Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Land van Cuijk

Beleidsnota archeologie Land van Cuijk 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLand van Cuijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsnota archeologie Land van Cuijk 2024
CiteertitelBeleidsnota archeologie Land van Cuijk 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp
Externe bijlagenLegenda Cultuurhistorische waardenkaart Cultuurhistorische waardenkaart Erfgoed Beleidsnota archeologie Land van Cuijk 2024 2024-R-38c3 Kaartbijlage chwk 1b 2024-R-38c4 Kaartbijlage chwk 1c 2024-R-38c2 Kaartbijlage chwk 1a 2024-R-38c5 Kaartbijlage chwk 1d 2024-R-38c6 Kaartbijlage chwk 1e 2024-R-38c8 Kaartbijlage chwk 2 2024-R-38c7 Kaartbijlage chwk 1f

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. Gemeentewet
  3. Erfgoedwet
  4. Omgevingswet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-04-2024nieuwe regeling

04-04-2024

gmb-2024-174567

RIS 2024-R-38

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsnota archeologie Land van Cuijk 2024

De raad van de gemeente Land van Cuijk;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 februari 2024;

 

gelet op gelet op Algemene wet bestuursrecht, Gemeentewet, Erfgoedwet 2016, Monumentenwet 1988 en Omgevingswet;

 

besluit:

 

  • 1.

    vast te stellen de Beleidsnota archeologie Land van Cuijk 2024 ‘Het oude behouden voor de toekomst met een beleid van nu.’ met de bijbehorende kaarten en bijlagen;

  • 2.

    vast te stellen de cultuurhistorische waardenkaart Erfgoed in de gemeente Land van Cuijk: een cultuurhistorische waardenkaart;

  • 3.

    voor 2024 € 25.000,- beschikbaar te stellen ten laste van het begrotingssaldo;

  • 4.

    hiertoe de begrotingswijzing Beleidsnota archeologie vast te stellen.

Voorwoord

 

Balans & Publiek

 

Wat mij betreft zijn dit de twee sleutelbegrippen voor het nieuwe archeologiebeleid van de Gemeente Land van Cuijk. Een ogenschijnlijk relatief technisch document, maar met significante uitwerking in het hier en nu, maar ook in de toekomst. En dat terwijl het over het verleden gaat.

 

In dit beleidsplan hebben we getracht de juiste balans te zoeken tussen enerzijds het (wetenschappelijke) belang van bewaren en behouden, en anderzijds het blijven mogelijk maken van ontwikkelingen in het fysieke domein. Woningen moeten immers gebouwd worden en agrariërs moeten hun grond kunnen bewerken. Met de gekozen vrijstellingen voor het roeren van de grond denken we deze balans te hebben gevonden.

 

Daarnaast besteden we ook extra aandacht aan het toegankelijk en bereikbaar maken van archeologische vondsten voor het brede publiek. De kennis over het verleden is niet alleen relevant voor de wetenschap (geologie, geschiedenis, klimaat), maar ook voor inwoners om het verhaal van hun eigen leefomgeving te kennen. Maar vooral ook te beleven: het mag onze verbeelding prikkelen én van toeristisch, recreatief en daarmee ook economisch nut zijn. Met het percentage dat we voortaan willen reserveren bij ruimtelijke projecten, geven we onszelf mogelijkheden dat te doen.

 

Nadrukkelijk is onze doelstelling dan ook om archeologie in brede zin meer van ons allemaal te laten zijn. De grond waarop we staan vertelt het verhaal van ons verleden, heden en kan ons helpen de toekomst beter te begrijpen.

 

Joost Hendriks

Wethouder Erfgoed & Archeologie

 

1 Inleiding

In deze beleidsnota archeologie geven we aan hoe we als gemeente Land van Cuijk willen omgaan met ons archeologisch erfgoed.

 

We beschrijven wat we moeten doen -onze wettelijke taken- en wat we willen doen met voor onze bewoners en bezoekers. Archeologie is verre van een stoffige en ver van mijn bed show. Het is vaak dichterbij dan we denken en het blijft mensen fascineren, van jong tot oud. Het is een kennis, een wetenschap, die zich steeds meer ontwikkelt en daardoor steeds nieuwe ontdekkingen doet. Deze ontdekkingen genereren nieuwe kennis over de zeer rijke geschiedenis van het gebied binnen onze gemeentegrenzen en voegt nieuwe hoofdstukken toe aan het verhaal van onze jonge gemeente.

 

De gemeente Land van Cuijk staat, net als heel Nederland, aan de vooravond van een andere, nieuwe omgang met hoe we omgaan met onze leefomgeving. Met ingang van 1 januari 2024 wordt de Omgevingswet van kracht, waarmee tientallen wetten en veel besluiten en regels gebundeld worden in één wet. Archeologisch erfgoed is een van de pijlers die voortaan een rol moeten spelen bij de inrichting van onze fysieke leefomgeving. Met enerzijds duurzaam behoud van ons archeologisch erfgoed en gedegen en waar mogelijk aansprekend onderzoek anderzijds biedt dit een enorme kans om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving te vergroten en deze meer diepgang te geven.

 

De kern van deze nota ligt bij de uitvoering van onze wettelijke taken. Om dat goed te kunnen doen hebben we een Archeologische Beleids- en Advieskaart (ABAK) nodig, die aangeeft welke archeologische waarden we in de ondergrond hebben of verwachten, en daaraan gekoppeld, welke planregels daaraan verbonden zijn. De keuzes die aan deze planregels ten grondslag liggen, zijn samengevat in de tabel met vrijstellingsgrenzen voor archeologisch onderzoek.

 

Achter die ABAK staat een tweede kaart, met meer details, die alle beschikbare informatie bevat over archeologische onderzoeken, vondsten, het landschap, historische bronnen enz. Deze Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) is dynamischer, omdat hier elke keer nieuwe onderzoeken in verwerkt zullen worden.

2 Archeologie

2.1 Archeologie als identiteitsdrager

Archeologisch erfgoed is een verrijking van onze leefomgeving. Het spreekt tot de verbeelding, geeft een verdieping aan onze woonplaats en verbindt ons met elkaar en met het gebied waarin wij wonen. Het verbindt ons ook met de mensen voor ons, en de mensen die na ons komen. Het archeologisch erfgoed vormt daardoor mede de basis van onze cultuur en onze identiteit.

 

Archeologie bevindt zich overal om ons heen, vaak zonder dat we het weten of zien. Ook Land van Cuijk, of misschien zelfs juist Land van Cuijk, kent een bijzonder rijk archeologisch bodemarchief, dat tot op heden slechts in zeer beperkte mate haar geheimen heeft prijsgegeven. Daarbij is ons grondgebied uniek te noemen voor Nederland als het gaat om haar archeologie.

 

Het is zowel landschappelijk als historisch gezien te beschouwen als een echte eenheid. Landschappelijk omdat het gebied vanaf de eerste substantiële menselijke aanwezigheid grotendeels begrensd werd door natuurlijke barrières in de vorm van de Peel in het westen en de Maas in het noorden en oosten. Het gebied hier tussenin is, met haar vruchtbare gronden, glooiingen en vele waterlopen te beschouwen als een gesloten gebied waarbinnen mensen al duizenden jaren zeer graag wonen.

 

Door deze landschappelijke factoren is het werkelijk een archeologische schatkamer die zich heel goed leent om verbanden over grotere afstanden te leggen en patronen te zien. Het zijn deze verbanden en patronen die er voor zorgen dat de geschiedschrijving continu aan verandering onderhevig is, zich nog ontwikkelt en leeft.

 

Sinds de middeleeuwen is het Land van Cuijk ook een bestuurlijke eenheid. Het begon met het beroemde geslacht van de Heren van Cuijk die dit gebied tot een eenheid smeedden. Weliswaar ging het deel rond Boxmeer kort daarna zijn eigen weg, toch kun je spreken van één gebied met een collectieve geschiedenis dat prachtige en waardevolle verhalen herbergt. Dit verhaal is nog lang niet af. Sterker nog, we weten slechts een fractie van wat zich hier allemaal in de laatste 10.000 jaar heeft afgespeeld, maar door archeologisch onderzoek groeien de verhalen en krijgt de onbekende, maar rijke geschiedenis steeds meer gestalte.

 

Archeologie en de kennis die het biedt geeft dus mede identiteit aan een gebied, en aan de bewoners die er wonen.

2.2 Wetenschap en onderzoek

De kennis over het onzichtbare verleden komt uit archeologisch onderzoek en de overdracht hiervan. Dit onderzoek wordt in de regel verricht door professionele en hiervoor gecertificeerde archeologische bedrijven. Deze worden ingehuurd op het moment dat een initiatiefnemer archeologisch onderzoek moet laten verrichten. Het gaat hierbij om zowel hele grote projecten waarbij meerdere hectares worden onderzocht als om kleinere onderzoeken die zich beperken tot een enkele woonkavel. Al deze onderzoeken worden uitgevoerd met het doel archeologische resten te inventariseren en waar nodig te behouden. Daarbij dragen al deze onderzoeken bij aan de kennisvermeerdering over de geschiedenis van onze gemeente.

 

Veruit het meeste archeologische onderzoek komt voort uit ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Dat wil zeggen dat ze niet dienen om wetenschappelijke kennis op te doen, maar om op een wetenschappelijke manier onderzoek te doen naar wat er zich op een bepaalde plek in de grond zit. Archeologische adviesbureaus doen dit onderzoek en werken toe naar een advies aan de gemeente dat aangeeft of en hoe men met de aangetroffen resten het beste kan omgaan. De gemeente bewaakt niet alleen het wetenschappelijk niveau van het onderzoek, maar neemt op basis van het advies ook besluiten die van invloed zijn op de plannen.

 

De kern van dit soort onderzoek is vast te stellen of er sprake is van archeologie, aan te geven waar die zich bevindt, er een waarde aan toe te kennen om te zien of het belangrijk genoeg is om te worden behouden, en dit in een bruikbaar advies aan opdrachtgever en gemeente te gieten.

 

Essentieel is te weten dat hier het verstoorder betaalt principe geldt. Alle kosten voor het (voor-) onderzoek, en de maatregelen die nodig zijn om archeologie te behouden of op te graven, zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeente heeft dus geen potje om dit soort onderzoek te betalen.

 

Naast de reguliere onderzoeken die in het kader van een Omgevingsvergunning of Omgevingsplanwijziging worden uitgevoerd, kan ook onderzoek worden gedaan door vrijwilligers in de archeologie. Onze gemeente kent een aantal organisaties die zich op vrijwillige basis bezighouden met archeologie. Dit gebeurt zowel tijdens archeologische onderzoeken waarbij zij professionele archeologen ondersteunen met arbeid en kennis, maar ook middels eigen onderzoeken. Zo kunnen archeologische verenigingen, mits aangesloten bij de Archeologische Werkgroep Nederland (AWN), zelfstandig archeologisch onderzoek uitvoeren op vindplaatsen die volgens de maatstaven van het bevoegd gezag niet behoudenswaardig zijn, maar die wel degelijk archeologische resten bevatten.

 

Alle onderzoeken leveren op verschillende niveaus een bijdrage voor grotere wetenschappelijke onderzoeken. Het formaat en de landschappelijke en archeologische diversiteit van onze gemeente maken het gebied bijzonder interessant en ook relevant voor overkoepelend wetenschappelijk onderzoek in binnen- en buitenland. Ons gebied is dan ook zeker geen onbekende op het internationale archeologische speelveld. Zo weet iedere archeoloog in Nederland, Duitsland en België wat er bedoeld wordt met het huistype Haps (fig. 2.1). Dit is een huistype uit de IJzertijd (850-50 voor Chr.) waarvan de resten voor het eerst zijn gevonden en beschreven in Haps, maar dat ver buiten onze landsgrenzen voorkomt. Ook de rol van Cuijk in de Romeinse tijd en de hier gedane vondsten genieten internationale wetenschappelijke bekendheid.

Een van de ambities van ons archeologiebeleid is het verder stimuleren en faciliteren van wetenschappelijk onderzoek om de bijzondere archeologie van onze streek nog meer waarde te geven.

 

 

Fig. 2.1. Hét boerderijtype Haps.

Boven: grondplan (Verwers 1972, 77, abb. 48); midden: reconstructie van het skelet in Haps; onder: volledige reconstructie in het openluchtmuseum in Eindhoven.

2.3 Het belang van het beleven

Archeologie biedt grote kansen op het gebied van toerisme en economie. Onderzoek wijst uit dat de keuze voor toeristen om een gebied te bezoeken, voor een groot deel samenhangt met het aanbod van cultureel erfgoed.1 Daarbij komt dat de historie van een plaats ook van positieve invloed kan zijn op het vestigingsklimaat van burgers en bedrijven. Hieraan kan archeologie een waardevolle bijdrage leveren door de gegevens van de onderzoeken die plaatsvinden te benutten in de openbare ruimte, bijvoorbeeld in de vorm van reconstructies, wandel- en fietsroutes en diverse vormen van informatievoorziening binnen en buiten de kernen.

 

Onze gemeente leent zich voor een veelvoud van dergelijke grote en kleinere initiatieven. Een mooi voorbeeld is de Vestingvisie in Grave (fig. 2.2). Hier worden de vestingwerken op basis van historische en archeologische gegevens gereconstrueerd. Naast het gegeven dat dit de toeristische attractie van de stad Grave zal versterken, is het zeker ook van toegevoegde waarde voor de eigen bewoners. Een sfeervolle, groene omgeving met waterpartijen is van positieve invloed op de belevingswereld van bewoners en gebruikers.

 

 

Fig. 2.2. Impressie van een mogelijke uitvoering van de vestingvisie te Grave.

Bron: West8 2018, 53.

 

Het verder uitdragen van de archeologische informatie op het gebied van toerisme en economie en naar burgers is onderdeel van de uitvoeringsagenda van ons archeologiebeleid. Belangrijk onderdeel hiervan is de terugkoppeling van de resultaten van de onderzoeken aan de burgers. Dit kan op een veelvoud aan manieren, waarbij onder andere gedacht moet worden aan open dagen tijdens opgravingen, publieksopgravingen en het in de publiciteit brengen van bijzondere onderzoeken en vondsten. In de komende jaren zal worden onderzocht waar en op welke wijze we hier meer gestalte aan kunnen geven.

2.4 Archeologie en ontwikkeling

Naast deze mogelijkheden op het toeristische en economische vlak, biedt de uitvoering van een solide en vooral duidelijk archeologiebeleid ook directe voordelen bij de ontwikkeling van gebieden. Door archeologie in een vroeg stadium te betrekken in de planvorming, kan tijdig inzicht worden verkregen in de aan- of afwezigheid van behoudenswaardige archeologische resten in de ondergrond. Hierdoor kan in de planfase al worden bezien of behoud in situ mogelijk is, waardoor hoge onderzoekskosten vermeden kunnen worden. Wanneer vindplaatsen toch opgegraven worden, is in een vroeg stadium inzichtelijk wat de kosten hiervan zijn. Hierdoor weten initiatiefnemers tijdig waar ze aan toe zijn en kunnen de benodigde fondsen tijdig worden gereserveerd. Daarbij kan men al vroeg in het traject nadenken over de mogelijkheden om archeologie te verwerken in de plannen en zo een maatschappelijke meerwaarde te creëren met de ontwikkeling.

 

Ook op het gebied van grotere maatschappelijke onderwerpen binnen de gemeente kan archeologie een waardevolle bijdrage leveren. De inzichten die worden verworven tijdens archeologisch onderzoek kunnen helpen een antwoord te vinden op belangrijke vraagstukken zoals bijvoorbeeld klimaatadaptatie in relatie tot woningbouw. Hierbij zijn zaken als locatiekeuze voor bewoning in het verleden, ligging van oude geulen en andere waterlichamen relevant voor de huidige uitdagingen op het gebied van vestiging en watermanagement.

2.5 Enkele bijzonderheden uit ons lokale verleden

Onze geschiedenis is onderverdeeld in een aantal tijdvakken en periodes (fig. 2.3). In al deze periodes hebben mensen in ons gebied rondgelopen, gewoond en gewerkt. Binnen onze gemeente zijn dan ook mooie voorbeelden van vondsten en vindplaatsen bekend. Sommigen hiervan zijn zeer uniek en bijzonder. Andere vormen een puzzelstukje in de steeds completer wordende puzzel van ons verleden.

 

 

Fig. 2.3. Overzicht van de archeologische periodes.

 

Heel oud vuursteen

De geschiedenis in onze gemeente gaat heel ver terug. Al ver voor de laatste ijstijd kwamen hier mensen, op zoek naar voedsel en een goede plek om te wonen. Het was een afwisselend landschap dat veel kansen bood, en dat trok mens en dier aan. De oudste vondsten die op de aanwezigheid van mensen duiden, gaan al meer dan 100.000 jaar terug. Het gaat hierbij dan om vuursteenvondsten. Tot op heden zijn vindplaatsen uit het Paleolithicum nog niet bekend uit opgravingen, maar wel uit vondstmeldingen. Zo lijkt er een bijzondere laat-paleolithische vindplaats even boven Oeffelt liggen. Ongeveer 35.000 jaar geleden moeten hier mensen hebben gewoond. Gelijkaardige vindplaatsen zijn vooralsnog alleen bekend uit Frankrijk en Zuid Oost Engeland.

 

 

Fig. 2.4. 100 tot 150.000 jaar oude vuistbijl gevonden te Overloon.

Foto: D. Reijnen.

 

Ons oudste graf

Na de laatste ijstijd, begint de midden steentijd. Hiervan is al een klein aantal vindplaatsen in onze gemeente bekend uit opgravingen. Hierbij gaat het dan om concentraties vuursteen die er op duiden dat mensen dit materiaal bewerkten om allerlei gebruiksvoorwerpen van te maken. Het merendeel van deze vondsten is zeer klein, passend bij de min of meer nomadische leefwijze van deze jagers en verzamelaars.

Heel bijzonder is de vondst van een graf uit deze periode. Het betreft een klein crematiegrafje dat is gevonden tijdens een grote opgraving in Haps. Het bestond uit wat verbrand bot, wat hazelnootdoppen en vuursteen. Graven uit deze periode zijn zeer zeldzaam. Helemaal bijzonder aan het graf uit Haps is dat het het oudst bekende graf uit Nederland lijkt te zijn. De overledene zal ongeveer 10.000 jaar geleden zijn gecremeerd en begraven.

 

 

Fig. 2.5. Impressie van de begrafenis van de persoon in het oudste graf van Nederland.

Tekening: K. Wilson.

 

Wonen en begraven in de Bronstijd en de IJzertijd

Dat de glooiende terrassen in ons gebied een geliefde plek waren om te wonen blijkt ook uit diverse opgravingen in Cuijk, Boxmeer maar vooral uit Haps. De opgravingen waarbij het beroemd huistype is aangetroffen, zijn al uitgevoerd in de jaren ’60 van de vorige eeuw. De afgelopen jaren zijn nog twee grote onderzoeken uitgevoerd ter hoogte van het industrieterrein van Haps.

Bij alle drie de opgravingen zijn zowel resten van nederzettingen als grafvelden aangetroffen. De graven werden gemarkeerd door grote en kleinere grafheuvels waarvan tijdens de opgraving alleen nog de omringende greppel zichtbaar was. De graven zelf bestonden uit crematieresten die soms in een urn waren geplaatst. Rondom de grafvelden zijn veel resten van nederzettingen aangetroffen. Nederzettingen van mensen die hun doden in de grafvelden hebben bijgezet.

Deze drie opgravingen geven een geweldig beeld van een bewoningsgeschiedenis die meer dan 1000 jaar omvat. Door de omvang van de opgravingen wordt deze geschiedenis in steeds groter detail duidelijk en kunnen de resultaten van andere onderzoeken hier mee worden vergeleken om nog meer duidelijk te maken.

 

 

Fig. 2.6. Restant van een pot met daarin crematieresten uit een van de grafheuvels in Haps. Bron: Hos 2023, 14, fig. 9.

 

De Romeinse tijd in Land van Cuijk

Voor veel mensen is de Romeinse tijd in Nederland dé periode die het meest tot de verbeelding spreekt. Ongeveer 2000 jaar geleden kwam ons gebied onder de Romeinse overheersing te liggen en ook in het grondgebied van Land van Cuijk hebben de Romeinen hun sporen nagelaten. Hierbij neemt het centrum van Cuijk een bijzondere positie in. Al vrij vroeg in de Romeinse tijd zullen hier Romeinse soldaten zijn geweest. Vermoed wordt dat hier een legerkamp werd opgericht. Of dit er daadwerkelijk is geweest en wat precies de vorm en de functie was, is niet bekend. Wel is zeker dat vlakbij de locatie van het legerkamp een zogenaamde vicus werd gesticht, de vicus Ceuclum. Dit dorpje lag langs de doorgaande weg tussen Tongeren en Nijmegen, waarvan een heel groot deel door onze gemeente loopt. De weg is al meerdere keren tijdens archeologische onderzoeken aangesneden (fig. 2.7), maar vooral ook door leden van de Werkgroep Archeologie Cuijk in kaart gebracht, waardoor we de weg nu vanaf Linden tot net boven Beugen kunnen volgen.

 

 

Fig. 2.7. Het tracé van de Romeinse weg in Land van Cuijk. De harde lijn representeert het onderzoek van de Werkgroep Archeologie Cuijk, waarbij de weg daadwerkelijk is aangesneden. Het gestippelde deel betreft de vermoedelijke loop van de weg.

 

In de Laat Romeinse tijd, een periode waarin dit deel van het Romeinse rijk te kampen heeft met veel politieke en militaire problemen, wordt in het centrum van Cuijk een groot, in steen uitgevoerd legerkamp gebouwd. Het legerkamp dient als steunpunt voor de forten langs de Romeinse rijksgrens, die verder naar het noorden lag. Vanuit het fort, konden soldaten via een brug over de Maas richting de rijksgrens vertrekken om daar ondersteuning te bieden. De bevoorrading van het fort zal zowel over de weg als over het water zijn gegaan, waarbij schepen in een haven zullen hebben aangelegd. De combinatie van het legerkamp, brug en haven zijn uniek te noemen.

Bijzonder is ook de relatie van de bewoners en het leger in Cuijk met de omliggende nederzettingen. Inmiddels zijn in de directe omgeving van het centrum van Cuijk enkele Romeinse nederzettingen bekend en ook verder naar het westen en zuiden zijn dergelijke kleine woonplaatsen van niet meer dan twee of drie gelijktijdige boerderijen bekend. Deze nederzettingen werden bevolkt door de inheemse bevolking, die, ondanks het feit dat ze regelmatig met de Romeinse cultuur in aanraking kwamen, veelal vasthielden aan hun eigen tradities en gebruiken. De verschillen tussen de bewoners uit Ceuclum en de andere nederzettingen zien we onder andere terug in de vorm van de huizen en in de graven van de mensen. In Ceuclum woonde men in grotendeels stenen gebouwen met een pannendak en hieromheen woonden mensen in houten boerderijen waarbinnen ook het vee werd gehouden. De graven van de mensen in het ‘buitengebied’ waren relatief eenvoudig uitgevoerd en voorzien van enkele stukken vaatwerk of andere objecten, terwijl de graven van de mensen uit Ceuclum zeer rijk waren uitgevoerd en veel luxueuze bijgiften bevatten, zoals we kunnen zien in het grafveld aan de Grotestraat.

 

 

Fig. 2.8. Onderzoek van een rijk Romeins graf aan de Grotestraat in Cuijk. Foto: T. van der Zanden.

 

Nieuwe binnenkomers en een moeilijk grijpbare periode

In de nadagen van het Romeinse rijk zullen in ons gebied al nieuwe mensen van ‘boven de rivieren’ zijn komen wonen. Hiervoor vinden we steeds meer aanwijzingen in de vorm van andere soorten aardewerk, gebouwen en ook begravingen. Vanaf de 5de eeuw spreken we van de Merovingische tijd, het begin van de Middeleeuwen. Tot op heden zijn uit deze periode slechts enkele vindplaatsen in Escharen, Cuijk, Beugen en Boxmeer bekend (fig. 2.9). Het gaat hierbij dan in de meeste gevallen om graven of grafvelden, waarbij de doden werden begraven in kisten en niet meer werden gecremeerd.

Na de Merovingische periode zullen nog zeker mensen in het gebied hebben gewoond, maar hun nederzettingen zijn tot nog toe niet gevonden.

 

 

Fig. 2.9. IJzeren Merovingische ingelegde gesp uit een graf in Escharen en nu te vinden in het Stadsmuseum Grave.

Foto: J. van Kampen.

 

De Volle en Late Middeleeuwen, het begin van Land van Cuijk

Het gebied dat we nu Land van Cuijk noemen kent als zodanig een lange geschiedenis. Al aan het einde van de 11de eeuw komt de naam Hendrick van Kuyc voor het eerst voor in de historische geschriften. Alles wijst erop dat deze heer van Cuijk en zijn directe nakomelingen tot de hoogste kringen van de toenmalige maatschappij behoorden. Ze bezitten dan een burcht in Cuijk, die, getuige de verhalen, slechts een gelijke burcht kent te Geldermalsen, alwaar de Heren van Cuijk hun oorsprong kennen. Echter, in 1133 wordt de burcht verwoest als wraak van de Graaf van Holland op de moord van Floris de Zwarte, de broer van de Graaf, door de Heren van Cuijk in het jaar daarvoor.

De gevolgen van de moord zijn vrij groot voor de status van het geslacht van Cuijk, maar door wat geluk en toeval, lukt het de heren om een groot deel van hun macht en status te herpakken en ze vestigen zich in Grave, van waaruit ze het Land van Cuijk voor de komende twee eeuwen besturen.

 

 

Fig. 2.10. Archeologisch onderzoek van een grote pot uit de 13de eeuw in Grave. Foto: J. van Kampen

 

De uitzonderlijk hoge status van de Heren van Cuijk, maakt het een zeer intrigerend en beroemd (zeker in hun eigen tijd) geslacht en het spreekt dan ook voor zich dat de bewoners in het Land van Cuijk in meer of mindere mate met deze adel te maken moeten hebben gehad. Tot op heden zijn in onze gemeente, met uitzondering van de stad Grave (fig. , echter nauwelijks onderzoeken uitgevoerd waarbij resten uit de Middeleeuwen zijn aangetroffen. Deels is dit het gevolg van het feit dat veel van onze kernen ook in de Middeleeuwen al bewoond waren en dat nog steeds zijn. Omdat in deze kernen ontwikkelingen niet vaak voorkomen of juist kleinschalig zijn, blijven de archeologische resten onzichtbaar of verdwijnen ongezien tijdens relatief kleine ingrepen. Vanwege het grote belang van deze periode voor onze gemeente is dit dus een groot aandachtspunt voor toekomstig onderzoek. Met het opstellen van ons archeologiebeleid zijn hierin al de eerste mooie ontdekkingen gedaan en is onze gemeente in een keer twee mogelijke kastelen rijker.2 Het eerste bevindt zich direct ten zuiden van kasteel Tongelaar. Hier lijkt de vroeg- en volmiddeleeuwse motteburcht (verstevigde woontoren op een kunstmatige omgrachtte heuvel) in de ondergrond aanwezig te zijn (fig. 2.11). De Tongelaar was een van de kastelen van de Heren van Cuijk. Of deze voorganger ook aan hen moet worden toegeschreven of aan andere lokale machthebbers, zal onderzoek moeten uitwijzen.

 

 

Fig. 2.11. Veronderstelde locatie van de voorganger van het huidige kasteel Tongelaar op een luchtfoto. Het betreft hier een ronde verhoging, met hieromheen een laagte, vermoedelijk de gracht.

Bron: www.AHN.nl

 

Het tweede kasteel dat is ontdekt ligt in Boxmeer, even ten noorden van het huidige kasteel (fig. 2.12). Oorspronkelijk behoorde Boxmeer en de omliggende gebieden ook tot het grondgebied van de Heren van Cuijk, maar zijn hebben dit op een gegeven moment verkocht, waarna Boxmeer een eigen heerlijkheid werd. Het gebied is dan ook onlosmakelijk verbonden met de Heren van Cuijk, eerst als bezit en daarna als buren. Hoe het nieuw ontdekte kasteel zich verhoudt tot het bekende kasteel zal in de toekomst moeten blijken.

 

 

Fig. 2.12. Hoogtebeeld van het veronderstelde ontdekte kasteel in Boxmeer. In het patroon zijn duidelijk de locatie van de grachten, de voorburcht en de locatie van de hoofdburcht te herkennen.

Bron: www.AHN.nl

 

We lijken al veel te weten, maar er is veel meer dat we niet weten dan wel. En vaak blijkt ook dat wat we dachten na onderzoek toch anders te zijn (fig. 2.13). Met elk nieuw onderzoek komen er stukjes informatie boven water die helpen de puzzel van ons verleden verder te completeren. Deze stukjes vormen niet alleen de basis voor het wetenschappelijke onderzoek, maar ook voor de verhalen die we mee willen geven aan onze bewoners en de toeristen die onze gemeente komen bezoeken en zijn dan ook van grote waarde.

 

 

Fig. 2.13. Archeologisch onderzoek bij een tot dan toe onbekende en dus onverwachte stadsmuur van Grave.

Foto: E. van Alem.

2.6 Kwetsbaar en onvervangbaar

Archeologie is kwetsbaar. Het is onderworpen aan een natuurlijk proces van degradatie, waardoor er na verloop van tijd steeds minder van over is. Naast dit natuurlijke proces is er natuurlijk ook de invloed van de mens, zowel direct als indirect. En die invloed is in de loop van de tijd steeds groter geworden. We graven en verleggen waterwegen, we bouwen huizen met diepgaande funderingen, we verlagen kopjes in het landschap en vullen laagtes in, we ploegen de bovengrond om, en als we grote voorraden bruikbaar zand en kiezel tegenkomen dan baggeren we dat uit (fig. 2.14).

 

Zo is al heel veel archeologie ongezien verloren gegaan. Maar ook indirect is de mens van invloed op de archeologie in de ondergrond. Door het verlagen van de grondwaterspiegel bijvoorbeeld, waardoor er zuurstof in de bodem komt en zaken als hout, textiel en leer wegrotten.

 

Deze effecten kunnen door de klimaatverandering nog versterkt worden: afwisselend grote droogte en overvloedige neerslag kunnen tot overstromingen en erosie leiden, waardoor ook archeologie verloren zal gaan.

 

 

Fig. 2.14. Foto van een archeologische vindplaats waarbij de schade aan het archeologisch niveau door ploegwerkzaamheden zichtbaar is in de vorm van de lange smalle banen.

Foto: J. van Kampen.

 

Wezenlijk is ook dat archeologie onvervangbaar is. We kunnen een eenmaal vernietigd Merovingisch grafveld niet terugbrengen. Eenmaal weg is voor altijd weg.

 

Dit alles samen maakt dat we al heel veel informatie over ons verleden kwijt zijn. Het maakt dat die resten die we nog hebben steeds belangrijker worden, omdat het soms letterlijk het laatste stukje informatie bevat dat er is. Daarom moeten we voor ons archeologisch erfgoed zorgen.

3 Ons beleid

3.1 Wettelijke taken

Archeologie is een wezenlijk onderdeel van cultureel erfgoed, en de zorg voor het archeologisch erfgoed berust sinds 2007 grotendeels bij de gemeente.3

 

In 1988 kreeg Nederland de Monumentenwet, die de zorg voor monumenten en archeologie veelal op rijksniveau regelde. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) uit 2007 paste de Monumentenwet 1988 aan en legde de verantwoordelijkheid voor archeologie grotendeels bij de gemeenten. Vanaf dat moment moesten gemeenten een afwegingskader hebben om het archeologisch belang een plek te geven in de ruimtelijke ordening.

 

Dat afwegingskader is niets anders dan het bestemmingsplan. Om een afweging te kunnen maken moet de gemeente weten of er sprake is van archeologie, of die belangrijk is en wat de bedreigingen zijn. Dan kun je kijken of behoud in situ, het uitgangspunt van het Nederlandse archeologiebeleid, mogelijk is, bijv. door planaanpassing. In het uiterste geval kan een plan geen doorgang vinden. Een andere optie is dat het plan wel kan doorgaan, maar dat de archeologie opgegraven moet worden. Hierdoor wordt de informatie veiliggesteld.

 

In 2016 heeft de Erfgoedwet de Monumentenwet 1988 grotendeels vervangen. Deze wet sorteerde ook al voor op de nieuwe Omgevingswet. De zorg voor het archeologisch erfgoed blijft dus grotendeels bij de gemeenten. De concrete regels krijgen een plek in het definitieve Omgevingsplan, de Erfgoedverordening regelt de kaders, bijv. de processen rond het aanwijzen van monumenten.

 

Het beleid van de gemeente Land van Cuijk moet in lijn zijn met het landelijk beleid, dat gericht is op het duurzame behoud van de archeologische resten. De voorkeur heeft behoud in situ, dus door de resten duurzaam in de bodem te laten zitten.

3.2 Waarom dit beleid

Om onze wettelijke taken op het gebied van de archeologische monumentenzorg goed te kunnen vervullen is het hebben van een archeologiebeleid dus noodzakelijk. De oude gemeentes waaruit Land van Cuijk is voortgekomen hadden ieder een eigen archeologiebeleid. Deze beleidsstukken verschilden niet alleen inhoudelijk van elkaar, maar waren ook sterk verouderd. Zo heeft het onderzoek uit de laatste tien jaar binnen en buiten ons grondgebied uitgewezen dat gebieden waarvan werd aangenomen dat deze niet interessant waren voor de mens om te gebruiken, in bepaalde periodes juist heel gewild waren om zich te vestigen. Daarnaast hanteerden de voormalige gemeentes verschillende ondergrenzen voor archeologisch onderzoek. Hierbij werden soms zulke ruime grenzen werden aangehouden dat in delen van de gemeente zeer weinig archeologisch onderzoek is uitgevoerd, met als resultaat dat hier voor veel gebieden een grote lacune bestaat op het gebied van onze kennis over het verleden. Ook was in een aantal van onze voormalige gemeentes het bouwvlak vrijgesteld van archeologisch onderzoek, hetgeen zo blijkt uit de jurisprudentie, ontoelaatbaar is.4 Onbedoeld is door de omgang met vrijstellingsgrenzen voorbij gegaan aan de wettelijke zorgplicht van de gemeente ten aanzien van archeologische monumenten. Het is dan ook niet alleen een wens, maar ook een noodzaak om te komen tot een uniform, up-to-date en dynamisch archeologiebeleid, waarin de reeds vergaarde kennis, opgedane inzichten en de nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van archeologische monumentenzorg verwerkt is.

3.3 Onze archeologische kaarten

Het grootste gedeelte van onze gemeente is in een ver verleden gevormd door rivieren. Door het afzetten van sediment en het verplaatsen en insnijden van rivieren is het voor Land van Cuijk zo kenmerkende glooiende landschap ontstaan. De keuze van mensen om zich ergens te vestigen werd voor het grootste deel bepaald door landschappelijke factoren als hoger gelegen oeverwallen, rivierduinen of dekzandkoppen en -ruggen. De opbouw van het (pre-)historische landschap is in grote lijnen bekend en in combinatie met andere landschappelijke, historische en archeologische gegevens is een Archeologische Waarden- en Verwachtingskaart voor de hele gemeente opgesteld (fig. 3.1, kaartbijlage 1). Deze kaart wordt regelmatig geüpdatet met de resultaten van nieuwe onderzoeken en vondstmeldingen. De informatiewaarde van deze kaart is dan ook heel groot en de informatiedichtheid hoog.

 

 

Fig. 3.1. Archeologische Waarden en Verwachtingen kaart Land van Cuijk. Boshoven 2023, Kaartbijlage 2.

 

Om de AWVK toepasbaar te maken op beleidsmatig niveau, is deze kaart vertaald naar de Archeologische Beleidsadvieskaart (fig. 3.2, kaartbijlage 2). In voormalige gemeenten bestonden voor gebieden met dezelfde archeologische verwachtingswaarde, verschillende vrijstellingsgrenzen. Op de nieuwe kaart zijn deze gebieden, waarvoor dezelfde beleidsuitgangspunten gelden, maar voorheen dus andere regels kenden, samengevoegd, waardoor een uniform beleid kan worden uitgevoerd. Voor sommige gebieden betekent dit dat de vrijstellingsgrenzen strakker zijn dan in de voormalige beleidsstukken en in andere gevallen betekent het juist dat deze ruimer zijn geworden.

 

 

Fig. 3.2. Archeologische Beleids- en Advieskaart van Land van Cuijk. Boshoven 2023, kaartbijlage 3.

 

De oppervlakte van de gemeente en de landschappelijke diversiteit die hiermee verbonden is, heeft geresulteerd in acht hoofdcategorieën ten aanzien van de archeologische verwachtingswaarde (tabel 3.1). Het gegeven dat dit aantal aanzienlijk hoger ligt dan de drie meer gebruikelijke hoge,

middelhoge en lage verwachtingswaarden, komt voort uit het zeer gevarieerde landschappelijke karakter van onze gemeente in combinatie met de grote diversiteit aan bekende te verwachten archeologische vindplaatsen die binnen dit landschap aanwezig zijn.

 

Categorie

Verwachting/Waarde

1

archeologisch rijksmonument

2

(potentieel) gemeentelijk archeologisch monument en historische begraafplaatsen/kerkhoven

3

terrein met archeologische waarde 1

4

terrein met archeologische waarde 2

5

hoge verwachting

6

middelhoge verwachting

7a

lage verwachting; natte context archeologie

7b

lage verwachting (Maasterrassen)

7c

lage verwachting (Peelhorst)

8

geen verwachting

Tabel 3.1. Overzicht van de verschillende waarden en verwachtingen op de archeologische beleidskaart.

 

Aan de categorieën zijn op basis van de verwachtingen uit AWVK ondergrenzen gekoppeld die in het traject van de Omgevingsvergunning leidend zijn voor het al dan niet laten uitvoeren van archeologisch onderzoek. De beleidskeuze die aan deze ondergrenzen ten grondslag ligt, wordt hieronder verder toegelicht.

 

Waarden en verwachtingen

We onderscheiden in de kaart verschillende soorten gebieden, gebaseerd op onze kennis van bekende of te verwachten archeologie. Hierbij maken we een onderverdeling tussen archeologische waardegebieden en archeologische verwachtingsgebieden. De verdeling volgt een hiërarchisch systeem, waarbij waarde-archeologie 1, de hoogste waarde is en derhalve het zwaarste regime kent. De categorieën 1 tot en met 4 zijn zogenaamde waardegebieden. Dit zijn zones en plaatsen waarvan we weten dat hier behoudenswaardige resten in de ondergrond aanwezig zijn. Hiervoor is het uitganspunt bodemingrepen zo veel mogelijk te beperken of te vermijden. Daar waar dit niet mogelijk is en de aan deze waardegebieden gekoppelde grenzen overschreden zullen worden tijdens ontwikkelingen, is in het kader van de Omgevingsvergunning archeologisch onderzoek nodig.

 

Toelichting waardegebieden

 

Waarde-archeologie 1: Dit zijn de archeologische rijksmonumenten binnen de gemeenten. Momenteel telt de Land van Cuijk elf dergelijke gebieden. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat in de toekomst nieuwe archeologische rijksmonumenten worden aangewezen.

Beleid: Bodemingrepen zonder omgevingsvergunning zijn verboden. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen beslist over een dergelijke vergunningaanvraag.

 

Waarde-archeologie 2: Deze waarde is gereserveerd voor historische begraafplaatsen/kerkhoven en voor gemeentelijke archeologische monumenten. Deze laatste zijn nog niet aangewezen binnen Land van Cuijk, maar het is niet uit te sluiten dat dit in de toekomst zal gebeuren. Tevens is er voor gekozen om ook de historische begraafplaatsen/kerkhoven (ouder dan ca. 1850) onder deze categorie te laten vallen aangezien bij elke vorm van bodemverstoringen kan leiden tot verstoring van aanwezige graven en is een zorgvuldige omgang met deze graven noodzakelijk.

Beleid: Bodemingrepen zonder omgevingsvergunning zijn niet toegestaan. Deze kan, afhankelijk van de aard van de ingreep, al dan niet met archeologisch onderzoek worden verleend. De besluitvorming hierover is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag.

 

Binnen de gemeente bevinden zich diverse gebieden, waarvan reeds bekend is dat hier behoudenswaardige vindplaatsen in de ondergrond aanwezig zijn, maar geen formele monumentenstatus genieten. Deze verschillen in aard en omvang en zijn dan ook in meer of mindere mate kwetsbaar bij bodemingrepen. Om deze vindplaatsen adequaat te beschermen en tegelijkertijd geen onevenredige last voor initiatiefnemers te genereren, zijn deze vindplaatsen onderverdeeld in twee waardegebieden:

 

Waarde-archeologie 3: Dit zijn de terreinen met archeologische waarde 1. Onder deze categorie vallen terreinen die op de Archeologische Monumentenkaart van het Rijk (geen Rijksmonumenten) staan en bekende vindplaatsen met geringe omvang en/of grotere dichtheid aan sporen en vondsten.

Beleid: Streven naar behoud in huidige staat. Archeologisch (voor)onderzoek is verplicht als het oppervlak van het te verstoren gebied meer dan 50 m² bedraagt en de diepte meer dan 30 cm -mv.

 

Waarde-archeologie 4: Op deze terreinen met archeologische waarde 2: Onder deze categorie vallen de diverse historische dorpskernen, militaire linies, historische bebouwing en vindplaatsen met grotere omvang en/of lagere dichtheid aan sporen en vondsten.

Beleid: Streven naar behoud in huidige staat. Archeologisch (voor)onderzoek is verplicht als het oppervlak van het te verstoren gebied meer dan 100 m² bedraagt en de diepte meer dan 30 cm -mv.

 

De overige categorieën op de kaart bestaan uit de zogenaamde verwachtingsgebieden. Hier is de aanwezigheid van een archeologische vindplaats nog niet aangetoond door middel van een archeologisch onderzoek, maar is op grond van landschappelijke kenmerken en andere gegevens een algemene verwachting is geformuleerd voor het voorkomen van archeologische resten in de ondergrond.

 

Toelichting verwachtingsgebieden

 

Waarde-archeologie 5: In deze gebieden wordt een hoge dichtheid aan archeologische resten verwacht. Naast de gebieden die op basis van de landschappelijke ligging een hoge verwachting hebben gekregen, betreft het ook de locatie van drie historische justitieplaatsen en de historische dijken en enkele loopgraven uit de Tweede Wereldoorlog.

Beleid: Archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 250 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 0,3 m -mv.

 

Waarde-archeologie 6: Voor deze gebieden geldt een middelhoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten. Het betreft een tussencategorie waarbij een gematigde verwachte dichtheid aan archeologische resten wordt verwacht. Veelal betreft het de overgangszones tussen de gebieden met een hoge of een lage verwachting of gaat het om terreinen in het buitengebied waar historische erven worden verwacht.

Beleid: Archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 1.000 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 0,3 m -mv.

 

Waarde-archeologie 7: Gezien het dynamische karakter van het landschap en de grote diversiteit aan landschappelijke elementen is het voor de gebieden waarvoor een lage archeologische verwachting geldt, noodzakelijk om hierin te differentiëren. Voor een aantal gebieden geldt dat hier een lage dichtheid van archeologische resten wordt verwacht, terwijl het voor andere gebieden vrij zeker is dat hier geen resten meer voor zullen komen.

Waarde-archeologie 7a: lage verwachting; het betreft voormalige (inmiddels al dan niet opgevulde) geulen met een specifieke verwachting voor watergerelateerde resten als boten, kano’s, steigers, visfuiken etc. Dergelijke complexen zijn ruimtelijk zeer verspreid en veelal klein van omvang, waardoor de kans dat deze bij kleinschalige ingrepen worden aangetroffen, klein is.

Beleid: Archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 5.000 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 0,8 m -mv.

Waarde-archeologie 7b: Deze verwachting geldt voor de zone met Maasterrassen en uiterwaarden in het oostelijke deel van de gemeente. De kans dat hier archeologische vindplaatsen aanwezig zijn is niet groot, maar ook niet afwezig.

Beleid: Archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 10.000 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 0,5 m -mv.

Waarde-archeologie 7c: Voor een groot gedeelte van de Peelhorst geldt een zeer lage archeologische verwachting. Dit gebied kenmerkte zich als een groot veengebied. Dit veen is vanaf het midden van de 19de eeuw grotendeels ontgonnen. Eventuele archeologische resten zijn tijdens deze ontginningen reeds verstoord.

Beleid: De kans op aanwezigheid van archeologische resten is dermate klein dat er geen onderzoek noodzakelijk is.

 

Waarde-archeologie 8: Gebieden zonder archeologische verwachting. Het betreft gebieden waarvan bekend is dat de ondergrond reeds is verstoord tot onder het archeologisch relevante niveau of gebieden waarvoor middels een selectiebesluit, volgend op archeologisch onderzoek, de archeologische dubbelbestemming is verwijderd.

Beleid: Geen onderzoeksplicht.

 

Toelichting van de ondergrenzen

In 2007 wijzigde de Wamz de Monumentenwet 1988 en werd archeologisch onderzoek verplicht bij ontwikkelingen groter dan 100 m2. Gemeenten moesten hier in hun bestemmingsplannen rekening mee houden, maar konden ook -gemotiveerd- andere grenzen hanteren. Dit kon zowel naar boven als naar beneden. Op basis van ervaringsregels werd de diepte, in navolging van wat het Rijk deed bij beschermde rijksmonumenten, meestal op 30 cm gesteld. We zien deze diepte terug in bijv. het afwijken van het opgravingsverbod uit de Erfgoedwet, zoals verwoord in het Besluit Erfgoedwet Archeologie, art. 2.2. Ook bestaat er jurisprudentie die nader regelde hoe gemeenten met de archeologie en een afwegingskader moesten omgaan gaan uit van een ‘normale’ vrijstellingsdiepte van 30 cm.5 Afwijkingen hiervan dienen inhoudelijk gemotiveerd te zijn.

 

De gemeente Land van Cuijk kiest er bij de nieuwe kaart voor om deze vrijstellingsdiepte van 30 cm, voor het grootste deel van ons grondgebied, te volgen. We doen dit op basis van een analyse van het de laatste tientallen jaren uitgevoerd onderzoek, waaruit blijkt dat er veel gebieden zijn, waarbij de intacte archeologische resten zich al op 30 cm onder het maaiveld bevinden.6 In gebieden waar we weten dat zich archeologische resten pas op een grotere diepte kunnen voorkomen, gaan we uit van een andere vrijstellingsgrens. Het gaat hierbij onder andere om oude geulen en rivierlopen waarin vooral resten van schepen en andere watergerelateerde zaken verwacht kunnen worden.

 

Normaal gebruik van landbouwgrond blijft vergunningsvrij. Alleen bepaalde handelingen zoals diepploegen, het graven van sloten, houtopslag, boom- en aspergeteelt, etc. vallen hier niet onder. Ook dit was al zo en verandert dus niet.

 

De vrijstellingsgrenzen die behoren bij de beleidskeuze van de gemeente Land van Cuijk ten aanzien van archeologie zijn weergegeven in tabel 3.2. Deze grenzen zijn gebaseerd op de inzichten die in de afgelopen jaren zijn verkregen in Land van Cuijk. Algemeen kan worden gesteld dat naar mate de verwachtingswaarde van een gebied groter is, de ondergrens voor vergunningsvrije toegestane ingrepen kleiner is. De grenzen zijn bepaald aan de hand van een aantal criteria waarbij steeds een afweging is gemaakt tussen de archeologische verwachting in relatie tot duurzaam behoud, de maatschappelijke haalbaarheid en de uitvoerbaarheid. Hiermee is ook de kans op toevalsvondsten zo veel mogelijk gereduceerd.

 

Beleidskeuze Land van Cuijk ten aanzien van de vrijstellingsgrenzen archeologie

Categorie

Verwachting/Waarde

vrijstellingsoppervlak (m2)

vrijstellingsdiepte (cm -mv)

1

archeologisch rijksmonument

0

30

2

(potentieel) gemeentelijk archeologisch monument en historische begraafplaatsen/kerkhoven

0

30

3

terrein met archeologische waarde 1

50

30

4

terrein met archeologische waarde 2

100

30

5

hoge verwachting

250

30

6

middelhoge verwachting

1000

30

7a

lage verwachting; natte context archeologie

5000

80

7b

lage verwachting (Maasterrassen)

10.000 (= 1 ha)

50

7c

lage verwachting (Peelhorst)

geen onderzoek

nvt

8

geen verwachting

geen onderzoeksplicht

nvt

Tabel 3.2. Indeling van de archeologische categorieën in Land van Cuijk met de hieraan gekoppelde archeologische waarden en verwachtingen en de bijbehorende vrijstellingsgrenzen.

 

Toevalsvondsten zijn vondsten die worden gedaan buiten regulier archeologisch onderzoek. Deze vondsten dienen te worden gemeld bij de Minister van OC&W. Deze kan dan besluiten dit nader te laten onderzoeken. De kosten hiervan zijn voor de Minister. De vertraging die kan ontstaan door het stil leggen van de werkzaamheden kan leiden tot een geschil tussen vergunningnemer en vergunningverlener (de gemeente). Wie immers een vergunning krijgt mag er van uit gaan dat er redelijkheidshalve geen verdere voorwaarden of kosten zullen optreden. Met goed onderbouwde ondergrenzen, en besluiten op het uitgevoerde vooronderzoek, willen we dit soort discussies voorkomen.

 

Updates en aanpassingen

Zowel de ABAK en de AWVK zullen regelmatig aangepast moeten worden, om de meest recente kennis en inzichten te verwerken. Voor de ABAK willen we na maximaal 3 jaar een evaluatie en eventuele aanpassingsronde instellen, de AWVK willen we regelmatiger bijwerken. Dit is omdat de AWVK de basis vormt voor het uit te voeren onderzoek door archeologische adviesbureaus. De meest actuele kennis moet voorkomen dat initiatiefnemers onnodig geld uitgeven of keuzes maken op basis van verouderde informatie. En omgekeerd, het delen van de meest recente informatie moet voorkomen dat archeologische resten ongewild vernietigd worden. We delen deze kaarten via onze gemeentelijke website.

 

Planregels

De aan de waarden- en verwachtingsgebieden gekoppelde regels zullen in alle bestemmingsplannen verwerkt worden en zo straks ook in het definitieve Omgevingsplan worden opgenomen. We hanteren nu uniforme regels binnen de hele gemeente, wat het overzicht sterk vergemakkelijkt. Deze regels zijn opgenomen in Bijlage 3 van deze nota. Daarmee voldoen we ook aan de regelgeving vanwege de Wet arhi.7

3.3 Verankering in onze fysieke leefomgeving

De gemeente moet beschikken over een afwegingskader waardoor het archeologisch belang een rol gaat spelen bij plannen in de fysieke leefomgeving. Om deze afweging te kunnen maken is het nodig dat archeologie betrokken wordt in de verschillende besluitvormende processen met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Archeologie speelt hierbij een rol op het gebied van de Omgevingsvisie, het Omgevingsplan en de Omgevingsvergunning.

 

Archeologie in de Omgevingsvisie

In de omgevingsvisie legt de gemeente haar ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vast. Cultureel Erfgoed, en dus ook archeologie, maakt hier ook een wezenlijk onderdeel van uit. Archeologie zal in deze fase van de bestuurlijke planvorming vooral van inspirerende waarde zijn. Hierbij is archeologie net als het overige onroerende erfgoed een belangrijke factor die benut kan worden in de verbinding van burgers met hun woonplaats en de gemeente in het algemeen.8

 

Archeologisch erfgoed wordt in de Omgevingswet als ruimtelijke basiskwaliteit beschouwd. Hiermee is het mede-ordenend bij de inrichting. Behoud van archeologische resten is daarbij het uitgangspunt. Daarnaast is het van belang om in dit stadium van planvorming inzicht te hebben in eventuele financiële consequenties van bepaalde ontwikkelingen die voort kunnen komen uit de Omgevingsvisie. Indien bij de beoogde ontwikkeling bekende en mogelijk te verwachten vindplaatsen worden bedreigd, is inzicht in de kosten en de tijdsduur van archeologisch onderzoek cruciaal. Dit inzicht zal in dit stadium primair worden verkregen aan de hand van de meest actuele versie van de ABAK.

 

Archeologie in het Omgevingsplan

Met de vaststelling van deze beleidsnota en de hieraan verbonden Archeologische Beleids- en Advieskaart komen de dubbelbestemmingen archeologie, zoals deze waren opgenomen in de bruidsschat bij de overgang naar de Omgevingswet te vervallen. De dubbelbestemmingen zoals deze op de ABAK van deze beleidsnota zijn weergegeven, komen hiervoor in de plaats. Uiterlijk na drie jaar wordt bezien of de ABAK aanpassingen behoeft. Indien dit het geval is, worden deze doorgevoerd en wordt de nieuwe versie vastgesteld en daarmee leidend in het Omgevingsplan.

 

In de Omgevingswet dient het belang van archeologie te worden meegenomen in de planvorming. De gemeentelijk archeoloog dient daarom vanaf het eerste moment bij de Omgevingstafel aan te sluiten om te bepalen hoe archeologie en het duurzame behoud hiervan geborgd moet worden in de planvorming. In dit stadium, kunnen vooruitlopend op de Omgevingsvergunning, meerdere (voor)onderzoeken worden gevraagd. Dit heeft tot doel vroegtijdig inzicht te krijgen in de archeologische situatie ter plaatse en wel binnen het hele plangebied. Hierbij dienen de gevolgen van een plan voor eventueel aanwezige archeologische resten in zijn geheel te worden bezien. Een mogelijke planaanpassing door het verplaatsen van structuren of gebouwen kan immers deel uitmaken van de maatregelen die moeten zorgen voor behoud in situ. Inzicht in de situatie van het hele plangebied moet daarbij helpen. Dit helpt ook met het voorkomen van vertragingen en onvoorziene kosten ten tijde van het traject van de Omgevingsvergunning.

 

Archeologie in de Omgevingsvergunning

Naar aanleiding van de afspraken die zijn gemaakt aan de omgevingstafel, dienen initiatiefnemers in het kader van de vergunningverlening de rapporten van de benodigde (voor)onderzoeken aan te leveren. In de regel zal het hier gaan om de onderzoeken tot en met de waarderende fase van het onderzoek. Op basis van deze onderzoeken kan de Omgevingsvergunning, eventueel onder voorwaarde van een opgraving, worden verleend. Ook andere, mitigerende, maatregelen zijn mogelijk.

 

Alle rapporten van onderzoeken die bij de vergunningaanvraag worden ingediend, moeten beoordeeld en akkoord worden bevonden door het bevoegd gezag, in de persoon van de gemeentelijk archeoloog van Land van Cuijk. Om onnodig oponthoud te voorkomen, worden de conceptrapporten bij voorkeur ruim voor de feitelijke vergunningaanvraag ter beoordeling voorgelegd aan het bevoegd gezag.

 

 

Fig. 3.3. Stroomschema van de archeologische monumentenzorgcyclus.

3.4 Het archeologisch proces: zinvol onderzoek

De kern van het archeologiebeleid is duurzaam behoud van relevante archeologische resten opdat latere generaties met nieuwe vragen en nieuwe technieken tot nieuwe en gedetailleerdere inzichten kunnen komen. Duurzaam behoud kan het best gerealiseerd worden door archeologische resten, onder onveranderende, stabiele condities in de grond te laten zitten. Dit is echter niet altijd mogelijk, waardoor het behoud gerealiseerd dient te worden middels een opgraving. Voordat het tot een opgraving komt, zal eerst moeten worden bepaald of er sprake is van een archeologische vindplaats en of deze behoudenswaardig is. Om dit mogelijk te maken is een systeem van checks and balances ingericht, en een getrapt onderzoeksmethode: de AMZ-cyclus (fig. 3.3).

 

De AMZ-cyclus is ontstaan via de SIKB, een netwerkorganisatie waar zowel bodem, water als archeologisch onderzoek geregeld wordt via praktijkgerichte kwaliteitsrichtlijnen. In de SIKB werken diverse overheden en het bedrijfsleven samen. Bij die laatste groep zitten bijv. archeologische onderzoeksbureaus, maar ook de vertegenwoordigers van de grote project- en gebiedsontwikkelaars in Nederland. Hierdoor is de AMZ-cyclus een compromis tussen alle belangen en ook algemeen aanvaard.

 

De AMZ-cyclus doorloopt drie fasen: de inventariserende fase, een besluit en daaruit volgende maatregelen. In de inventariserende fase kunnen diverse elkaar opvolgende onderzoeken uitgevoerd worden die alle moeten leiden tot het vaststellen of er sprake is van archeologische waarden in een gebied, en een waardestelling die moet aangeven of de aangetroffen archeologie behoudenswaardig is, of niet. Die waardestelling is essentieel en vormt de basis voor het selectieadvies (door een gecertificeerd archeologisch adviesbureau, namens de initiatiefnemer) aan de overheid.

 

Op basis van het uitgebrachte selectieadvies kan de gemeente dan een besluit nemen. Dit wordt het selectiebesluit genoemd. Hiermee geeft de gemeente aan hoe er met de aanwezige archeologie omgegaan dient te worden. Dit kan betekenen dat er geen verder onderzoek meer nodig is, of dat er na planaanpassingen verder gegaan kan worden met de ontwikkeling. Als behoud in situ niet kan, dan kan er ook gekozen worden alle archeologische resten op te graven (behoud ex situ). Dit alles maakt van elk project maatwerk. Op het moment dat verder onderzoek niet nodig is omdat een vindplaats volledig is opgegraven of omdat uit het onderzoek blijkt dat in de ondergrond geen behoudenswaardige vindplaats aanwezig is, zal middels het selectiebesluit de dubbelbestemming archeologie worden verwijderd van het plangebied.

 

Het selectiebesluit wordt door het college van burgemeester en wethouders genomen. Deze besluiten met betrekking tot de selectie van vindplaatsen voor hetzij behoud in situ hetzij een opgraving, zijn gebaseerd op inhoudelijke argumenten en overwegingen. De argumenten voor deze besluiten moeten blijken uit het uitgevoerde (voor)onderzoek. Zonder (voor-)onderzoek kan geen besluit worden genomen over de omgang met archeologie. De taak van de gemeente is door middel van een planologische afweging te streven naar behoud in situ, niet om aan te geven of de wetenschap voldoende kennis heeft opgedaan over bepaalde onderdelen van ons verleden, zo dat al zou kunnen. De overwegingen tot behoud in of ex situ volgen een systematiek waarbij wordt vastgesteld in hoeverre een archeologische vindplaats behoudenswaardig is. Hierbij zijn toetsbare criteria als kwaliteit, zeldzaamheid en informatiewaarde van de archeologische resten alsmede de gevolgen van een ontwikkeling voor deze resten leidend.

3.5 Verbinden door beleven: communicatie en archeologie

Omdat archeologische vindplaatsen zich voornamelijk onder de grond en dus uit het zicht bevinden, is de kennis over archeologie en daarmee de historie van een woonplaats bij een groot deel van de bevolking onbekend. Door deze kennis te vergroten, kunnen mensen zich verwonderen over het verleden en zich meer verbonden voelen met hun woonplaats en de streek waar ze wonen. Om die reden is het belangrijk dat de resultaten van de archeologische onderzoeken binnen de gemeente worden teruggekoppeld aan de burgers.

 

 

Fig. 3.4. Een zeer directe vorm van erfgoedcommunicatie: een rondleiding voor schoolklassen op een opgraving in Grave. Foto: J. van Kampen.

 

Met de implementatie van het verdrag van Faro wordt het delen van informatie over ons erfgoed ook een taak van de gemeente. Wij als gemeente lopen op deze wetgeving reeds vooruit door in de planvorming bij projecten publieksbereik mee te nemen in het proces. Ook wordt in het kader van de uitvoeringsagenda gewerkt aan een lokale en gemeentebrede aanpak van dit vraagstuk. Hierbij wordt bekeken hoe we onze burgers actief kunnen betrekken bij de vele facetten van archeologie.

 

Daarnaast wordt een actieve samenwerking gezocht met de diverse organisaties binnen onze gemeente die zich bezighouden met historie in het algemeen en archeologie in het bijzonder. Tijdens de bijeenkomsten van het Erfgoedplatform worden de bijzonderheden aangaande resultaten van onderzoeken op het gebied van archeologie van de afgelopen periode gedeeld en zal tevens worden besproken of en zo ja, waar en op welke wijze de samenwerking tussen deze groepen en archeologische onderzoeken voor de komende periode geconcretiseerd kan worden.

 

Ook werken we actief samen met de andere beleidsterreinen cultuur, toerisme en communicatie. Direct of indirect hebben deze afdelingen een relatie met archeologie en door samen op te trekken kan ons archeologisch erfgoed meer onder de aandacht worden gebracht.

4 Organisatie en financiën

4.1 Gemeentelijke organisatie

De verordening Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving van de VNG stelt duidelijke eisen ten aanzien van beleidsambtenaren op het gebied van cultuurhistorie. Binnen onze gemeente wordt op het gebied van archeologie aan deze verplichtingen voldaan door het in dienst hebben van een beleidsadviseur voor archeologie, ook wel de gemeentelijk archeoloog genoemd. Deze persoon voldoet aan de eisen ten aanzien van opleiding en ervaring zoals deze door de VNG zijn gesteld.

 

De gemeentelijk archeoloog is binnen Land van Cuijk belast met het adviseren op het gebied van archeologie in de ruimste zin van het woord. Hierbij gaat het onder andere om adviezen bij alle omgevingsplanwijzigingen en een groot deel van de omgevingsvergunningen, maar ook om het toetsen van rapportages die voortvloeien uit alle archeologische onderzoeken in de gemeente aan wet en regelgeving. Daarnaast is de gemeentelijk archeoloog het aanspreekpunt binnen de gemeente voor alle zaken die gerelateerd zijn aan archeologie voor zowel burgers, initiatiefnemers, beleidsmakers en bestuurders en onderhoudt hij de contacten met de diverse archeologische verenigingen en amateurarcheologen.

 

Intern is de gemeentelijk archeoloog betrokken bij de advisering en besluitvorming op alle gebieden waarbij grondroerende werkzaamheden worden uitgevoerd en heeft hij een adviserende rol bij de aanbesteding van gemeentelijk archeologische aanbestedingen.

4.2 Gemeentelijke archeologische kosten

De doelstellingen van onze gemeente op het gebied van archeologie zijn naast realistisch ook ambitieus. De realisatie hiervan vraagt dan ook een investering. Deze investering wordt echter deels terugverdiend door het tijdig betrekken van archeologie in de planvorming en het goed inschatten van projecten, waarmee wordt voorkomen dat in een vergevorderd stadium onvoorzien hoge kosten worden gemaakt om archeologische resten te borgen.

 

Daarnaast worden de kosten voor de beleidsadviseur archeologie deels gedekt door een jaarlijkse vaste bijdrage uit het gemeentefonds en wordt een ander deel van de werkzaamheden van de adviseur, zoals het beoordelen van rapporten, bekostigd middels de plankosten en de leges.

 

Naast de ambtelijke kosten en de kosten voor archeologisch onderzoek is ook budget nodig om te voorzien in de ambitie, het publieksbereik op het gebied van archeologie te vergroten. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe we de vergroting van het publieksbereik vorm willen gaan geven. Dit willen we in het komende jaar gaan onderzoeken. Dit onderzoek is opgebouwd uit verschillende deelonderzoeken die enerzijds moeten bijdragen aan een lastenverlichting voor initiatiefnemers en anderzijds moeten leiden tot concrete ideeën over de wijze waarop onze archeologisch erfgoed bij het grote publiek onder de aandacht moet worden gebracht. De kosten die voor de verschillende deelonderzoeken zijn geraamd zijn hieronder weergegeven.

 

Beleid

Onderzoek mogelijke lastenverlichting  PvE’s

€ 5.000

Uitwerking

Publieksvriendelijk overzicht archeologie

€ 10.000

Publiek

Inventarisatie publiekspresentatie

€ 10.000

 

 

€ 25.000

 

Voor de volgende jaren, 2025 en verder, zal het budget voor publieksbereik worden bepaald aan de hand van de kosten voor archeologisch onderzoek per project. Hoe dit concreet vorm wordt gegeven, wordt nog onderzocht. Uitgangspunt is dat het budget voor publieksbereik tussen 1 en 5 % is van de kosten voor het archeologisch onderzoek. Dit bedrag wordt niet per project, maar gemeentebreed ingezet ter vergroting van de publieke kennis op het gebied van archeologisch erfgoed. Hierbij gaat het dan onder meer om het uitwerken van oud, nog niet gepubliceerd archeologisch onderzoek, het vervaardigen van publieksvriendelijke publicaties en het opnemen en uitlichten van archeologische ontdekkingen in de publieke ruimte. Na drie jaar (2027) wordt deze werkwijze geëvalueerd.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Land van Cuijk in zijn openbare vergadering van 4 april 2024.

De griffier,

Richard van der Weegen

De voorzitter,

Marieke Moorman

Literatuur

 

Boshoven, E.H., 2023: Archeologie in de gemeente Land van Cuijk. Een archeologische waarden- en verwachtingenkaart, Weesp.

 

Hos, T.H.L., 2023: Weekrapport week 5 2023 Hoge Veld te Haps, gemeente Land van Cuijk, Intern document.

 

Loon, R. van, 2013: Binnenlands toerisme en cultureel erfgoed, in : S. van Dommelen en C. Pen. (red.), Cultureel erfgoed op waarde geschat: Economische waardering, verevening en erfgoedbeleid, Den Haag. (63 -73).

 

West 8, 2018: Visie op de vestingstad Grave. Een geïntegreerde visie op het vestingstelsel, Rotterdam.

Bijlage 2 Uitvoeringsagenda Beleidsnota Archeologie 2024

 

Wat

Wie

Wanneer

Budget exploitatie

 

Beleid

  • Beschikbaar maken digitale versie Archeologische Beleidsadvieskaart.

  • Updaten en herzien Archeologische Beleidsadvieskaart.

  • Opstellen van gemeentelijke archeologische onderzoeksagenda. Ter besluitvorming voorleggen aan de Raad.

  • Onderzoek mogelijkheid voor regionale archeologische onderzoeksagenda

  • Onderzoek mogelijke lastenverlichting initiatiefnemers (standaard PvE’s)

 

Intern in afstemming met afd. GIS

Intern

 

Intern

 

 

 

Intern

 

 

Intern/extern uitbesteden

 

2024

 

2027

 

2024-2027

 

 

 

2024-2027

 

 

2024-2025

 

Kostenneutraal

 

Kostenneutraal

 

Kostenneutraal

 

 

 

Kostenneutraal

 

 

€ 5000,-

Uitwerking oud onderzoek

  • Inventariseren, categoriseren en prioriteren oud onderzoek.

  • Onderzoek naar mogelijke financiering uitwerking oud onderzoek

  • Uitwerken oud onderzoek

  • Publieksvriendelijk overzicht archeologie Land van Cuijk

 

Intern

 

Intern

 

Intern in samenwerking met universiteiten en hogeschool

Intern

 

2024

 

2024

 

2025-2027 e.v.

2027

 

Kostenneutraal

 

Kostenneutraal

 

Deels interne kosten, deels gesubsidieerd en deels door gemeente bekostigd

€ 10.000,-

Publiek en Archeologie

  • Onderzoek mogelijkheden publieksopgravingen

  • Inventarisatie mogelijkheden publiekspresentatie archeologie

  • Aanvraag incidenteel budget publieksbereik archeologie kadernota

 

Intern

 

Intern met communicatie en toerisme/extern

Intern

 

2024

 

2024-2025

 

2025-2027

 

Kostenneutraal

 

€ 10.000,-

 

€ 25.000,-/jaar

Bijlage 3 Planregels

 

Toelichting op de regels

In artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt bepaald dat in een omgevingsplan rekening moet worden gehouden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed, met inbegrip van bekende of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten. Met het oog hierop worden er in ieder geval regels gesteld ter bescherming van daarvoor in aanmerking komend cultureel erfgoed. Voor archeologische monumenten dient hierbij rekening te worden gehouden met9 de volgende beginselen:

  • a.

    het voorkomen van ontsiering, beschadiging of sloop van op grond van het omgevingsplan beschermde monumenten en archeologische monumenten;

  • b.

    het voorkomen van aantasting van:

    • 1.

      de omgeving van rijksmonumenten, voorbeschermde rijksmonumenten en monumenten die op grond van het omgevingsplan zijn beschermd, voor zover die monumenten door die aantasting worden ontsierd of beschadigd; en

    • 2.

      het karakter van in het omgevingsplan beschermde stads- of dorpsgezichten of beschermde cultuurlandschappen door de sloop van bestaande gebouwen, de bouw van nieuwe gebouwen of andere belangrijke veranderingen; en het conserveren en in stand houden van archeologische monumenten, bij voorkeur in situ.

Om aan deze beginselen te kunnen voldoen zijn op de Archeologische Beleids- en Advieskaart ondergrenzen ten aanzien van de diepte en oppervlakte aangeduid, welke gekoppeld zijn aan archeologische verwachtingswaarden:

 

Ondergrenzen voor onderzoeksplicht

Op de Archeologische Waarden en Verwachtingen Kaart is aan het volledige grondgebied van Land van Cuijk een archeologische verwachtingswaarde toegekend, welke op de Archeologische Beleidsadvieskaart is vertaald naar een categorie met hieraan verbonden ondergrenzen voor archeologisch onderzoek. Deze categorieën en ondergrenzen zijn weergegeven in onderstaande tabel.

 

Vrijstellingsgrenzen archeologie Land van Cuijk

Categorie

Verwachting/Waarde

vrijstellingsoppervlak (m2)

vrijstellingsdiepte (cm -mv)

1

archeologisch rijksmonument

0

30

2

(potentieel) gemeentelijk archeologisch monument en historische begraafplaatsen/kerkhoven

0

30

3

terrein met archeologische waarde 1

50

30

4

terrein met archeologische waarde 2

100

30

5

hoge verwachting

250

30

6

middelhoge verwachting

1000

30

7a

lage verwachting; natte context archeologie

5000

80

7b

lage verwachting (Maasterrassen)

10.000 (= 1 ha)

50

7c

lage verwachting (Peelhorst)

geen onderzoek

nvt

8

geen verwachting

geen onderzoeksplicht

nvt

Tabel 1.1. Overzicht van de verschillende categorieën op de Archeologische Beleids- en Advieskaart met de hieraan gekoppelde ondergrenzen ten aanzien van vergunningplichtige grondroerende werkzaamheden.

 

Deze grenzen zijn vertaald in regels ten aanzien van de grondroerende werkzaamheden die binnen een plangebied kunnen voorkomen. Voorheen werden deze overgenomen in het bestemmingsplan. Omdat het niet duidelijk is hoe deze regels uiteindelijk vertaald worden in het omgevingsplan, worden hieronder de algemene regels beschreven. Deze zijn van toepassing op iedere categorie zoals weergegeven in tabel 1.1.

 

Algemene regels:

  • De gemeente streeft naar duurzaam behoud van archeologische resten in situ. Indien duurzaam behoud in situ niet mogelijk is, worden behoudenswaardige archeologische resten middels een opgraving ex situ behouden.

  • Indien in één plangebied van de beoogde ontwikkeling meerdere categorieën voorkomen, dan geldt de hoogste waarde (en dus de kleinste ondergrens) tenzij deze waarde minder dan 10% van het plangebied in beslag neemt.

  • Indien geen onderzoek moet worden uitgevoerd omdat beneden de onderzoeksgrenzen (diepte- en/of oppervlakte-ondergrens) gebleven wordt, blijft de dubbelbestemming Waarde-Archeologie (WR-A) van het bestemmingsplan onverminderd van kracht.

  • Indien op basis van de oppervlakte van de bodemverstorende ingrepen archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is, vindt dit plaats in het gehele plangebied en niet alleen voor de locatie van de beoogde bodemingrepen.

  • Indien de bodem in minder dan 5% van het ingrepengebied verstoord wordt, kan het bevoegd gezag vrijstelling verlenen van de verplichting tot uitvoering van archeologisch onderzoek. De dubbelbestemming Waarde-Archeologie (WR-A) van het bestemmingsplan blijft onverminderd van kracht. Ingrepen als bomenteelt en palenbouw zijn hiervan uitgezonderd hier dient te allen tijde vooronderzoek plaats te vinden.

  • In gebieden waar ingrepen gepland worden met een geleidelijk effect dient eerst vastgesteld te worden wat het effect van de ingreep (op termijn) kan zijn op de eventueel aanwezige archeologische ondergrond. Dit onderzoek vindt echter altijd plaats na afweging in het kader van een vergunningaanvraag.

  • Voor -agrarische- activiteiten die vergunningplichtig zijn (zoals diepploegen, aspergeteelt, drainagesystemen aanleggen, enz.) geldt eveneens de verplichting tot het uitvoeren van een onderzoek om vast te stellen wat het effect op de langere termijn kan zijn.

  • Bij een vergunningaanvraag dient het totaal aan grondroerende/vergunningplichtige werkzaamheden te worden beschouwd bij het bepalen van de oppervlakte en diepte van de ingrepen. Wanneer bijvoorbeeld een huis wordt gebouwd met een oppervlakte van 100 m2 en hierbij een zone van 150 m2 verhard wordt, is sprake van 250m2 te verstoren oppervlakte.

  • Bij archeologievriendelijke ontwikkelingen dient het vooronderzoek tot aan proefsleuven te zijn uitgevoerd, ten einde te kunnen bepalen in hoeverre de archeologievriendelijk ontwikkelingen gevolgen hebben voor de aanwezige archeologische resten.

  • Bij het bepalen van de verstoringsdiepte dienen alle gevolgen te worden meegenomen. Naast ontgravingsdiepte worden ook de gevolgen van het gebruik van zwaar materieel in de ontgraven zone meegenomen. Hiervoor wordt een additionele verstoringsdiepte van 0.3 m bij de verstoringsdiepte opgeteld.

  • Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

  • Alvorens het bevoegd gezag kan beslissen over een omgevingsvergunning als wint zij schriftelijk advies in bij de gemeentelijke archeoloog van Land van Cuijk omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

  • De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan dat de initiatiefnemer een rapport heeft overlegd op basis van de in de beroepsgroep geldende norm en naar tevredenheid van het college van burgemeester en wethouders, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;

  • Een archeologisch onderzoek is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;

  • Het bevoegde gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel genoegzaam blijkt dat:

    • a)

      er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

    • b)

      de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;

    • c)

      schade door grondroerende activiteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften (archeologievriendelijke ontwikkelingen).

  • Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het omgevingsplan te wijzigen door:

    • a)

      de voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:

      • 1.

        uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;

      • 2.

        het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het omgevingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

    • b)

      aan gronden de dubbelstemming ‘Waarde-Archeologie’ toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat op de betreffende gronden archeologische waarden aanwezig zijn die bescherming behoeven.

Bouwregels

  • Uitsluitend mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in het omgevingsplan omschreven doeleinden, en voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

    • a)

      het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of

    • b)

      het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan de maximaal toegestane oppervlaktes bij de betreffende categorieën; of

    • c)

      het bouwplan zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder maaiveld en zonder het gebruik van palen kan worden gerealiseerd; of

    • d)

      het een bouwwerk betreft dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot 3 m.

Afwijken van de bouwregels

  • Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een afwijking van het bepaalde in artikel 2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

    • a)

      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

    • b)

      de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;

    • c)

      de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerd deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. Hierbij worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van behoudenswaardige archeologische resten die worden aangetroffen tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.

Regels voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.

  • Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op gronden waarvoor een archeologische verwachting/waarde geldt, zoals omschreven in tabel 1.1, de volgende werkzaamheden of andere werken uit te voeren:

    • a)

      grondwerkzaamheden, zoals het afgraven, ophogen, vergraven (inclusief grondverbetering) egaliseren, afplaggen diepploegen en diepwoelen van gronden;

    • b)

      het indrijven van voorwerpen in de grond zoals het plaatsen van hei-/boorpalen, damwanden, en het boren pompputten;

    • c)

      waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;

    • d)

      het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;

    • e)

      het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;

    • f)

      het aanbrengen van diepwortelende beplanting;

    • g)

      het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;

    • h)

      het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt, aspergeteelt en siergewassenteelt;

    • i)

      het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

    • j)

      het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,5 m bedragen;

    • k)

      het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;

    • l)

      het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie .

  • Uitzonderingen op de hiervoor genoemde werkzaamheden worden gemaakt indien:

    • a)

      het oppervlak van de grondroerende werkzaamheden niet groter is dan de maximaal toegestane oppervlaktes bij de betreffende categorieën (tabel 1.1);

    • b)

      de diepte van de grondroerende activiteiten niet groter is dan de maximaal toegestane dieptes bij de betreffende categorieën (tabel 1.1). Dit geldt niet voor afplaggen, verharden en het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd, zoals omschreven onder ‘h’. Hierbij is enkel de oppervlakte bepalend voor het onderzoeksplicht.

    • c)

      de grondroerende werkzaamheden ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;

    • d)

      de werkzaamheden het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud – en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

    • e)

      het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 0,30 m onder maaiveld wordt geroerd;

    • f)

      de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder ‘h’ het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld, waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.


1

Van Loon 2013, 63-73.

2

Deze kastelen zijn ontdekt bij het bestuderen van diverse hoogtekaarten. De feitelijke resten liggen dan ook nog ongezien in de grond.

3

Het Rijk gaat voornamelijk over beschermde archeologische rijksmonumenten, de provincies hebben een taak als eigenaar van de vondsten (provinciale archeologische depots) en als bevoegd gezag bij provinciale vergunningen, met name ontgrondingsvergunningen. Het interbestuurlijk toezicht (IBT) is ook hier van toepassing en lijkt een grotere rol te gaan spelen: beleidsreactie ‘Archeologie bij de tijd’, brief van de Minister van OC&W aan de Tweede Kamer van 8-11-2022.

4

Zie o.a. uitspraak van de Raad van State 200907043/1/R3.

5

Zie bijv. RvS 200509593/1.

6

Boshoven 2023. N.B. Er zijn ook gevallen bekend waar na afplaggen of het verlagen van het maaiveld er minder dan 30 cm buffer zit tussen bovengrond en archeologische resten. Een voorbeeld is de Heeswijkse Kampen, waar een deel van een Romeinse nederzetting al op 20 cm onder het huidige maaiveld aangetroffen werd.

7

De Wet algemene regels herindeling (arhi) bevat de wettelijke kaders voor de harmonisatie van ‘gemeentelijke voorschriften’ na een gemeentelijke herindeling. Hieronder vallen onder andere verordeningen, plannen en beleidsregels en dus ook het archeologiebeleid en de hieraan gekoppelde regels.

8

Zie ook het Erfgoedbeleid van de gemeente Land van Cuijk. Beleidsplan erfgoed gemeente Land van Cuijk 2023-2027 - Bewaren, Beleven en Verbinden, Erfgoedverordening Land van Cuijk 2023.

9

Bij instructieregels tot het ‘rekening houden met’ gaat het niet om elementen die omwille van een zorgvuldige voorbereiding bij de besluitvorming moeten worden meegenomen, zoals bij een instructieregel tot het ‘betrekken bij’, maar om inhoudelijke sturing op de door het bestuursorgaan uit te voeren belangenafweging. De instructieregel geeft dan aan dat er sprake is van een zwaarwegend belang. Het bestuursorgaan heeft beoordelingsvrijheid, maar een eventuele afwijking van de norm mag op grond van het evenredigheidsbeginsel nooit groter zijn dan noodzakelijk om het gestelde doel te bereiken. Het bestuursorgaan kan andere belangen alleen zwaarder laten wegen met een draagkrachtige motivering.