrooiing van as

Artikel 5.7.1 Begripsomschrijving

In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.

Artikel 5.7.2 Plaatsen waar incidentele asverstrooiing verboden is

  • 1

    Incidentele asverstrooiing is verboden op verharde delen van de weg;

  • 2

    Het college kan een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.

  • 3

    Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid.

  • 4

    Het in deze afdeling bepaalde geldt niet voor zover een Beheersverordening gemeentelijke begraaf- plaatsen van toepassing is.

Artikel 5.7.3 Hinder of overlast voor derden

Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.

Hoofdstuk 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt, voor zover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 6.2 Toezichthouders

  • 1

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

    • a.

      de ambtenaren die krachtens de Wet milieubeheer belast zijn met het toezicht op de naleving van voorschriften gegeven krachtens artikel 10.10 van die wet;

    • b.

      de ambtenaren die krachtens de Woningwet belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens die wet gegeven voorschriften;

    • c.

      de ambtenaren die krachtens de Wet Ruimtelijke Ordening zijn aangewezen;

    • d.

      de ambtenaren die krachtens de Wegenverkeerswet 1994 zijn aangewezen;

    • e.

      de ambtenaren die krachtens de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren zijn aangewezen;

    • f.

      de ambtenaren die krachtens de Wet Openluchtrecreatie zijn aangewezen;

    • g.

      de ambtenaren als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering met dien verstande dat deze bevoegdheid beperkt is tot toezicht in het kader van hoofdstuk 3 (seksinrichtingen);

  • 2

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.

Artikel 6.3 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 6.4 Inwerkingtreding

  • 1

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van bekendmaking in de Nieuwsbode.

  • 2

    Op dat tijdstip wordt de Algemene Plaatselijke Verordening Haaren 2000 ingetrokken.

Artikel 6.5 Overgangsbepaling

  • 1

    Vergunningen en ontheffingen hoe ook genaamd verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2

    Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken- van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3

    Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing hoe ook genaamd op grond van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 5

    Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.

  • 6

    In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing hoe ook genaamd van kracht totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.

  • 7

    Gebods of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en niet voorkomend in de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, zijn niet van toepassing:

    • a.

      gedurende 26 weken na het in werking treden van deze verordening;

    • b.

      ook na de onder a. bepaalde termijn, voor zover degene die de vergunning of ontheffing nodig heeft binnen deze termijn een aanvraag heeft ingediend, totdat onherroepelijk op deze aanvraag is beslist.

  • 8

    De vervallenverklaring als bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 6.6 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Algemene plaatselijke verordening Haaren 2004.

Trefwoordenregister (de cijfers verwijzen naar de artikelen) 1  

Aanduidingen

 

 

 

gedoogplicht

5.6.1

 

verwijdering e.d.

5.6.2

Aankondigingsborden

 

4.7.2

Aanlegpalen, beschadiging van

 

5.3.5

Aanlegplaatsen vaartuigen

 

5.3.2

Aanlijnen honden

 

2.4.17, 2.4.19

Aanplakken

 

2.4.2

Afbraakmateriaal

 

4.7.1

Afgedankte voorwerpen

 

4.7.1

Afvalmand/-bak

 

4.4.1, 4.4.3

Afvalstoffen (begrip)

 

4.2.1.1

 

categorieën huishoudelijke afvalstoffen

4.2.2.2, 4.2.3.3

 

doelmatige verwijdering van afvalstoffen

4.2.1.1

 

inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen door anderen

4.2.2.5

 

inzameling van afvalstoffen

4.2.2.1-4.2.2.5  

 

inzameling van andere categorieën afvalstoffen

4.2.4.1-4.2.4.3

 

ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

4.2.3.1-4.2.3.11

 

vergunning voor inzameling van huishoudelijke afvalstoffen

4.2.2.5

Afvalwater, verontreiniging

 

4.4.1

Alarmeren (loos)

 

2.4.15

Alarminstallaties

 

2.4.16

Alcoholvrije drank

 

5A.1.1. e.v

Asverstrooiing

 

5.7.1 t/m 5.7.3

Auto's

afsluiten

5A.6.1

 

handelsopslag van

4.7.1

Autobedrijf

 

5.1.2

Autowrakken

 

5.1.4

B

  

Baden in openbaar vaarwater

 

5.3.7

Bakens

 

5.3.5

Baliekluivers

 

2.4.7

Bebouwde kom (begrip)

 

1.1

Begripsomschrijvingen

 

 

 

afvalstoffen

4.2.1.1

 

alcoholvrije drank

5A.1.1

 

bebouwde kom

1.1, 4.5.1

 

beheerder

3.1.1

 

bevoegd bestuursorgaan

3.1.2

 

bezoeker horecabedrijf

2.3.1.1

 

bezoeker seksinrichting

3.1.1

 

boom

4.5.1

 

boomwaarde

4.5.1

 

bouwwerk

1.1

 

collectieve festiviteit

4.1.1

 

dierlijke meststoffen

4.7.1a

 

doelmatige verwijdering

4.2.1.1

 

dunning

4.5.1

 

emissie-arme technieken

4.7.1a

 

escortbedrijf

3.1.1

 

evenement

2.2.1

 

exploitant

3.1.1

 

gebouw

1.1

 

gebruiker van een perceel

4.2.2.1

 

grof huisafval

4.2.1.1

 

grond

4.7.1a

 

hakhout

4.5.1

 

handelaar

2.5.1

 

handelsreclame

1.1

 

hoogdrempelige inrichting

2.3.3.2

 

horecabedrijf

2.3.1.1

 

houder horecabedrijf

2.3.1.1

 

houder nachtverblijf

2.3.2.1

 

houtopstand

4.5.1

 

huishoudelijke afvalstoffen

4.2.1.1

 

iepziekte

4.5.1

 

iepenspintkever

4.5.1

 

incidentele festiviteit

4.1.1

 

inrichting

4.3.1.1

 

inrichting (nachtverblijf)

2.3.2.1

 

inzameldienst

4.2.1.1

 

inzamelen

4.2.1.1

 

inzamelmiddel

4.2.1.1

 

inzamelvoorziening

4.2.1.1

 

kansspelautomaat

2.3.3.2

 

kleinschalig evenement

2.1.4.1a

 

knotten/kandelaberen

4.5.1

 

laagdrempelige inrichting

2.3.3.2

 

openbaar water

1.1

 

parkeren

5.1.1

 

pluimvee

1.1

 

prostitutie

3.1.1

 

prostituee

3.1.1

 

raamprostitutiebedrijf

3.1.1

 

rechthebbende

1.1

 

seksinrichting

3.1.1

 

sekswinkel

3.1.1

 

speelautomaat

2.3.3.2

 

ter inzameling aanbieden

4.2.1.1

 

vaartuigen

1.1

 

vee

1.1

 

verkoopregister

2.5.1

 

voertuigen

1.1, 5.1.1

 

vuurwerk

2.6.1

 

weg

1.1, 4.2.1.1, 5.1.1

 

wit- en bruingoed

4.2.1.1

 

woonschepen

1.1

Bekladden weg of onroerend goed

 

2.4.2

Belemmering scheepvaart

 

5.3.7

Belemmering uitzicht

 

2.1.6.3

Benzinepompen

 

2.1.6.13

Beperking verkeer natuurgebieden

 

 

 

gemotoriseerd

5.4.2

 

ruiterverkeer

5.4.2

Beplanting

 

 

 

aantasting door voertuigen

5.1.10

 

uitzicht belemmerende

2.1.6.3

Bermen

 

 

 

beschadiging van

2.4.6

 

rijden over

2.4.6

Beroepsuitoefening op openbare weg

 

2.1.4.2

Beschermde planten

 

4.6.2

Bescherming groenvoorziening

 

4.6.1

Beschoeiingen, beschadiging van

 

5.3.5

Beslistermijn

 

1.2

Bespieden personen

 

2.4.13

Bestuurlijke ophouding

 

2.8.1

Betogingen op openbare plaatsen

 

2.1.2.2 t/m 2.1.2.4

Betreden gesloten woning

 

2.4.1

Betreden van plantsoenen

 

2.4.5

Bewaker/reiniger van voertuigen op of aan de weg

 

2.1.4.2

Bewakingsapparatuur

 

2.4.14

Binnentreden woningen

 

6.3

Bioscoopvoorstellingen

 

2.2.1

Bloemen, beschadiging van

 

4.6.1

Bloemen, planten en plukken van

 

4.6.2

Bodemverontreiniging

 

4.4.1 e.v.

Bomen, beschadiging van

 

4.6.1

Borden

 

 

 

aanbrengen verkeersborden e.d.

2.1.6.9

 

verbod verwijdering van verkeersborden e.d.

2.1.6.10

Bouwwerk (begrip)

 

1.1

Braderieën

 

2.2.1

Brandende voorwerpen, wegwerpen van

 

2.1.6.6

Brandkranen

 

2.1.6.4

Bromfietsen, overlast van

 

 

 

op markt/kermis

2.4.15

 

op trottoir/tegen straatmeubilair e.d.

2.4.11, 5A.2.1

 

op aangewezen plaatsen

5.1.11

Bruggen, beschadiging van

 

5.3.5

Bruikbaarheid van de weg

 

2.1.5.1 t/m 2.1.5.3

Bijen, houden van

 

2.4.24

C

Café, zie: horecabedrijf

 

 

Cafetaria, zie horecabedrijf

 

 

Caravans

 

4.7.1, 5.1.5

Citeertitel

 

6.6

Collecten

 

5.2.1

Collectieve festiviteiten

 

4.1.2

Commerciële reclame

 

4.7.2

Container (mini-)

 

4.2.3.11

Crossterreinen

 

5.4.1

Crosswedstrijden

 

5.4.1

Crossen

 

5.4.1

D  

Dassen, bescherming van

 

5A.5.1 t/m 5A.5.3

Defecte voertuigen

 

5.1.3

Demonstratieve optochten

 

2.1.2.1

Dienstverlening op of aan de weg

 

2.1.4.2

Dieren

 

 

 

bijen, houden van

2.4.24

 

duiven, schade door

2.4.23

 

hinderlijke

2.4.20

 

honden, gevaarlijke

2.4.19

 

honden, verontreiniging door

2.4.18

 

honden, loslopende

2.4.17

 

loslopende

2.4.22

 

overlast door

2.4.20

 

rupsen en rupsennesten, vernietiging van

2.4.25

 

schadelijke

2.4.20

Dijken, beschadiging van

 

5.3.5

Doorzoeken van afvalstoffen

 

4.4.7

Drankgebruik, hinderlijk

 

2.4.8

Drugs, verbod verhandelen op de weg

 

2.7.1

Duikers, beschadiging van

 

5.3.5

Duiven, ophokplicht van

 

2.4.26

 

Evenement (begrip)

 

2.2.1

 

bevel tot verwijdering publiek bij

2.2.4

 

ordeverstoring bij

2.2.3

 

vergunning

2.2.2

Exploitatievergunning horecabedrijf

 

2.3.1.2, 5A.1.2

F

Feest

 

 

 

evenement

2.2.1

 

op of aan de weg

2.1.4.1

Fiets/bromfiets

 

 

 

op slot

2.4.15

Fietsen, overlast van

 

 

 

op markt/kermis

5A.6.1  

 

op trottoir/tegen straatmeubilair e.d.

2.4.14, 5A.2.1

 

op aangewezen plaatsen

5.1.11

Filmoperateur op of aan de weg

 

2.1.4.3

Flatgebouw

 

2.4.9

Fotograaf op of aan de weg

 

2.1.4.3

Frequentie van inzamelen bij elk perceel

 

4.2.2.4

 

 

Gebouw (begrip)

 

1.1

 

hinderlijk gedrag bij of in

2.4.9, 2.4.10

Gedoogplicht aanduidingen

 

5.6.1

Gedrukte stukken, verspreiden van

 

2.1.3.1, 4.4.4, 5.2.2.

 

huis-aan-huis verspreiden

2.1.3.1

 

openbare kennisgeving

2.1.3.1

 

vanuit luchtvaartuig

4.4.4

 

op of aan de weg

2.1.3.1

Gelegenheid geven (prostitutie)

 

3.1

Geluidshinder

 

4.1.7

Gemotoriseerd verkeer in natuurgebieden

 

5.4.2

Gevaarlijk voorwerp

 

2.1.6.7

Gevaarlijke dieren

 

2.4.20

Gevaarlijke honden

 

2.4.19

Gevaarlijke reclame

 

4.7.2

Gevaarlijke voorwerpen

 

2.1.6.7

Gidsen op of aan de weg

 

2.1.4.3

Gladheid, veroorzaken van

 

2.1.6.1

Graffiti

 

2.4.2

Gordingen, beschadiging van

 

5.3.5

Grasperken, beschadiging van

 

5.6.1

Groenvoorzieningen, aantasting van

 

5.1.10

Grote voertuigen, parkeren van

 

5.1.7

 H

Handel in horecabedrijven

 

2.5.5

Handelsreclame (begrip)

 

1.1

 

ongeadresseerde

5A.4.1

Havens, beschadiging van

 

5.3.5

Heesters, beschadiging van

 

4.6.1

Heling van goederen, bestrijding van

 

2.5.1 t/m 2.5.5

Herdenkingsplechtigheid

 

2.2.1

Herplantplicht

 

4.5.8

Hinderlijk drankgebruik

 

2.4.8

Hinderlijk gedrag

 

 

 

bij of in gebouwen

2.4.9

 

in voor publiek toegankelijke ruimten

2.4.10

 

op of aan de weg

2.4.7

Hinderlijk voorwerp

 

2.1.6.7

Hinderlijke dieren, houden van

 

2.4.20

Honden

 

 

 

aanlijnen

2.4.17

 

gevaarlijke

2.4.19

 

loslopende

2.4.17

 

muilkorf

2.4.19

 

verboden voor

2.4.17

 

verontreiniging door

2.4.18

Hoogspanningslijn, objecten onder

 

2.1.6.12

Horecabedrijf (begrip)

 

2.3.1.1

 

aanwezigheid in gesloten horecabedrijf

2.3.1.6

 

afwijking sluitingsuur

2.3.1.5

 

exploita­tievergunning

2.3.1.2

 

handel in

2.5.5

 

opheffing vergunningsplicht

2.3.1.3

 

ordeverstoring in

2.3.1.7

 

sluitingsuur

2.3.1.4

 

terras

2.3.1.2, 2.4.8

 

tijdelijke sluiting

2.3.1.5

 

toegang politie

2.3.1.8

 

woon- en leefklimaat in omgeving

2.3.1.2

Hout sprokkelen

 

4.6.2

Houtopstanden (begrip)

 

4.5.1

 

aanvraag vergunning

4.5.3

 

bestrijding iepziekte

4.5.11

 

bijzondere vergunningsvoorschriften

4.5.7

 

herplant/instandhoudingsplicht

4.5.8

 

kapverbod

4.5.2

 

schadevergoeding

4.5.9

 

vervaltermijn vergunning

4.5.6

 

Huishoudelijke afvalstoffen (begrip)

4.2.1.1

 

Huisafval, grof (begrip)

4.2.1.1

I

Inbrekerswerktuigen, vervoer van

 

2.4.4

Indiening aanvraag, te late

 

1.3

Incidentele festiviteiten

 

 

 

kennisgeving

4.1.3

 

verbod

4.1.4

Ingekuild gras

 

4.7.1

Ingekuilde landbouwproducten

 

4.7.1

Inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

 

 

 

begripsomschrijving

2.3.2.1

 

kennisgeving exploitatie

2.3.2.2

Instandhoudingsplicht houtopstanden

 

4.5.8

In­trekken vergunning of ontheffing

 

1.6

Inwerkingtreding Apv

 

6.4

Inzameldienst

 

4.2.2.1

Inzameling van afvalstoffen

 

4.2.2.1-4.2.2.5

Inzameling van geld of goed

 

5.2.1

 

besloten kring

5.2.1

 

ideëel doel

5.2.1

 

intekenlijst

5.2.1

 

liefdadig doel

5.2.1

Inzamelmiddelen en -voorzieningen

 

4.2.2.3

K

Kaden, beschadiging van

 

5.3.5

Kampeerders

 

2.3.2.4

Kampeerwagens

 

4.7.1, 5.1.5

 

ontsierende

5.1.7

 

parkeren op de weg

5.1.7

Kansspelen

 

2.2.1

Kapverbod

 

4.5.2

Kapvergunning

 

4.5.2

 

aanvraag

4.5.3

 

bijzondere voorschriften

4.5.7

 

herplant-/instandhoudingsplicht

4.5.8

 

openbaarmaking

4.5.5

 

schadevergoeding

4.5.9

 

vervaltermijn

4.5.6

 

weigeringsgronden

4.5.4

Kelderingangen

 

2.1.6.5

Kennisgeving betoging

 

2.1.2.2

Kermis, overlast van fiets/bromfiets op

 

2.4.12

Kladden op weg of onroerend goed

 

2.4.2

Kleine huisdierenmarkt

 

5.2.3

Kleinschalig evenement

 

2.1.4.1a

Klimmen op monument e.d.

 

2.4.7

Koekoeken

 

2.1.6.5

Kom, zie: bebouwde kom (begrip)

 

 

L

Landbouwafval, opslag van

 

4.7.1

Landbouwproducten, opslag van ingekuilde

 

4.7.1

Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen

 

5.3.2 t/m 5.3.4

Loos alarmeren

 

2.4.15

Loslopend vee en pluimvee

 

2.4.22

Loslopende honden

 

2.4.17

M

Markt, overlast fiets/bromfiets op

 

2.4.12

Markt, vlooien, zwarte, vrije of snuffel

 

5.2.4

Messen, katapulten

 

5A.3.1

Milieuhygiëne

 

5.2.3, 4.4.1 e.v.

Minicontainers

 

4.2.3.11

Motorlawaai

 

5.4.1

Motorrijtuigen

 

4.2.2.1

Motorvoertuigen (begrip)

 

1.1

 

opslag van

4.7.1

 

wedstrijden met

2.1.4.1

Muilkorf

 

2.4.19

Muziek

 

 

 

op of aan de weg

2.1.4.1

 

in horecabedrijven

4.1.7

N

Nachtregister

 

2.3.2.3, 2.3.2.4

Nachtverblijf, inrichting tot verschaffen van

 

2.3.2.1, 2.3.2.2

Natuurgebieden

 

 

 

gemotoriseerd en ruiterverkeer in

5.4.2

 

rookverbod in

2.1.6.6

 

ruiterverkeer in

5.4.2

 

wegwerpen brandende voorwerpen in

2.1.6.6

 

wegwerpen smeulende voorwerpen in

2.1.6.6

Natuurlijke behoefte doen

 

4.4.6

Nodeloos alarmeren

 

2.4.15

Objecten onder hoogspanningslijn

 

2.1.6.11

Onbeheerde voertuigen

 

5A.6.1

Ongeadresseerde handelsreclame

 

5A.4.1

Ongeregeldheden

 

2.1.1.1

Ontheffing

 

 

 

autobedrijf

5.1.2, 5.1.2a

 

beperkingen aan

1.4

 

beroep

1.13, 6.5

 

beslistermijn op aanvraag

1.2

 

bezwaarschrift

6.5

 

bloemen plukken

4.6.2

 

dieren

2.4.20

 

duiven

2.4.23

 

hout sprokkelen

4.6.2

 

intrekking

1.6

 

parkeren voertuigen

5.1.2 t/m 5.1.10

 

persoonlijk karakter

1.5

 

planten plukken

4.6.2

 

automatenhal/bioscoop/club

3.3

 

te late indiening aanvraag

1.3

 

voorschriften aan

1.4

 

vuur in openlucht

5.5.1

 

wijziging

1.6

Ontheffing sluitingsuur

 

2.3.1.5

Ontsierende

 

 

 

caravans

5.1.5

 

kampeerwagens

5.1.5

 

keetwagens

5.1.5

 

magazijnwagens

4.7.2

 

reclames

5.1.5

 

voertuigen

5.1.5

 

woonwagens

5.1.5

Openbaar water (begrip)

 

1.1

 

veiligheid op

5.3.7

 

voorwerpen in, op, boven

5.3.1

Openbare verkopingen

 

2.5.5

Openbare verlichting

 

2.1.6.10

Ophokplicht duiven

 

2.4.23

Opslag

 

 

 

afbraakmaterialen

4.7.1

 

afvalstoffen

4.7.1

 

boten

4.7.1

 

bromfietsen

4.7.1

 

caravans e.d.

4.7.1

 

ingekuild gras

4.7.1

 

ingekuilde landbouwproducten

4.7.1

 

kampeerwagens

4.7.1

 

mest

4.7.1

 

motorvoertuigen

4.7.1

 

oude metalen

4.7.1

 

tenten

4.7.1

 

vuil

4.7.1

Opslag, verbod van

 

 

 

in het belang van het uiterlijk aanzien

4.7.1

 

ter voorkoming of opheffing overlast

4.7.1

 

ter voorkoming van schade openbare gezondheid

4.7.1

Opstelplaatsenbeleid

 

2.3.3.2

Optochten

 

2.1.2.1

Ordeverstoring

 

 

 

evenement

2.2.6

 

horecabedrijf

2.3.1.7

 

samenscholing

2.1.1.1

Overgangsbepalingen

 

6.5

Overlast

 

 

 

aan vaartuigen

5.3.8

 

bij of in gebouwen

2.4.9

 

door dieren

2.4.20

 

door fiets/bromfiets op markt/kermis

2.4.12

 

door fiets/bromfiets tegen straatmeubilair

5A.2.1

 

door vee en pluimvee

2.4.22

 

door winkelwagentjes

2.1.6.2

 

in of voor publiek toegankelijke ruimten

2.4.10

 

stank

4.7.1a

P

Papier

 

4.4.4

Park of plantsoen, schade aan

 

4.6.1

Parkeren (begrip)

 

5.1.1

 

van caravans e.d. op de weg

5.1.5

 

van defecte voertuigen op de weg

5.1.3

 

van grote voertuigen op de weg of daarbuiten

5.1.7

 

van reclamevoertuigen op de weg

5.1.6

 

van uitzichtbelemmerende voertuigen

5.1.8

 

van voertuigen van autobedrijf e.d.

5.1.2

 

van voertuigen met stankverspreidende stoffen

5.1.9

 

van te koop aangeboden voertuigen

5.1.2a

 

van voertuigwrakken

5.1.4

Personen, bespieden van

 

2.4.13

Plakgereedschap, vervoer van

 

2.4.3

Plakken op de weg e.d.

 

2.4.2

Planten, beschermde

 

4.6.2

Plantgerechtigden, verplichtingen van

 

2.1.6.14

Plantsoenen

 

 

 

beschadiging van

4.6.1

 

betreden van

2.4.5

Pluimvee (begrip)

 

1.1

 

loslopend

2.4.22

Plukken van bloemen en planten

 

4.6.2

Pompen, beschadiging van

 

5.3.5

Portaal, gedrag in

 

2.4.10

Portieken

 

2.4.9

Propaganda

 

2.1.3.1

Rechthebbende (begrip)

 

1.1

Reclame (begrip)

 

1.1

 

gevaarlijke

4.7.2

 

handels-

4.7.2

 

hinderlijke

4.7.2

 

ontsierende

4.7.2

 

overlast

4.7.2

 

voertuigen

5.1.6

 

zuilen

4.7.2

Reddingsmiddelen

 

5.3.6

Reiniging van de weg, plicht tot

 

4.4.2

Reinigingsdiensten, belemmering werkzaamheden

 

4.4.5

Rijden over bermen e.d.

 

2.4.6

Rijwielstalling, gedrag in

 

2.4.10

Rioolputten, openen van

 

2.1.6.4

Rommelmarkten

 

5.2.4

Rookverbod in bossen en natuurgebieden

 

2.1.6.6

Ruiterverkeer in natuurgebieden, beperking van

 

5.4.2

Rupsen en rupsennesten

 

2.4.25

S

Samenscholingen

 

2.1.1.1

Schade aan de weg

 

2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.3.1.2

Schadelijke dieren, houden van

 

2.4.20

Scheepvaart, hinder of gevaar voor

 

5.3.7

Schrikdraad

 

2.1.6.7

Sluiting horecabedrijven, tijdelijke

 

2.3.1.5

Sluitingsuur horecabedrijven

 

2.3.1.4

Sluitingsuur horecabedrijven, tijdelijke afwijking

 

2.3.1.5

Snackbar, zie: horecabedrijf

 

 

Snuffelmarkten

 

5.2.4

Speelautomaten

 

2.3.3.2

Speelgelegenheden

 

2.3.3.1

Sprokkelen van hout

 

4.6.2

Sportwedstrijden

 

2.2.1

Standplaatsen

 

5.2.3

Stankoverlast gebruik dierlijke meststoffen

 

4.7.1a

Stoffen op, aan of boven de weg

 

2.1.5.1

Stookverbod

 

5.5.1

Stootpalen, beschadiging van

 

5.3.5

Storten van vuilnis, afval e.d.

 

4.4.1

Straatartiest

 

2.1.4.3

Straatfotograaf

 

2.1.4.3

Straathandel

 

5.2.2, 5.2.3

Straatkolken, openen van

 

2.1.6.4

Straattekenaar

 

2.1.4.3

Straatvegen, verbod belemmering van

 

4.4.5

Strafbepaling

 

6.1

Strooibiljetten, wegwerpen van

 

4.4.4

T

Te koop aanbieden voertuigen

 

5.1.2a

Telefooncel, gedrag in

 

2.4.10

Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

 

4.2.3.1-4.2.3.11

Termijnen

 

1.7

Terras

 

2.3.1.1, 2.3.1.2, 2.4.8

Terrasvergunning

 

2.3.1.2

Toezichthouders

 

6.1a

Tijdelijke opschriften/aankondigingen

 

4.7.2

Transportdierlijke meststoffen

 

4.7.1a

Trekpaden, beschadiging van

 

5.3.5

 U

Uiterlijk aanzien

 

 4.7.1, 5.1.5, 5.1.7, 5.3.2

Uitrijden

 

 

 

dierlijke meststoffen

4.7.1a

 

mest (i.v.m. feestdagen)

4.7.1a

Uitstallingen op de weg

 

5.2.3

Uitweg, maken en veranderen van een

 

2.1.5.3

Uitwerpselen

 

2.4.18

Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp

 

2.1.6.3

Uitzicht belemmerende voertuigen

 

5.1.8

V  

Vaarten, beschadiging van

 

5.3.5

Vaartuigen (begrip)

 

1.1

 

ligplaats

5.3.2

 

overlast aan

5.3.8

 

verbod innemen ligplaats

5.3.4

 

voorschriften ligplaats

5.3.3

Vallende voorwerpen

 

2.1.6.8

Vee (begrip)

 

1.1

 

loslopend

2.4.22

Veiligheid

 

 

 

niet-openbare riolen

4.4.8

 

op het ijs

2.1.6.12

 

op het water

5.3.7

 

putten

4.4.8

 

sloten

4.4.8

 

van de weg

2.1.5.1

Vellen

 

4.5.1, 4.5.2

Venten

 

5.2.2

Verdovende middelen

 

 

 

te koop aanbieden aan de weg van

2.7.1

Vergunning

 

 

 

beperkingen

1.4

 

beroep

6.5

 

beslistermijn

1.2

 

bezwaarschrift

6.5

 

exploitatie

2.3.1.2, 5A.1.2

 

intrekking

1.6

 

kap

4.5.3, 4.5.3a, 4.5.4

 

milieu

5.2.3

 

persoonlijk karakter

1.5

 

reclame

4.7.2

 

terras

2.3.1.2

 

te late indiening aanvraag

1.3

 

voorschriften aan

1.4, 4.5.7

 

wijziging

1.6

Verkeer

 

 

 

aanbrengen voorzieningen

2.1.6.9

 

ontsierend, hinderlijk, gevaarlijk

4.7.2

 

veiligheid en uitzicht belemmerend

2.1.6.3

 

verwijderen voorzieningen

2.1.6.10

Verkoopregister, verplichtingen m.b.t. het

 

2.5.2

Verlichting

 

 

 

aanbrengen voorzieningen voor

2.1.6.9

 

verwijderen voorzieningen voor

2.1.6.10

Vermakelijkheden

 

2.2.1

Verontreiniging

 

 

 

bij werkzaamheden op de weg

4.4.2

 

bodem, weg en milieu

4.4.1 e.v.

 

door honden

2.4.18

 

van de weg

4.4.1

 

van terreinen aan de weg

4.4.1

Verspreiden van afvalstoffen

 

4.4.7

Verspreiden van gedrukte stukken

 

2.1.3.1, 4.4.4, 5.2.2

 

huis-aan-huis verspreiden

2.1.3.1

 

vanuit luchtvaartuig

4.4.4

Verstrekkingsmogelijkheden voor geringe eetwaren

 

5.2.3

Verstrooiing van as

 

57.1 t/m 5.7.3

Vertoningen op of aan de weg

 

 

 

dienstverlening

2.1.4.2

 

feest, muziek e.d.

2.1.4.1

 

straatartiest

2.1.4.3

Vervoer van

 

 

 

dierlijke meststoffen

4.7.1a

 

inbrekerswerktuigen

2.4.4

 

plakgereedschap

2.4.3

Vervreemding van door opkoop verkregen goederen

 

2.5.4

Verwijdering e.d. aanduidingen

 

5.6.2

Vlaggen en stokken op, aan of boven de weg

 

2.1.5.1

Vlooienmarkten

 

5.2.4

Voertuigen (begrip)

 

1.1

 

aantasting groenvoorziening door

5.1.10

 

onbeheerde

5A.1.6

 

parkeren defecte voertuigen

5.1.3

 

parkeren van caravans e.d.

5.1.5

 

parkeren van grote voertuigen

5.1.7

 

parkeren van voertuigen met handelsreclame

5.1.6

 

parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen

 

 

parkeren van voertuigen autobedrijf

5.1.2

 

parkeren van voertuigwrakken

5.1.4

 

parkeren van uitzichtbelemmerende

5.1.8

 

reiniger/bewaker van

2.1.4.2

Voertuigwrakken

 

5.1.4

 

opslag van

4.7.1

Voorschriften en beperkingen

 

1.4

Voorwerpen

 

 

 

aan de weg (gevaarlijk of hinderlijk)

2.1.6.7

 

op, aan of boven de weg

2.1.5.1

 

op, in of boven openbaar water

5.3.1

 

vallende

2.1.6.8

Voorzieningen voor verkeer en verlichting

 

 

 

aanbrengen van

2.1.6.9

 

verwijdering van

2.1.6.10

 

Vuilopslag

4.7.1

Vuur in de openlucht

 

5.5.1

Vuurwerk (begrip)

 

2.6.1

 

afleveren van

2.6.2

 

bezigen van

2.6.3

W  

Wachtlokaal, gedrag in

 

2.4.10

Wallen, beschadiging van

 

5.3.5

Water (openbaar)

 

1.1

 

veiligheid op het

5.3.7

 

voorwerpen op, in of boven het

5.3.1

Waterleidingen, beschadiging van

 

5.3.5

Wedstrijden

 

 

 

op crossterreinen

5.4.1

 

op of aan de weg

2.1.4.1

Weg (begrip)

 

1.1, 4.2.2.1

 

aanleggen van

2.1.5.2

 

belemmerende beplanting of voorwerpen langs de

2.1.6.3

 

beschadiging van een

2.1.5.2

 

bezigen van vuurwerk op of aan de

2.6.3

 

collecten op of aan de

5.2.1

 

colportage met gedrukte stukken op of aan de

5.2.1

 

dienstverlening op of aan de

2.1.4.2

 

feest op of aan de

2.1.4.1

 

fietsen/bromfietsen e.d. op of aan de

2.4.12, 5.1.11

 

gebruik als werkplaats van de

5.1.2

 

gevaarlijke of hinderlijke voorwerpen op, aan of boven de

2.1.6.7

 

gladheid veroorzaken op de

2.1.6.1

 

graven, spitten in een

2.1.5.2

 

handelsreclame, zichtbaar vanaf de

4.7.2

 

hinderlijk drankgebruik op de

2.4.8

 

hinderlijk gedrag op of aan de

2.4.7

 

hondenuitwerpselen op de

2.4.18

 

loslopend vee en pluimvee op de

2.4.22

 

maken van een uitweg naar de

2.1.5.3

 

muziek op of aan de

2.1.4.1

 

natuurlijke behoefte doen op of aan de

4.4.6

 

opbreken van een

2.1.5.2

 

optochten, betogingen op of aan de

2.1.2.1

 

parkeren van caravans e.d. op de

5.1.5

 

parkeren van grote voertuigen op de

5.1.3

 

parkeren van reclamevoertuigen op de

5.1.6

 

parkeren van standverspreidende voertuigen op of buiten de

5.1.9

 

parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen op of buiten de

5.1.8

 

plaatsen of hebben van voertuigwrakken op de

5.1.4

 

plakken en kladden

2.4.2

 

reclameborden aan, op of boven de

2.1.5.1

 

reparatie of sloop geparkeerde voertuigen op of aan de

5.1.2

 

samenscholing, ongeregeldheden op de

2.1.1.1

 

schrikdraad op, aan of boven de

2.1.6.7

 

standplaatsen op de

5.2.3

 

straatartiest op of aan de

2.1.4.3

 

straatfotograaf, gids e.d. op of aan de

2.1.4.3

 

uitzicht belemmerend voorwerp of beplanting langs de

2.1.6.3

 

uitweg maken en veranderen naar de

2.1.5.3

 

vallende voorwerpen

2.1.6.9

 

veranderen, maken van een

2.1.5.2, 2.1.5.3

 

verontreiniging van de

4.4.1, 4.4.2

 

vervoer plak, kladmiddelen over de

2.4.3

 

voorwerpen op, aan, boven de

2.1.5.1

 

wedstrijden op of aan de

2.1.4.1

Wegwerpen reclame of strooibiljetten

 

4.4.4

Wegwerpverbod brandende voorwerpen

 

2.1.6.7

Weigeringsgronden kapvergunning

 

4.5.4

Werkplaats, gebruik weg als

 

5.1.2

Wimpels

 

2.1.5.1

Winkelwagentjes, overlast door

 

2.1.6.2

Woningen, binnentreden in

 

6.3

Woonschepen

 

1.1

 

gebruik openbaar water

5.3.1

 

ligplaats

5.3.2

 

verbod innemen ligplaats

5.3.4

 

voorschriften ligplaats

5.3.3

Wrakken

 

 

 

voertuigen

5.1.4

 

fietsen/bromfietsen

5.1.11

IJ  

Z Zetten, beschadiging van 5.3.5 Zonneschermen 2.1.5.1 Zwemmen in openbaar water 5.3.7