Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Fryslân

Subsidieregeling biotoopverbetering weidevogelgraslanden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFryslân
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingSubsidieregeling biotoopverbetering weidevogelgraslanden
CiteertitelSubsidieregeling biotoopverbetering weidevogelgraslanden
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-04-2024nieuwe regeling

02-04-2024

prb-2024-5145

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling biotoopverbetering weidevogelgraslanden

Besluit van Gedeputeerde Staten van provincie Fryslân van 2 april 2024, houdende regels omtrent subsidie voor activiteiten die gericht zijn op het optimaliseren van het weidevogelbiotoop.

 

Overwegende dat het wenselijk is om weidevogelbeheer te stimuleren middels investeringen in biotoopverbetering in Fryslân,

 

gelet op artikel 1.3 van de Algemene subsidieverordening Fryslân 2013,

 

besluiten vast te stellen de Subsidieregeling biotoopverbetering weidevogelgraslanden als volgt:

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • -

    agrarisch collectief: een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond;

  • -

    Asv: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

  • -

    biotoop: milieu waarin een bepaalde diersoort gewoonlijk leeft;

  • -

    college: het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân;

  • -

    inrichtingsmaatregelen: fysieke maatregelen waardoor rechtstreeks de condities of kenmerken van desbetreffende perceel wijzigen;

  • -

    investeringsplan: een plan waarin wordt beschreven waar, wanneer en welke inrichtingsmaatregelen worden getroffen;

  • -

    landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

  • -

    landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent;

  • -

    landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld en omschreven in artikel 2, onder f, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, niet zijnde natuurterreinen of gronden als bedoeld in bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

  • -

    leefgebied: in het natuurbeheerplan begrensde landbouwgronden die een geschikte omgeving vormen of kunnen vormen voor planten of dieren;

  • -

    natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.3 van de Subsidieregeling natuur en landschapsbeheerprovincie Fryslân 2019;

  • -

    Verordening: VERORDENING (EU) 2022/2472 VAN DE COMMISSIE van 14 december 2022, PBEU L327/1, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  • -

    weidevogelbiotoop: een (groot) aaneengesloten gebied bestaande uit weidevogelgraslanden;

  • -

    weidevogelgrasland: een perceel agrarische grond, of een gedeelte daarvan, dat geschikt is voor weidevogels. Voor de kenmerken van weidevogelgrasland wordt verwezen naar bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 1.2 Subsidieplafond en aanvraagperiode

  • 1.

    Het college stelt een openstellingsbesluit vast voor de subsidies als bedoeld in artikel 2.1. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij openstellen:

    • a.

      bepaalde gebieden;

    • b.

      bepaalde categorieën van aanvragers.

  • 2.

    Een openstellingsbesluit bevat tenminste een aanvraagperiode en een subsidieplafond.

Artikel 1.3 Rangschikking

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2.

    Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 2.1 Doel

Het college kan op aanvraag een subsidie verstrekken voor investeringen in/op landbouwgrond waardoor, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van percelen wijzigen met als doel het verbeteren van het weidevogelbiotoop.

Artikel 2.2 Doelgroep

Een subsidie voor investeringen als genoemd in artikel 2.1 kan worden aangevraagd door een in de provincie Fryslân gevestigd agrarisch collectief.

Artikel 2.3 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met behulp van een door het college ter beschikking gesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van: een investeringsplan bestaande uit:

    • a.

      een beschrijving van de uitgangssituatie;

    • b.

      een vermelding van hoe het biotoop wordt verbeterd;

    • c.

      een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

    • d.

      de motivering voor het treffen van de maatregelen;

    • e.

      de met de maatregelen beoogde eindsituatie van het terrein;

    • f.

      de oppervlakte/locatie waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd;

    • g.

      een tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd.

  • 2.

    Het ingediende investeringsplan gaat vergezeld met de volgende bijlagen:

    • a.

      een gespecificeerde offerte(s);

    • b.

      één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van het terrein waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is aangegeven.

Artikel 2.4 Subsidiecriteria

Een subsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de locatie waar de inrichtingsmaatregelen worden uitgevoerd liggen binnen of zijn van invloed op de begrenzing van de in het Natuurbeheerplan opgenomen leefgebied Open grasland;

  • b.

    de subsidie voor de inrichtingsmaatregelen zijn gericht op de in bijlage 1 bij deze regeling genoemde kenmerken van weidevogelgrasland;

  • c.

    bij de aanvraag voor een investeringssubsidie als genoemd in artikel 2.1 is een verklaring van geen bezwaar van de eventuele erfpachter aanwezig. Indien sprake is activiteiten als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onder b en c is daarnaast een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar van de grond aanwezig.

Artikel 2.5 Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

  • 1.

    De volgende kosten komen in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      kosten voor het opstellen van het investeringsplan en het begeleiden van de uitvoering;

    • b.

      kosten voor maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding;

    • c.

      het aanleggen van flauwe of natuurvriendelijke oevers;

    • d.

      kosten voor het vergroten van de openheid van het landschap;

    • e.

      kosten voor aanschaf en reparatie van waterpompen;

    • f.

      grondverzet voor zover noodzakelijk in verband met de kosten als genoemd in het eerste lid onder b, c en d van artikel 2.5;

    • g.

      overige maatregelen voor zover noodzakelijk in verband met de kosten als genoemd in het eerste lid onder b, c en d van artikel 2.5;

    • h.

      Niet-verrekenbare BTW.

  • 2.

    De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

    • b.

      kosten voor het afvoeren en storten van vrijkomende grond, puin of bagger;

    • c.

      kosten voor de bouw van opstallen;

    • d.

      kosten voor de aanschaf van machines, apparatuur en gereedschap;

    • e.

      kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

    • f.

      kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

    • g.

      kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud;

    • h.

      kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in het eerste lid;

    • i.

      kosten verband houdend met de uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak.

Artikel 2.6 Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 4:25 en 4:35 Awb en artikel 2.7 Asv, wordt subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    er verplichtingen rusten op grond van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer provincie Fryslân 2019, tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande beheer door die maatregelen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onmogelijk wordt;

  • b.

    de maatregelen in het investeringsplan niet voldoende bijdragen aan de verbetering van het biotoop;

  • c.

    de maatregelen niet passend zijn binnen het cultuurlandschap en/of bestaande waardevolle landschappelijke structuren aantasten;

  • d.

    er al gestart is met de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen voordat de aanvraag is ingediend.

Artikel 2.7 Hoogte subsidie

  • 1.

    Alleen de werkelijk gemaakte kosten zijn subsidiabel.

  • 2.

    De subsidie is maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 3.

    De subsidie voor kosten als genoemd in artikel 2.5 eerste lid, onder a is maximaal 10% van de totaal aangevraagde subsidiabele kosten.

Artikel 2.8 Bevoorschotting

Het college verleent een voorschot van maximaal 80% bij subsidiebedragen vanaf € 25.000.

Artikel 2.9 Subsidieverplichtingen

De subsidieontvanger is in ieder geval verplicht om:

  • a.

    de investering conform het goedgekeurde investeringsplan te realiseren;

  • b.

    de inrichtingsmaatregelen gedurende een periode van zes jaren na verlening in stand te houden.

Artikel 2.10 Subsidievaststelling

  • 1.

    De begunstigde dient voor subsidies vanaf € 25.000,- een aanvraag tot subsidievaststelling in binnen zes maanden na afronding van de inrichtingsmaatregelen.

  • 2.

    De aanvraag gaat vergezeld van een verklaring dat de inrichtingsmaatregelen zijn uitgevoerd conform het goedgekeurde investeringsplan.

  • 3.

    Het college kan nadere eisen stellen aan een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.1 Europese regelgeving

  • 1.

    Subsidie aan ondernemingen wordt conform artikel 14 van de Verordening met betrekking tot niet-productieve investeringen verstrekt, ten behoeve van steun voor kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kmo's) die actief zijn in de primaire landbouwproductie, de verwerking van landbouwproducten en afzet van landbouwproducten.

  • 2.

    Er wordt geen steun verstrekt aan ondernemingen waar een uitstaand bevel tot terugvordering bestaat volgend op een eerdere beschikking van de Europese Commissie, waarin die steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 3.

    Conform artikel 1, vijfde lid, van de Verordening wordt geen steun toegekend aan ondernemingen in moeilijkheden.

  • 4.

    Bij deze subsidieverstrekking worden de cumulatiebepalingen uit artikel 8 van de Verordening in acht genomen.

Artikel 3.2 Inwerkingtreding en uitwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    Deze subsidieregeling wordt ingetrokken op een door het college te bepalen datum, maar blijft van toepassing op subsidies die op basis van deze subsidieregeling zijn verstrekt.

Artikel 3.3 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling biotoopverbetering weidevogelgraslanden

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 2 april 2024.

Voorzitter drs. A.A.M. Brok

Secretaris drs. ing. J.J. Algra

Bijlage 1 Kenmerken weidevogelgrasland

Weidevogelgrasland heeft de volgende kenmerken:

 

  • -

    voldoende foerageer mogelijkheden, dekking en openheid (geen bomen en opgaande begroeiing);

  • -

    het gewas bestaat uit kruidenrijk gras in verschillende hoogtes en samenstelling;

  • -

    er is voldoende rust, zolang broedvogels of kuikens gebruikmaken van de (aangelegen) percelen;

  • -

    er zijn mogelijkheden voor plas dras situaties en/of hoog waterpeil;

  • -

    (micro)reliëf zoals natuurlijke slenken, oevers, sloten, greppels, laagtes, bolle graslandakkers (ekers) en dergelijke;

  • -

    slenken, oevers, sloten en greppels hebben een flauw aflopend talud, waardoor kuikens en adulte vogels kunnen oversteken en foerageren;

  • -

    onverstoorde bodemprofielen (oud grasland).

Toelichting

Algemene toelichting

Al decennia gaat het niet goed met de weidevogel. De populaties - van vooral de grutto’s, kieviten en scholeksters - nemen even geleidelijk als zorgwekkend af als gevolg van onder meer verminderde biotoop, voedselbeschikbaarheid, predatie en kuikenoverleving. Ter indicatie: telde Fryslân in 1990 nog 30.000 broedparen van signaalsoort grutto, in 2020 waren dat er nog slechts 6700.

 

De achteruitgang is grotendeels het gevolg van menselijk ingrijpen in het leefgebied. Denk daarbij aan de oprukkende verstedelijking, opeenvolgende ruilverkavelingen, de intensivering van de landbouw en het verlagen van (grond)waterpeilen. Daarnaast speelt de toegenomen predatiedruk een even grote rol. Door het verlies van geschikt leefgebied, de afname in beschikbaarheid van voedsel voor kuikens en de toegenomen predatiedruk worden de voortplantings- en overlevingskansen van weidevogels steeds beperkter.

 

In de Nota weidevogels 2021 – 2030 heeft de provincie aangegeven in te willen zetten op het verbeteren van het weidevogelbiotoop. Biotoopverbetering is één van de speerpunten van deze nota om de populatietrends van de weidevogels te verbeteren. De doelen verschillen per deelgebied, waarbij we in het landelijk gebied inzetten op de bescherming van nesten en kuikens. In de weidevogelkerngebieden streven we naar aaneengesloten beheerde gebieden van 250 ha. In de weidevogelplusgebieden willen we aaneengesloten beheerde gebieden van 1000 ha, met 300 ha kruidenrijk grasland en hoogwaterpeil, realiseren.

 

Via het ANLb kunnen boeren subsidie ontvangen voor het weidevogelbeheer. Zij sluiten hiervoor overeenkomsten af met agrarische collectieven voor bepaalde beheerpakketten (bijvoorbeeld uitgesteld maaien, rustperiode 1 april tot 14 juni). ANLb is dus gericht op beheer en niet op fysieke (eenmalige) ingrepen in het leefgebied, daarvoor wordt deze “regeling biotoopverbetering weidevogelgraslanden” opgesteld.

 

Conform het afgesloten Natuurpact (2013) zijn de provincies volledig verantwoordelijk voor het weidevogelbeheer, zowel binnen als buiten Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS). Als provincie zetten we met deze regeling in op het verbeteren van het weidevogelbiotoop. Het niet inzetten op verbetering van het weidevogelbiotoop zorgt ervoor dat de achteruitgang van de weidevogels door gaat en het doel, minimaal 10.000 broedparen in Fryslân in 2030 en per soort een opwaartse trend van circa 30%, niet gehaald wordt.

 

Het doel van deze regeling is om boeren te stimuleren om hun percelen geschikt(er) te maken voor weidevogels. De provincie faciliteert via de agrarische collectieven met deze subsidie het optimaliseren van het weidevogelbiotoop. Denk hierbij aan maatregelen als het creëren van plasdrasgebieden, aanleggen van greppels, kruidenrijker maken van graslanden, maar ook het weghalen van verstoringsbronnen. Deze nieuwe regeling is het vervolg op de “Tijdelijke subsidieregeling weidevogelbeheer”. Met deze oude regeling zijn in diverse gebieden plasdrassen en greppels aangelegd alsmede de aanschaf van pompen op zonne-energie. Deze gebieden worden veelvuldig door weidevogels bezocht als foerageergebied maar ook als broedgebied. Naast de biotoopverbetering van weidevogels, zorgt deze nieuwe regeling ervoor dat het agrarisch gebied voor meerdere soorten geschikter wordt. Het gebied wordt namelijk natter, wat voor bepaalde insecten, reptielen, amfibieën en andere vogelsoorten ook mogelijkheden biedt.

 

Het college stelt middels een openstellingsbesluit vast hoeveel subsidie beschikbaar is en voor welke periode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Via de bestaande agrarische collectieven (7 stuks) kunnen boeren en/of private natuurorganisaties/stichtingen die binnen het leefgebied open grasland vallen deze subsidie aanvragen. Zij dienen hiervoor eigenaar/gebruiker te zijn van landbouwgrond waarop de maatregelen plaatsvinden en in het gebied of aansluitend dienen weidevogels aanwezig te zijn. De subsidie is bedoeld voor éénmalige investeringen in landbouwgrond waar, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, de fysieke condities of kenmerken van desbetreffende landbouwgrond wijzigen ten behoeve van het weidevogelbiotoop. Deze dienen ter verbetering te zijn van de genoemde onderdelen in Bijlage 1 Kenmerken weidevogelgrasland. Het dienen nieuwe nog te realiseren maatregelen te zijn.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2.1 Doel

In dit artikel wordt aangegeven voor welk doel de subsidie kan worden aangevraagd. Het gaat hier om maatregelen gericht op het verbeteren van weidevogelbiotoop. Het zijn éénmalige inrichtingsmaatregelen, welke rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van percelen wijzigen. Het zijn dus maatregelen waarvoor spreekwoordelijk de schop de grond in moet gaan. Maatregelen voor het verbeteren van het weidevogelbiotoop zijn gericht op het creëren van voldoende foerageer-, broed- en opgroeigebieden of het vergroten van de openheid en rust. De inrichtingsmaatregelen dienen te leiden tot het verbeteren van tenminste één van de kenmerken genoemd in Bijlage 1 Kenmerken weidevogelgrasland.

 

Artikel 2.3 Subsidieaanvraag

Voor het aanvragen van de subsidie dient er een investeringsplan opgesteld te worden. In dit artikel zijn de onderdelen opgesomd waar het plan aan dient te voldoen. De gevraagde onderdelen zijn nodig om een goede beoordeling van de aanvraag te kunnen uitvoeren. Hierdoor wordt het duidelijk waarvoor subsidie wordt aangevraagd en wat hiervoor wordt geleverd. De subsidie is bedoeld voor het wijzigen van de fysieke condities of kenmerken van percelen. Deze maatregelen dienen voor een langere periode in stand te worden gehouden.

 

Artikel 2.4 Subsidiecriteria

In dit artikel worden de belangrijkste voorwaarden om voor een investeringssubsidie in aanmerking te komen geformuleerd. Gedeputeerde Staten heeft in het Natuurbeheerplan Fryslân de Soortenlijst ANLb opgenomen en heeft daarin ook de leefgebieden begrensd voor die soorten. In de aanvraag dient te worden aangegeven waarvoor de maatregelen worden uitgevoerd en voor welke soorten. In de beoordeling wordt nagegaan in hoeverre de locatie en soorten overeenkomen met de soorten en leefgebieden uit het Natuurbeheerplan. Er wordt hierbij wel de ruimte gegeven om maatregelen net buiten het leefgebied uit te voeren. Het kan namelijk voorkomen dat bepaalde werken, zoals bijvoorbeeld stuwen, net iets verderop buiten het leefgebied geplaatst kunnen worden voor een betere werking.

 

In lid b. van dit artikel zijn specifieke criteria per doel aangegeven. Dit is gedaan om iets meer sturing te kunnen houden op de genoemde doelen en waar de subsidie voor ingezet kan worden. Voor het verbeteren van het weidevogelbiotoop wordt verwezen in Bijlage 1 Kenmerken weidevogelgrasland. De subsidie is bedoeld voor gebieden waar de kenmerken van weidevogelgrasland kunnen worden verbeterd. Dit zijn bijvoorbeeld kruidenrijke graslanden zonder greppels of met steile taluds. Door hier greppels te graven en taluds flauwer te maken worden de foerageermogelijkheden van de weidevogels verbeterd.

 

Om te voorkomen dat de eigenaar of erfpachter tegen een onwenselijke verrassing aanloopt en vordert dat het in oorspronkelijke staat terug wordt gebracht, is in lid c. opgenomen dat er een verklaring van geen bezwaar nodig is van de eigenaar of erfpachter.

 

Artikel 2.5 Subsidiabele en niet subsidiabele kosten

In dit artikel wordt aangegeven welke kosten subsidiabel zijn en welke niet. Hieronder volgt een toelichting per onderdeel:

 

Eerste lid:

  • a.

    kosten voor het laten opstellen en uitvoeren van het investeringsplan

    Dit zijn de kosten welke gemaakt worden door het agrarisch collectief. Hieronder vallen kosten voor het opstellen van het plan, het begeleiden van de uitvoering en de administratieve werkzaamheden.

     

  • b.

    maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding

    Kosten gericht op waterhuishouding hebben direct verband met het verhogen van het waterpeil of het vernatten van het perceel. Hieronder vallen bijvoorbeeld kosten voor het aanleggen/verplaatsen van stuwen, peilscheidingen en dammen. Ook het aanleggen van nieuwe greppels valt onder dit onderdeel. Hierbij dient te worden aangesloten bij bestaande landschappelijke structuren zoals de al aanwezige greppels, oude slenken, waterlopen en laagtes. De kosten voor het afvoeren en storten van vrijkomende grond, puin of bagger is niet subsidiabel.

     

  • c.

    aanleggen van flauwe of natuurvriendelijke oevers

    De kosten voor het aanleggen van flauwe of natuurvriendelijke oever welke worden vergoed betreffen het vergraven van het talud en inrichten van de oevers. Ook de kosten voor het inzaaien van de oever met gebiedseigen zaaizaad kan worden opgegeven als kosten. Hierbij dient te worden aangesloten bij bestaande landschappelijke structuren zoals de al aanwezige greppels, oude slenken, waterlopen en laagtes. De kosten voor het afvoeren en storten van vrijkomende grond, puin of bagger is niet subsidiabel.

     

  • d.

    kosten voor het vergroten van de openheid van het landschap

    Onder de dit genoemd onderdeel vallen kosten die gemaakt worden voor het verwijderen van opgaande beplanting en ruigten. Hieronder vallen bijvoorbeeld opschot van wilgen en rietruigten. Deze zijn natuurlijke gevormd. Opslag/afgevoerde grond, takkenbulten etc. vallen niet onder dit onderdeel. Deze zijn namelijk door menselijk toedoen gevormd en worden daarom gezien als kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud, deze kosten zijn als niet subsidiabel aangemerkt.

     

  • e.

    de aanschaf van een raster

    Onder de aanschaf van het raster vallen het type raster welke worden geplaatst ter voorkomingen van betreding van grondpredatoren in weidevogelgraslanden. Het kan hier om zowel permanent als tijdelijk raster gaan. Bij het aanvragen van dit onderdeel dient te worden aangetoond welk type raster zal worden aangeschaft en hoe deze worden geplaatst/onderhouden. De aanschaf van een raster voor het weren van gehouden dieren valt niet onder dit onderdeel. Het plaatsen en onderhouden van het raster valt niet onder dit onderdeel.

     

  • f.

    grondverzet voor zover noodzakelijk i.v.m. de kosten als genoemd onder b, c, en d van artikel 2.6;

    De kosten voor werkzaamheden in kader van grondverzet kunnen worden vergoed. Deze dienen wel noodzakelijk te zijn in kader van ander genomen maatregelen. Het gaat hier om het graven, de herprofilering of het uitvlakken van grond. Hierbij dient te worden aangesloten bij bestaande landschappelijke structuren zoals de al aanwezige greppels, oude slenken, waterlopen en laagtes. De kosten voor het afvoeren en storten van vrijkomende grond, puin of bagger is niet subsidiabel. Grond dient zoveel als mogelijk binnen het project te worden verwerkt.

     

  • g.

    overige maatregelen voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering voor zover noodzakelijk i.v.m. de kosten als genoemd onder b, c en d

    Kosten welke gemaakt worden direct gelinkt kunnen worden aan een van de genomen maatregelen kunnen worden vergoed. Het dient hier wel te gaan om kosten waardoor de fysieke condities of kenmerken van het perceel worden gewijzigd.

     

  • h.

    Niet-verrekenbare BTW

    Voor zo ver het niet mogelijk is om de BTW voor de genomen maatregelen te verrekenen wordt ook het niet-verrekenbare BTW als subsidiabele kosten vergoed.

Tweede lid:

  • g.

    kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud.

    Niet-subsidiabele kosten voor achterstallig onderhoud zijn bijvoorbeeld de kosten voor het opnieuw uitfrezen van greppels.

Artikel 2.6 Weigeringsgronden

Subsidie kan worden geweigerd wanneer deze ervoor zorgt dat er niet meer voldaan kan worden aan de subsidiecriteria voor het beheer. Bijvoorbeeld wanneer een perceel met beheerpakket uitgesteld maaidatum dusdanig peilverhoging ondervindt dat hierdoor een plasdras-situatie ontstaat. Daarnaast kan de subsidie worden geweigerd wanneer de genomen maatregelen onvoldoende bijdragen aan de verbetering van het weidevogelbiotoop. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer opgaande begroeiing maar voor een gedeelte wordt opgeruimd, het waterpeil maar met enkele centimeters wordt verhoogd, greppels alleen voor afwatering van hoge gronden worden aangelegd. Wanneer maatregelen ervoor zorgen dat cultuurlandschap en/of bestaande waardevolle landschappelijke structuren worden aangetast kan de subsidie ook worden geweigerd. Hiervan kan sprake zijn bij bijvoorbeeld het aanleggen/aanpassen van plasdras, greppels en het talud. In ieder geval is hiervan sprake bij aanpassing van oude greppelstructuren door nieuwe greppels. Hiervoor wordt getoetst aan de beschrijving van het cultuurlandschap in de Omgevingsvisie “De Romte Diele” en de structuurvisie “Grutsk op ‘e Romte”. Tevens dient er nog niet gestart te zijn met de uitvoering alvorens de aanvraag is ingediend.

 

Artikel 2.10 Subsidievaststelling

Op subsidieaanvragen vanaf € 25.000 wordt een voorschot van maximaal 80% verstrekt. Een eventueel resterend bedrag wordt voldaan nadat een verzoek tot vaststelling is ingediend.